SlideShare ist ein Scribd-Unternehmen logo
1 von 212
Downloaden Sie, um offline zu lesen
Foeke Sjoerds
Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 2, 2 stuk
Leeuwarden
Pieter Koumans
1768
wumkes.nl
2
wumkes.nl
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE 3
XVII. HOOFDSTUK. Letteroefeningen en Wetenschappen in FRIESLAND.
9
§ I. Wetenschappen zyn hier niet zeer vroeg bekent geworden. 9
II. Oorzaken hier van. 10
III. De geleertheid werd nogtans veeltyds van de voornaamste personen
bemint. 11
IV. Heeft inzonderheid onder de regeringe der landvorsten gebloeit. 12
V. Redenen van bloei en aanwas der wetenschappen. 13
VI. Oorzaken van het afnemen der geleertheid. Slegte opvoeding der jeugd.
19
VII. Geringe beloning der wetenschappen. 20
VIII. Het te veel gebruiken van Romanschriften enz. 25
IX. Tegenwoordige Staat der geleertheid in Friesland. 27
XVII. HOOFDSTUK. Van de Scholen, zo lage als hoge, in FRIESLAND. 29
§ I. Overvloed van Scholen in Friesland. 29
II. Slegte jaarwedden voor de Scholen ten platten lande. 30
Gevolgen daarvan. 31
III. Wyze van aanstelling der Schoolmeesters. 33
IV. Hunne voornaamste verrigtingen. 34
V. Latynsche Scholen in deze Provincie. 35
VI. Alöude en latere schikkingen dien aangaande. 36
VII. Order en wyze van leeren. 37
VIII. Toestel tot het opregten van 's Lands Academie. 42
IX. Gebouw tot dezelve. 43
X. Inwyding der Academie. 44
XI. Vryheden, voorregten en wetten van 's Lands Universiteit. 48
XII. Octrooi der Stad Franeker aan dezelve. 58
XIII. Verdere vryheden. 59
XIV. 's Lands Voedsterlingen tot de Studien. 61
XV. Burse voor de Studenten. 64
XVI. Academie Boekzaal. 65
XVII. Bibliothecarius of Boekbewaarder. 66
XVIII. Verscheide andere bedieningen aan de Academie. Promotor en
adsistenten. Bedéllen. 66
XIX. Wyze van Aanstellinge der Hoogleeraren. 68
XX. Hun onderscheiden getal, en ongelyke jaarwedden. 69
En ongelyke jaarwedden. 70
3
wumkes.nl
XXI. Regtsgebied der Academische vierschaar, een moeilyk stuk te bepalen
71
XIX. HOOFDSTUK. Beknopt vertoog van de Reformatie des Godsdienst,
voornamelyk in FRIESLAND. 72
§ I. Toebereidzelen tot de Reformatie. 72
II. Scherpe tegenstand, door strenge plakaten. 74
III. Aanwas der heimelyke belyderen. 78
IV. Verboden voorzorgen regens regtzinnige boeken enz. 79
V. Nog heeter plakaten dan voorheen. 79
VI. Nader aandrang der vorige plakaten. 81
VII. Verbod van veele boeken en Bybels. 82
VIII. Philips tot aanstaanden Landsheer gehuldigt. 83
IX. Het berucht plakaat van Ao. 1550. 83
X. Beschryving van de Inquisitie. 84
XI. Grote verbaastheid der Nederlanders. 87
XII. Overdragt der Regeringe op Philips van Spanje. 89
XIII. Zyn vertrek naar Spanje. 90
XIV. Invoering der nieuwe Bisschoppen. 91
XV. Nederlandsche Geloofsbelydenis opgestelt. 93
XVI. Voortzetting der Inquisitie. 96
XVII. Vertrek van Granvelle. 97
XVIII. Yver van eenige Edelen. 98
XIX. Gedrag des Konings daar tegen. 99
XX. Ongenoegen der voornaamste Heeren. 100
XXI. De strenge bevélen bevorderen het werk der reformatie, en 't Verbond
der Edelen; ook in Friesland. 101
Ook in Friesland. 102
XXII. Beweging tot vernietiging van 't Pausdom te Leeuwarden, en eerste
Predikatien aldaar. 105
XXIII. Beeldstormery in Nederland. 107
XXIV. Voortzetting der Hervorminge te Leeuwarden, enz. 110
XXV. Schielyke omkeering aldaar. Verjagen der Leeraren uit Friesland.
111
Verjaren der Leeraren uit Friesland. 111
XXVI. Komst van Alva, en schrikkelyk vlugten uit deze Provincie. 114
XXVII. Staat der kruiskerke alhier. 115
XXVIII. Enige ruimte in Friesland. 116
XXIX. Caspar Robles strengheid tegen de Religie. 118
XXX. Gentsche vrede brengt verandering en vryheid der Religie te weeg.
119
XXXI. Pryslyke iever der Overheden. 121
4
wumkes.nl
XXXII. Volkomene vryheid van Godsdienst. 122
XXXIII. Wyze van Reformatie in Friesland. 124
XXXIV. Afzweering des Konings, en verdere Reformatie. 127
XXXV. Zorg der Overheden voor de zuivere waarheid. en bevordering van
't Synode Nationaal. 129
XXXVI. Hetzelve is in Friesland aangenomen; maar niet de kerken-order
aldaar beraamt. 131
XXXVII. Vaststelling der Gereformeerde Leere. Ao. 1651. 134
XX. HOOFDSTUK. Bestier en regeringe der Gereformeerde Kerke die
Kerkenraden, Classen en Synoden in FRIESLAND. 135
§ I. Groot getal van Predikanten in Friesland. 135
II. Jaarwedden en inkomsten zo der Predikanten, als Emeriti en Weduwen.
135
III. Wyze van beroepinge der Leeraars ten platten lande. 138
En in de aangebouwde dorpen. 139
IV. In de Steden. 140
V. Order van bevestigingen enz. 140
VI. Schikking nopens het verroepen van Predikanten. 141
VII. Voornaamste verrigtingen der Leeraaren, en verscheide pligten. 142
VIII. Kerkelyke vergaderingen in 't gemeen. 144
IX. Kerkeraden. 145
X. Ouderlingen en Diakens in 't byzonder. 146
Diakenen. 146
XI. Classen in deze Provincie. 146
Zaken, aldaar verhandelt wordende. 148
XII. Provinciaal Synode. 150
Commissariën Politiek. 151
Correspondenten. 151
Deputaten ad Causas. 152
