Het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers kent voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020, de volgende subsidies toe aan de volgende partners ter uitvoering van een project of activiteit betreffende de materiële hulp die wordt toegekend aan de begunstigde van de opvang en de doelstellingen die werden vastgelegd in de algemene beleidsnota betreffende de opvang van asielzoekers en andere begunstigden van opvang.

1. II. Rechtliche Würdigung
(...)
B.1. Die klagende Partei beantragt die Nichtigerklärung von Artikel 114 des Gesetzes vom 5. Mai 2019 « zur
Festlegung verschiedener Bestimmungen in Strafsachen und im Bereich der Kulte und zur Abänderung des Gesetzes
vom 28. Mai 2002 über die Sterbehilfe und des Sozialstrafgesetzbuches ».
B.2. Die angefochtene Bestimmung ersetzt Artikel 29bis des Gesetzes vom 2. August 1974 « über die Gehälter der
Inhaber bestimmter öffentlicher Ämter, der Diener der anerkannten Kulte und der Beauftragten des Zentralen
Freigeistigen Rates », mit dem die Jahresgehälter der vom Staat besoldeten Diener des islamischen Kultes festgelegt
werden.
Mit der angefochtenen Bestimmung hat der Gesetzgeber auf Antrag der « Executief van de Moslims van België »
drei neue Funktionen - Berater, Theologe und Prädikant - in die Nomenklatur der Diener des islamischen Kultes
aufgenommen und ihre Jahresgehälter bestimmt (Parl. Dok., Kammer, 2018-2019, DOC 54-3515/001, S. 137).
B.3. Die Verfassung und das Sondergesetz vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof erfordern, dass jede
natürliche oder juristische Person, die eine Nichtigkeitsklage erhebt, ein Interesse nachweist. Das erforderliche Interesse
liegt nur bei jenen Personen vor, deren Situation durch die angefochtene Rechtsnorm unmittelbar und ungünstig
beeinflusst werden könnte; demzufolge ist die Popularklage nicht zulässig.
B.4.1. Die klagende Partei macht einen « schwerwiegenden moralischen Nachteil » geltend, insofern sie Steuern
zahlen müsse, « um eine Gruppierung zu unterstützen, die sie unter Todesdrohung einem erniedrigenden Statut
unterwerfen will ».
Des Weiteren beruft sich die klagende Partei auf den Entscheid Nr. 110/99 vom 14. Oktober 1999, in dem der
Gerichtshof entschieden habe, dass ein jeder ein Interesse daran habe, Bestimmungen für nichtig erklären zu lassen, die
so beschaffen seien, dass sie das Gedenken an den Holocaust nachteilig beeinflussen könnten. Dies sei bei der
angefochtenen Bestimmung, die die Finanzierung der Diener des Islam vorsehe, der Fall, weil der Holocaust durch
diese Religion « als etwas Wertvolles, das die Muslime und deren verstorbene Vorfahren der Öffnung der Tore des
Paradieses näher gebracht hat » dargestellt werde.
Schließlich berühre die angefochtene Bestimmung einen derart wesentlichen Aspekt des demokratischen
Rechtsstaates, und zwar das Recht, keinen erniedrigenden Behandlungen im Sinne von Artikel 3 der Europäischen
Menschenrechtskonvention unterworfen zu werden, dass dessen Wahrung alle Bürger anbelange. Dem werde vom
islamischen Kult Abbruch getan, indem dieser seine Gläubigen dazu anstifte, Juden, Christen und Zoroastrier zu
erniedrigen.
B.4.2. Die von der klagenden Partei vorgebrachten Elemente genügen nicht zur Rechtfertigung des erforderlichen
Interesses an der Beantragung der Nichtigerklärung der angefochtenen Bestimmung.
Hinsichtlich des persönlichen Interesses der klagenden Partei an der Klageerhebung weist sie nicht nach, dass ihre
Situation von der angefochtenen Bestimmung unmittelbar und in ungünstigem Sinne betroffen wäre. Der Umstand,
dass sie diese Bestimmung aufgrund ihrer eigenen Einschätzung oder aufgrund der Gefühle, die diese Bestimmung bei
ihr auslöst, ablehnt, kommt als Begründung für das erforderliche Interesse nicht in Frage.
Des Weiteren macht die klagende Partei nicht glaubhaft, dass das angefochtene Gesetz einen Aspekt des
demokratischen Rechtsstaates zu beeinträchtigen drohen würde, der derart wesentlich wäre, dass seine Wahrung alle
Bürger anbelangen würde. Was die Bezugnahme auf den Entscheid Nr. 110/99 vom 14. Oktober 1999 betrifft, in dem
der Gerichtshof erkannt hat, dass « jede Person ein Interesse an der Nichtigerklärung von Bestimmungen [hat], durch
die das Gedenken an den [während des zweiten Weltkriegs vom deutschen nationalsozialistischen Regime verübten]
Völkermord nachteilig beeinflusst werden [könnte] », ist festzuhalten, dass es sich keineswegs zeigt, dass die
angefochtene Bestimmung eine solche Tragweite hat oder eine derartige Folge nach sich ziehen könnte.