XIII. Wyze en voet van raadplegen aldaar. 153
XIV. Zaken, die voornamelyk op 't Synode behandelt worden. 154
XV. Besluit van 't Synode. 155
XVI. Deputaten Synodi, hun ampt en schikkingen. 156
XVII. Van de Commissie ad Autographa. 158
XVIII. Walsche Kerken. 160
XXI. HOOFDSTUK. Van de verschillende gezintheden der Religie in
FRIESLAND. 162
§ I. Vryheid van geweten hier te lande. 162
II. LUTHERSCHEN, hun kerkbestier. 162
III. Hunne kerken in deze Provincie. 163
IV. Zending en dienst der Leeraren. 163
5
wumkes.nl
V. DOOPSGEZINDEN, hunne opkomst. 164
VI. Menno Simons. 165
VII. Scheuringen onder de Doopsgezinden. 166
VIII. Oude Vlamingen van verscheide zoorten. 168
Dantzigers. 168
Jan Jakobsgezinden. 168
IX. Hunne Leerstellingen. 169
X. Strenge Kerkban, enz. 171
Hun geleertheid. 172
En gevoelen. 172
XI. Kerkelyke regeringe, Godsdienstöeffeningen, Doop en Avondmaal.
173
Doop. 173
En Avondmaal. 174
XII. Gemeenschap van alle Doopsgezinden met elkanderen. 175
XIII. Waterlanders, Vriesen en Vlamingen. 177
XIV. Nieuwe scheuringen onder dezelven. 178
XV. Hunne Geloofsbelydenissen. 180
XVI. Gevoelens aangaande zommige Leerstukken, de Sacramenten, het
Overheidsämpt, Eedzweeren, gebruik der wapenen, Kerkelyke magt, ban, en
kerktugt. 181
De sacramenten. 181
Van 't Overheidsampt. 182
Eedzweren. 183
Gebruik der wapenen. 183
Kerkelyke magt. 183
Kerkelyke Ban, en kerktugt. 184
XVII. Hunne Studiën, Jaarwedden der Leeraren, enz. 184
Openbare Godsdienst. 186
En Avondmaal. 187
XVIII. Getal der Classen en gemeenten in Friesland. 188
XIX. Voorregten der Doopsgezinden alhier. 189
XX. COLLEGIANTEN, hun oorspronk. 191
XXI. Onderscheid van andere gezintheden. 192
XXII. Wyze van Godsdienstöeffeningen. 194
XXIII. Voorname redenen tot staving hunner genootschap. 194
XXIV. Gebruik van den Doop. 197
XXV. Manier van Avondmaalhoudinge. 198
XXVI. Zy behoren voornamelyk onder de Doopsgezinden. 199
XXVII. REMONSTRANTEN: hunne opkomst. 199
XXVIII. Hun toestand in Friesland. 200
6
wumkes.nl
XXIX. ROOMSGEZINDEN, hunne toestand alhier. 202
XXX. Wyze van kerkbestier enz. 203
XXXI. Bewegingen over de Bulle Unigenitus. 206
XXXII. Getal der Roomsche Kerken in Friesland. 211
7
wumkes.nl
II DEEL. II STUK.
8
wumkes.nl
XVII. HOOFDSTUK. Letteroefeningen en Wetenschappen in
FRIESLAND.
§ I. Wetenschappen zyn hier niet zeer vroeg bekent geworden.
De Friesen zyn, in vergelykinge van veele andere volkeren des aardbodem, niet
dan zeer laat tot de kennisse der beschaafde wetenschappen gekomen, en de zon
der geleertheid is, gedurende enige eeuwen, na 's Heilands geboorte, niet boven
de kimmen van deze noordlyke delen der aarde opgegaan. De oude inwoners
dezer landen waren oorlogzugtig, leefden ten deele van den roof, dien zy op de
nagebuurde volken veröverden; ten deele van de jagt, vissery en landbouw:
oeffeningen die weinig gemeenschap met de betragting der wetenschappen
hebben. De Duitschen, (en gevolgelyk ook de Friesen) zegt Tacitus
1
, weten van 't
geheim der letteren niet, en de mannen zo weinig als de vrouwen, konnen leezen nog
schryven; waar uit men ligt de rekening, aangaande de edele wetenschappen, kan
opmaken. De Romeinen, (schoon opgewiegt onder de beöeffening der letteren)
hier te lande verkerende, hadden, waarschynlyk, weinig omgang met de volken
wier landen zy doorkruisten, en waar in zy zomwylen hunne bezettingen
hielden: en de afkerigheid der inwoners dezer landen van alle vreemde zeden,
was genoeg om hen teffens een afkeer te doen hebben van alles, waar in de
overalpische volkeren deze natien te boven gingen. De koophandel en zeevaart,
waar toe de kennis van veele wetenschappen hoognoodig verëischt worden,
waren onbekende dingen in deze noordlyke gewesten, en de vergenoeging in het
[p. 499] geen men hier zelfs vond en aankweekt, maakte het een en ander min
noodzakelyk by zodanige menschen, die geene gemeenschap met andere volken
verlangden. Het Christendom, zo veel men kan nagaan, eerst in de agtste eeuwe
hier aangenomen, maakte wel eenige verandering in der menschen zeden; dog
hetzelve werd, langen tyd, by veelen verworpen, en zy, die het aannamen,
hadden weinig gelegenheid om zig in de nodige gronden dier zaligmakende
leere te laten onderwyzen, en, uit dien hoofde, geenen toegang tot het heiligdom
der wysheid. De kloosters waren, een' geruimen tyd, de eenige leerscholen der
wetenschappen; dog weinigen waren 'er, die zig van die bronnen der geleertheid
konden bedienen, en zy die binnen de muuren dier gebouwen hun bestendig
verblyf hadden, waren inderdaad, (voor het grootste gedeelte) maar elendige
beuzelaars en weetnieten. De voornaamste bezigheden der Monikken bestond in
den ophef die men maakte van de algemeene magt der Pausen overleveringen,
beeldendienst, gewaande wonderwerken, kragt der zogenaamde reliquien, des
kruices, aanroepinge der Heiligen, dienst van Maria, vagevuur, missen voor de
dooden, Feestdagen verdienstelykheid der goede werken, Monnike-leven, en
1
Tacit. van de zeden der Germanen, 19 Boek.
9
wumkes.nl
veele andere bygelovige uitvindingen. Karel de Groot had, aangaande veele
kerkelyke zaken, heerlyke wetten voorgeschreven, en veel lever aangewend tot
voortzetting van de studien, met verbanning van de leui en vadzig leven der
kloosterlingen. Zyne kinderen en nazaten volgden hem hier in na, belastende [p.
500] de Geestelykheid geduurig de H. Schrift te lezen, en daar uit te halen en te
prediken de euangelische waarheden; zy drongen aan op derzelver vertaling, met
afkeuring van onzekere overlevering en leugenagtige vertellingen. Zy verboden
ledigheid, leuiheid, onwetenheid, gierigheid, overdaad, simonie, eerzugt en
meesterschap: qualen die, waarze gekoestert worden, alle zugt tot geleertheid
uitroejen, en de onkunde op den stoel der eere stellen. Veele dier heilzame
wetten werden langen tyd in deze gewesten, in Duitschland, Vrankryk en elders
tamelyk onderhouden; dog de rampen der oorlogen, de verzwakking van de
magt der Fransche koningen, en de steeds aanwassende mogentheid van den
paus, en het uitgestrekt gezag zyner dienaren, bragten allenskens te wege, dat de
meeste dier instellingen ontzenuwt werden, en alle ware geleertheid in de
westersche kerk te zoek geraakte.
Onder dezen donkeren nagt van onwetenheid en bygeloof was de filosofie van
Aristoteles de eenige leidsvrouw der genen die den naam van Geleerden
droegen; zynde de meeste bekent by den titel van dit slag van geleertheid was,
om de Godgeleerde stoffen naar den trant der wysgeerte te verhandelen; en zy
die eenige vorderingen daar in maakten, voegden 'er doorgaans de beöeffeningen
der regtsgeleertheid (inzonderheid die van 't kerkelyk regt) by; en de geenen die
in het een en ander boven anderen uitstaken, werden niet zelden [p. 501] met
eene opstapeling van weitsche eertitelen opgehoopt.
2
II. Oorzaken hier van.
Dog dit betreft nog al meest de Kerkelyken, van wier geleertheid, (zo hoog of
laag alsze moet geschat worden) de gemeene Landzaten van verscheide zoorten
en geboorten, zig maar spaarzaam konden bedienen. De Friezen waren van ouds
zeer gezet op hunne eigen taal en zeden, verkeerden weinig met andere volken,
ja stelden zelf wetten in, om geene buitenlanders onder hen te laten wonen.
Den Hollandera fchisma ontfaan foz en burgir. Men tekent in 't algemeen van
hen aan: Dat zy niet alleen een' afkeer hadden van de uitheemsche huwelyken, maar
ook van hunne grenspalen te betreden: dat zy de vreemdelingen naauwlyks een nagt
by hun duldden, hoewelze hen anders alle tekenen van eene verpligtende
gedienstigheid bewezen.
3
Diergelyke maatregelen waren wel zeer geschikt om de
friesche landaart te behoeden voor verbastering in zeden en gewoontens; dog
sloten met een den toegang voor alles wat by andere natien uitmuntte, en dus
mede voor de wetenschappen, die elders voor lange gekoestert, en geliefkoost
2
Zie Oudh. en Gestigten van Friesl. I D. bladz. 450. 493.
3
Gabbema in zyn voorrede voor Gysbert Japix rymlary.
10
wumkes.nl
werden, toen onze voorouders daar van nog naaulyks eenige bevatting hadden.
Zommige kerkelyke personen, van buiten inkomende, maakten hier in, van tyd
tot tyd, wel eenige verandering; dog het gemeene gros der landzaten was en
bleef onkundig, en de meesten, zelfs [p. 502] veele aanzienlyke personen,
konden kwalyk lezen of schryven; 't geen ook de reden, onder anderen, mede
schynt geweest te zyn, dat byna geene geschriften, verzegelingen, accoorden,
uitspraken, gedingen en testamenten geschreven werden, dan door kerkelyke
personen, en die evenwel doorgaans nog blaau genoeg te voorschyn kwamen, als
uit de stukken, van die tyden nog voor handen zynde, baarblykelyk te zien is.