B.5.1. In ihrem Begründungsschriftsatz führt die klagende Partei zum ersten Mal einen Verstoß gegen
Bestimmungen des Rechts der Europäischen Union an. Sie bittet den Verfassungsgerichtshof, dem Gerichtshof der
Europäischen Union eine Vorabentscheidungsfrage zur Auslegung dieser Bestimmungen zu stellen.
Es steht der klagenden Partei nicht zu, in ihrem Begründungsschriftsatz die Klagegründe, die sie in ihrer
Klageschrift angeführt hat, zu ändern. Eine in einem Begründungsschriftsatz angeführte Beschwerde, die sich von
denjenigen der Klageschrift unterscheidet, ist als neuer Klagegrund anzusehen und somit unzulässig.
Dem Antrag der klagenden Partei, dem Gerichtshof der Europäischen Union eine Vorabentscheidungsfrage zu
stellen, ist daher nicht stattzugeben.
B.6. Die Nichtigkeitsklage ist in Ermangelung des erforderlichen Interesses offensichtlich unzulässig.
Aus diesen Gründen:
Der Gerichtshof, Kleine Kammer,
einstimmig entscheidend,
weist die Klage zurück.
Erlassen in niederländischer, französischer und deutscher Sprache, gemäß Artikel 65 des Sondergesetzes vom
6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof, am 7. November 2019.
Der Kanzler, Der Präsident,
P.-Y. Dutilleux A. Alen
*
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
[C − 2020/40751]
8 MAART 2020. — Koninklijk besluit tot toekenning van subsidies
door het Federaal Agentschap voor de opvang van Asielzoekers in
kader van een project of activiteit
FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op
sommige instellingen van openbaar nut;
Gelet op de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de
begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, de artike-
len 121 tot 124;
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
[C − 2020/40751]
8 MARS 2020. — Arrêté royal visant l’octroi de subventions par
l’Agence fédérale pour l’accueil des demandeurs d’asile dans le
cadre d’un projet ou d’une activité
PHILIPPE, Roi des Belges,
A tous, présents et à venir, Salut.
Vu la loi du 16 mars 1954 relative au contrôle de certains organismes
d’intérêt public;
Vu la loi du 22 mai 2003 portant sur l’organisation du budget et de la
comptabilité de l’Etat fédéral, les articles 121 à 124;
26625BELGISCH STAATSBLAD — 17.04.2020 — MONITEUR BELGE

2. Gelet op de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van
asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen,
de artikelen 54 tot 61;
Gelet op de omzendbrief van de Minister van Begroting met
betrekking tot de begrotingsbehoedzaamheid gedurende de periode
van lopende zaken op datum van 21 december 2018, en rekening
houdend met het feit dat een akkoord bestaat op het niveau van de
Ministerraad om parallel wetsvoorstellen in te dienen die voorlopige
drie twaalfden toekennen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op
24 januari 2020;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksge-
zondheid, en van Asiel en Migratie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoe-
kers kent voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 decem-
ber 2020, de volgende subsidies toe aan de volgende partners ter
uitvoering van een project of activiteit betreffende de materiële hulp die
wordt toegekend aan de begunstigde van de opvang en de doelstellin-
gen die werden vastgelegd in de algemene beleidsnota betreffende de
opvang van asielzoekers en andere begunstigden van opvang :
Begunstigde Naam van het project
Bedrag
subsidie
Bénéficiaire Nom du projet
Montant
subsidié
Muntuit vzw
Proeftuin complemen-
taire muntTalentO - Hef-
boom voor een verbin-
dend opvangnetwerk
S 33.600 Muntuit vzw
Proeftuin complemen-
taire muntTalentO - Hef-
boom voor een verbin-
dend opvangnetwerk
S 33.600
Association des Com-
pagnons Bâtisseurs asbl
J.A.C.T.I.V.E S 44.748
Association des Com-
pagnons Bâtisseurs asbl
J.A.C.T.I.V.E S 44.748
Croix-Rouge de Belgi-
que
Volontariat des deman-
deurs d’asile
S 51.692
Croix-Rouge de Belgi-
que
Volontariat des deman-
deurs d’asile
S 51.692
Croix-Rouge de Belgi-
que
Formation des deman-
deurs de protection inter-
nationale
S 79.479
Croix-Rouge de Belgi-
que
Formation des deman-
deurs de protection inter-
nationale
S 79.479
Le Monde des Possibles
asbl
LABOUR-INT S 67.100
Le Monde des Possibles
asbl
LABOUR-INT S 67.100
Centre d’Action Intercul-
turelle de la Province de
Namur asbl
NET2WORK-ASILE S 86.975
Centre d’Action Intercul-
turelle de la Province de
Namur asbl
NET2WORK-ASILE S 86.975
Refu Interim vzw
Vrijwilligerswerk als hef-
boom voor integratie tij-
dens opvang
S 78.600 Refu Interim vzw
Vrijwilligerswerk als hef-
boom voor integratie tij-
dens opvang
S 78.600
KULeuven
Laaggeletterdheid bij
nieuwkomers in de
opvang: handvaten voor
een effectieve aanpak
S 54.306 KULeuven
Laaggeletterdheid bij
nieuwkomers in de
opvang: handvaten voor
een effectieve aanpak
S 54.306
CAW Brabantia Xtra MENA S 93.033 CAW Brabantia Xtra MENA S 93.033
Le Souffle asbl
Développer des prati-
ques préventives et répa-
ratrices (PPR) dans 2
centres d’accueil et 1
time-out en région sud.