Een andere zeer aanmerkelyke hinderpaal voor de geleertheid was de
onderlinge verdeeltheid, te twisten, beroerten, en binnenlandsche oorlogen,
waar onder dit gewest eeuwen lang gezugt heeft. De partyschappen en
strydigheden woonden hier, zo 't schynt, als in haar eigen element en vaderland,
en 't geraas, hier door veroorzaakt, verdoofde de zagte en aangename stemmer
der wysheid. De Musen zwygen onder het geklank der wapenen. Men verbeelde
zig een land daar ieder zoekt den anderen te beschadigen; daar elk zynen
aanhang heeft, en tegens zynen vyand te velde trekt; daar ieder heerschap zyne
sloten en vestingen tegens den anderen stigt; daar elk voor zig zelven, en
niemant voor 't algemene welzyn bezorgt is; daar men byna dagelyks hoort van
onrusten, doodslagen en beschadigingen; van tegens elkanderen in de wapens te
staan; daar, uit hoofde van dit alles, wetten nog regten eenige kragt hebben; daar
geene Overheid eenig gezag heeft, dat het geen door den degen bekomen wort,
en zyne dagelyksche toe- en afnemen onderhevig is: kortom, daar niemant
eenige bestendige ruste [p. 503] heeft of veilig is in zyne have, goederen of
leven. Wie kan denken, dat in zo een land eenige wetenschappen of oeffeningen
van geleertheid konnen plaats hebben: en zodanig was, veele eeuwen lang, de
toestand van ons vaderland, en van onzer voorouderen.
III. De geleertheid werd nogtans veeltyds van de voornaamste personen
bemint.
Waren 'er nog zommigen, voornamelyk onder de adelyke en aanzienlyke
geslagten, die, in opzigt der beschaafde wetenschappen, hunne landgenoten
voorby streefden. Kort na de aankomst van het Christendom hier te lande,
werden reeds de beroemde scholen van Utrecht en Keulen door veele voorname
Friesen bezogt, en een aantal leerlingen kwamen, met een tamelyken voorraad
van Goddelyke en menschelyke wetenschappen in hun vaderland te rug.
Zommige Abdyen en Kloosters, door de mildadigheid der Fransche Vorsten
aangelegt, waren mede vrugtbare kweekhoven van geleertheid, waar mede de
jongelingen verrykt, bekwame werktuigen verstrekten ten dienste van land en
kerke. In volgende tyden diergelyke planthoven, door 't verval der zeden,
onvrugtbaar geworden zynde, bediende zig de leergrage jeugd van
buitenlandsche hoge Scholen in Duitschland, Frankryk, Italië en elders; en
11
wumkes.nl
veelen, zelfs in de middeleeuwen (de regte tyden van onwetendheid) kan men
opnoemen, dewelke in verscheide zoorten van wetenschappen, boven anderen
hebben uitgeblonken. En zeker, zy waren, in 't algemeen gesproken, van een
scherpzinnig en vlug verstand, niet minder dan eenig ander volk onder de
Duitschers: en indienze, zegt Emmius, hun werk van de geleertheid [p. 504] willen
maken, konnenze ligt ten top der geleertheid opsteigeren, en in de wetenschap die zy
betragten, uitmunten.
4
Zy, die hun werk maakten van geleertheid, leiden zig
doorgaans uit op de Spraakkunst, welsprekenheid, redeneerkunde, rekenkunst,
landmeetkunde, zangkunst, sterreloopkunde, geneeskunst, regtsgeleertheid enz.
IV. Heeft inzonderheid onder de regeringe der landvorsten gebloeit.
Edog gelyk door de binnenlandsche onëenigheden de letteroeffeningen by
veelen verwaarloost, by weinigen bemint, en by nog weiniger betragt werden, zo
is, na het dempen dier onlusten, een nieuw ligt over de geleertheid, in deze
gewesten gespreit geworden; en deze landen, onder de gelukkige regeringe der
Bourgondiërs tot rust gebragt, hebben, zedert dien tyd, eene groote menigte van
alleleye slag van geleerde mannen uitgelevert, zulks een kundig Schryver niet
schroomt te zeggen, dat men in Friesland nooit groter getal van geleerden
gevonden heeft dan in de laatste jaren van Karel den V. en onder den aanvang
der regeringe van Koning Philips.
5
De geleerde en doorwrogte stukken van
Staat, de openbare redevoeringen, de kragt van betogingen, in veele handelingen
voorkomende; de beroemde mannen, die in dien tyd geleeft, en zig in allerhande
wetenschappen eenen onsterflyken naam nagelaten hebben, strekken daar van
tot overvloedige bewyzen. 't Was onder het bestier dier Vorsten dat de
vermaarde Zwichemius van [p. 505] Ayta, en Joachim Hopperus, hunne
Hoogleeraarämpten verwisselden in die van eerste Raadslieden van den
grootsten Monarch der waereld; en naar hun voorbeeld zag men de Friesen zig
om stryd op de geleertheid uitleggen. De vermaardste hoge scholen van gantsch
Europa waren jongelingen en mannen van deze landaart, die alle kragten
inspanden om een' schat van wetenschappen op te doen, en daar mede hun
vaderland te verryken. In veele Vorsten Hoven werden Friesche Edelen, wegens
den roem hunner geleertheid, tot de hoogste eerämpten en waerdigheden
verheven. Hier van daan, dat 'er, ten tyde van de oprigtinge dezer Republyk, zo
een aantal van bekwame en geleerde Staatsmannen gevonden werden, die niet
minder in staat waren om door hunne pennen, als door den degen, den lande te
dienen. Toen de Friesche Academie te Franeker gestigt werd, was het
aanzienlyk Collegie der Gedeputeerde Staten dezer provincie voorzien van
uitstekende geleerde mannen, waar van een, namelyk de Heer Abelus Franekena,
de hoge School met een deftig redevoeringe inwyde; en een ander, Eilardus
4
Emmius Fris. lib. 2 pag. 33.
5
Schuit- en jagtpr. bladz. 377. druk van 1757.
12
wumkes.nl
Reinalda, bekleedde eenige jaren aldaar de waerdigheid van professor in de
welsprekenheid, zo lange tot hy weder tot het bestier van de grietenye
Doniawerstal keerde. Martinus Lydius, een der eerste beroepene Hoogleeraren
in de Godgeleertheid, schreef in dien tyd aan Drusius, toen Professor te Leiden,
om hem tot het aannemen der beroepinge naar Franeker te bewegen, dat hy de
Friesen zoude vinden, brandende van een' wonderlyken lust tot [p. 506] de studien.
Gelyk ook de gemelde Drusius, niet lang daar na, de beroepinge aangenomen,
en zyn vertrek naar Franeker, in May 1587., daar op ondernomen heeft. De
vermaarde U. Huber, 't sieraad der Friesche Regtsgeleerden, heeft, in den jare
1667., in eene openbare redevoeringe, aangetoont, hoe een groot getal Friesche
Professoren, van tyd tot tyd, uit de Academie, tot de eerste waerdigheden van
den Staat zyn beroepen: alleen om dat welëer de aanzienlykste lieden dezer
Provincie zig tot eere rekenden, geleerd te wezen. Die zelve Hoogleraar toont in
die redenvoering verder, hoe veel de tyd, waar in hy leefde, van de voorgaande
eeuwe verschilde, en hy vreesde dat het, in volgende tyden, nog erger zoude
werden. Men vind 'er naaulyks, zegt hy, die in bekende gewoonlyke vergaderingen,
de algemene voorstellen, daar eenige ophef of continuatie van reden verëischt wort, op
eene draaglyke wyze, konnen afleggen; ik late staan, dat zy van gewigtige
binnenlandsche zaken, of geschillen, die de Staat met andere buitenlandsche magten
heeft, zouden konnen oordelen, en het regt van den Lande, op eene kragtige wyze,
waarnemen; zy moeten meest blindelings volgen, 't geen door anderen daar in mag
werden gedaen. Wyze lieden geloven de voornaamste reden hier van te zyn, dat de
opvoeding van onze Adel en de voornaamste jeugd zo slegt en gebrekkelyk is, vermits
zy in hunne jonge jaren niet werden geöeffent in zodanige konsten, die niet konnen
nalaten de gemoederen, door prikkels van lof en eere, tot grote zaken op te wekken, en
de verstanden, die natuurlyk goed zyn, bekwaam te maken tot [p. 507] alle de
heerlyke pligten die de Regeringe medebrengt. Vervolgens gaat die uitmuntende
Schryver te keer de wangevoelens van zommigen, die meenen, dat de geleertheid
nergens toe dient, dan om Predikanten, Advocaten en Geneesheeren te maken;
en dat de Studiën tot de regeringe geen nut toebrengen; ja dat zy veelëer eene
onbehelpzaamheid en bedeestheid veröorzaken, in 't behandelen van de
waereldsche dingen; agtende dat de zodanige veel bekwamer zyn tot de
regeringe, die slegts een goed naturel, maar geene geleertheid door oeffening,
bezitten. Verhalende verder, dat hy eenen Grietman, niet van de geringsten,
volmondig, en in goeden ernst, had horen zeggen, dat hy niet konde zien, wat nut
iemant, die tot de regeringe wierd opgevoed, konde verhopen, van zyn hoofd over de
studie te breken, noemende zulks pedanterie.
V. Redenen van bloei en aanwas der wetenschappen.
Men mogte vragen waar het door toekomt, dat men in voorgaande tyden, in
tyden van mindere vryheid, toen de middelen om tot geleertheid te geraken, niet
13
wumkes.nl
zo overvloedig waren, meerdere moeite doorgaans heeft aangewend om de
wetenschappen te bevorderen, (voornamelyk wat de staat- en regeerkunde
aangaat) dan wel na de tyden van de vaststellinge van het gemenebest? Myns
bedunkens kan deze bedenking best opgeheldert werden uit de gesteltheid der
tyden, waar in onze voorvaderen zig, onder de regeringe der vreemde Vorsten,
en kort daar na, bevonden. De Friesen, grote voorstanders van de vryheid,
hadden zig niet, dan onder zeer bepaalde voorwaarden, der vreemde
heerschappye [p. 508] onderworpen; en de Landsheeren zig aan die
voorwaarden houdende, bleef de hoogste klem der regeringe, eigentlyk, en in
volle kragt, in handen van 's Lands Staten. Dog de heerschzugt van Karel den
V., en van Philips, geduurig steigerende, moesten de voorstanders der alöude
vryheid zig gestadig gereed houden, om de aanvallen, die, van tyd tot tyd, op
hunne regten gedaan werden, te konnen wederstaan, en hunne vryheid met
mond en penne, tegens alle belagingen manmoedig te verdedigen. Hier toe werd
inzonderheid verëischt, dat de Overheden, niet alleen in eigen persoon, maar
ook hunne kinderen en alle aanzienlyke landzaten, die dikwyls tot de regeringe
geroepen worden, in de kennisse van allerhande wetenschappen, die eenige
betrekking hadden tot de regeringe van het vaderland, in de Oudheden, regten,
voorregten, wetten en geschiedenissen, onderwezen werden, dat zy met de
kennis te gelyk ook eene liefde tot de vryheid, en hoogägtinge voor de
welgesondeerde regeringswyze van hun vaderland verkregen, ten einde alle
vreemde machinatien en ondermyningen, tegens hunne regten ondernomen
werdende, te konnen tegengaan. Deze een aanmerking (om van veele andere
niet te spreken) was alleen genoeg, om ieder Edelman, of andere aanzienlyke
Burgers en ingezetenen te bewegen, tot het betragten der hoognodige
wetenschappen die betrekking tot de regeer- en Staatkunde hadden.