S 80.000 Le Souffle asbl
Développer des prati-
ques préventives et répa-
ratrices (PPR) dans 2
centres d’accueil et 1
time-out en région sud.
S 80.000
InQlusion Bruxelles Projets ‘InQlusion’ S 54.512 InQlusion Bruxelles Projets ‘InQlusion’ S 54.512
Oranjehuis vzw
Duurzaam implemente-
ren van herstelgericht
werken in de NBMV-
werkingen van opvang-
centra in Vlaanderen
S 80.000 Oranjehuis vzw
Duurzaam implemente-
ren van herstelgericht
werken in de NBMV-
werkingen van opvang-
centra in Vlaanderen
S 80.000
Brussel Onthaal vzw
Vormingsaanbod en taal-
hulpmiddelen als onder-
steuning bij communica-
tie (VTOC)
S 50.000 Brussel Onthaal vzw
Vormingsaanbod en taal-
hulpmiddelen als onder-
steuning bij communica-
tie (VTOC)
S 50.000
Art. 2. Het totaal bedrag van S 854.045 zal aanrekenbaar zijn op
de 2020 begroting van het Federaal Agentschap voor de opvang van
Asielzoekers op begrotingsartikel 533.01 “Specifieke overeenkomsten”.
Vu la loi du 12 janvier 2007 sur l’accueil des demandeurs d’asile et de
certaines autres catégories d’étrangers, les articles 54 à 61;
Vu la circulaire de la Ministre du Budget relative à la prudence
budgétaire en affaires courantes en date du 21 décembre 2018, et
compte tenu du fait qu’un accord existe au niveau du Conseil des
Ministres pour déposer en parallèle des projets de Loi accordant trois
douzième provisoires;
Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 24 janvier 2020;
Sur la proposition de la Ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique, et de l’Asile et la Migration,
Nous avons arrêté et arrêtons :
Article 1er
. L’Agence Fédérale pour l’Accueil des Demandeurs d’Asile
octroie pour la période du 1er
janvier 2020 au 31 décembre 2020, les
subventions suivantes aux partenaires suivants pour l’exécution d’un
projet ou d’une activité relatif à l’aide matérielle octroyée aux
bénéficiaires de l’accueil prévues dans ladite loi et des objectifs fixés
dans la note de politique générale sur l’accueil des demandeurs d’asile
et d’autres bénéficiaires de l’accueil :
Art. 2. Le montant total de S 854.045 sera imputable au budget 2020
de l’Agence Fédérale pour l’accueil des demandeurs d’Asile à l’article
budgétaire 533.01 “Conventions spécifiques”.
26626 BELGISCH STAATSBLAD — 17.04.2020 — MONITEUR BELGE

3. Art. 3. Een overeenkomst afgesloten tussen het Federaal Agent-
schap voor de opvang van Asielzoekers en elke partner bepaalt de
modaliteiten en de wijze waarop het gebruik, de monitoring, de
controle, de rapportering en de evaluatie van de subsidie wordt
verantwoord.
Art. 4. De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van
Asiel en Migratie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 maart 2020.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
en van Asiel en Migratie,
M. DE BLOCK
*
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
Directoraat-generaal Duurzame
Mobiliteit en Spoorbeleid
[C − 2020/30494]
9 APRIL 2020. — Koninklijk besluit tot wijziging
van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex
FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter
uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer
over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg, artikel 1;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op
10 september 2019;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d.