Wanneer men daarenboven aanmerkt, dat [p. 509] Keizer Karel, een
voorstander van goede konsten en wetenschappen, en eene pryslyke
genegenheid hebbende, om dezelve in de Nederlanden voort te planten, veele
heilzame bevélen gaf, en zeer nutte instellinge maakte, om de jeugd de eerste
beginzelen te doen inscherpen, behoeft men zig niet zeer te verwonderen, dat de
zugt tot geleertheid, geduurende zyne regeringe, in onze vaderlanderen is
opgewakkert geworden. De onlusten der voorgaande eeuwen lieten, als
voorheen gezegt is, niet toe, dat onze voorouders hunne geneigtheid tot de
letteroeffeningen veel plaats konden geven; maar het land in rust gebragt, en de
beroerten haren rol uitgespeelt hebbende, stelde Karel veele heerlyke en
heilzame wetten in ter bevorderinge der beschaafde wetenschappen. Hy
beminde de geleertheid, en bekroonde de geleerden met eerämpten en ryke
vergeldingen; nam de uitmuntenste verstanden in zynen dienst, en verwekte
daar door eenen na-yver in de gemoederen van allen die t' eenigen tyde hoopten
bevordert te worden. Hy gaf agt op de boekdrukkeryen, en op het overvloedig
14
wumkes.nl
uitgeven van zodanige werken, die in lage en hogere scholen tot onderwerpen
van de nodige wetenschappen moesten gebezigt worden. Hy stelde order op de
zuivering der talen in de schoolboeken, op den druk, op letters, spel-, schryf- en
drukfouten, en veele andere dingen, ten nutte van de leerende jeugd.
Daar geen byzonder Schoolmeester was, moest de koster der kerke de meisjes
in 't lezen, en de jongens daarenboven in 't schryven [p. 510] en 't gezang
onderwyzen; en daar een koster ontbrak, moest de Pastoor zelfs dit waarnemen,
of door anderen laten doen. Voor de Schoolmeesters moest, op hoog bevél, een'
matige beloning, op kosten van 't gemeen, werden bezorgt; waar voor zy
verbonden waren, om ook de kinderen der behoeftigen naerstig te onderwyzen.
In alle Steden dezer landschappe werd een voorname School opgerigt, waar in
geene anderen toegelaten werden, dan die in de lagere Scholen zo verre
gevordert waren, datze vaerdig in de moederlyke en latynsche talen konden
lezen. In alle scholen moest zodanig eene order gehouden werden, dat ieder, die
wat hoger geleerd was, een of twee andere kinderen moest onderregten, en aan
dezelven zyne les voorlezen, die hy by den meester had veräntwoorden; 't geen
niet alleen op de beginzelen van lezen en schrijven zyn opzight had, maar ook
op de gewone kundigheden omtrent den Godsdienst. In de voorname scholen
moesten insgelyks de meerderen toezigt houden op de minderen, en de meest
gevorderden waren gehouden de mingeöeffenden te onderregten. In alle scholen
van Friesland moest dezelfde wyze van spraakkonst geleert, en dezelfde boeken,
ter onderwyzinge van latyn en Grieksch, gebruikt worden uitgekozen, waar door
de zuiverste styl ingezogen werden, als Cicero, Virgilius, Isocrates, Gregor,
Nazianzenus enz. De verstgevorderde leerlingen mogten andere brave Schyvers
gebruiken; dog zo, [p. 511] dat 'er niets voorgelezen of geleert werd, dat
eenigzins onkuis of onëerbaar ware, enz.
Niemant mogt in de voorname scholen, van steden of dorpen, aangenomen
worden, om als rector of als Ondermeester te dienen, ten ware hy alvorens door
den Pastoor en de Overheid der plaatze, niet alleen omtrent zyne geleertheid,
maar ook aangaande zyn gedrag en zeden behoorlyk onderzogt werde, en 'er
goed getuigenis van hun gegeven was, enz.
6
Het komt my waarschynlyk voor, dat de meeste dezer wetten, zo niet allen,
nieuwelyks door Karel den V. zyn ingevoert; en dat 'er voor dien tyd, ten
minsten op de meeste plaatzen ten platten Lande, zeer weinig werk aangaande
het onderwys der jeugd gemaakt is; geen wonder derhalven, dat het volk, in 't
algemeen genomen, zeer onkundig geweest, en de konst van lezen en schryven,
late staan de kundigheid van verdere wetenschappen, onder de zeldzame dingen
te tellen geweest zy, naardien tog alle oeffeningen van wetenschappen der
geleertheid van het onderwys der eerste beginzelen afhangt, en niemant zonder
dit eenige gegronde voortgangen in de geleerde wetenschappen maken kan.
6
Oudh. en gestigten van Friesland. bladz. 167-171.
15
wumkes.nl
Boven dien moet men aanmerken, dat de geleertheid, eenige eeuwen lang, als
buiten Europa, en deze gewesten is verbannen geweest; uitgezondert dat hier en
daar, in zommige kloosters, misschien een of ander zal geweest hebben, die 'er
enigzins de hand aangehouden heeft. Maar na dat de Turken, omtrent [p. 512]
het midden van de vyftiende eeuwe, de stad Constantinopel veröverden, en daar
mede een einde maakten van de Grieksche Keizerryk, veranderden de zaken in 't
westen geheel van gedaante. Een aantal van beroemde geleerde en taalkundige
mannen verlieten het oosten, en verspreiden zig in verscheide gewesten van het
Roomsche Keizerryk en elders, waar door de wetenschappen, op veele plaatzen,
als uit den dooden herleefden, en door haar ligt eene aangename voorspelling
van de in de volgende zestiende eeuwe, daar op gevolgde gezegende
Kerkhervorminge, verstrekten. Door deze vermenigvuldiging van geleertheid
werden den eerste Reformateurs de sleutels vooräf in handen gegeven, om de
verborgentheid der Godzaligheid, volgens den leiddraad der gezuiverde
waarheidsleere, den menschen te openen; en door hetzelve ligt van geleertheid,
dat eerlang opentlyk op den kandelaar geplaatst werd, leerden de inwoners van
veele landen, zeer onderscheidelyk kenne, met welk eene draf van
menschenvonden de onwetende en blinde Leidslieden de blinde menigte gevoed
hadden.