9 december 2019;
Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;
Gelet op advies nr. 66.984/4 van de Raad van State, gegeven op
2 maart 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de
wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de regelgevingsimpactanalyse uitgevoerd overeenkomstig
de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse
bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Overwegende dat de Verordening (EU) 2019/554 van de Commissie
van 5 april 2019 tot wijziging van bijlage VI bij Richtlijn 2007/59/EG
van het Europees Parlement en de Raad inzake de certificering van
machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van
de Gemeenschap besturen, in werking is getreden op 8 juli 2019;
Overwegende dat sedert 8 juli 2019 de materie, bedoeld in de
bepaling onder 8 van de bijlage 12 van de Spoorcodex, gereglementeerd
wordt door de Verordening (EU) 2019/554 en dat bijgevolg die
bepaling vervangen wordt door een verwijzing naar de genoemde
Verordening.
Op de voordracht van de Minister van Mobiliteit en op het advies
van de in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. In bijlage 12 van de wet van 30 augustus 2013 houdende
de Spoorcodex wordt de bepaling onder 8 vervangen als volgt:
« 8. Taal.
Zie de Verordening (EU) 2019/554 van de Commissie van 5 april 2019
tot wijziging van bijlage VI bij Richtlijn 2007/59/EG van het Europees
Parlement en de Raad inzake de certificering van machinisten die
locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap
besturen. ».
Art. 2. De minister bevoegd voor het spoorwegvervoer is belast met
de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 april 2020.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Mobiliteit,
Fr. BELLOT
Art. 3. Une convention conclue entre l’Agence Fédérale pour l’accueil
des demandeurs d’Asile et chaque partenaire règle les modalités et la
manière dont l’utilisation, le suivi, le contrôle, les rapports et l’évalua-
tion de la subvention sont justifiées.
Art. 4. La Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, et de
l’Asile et la Migration est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Donné à Bruxelles, le 8 mars 2020.
PHILIPPE
Par le Roi :
La Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,
et de l’Asile et la Migration,
M. DE BLOCK
SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS
Direction générale Politique de Mobilité
durable et ferroviaire
[C − 2020/30494]
9 AVRIL 2020. — Arrêté royal modifiant
la loi du 30 août 2013 portant le Code ferroviaire
PHILIPPE, Roi des Belges,
A tous, présents et à venir, Salut.
Vu la loi du 18 février 1969 relative aux mesures d’exécution des
traités et actes internationaux en matière de transport par mer, par
route, par chemin de fer ou par voie navigable, article 1er
;
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 10 septembre 2019 ;
Vu l’accord de la Ministre du Budget, donné le 9 décembre 2019 ;
Vu l’association des gouvernements de région ;
Vu l’avis n° 66.984/4 du Conseil d’État, donné le 2 mars 2020, en
application de 84, § 1er
, alinéa 1er
, 2°, des lois sur le Conseil d’État,
coordonnées le 12 janvier 1973 ;
Vu l’analyse d’impact de la réglementation réalisée conformément
aux articles 6 et 7 de la loi du 15 décembre 2013 portant des dispositions
diverses en matière de simplification administrative ;
Considérant que le Règlement (UE) 2019/554 de la Commission du
5 avril 2019 modifiant l’annexe VI de la directive 2007/59/CE du
Parlement européen et du Conseil relative à la certification des
conducteurs de train assurant la conduite de locomotives et de trains
sur le système ferroviaire dans la Communauté est entré en vigueur le
8 juillet 2019 ;
Considérant que, depuis le 8 juillet 2019, la matière visée par la
disposition au point 8 de l’annexe 12 du Code ferroviaire, est
réglementée par le Règlement (UE) 2019/554 et que par conséquent
cette disposition est remplacée par une référence audit Règlement.
Sur la proposition du Ministre de la Mobilité et de l’avis des
Ministres qui en ont délibéré en Conseil,
Nous avons arrêté et arrêtons :
Article 1er
. Dans l’annexe 12 de la loi du 30 août 2013 portant le
Code ferroviaire, le point 8 est remplacé par ce qui suit :
« 8. Langue.
Voir le Règlement (UE) 2019/554 de la Commission du 5 avril 2019
modifiant l’annexe VI de la directive 2007/59/CE du Parlement
européen et du Conseil relative à la certification des conducteurs de
train assurant la conduite de locomotives et de trains sur le système
ferroviaire dans la Communauté. ».
Art. 2. Le ministre qui a le transport ferroviaire dans ses attributions
est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Donné à Bruxelles, le 9 avril 2020.
PHILIPPE
Par le Roi :
Le Ministre de la Mobilité,
Fr. BELLOT
26627BELGISCH STAATSBLAD — 17.04.2020 — MONITEUR BELGE