Ook heeft het Pausdom, beschaamt over deszelfs algemene onkunde, zedert
dien tyd dat de kerkhervorming zig begon te verspreiden, zig inderdaad mede op
meerdere geleertheid beginnen uit te leggen; 't geen dan, onder anderen, mede
aanleiding gegeven heeft, dat veele inwoners dezer landen, (zelfs toen de
Roomsche Godsdienst reeds begon te verzwakken) schoon geen smaak van de
religie hebbende, zig be-yvert hebben tot meerdere oeffening van
wetenschappen. [p. 513]
Ten tyde van de Nederlandsche beroerten, toen men allen toestel maakte, om
het juk van Spanje af te werpen, en eene vrye en onafhangkelyke regering en
gemenebest op te regten, was het voor onze voorouderen volstrekt noodzakelyk,
om zig te be-yveren in de wezentlyke gronden van geleertheid en
wetenschappen. Zy die het voornaamste bestuur van zaken hadden, oordeelden
het volslagen nodig dat de aanzienlyke jeugd, zig tot de kundigheid van de
geschiedenissen, oudheden en regeringswyze van het vaderland begaf; gelovende
dat niemant een verstandig en bekwaam Regent konde zyn, dan die daar in was
opgevoed, en dat niemant een Land wel konde helpen regeren, welks gesteltheid
hy niet kende. Door de kennis van de geschiedenissen, oudheden en
regeringswyze van de beroemste vrye volkeren, leert men ook de vryheid,
benevens de middelen om die te bekomen en te bewaren, kennen, beminnen en
agten; en lezende de dappere daden der uitmuntende natien, mitsgaders de
heilzame wetten en regten, die tot standhouding der vryheid gedient hebben,
wort men opgewekt, om dezelve tot behoud en voorstand, zo van den Staat in 't
16
wumkes.nl
gemeen, als van ieder gedeelte derzelve, op te volgen. De eerste grondleggers
dezer Republyk begrepen zeer wyslyk de les van Aristoteles: Van al het geen wy
gezegt hebben, dat tot vaststelling van het Gemenebest kan dienen, is het allergrootste,
dat egter de menschen nu weinig agten, dat men in de regten en inzettingen van het
gemenebest onderwezen werde: want wat voordeel zullen de beste wetten doen, zo de
menschen [p. 514] niet in de zeden, gewoonten en inzettingen van de Republiek
ervaren zyn? Wy zullen in 't volgende Hoofdstuk zien, welke heerlyke
maatregelen dat 'er door 's lands vaderen, met dat heilzaam oogmerk, genomen
zyn, om het vaderland, zo veel mogelyk, te maken tot eene veilige verblyfplaatze
en oeffenschool van allerhande edele wetenschappen.
Behalven het gezegde, kan ook als een natuurlyke oorzaak van den lust tot
geleertheid worden aangemerkt, de vaststellinge der vryheid zelve. Het
Gemenebest was zo dra niet gegrondvest, of de menschen begrepen wel haast de
dierbare voorregten der vryheid. Nu mogten de ingezetenen gerust onder de
bescherminge der wetten leven, en behoefden van niemants willekeurige magt af
te hangen. De vryheid maakt dat het onze het onze is, en dat het regt niet in een
anders wil en welbehagen, maar in de reden en by wetten staat. Zy die van een'
edelmoedigen inborst zyn, weten welk een heerlyk voorregt het is, zyn eigen te
wezen, en van niemant in het zyne af te hangen. Onze voorouders, wien het
heugde datze onder de harde regeringe van Philips den II., onder eene
willekeurige beheersching gestaan hadden, kenden beter de voorregten der
vryheid dan wy, en konden zig, nog langen tyd daar na, te binnen brengen, de
harde bevélen van dien vorst in 't waereldlyke, en de bloedige plakaten en nare
geloofsdwang in 't stuk van den Godsdienst en, door een levendig bezef van de
vryheid, waar inze, na de afwerping dier dienstbaarheid, zig bevonden, werdenze
wakker en lustig [p. 515] gemaakt, opgebeurt en aangeprikkelt, om zig tot de
zaken van kennis, wetenschappen en geleertheid te begeven. Want als het
lighaam van den mensch als in ketenen en banden wort geprangt, en het
gemoed door geduurige vreeze en bekommeringe belemmert is, als de mensch
zyn eigen niet is, maar tot personele diensten en onderwerping kan worden
gedwongen; als hy over zyn dagelyks onderhoud bekommert moet wezen, door
ondraaglyke lasten, naar evenredigheid van de inkomsten kan worden bezwaart,
en voornamelyk als zulks geschied door vreemden en buitenlanders, die zelve in
den opbreng der belastingen schootvry zyn; als by dit alles nog koomt de
geloofsdwang, waar door het verstand palen worden gestelt, dan zal de lust tot
geleertheid uitgedooft worden: immers dan zal dezelve zig niet verder dan tot
eenige gemeene dingen, en tot een' trant van Schoolgeleertheid uitstrekken. Dit
ziet men klaar uit den staat van de konsten, wetenschappen en geleertheid, die
'er in Europa, voor de tyden der kerkhervorminge, was, De geest der menschen
was, onder het pausdom in de uiterste slaverny gebragt, en het verstand en
kennis werd niet alleen bepaalt, maar zelfs aan ketenen gekluistert, en daar door
17
wumkes.nl
wierd de lust tot de ware wysheid, Godsdienst en geleertheid uitgedooft. Het
was gevaarlyk, zelfs in natuurlyke en onverschillige zaken, iets te geloven,
schryven, of voor te staan, dat met het gemene en dwalende gevoelen niet
overeenkwam. De Godgeleertheid, de natuurkunde en al deze wetenschappen
bestonden alleen [p. 516] in een' onnutten en onverstaanbaren schooltrant, in
een deel verwarde en stekelagtige geschillen en gevoelens, daar men niet wyzer,
maar verwarder door wierd; zulks men, dezelve beschouwende, zig moet
verwonderen over de onnutte bespiegelingen en geschillen, waar mede de
menschen zig, in dien tyd van slaverny, hebben bezig gehouden.
Dog alle deze hindernissen weggenomen, en de goude vryheid geboren zynde,
mogten nu de letteröeffeningen in ruimer lugt adem halen; en de menschen,
zonder overheersching en buiten bedwang van willekeurige magt zynde,
begonnen zig met kragt op de geleertheid te leggen; zulks het te verwonderen
was, welke eene menigte van uitmuntende verstanden, kort na de vaststelling
van dit Gemenebest, in ons vaderland zig opdeden. Veele Grooten en Edelen,
wier zugt, en geneigtheid voor de wetenschappen, waereldkundig is, en die
deswegen in 's Lands geschiedboeken een' onsterfelyken naam hebben, deden
niet alleen hun best om de geleertheid en geleerden te bevorderen, maar
maakten ook hunne huisen en de plaatzen hunner woning tot oeffenscholen van
uitmuntende wetenschappen. En hoe zeer ook de tyden in 't vervolg mogten
verërgert zyn, heeft het, naar 't getuigenis van den Heer Huber, nooit in
Friesland ontbroken aan eenige voorstanders van geleertheid. Ik hebbe nog, zegt
hy, zedert twintig jaren, verscheide Heeren in de regering gekent, die, alhoewel zelve
niet veel hebbende gestudeert, nogtans de geleerde [p. 517] lieden in uittermaten grote
eere hielden, en, waar zy konden, met alle magt en beleeftheid, hielpen. Ik zegge het
ter eere van den Heere Douwe van Aylva, de matigste dien wy in lange jaren voor
dezen in de regering van Friesland hebben gekent, dat ik hem dikwyls hebbe horen
zeggen, ter plaatze daar hy geene reden hadde te veinzen, dat hem zyn hart opging,
als hy een Fries zag, die wegens geleertheid wierd geroemt, en hy heeft het nooit met de
daad, en met de woorden onbetuigt gelaten. Edelmoedige geäartheid, en allezins
den luisterryken naam van Edelen des Lands waerdig! Zodanige regenten,
schoon doorgaans het kleinste getal uitmakende, verdienen, dat hunne
geheiligde namen, met goude letteren, in de openbare gedenkschriften
vereeuwigt worden; gelyk mede het loffelyk gedrag van de doorlugtige
Stadhouders dezer Provincie gestelt hebben in de voortplantinge en
handhavinge van goede konsten, wetenschappen en geleertheid, 't geen
ontwyffelbaar meer zoude uitgeblonken hebben, byäldien hunne magt en
invloed op en in de regeringe veeltyds niet zo bekrompen ware geweest. De
brave Willem Lodewyk, een Vorst nooit zonder eerbied te noemen, had niet
alleen zelf smaak van geleertheid, maar ried ook de Staten aan, om, (zelfs onder
het geknars der wapenen, en in een allerhagchelykste tydsomstandigheid) eene
18
wumkes.nl
Academie op te regten, 't geen ook tot stand gebragt werd, en waar toe de
beroemste mannen alöm werden opgezogt. Zyn eigen Hof was een oeffenschool
[p. 518] in zaken van Staat en oorlog. Na dat voorbeeld gedroeg zig ook zyn
broeder Ernst Casimir, en deszelfs doorlugtige gemalin, Sophia Hedwich,
Hertoginne van Brunswyk, die den vermaarden Johannes Bogislaus niet alleen
gebruikten om hunne zonen Hendrik Casimir en Willem Frederik in de Mathesis,
oude en nieuwe Historien, allerleye wetenschappen ook eene byzondere en
gestadige zorge droegen, dat zy, naar het voorbeeld van den braven Willem
Lodewyk, een naaukeurige kennisse kregen van de gesteltheid, aart, zeden en
gebruiken dezer landen. Welke onderwyzingen zo voorbeeldelyk waren, dat zelfs
de erfprins van Bohemen, neef van de gemelde jonge Heeren, die eenige jaren
heeft bygewoont. En in 't vervolg hebben de Heeren Stadhouder zig niet
onttrokken, den naam en het ampt van Opperbezorgers der wetenschappen en
Academie, op zig te nemen. Diergelyke voorbeelden van Vorstelyke personen
waren doorgaans van veele kragt, en hadden gemeenlyk een' sterken invloed op
hen, die by den adelyken tytel een regt adelyken geeft en verhevenen inborst
voegden.
VI. Oorzaken van het afnemen der geleertheid. Slegte opvoeding der
jeugd.
Edog de meesten, schoon tot zodanige waerdigheden geschikt, waar toe de
geleertheid en wetenschappen volstrekt nodig waren, hebben zig allenskens, van
tyd tot tyd, der zo nutte oeffeningen onttrokken, en de genen, die als tot de
behandeling van wetenschappen, uit kragt hunner geboorte, moesten en
behoorden opgeleid te werden, hebben dezelve veeltyds verwaarloost, of [p. 519]
zyn slegts in de uiterlyke schorsse van geleertheid blyven hangen. Zeker
Schryver wyst in zyn boek doorgaans aan, de oorzaken van dit gebrek, en toont
dat hetzelve voornamelyk is toe te schryven aan de slegte opvoedinge van de
jeugd, en dat men byna niemant vind, die in de oude en hedendaagsche
gesteltheid van onze en nabuurige landen, ryken en staten, is onderwezen. De
Studien worden gemeenlyk aangemerkt als een ambacht, om, door middel van
dezelve, aan brood te komen, of eenigen schyn van welleventheid te vertonen,
maar niet om door een' uitgebreide kennis het vaderland, Gods kerke, en zynen
evenmensch van nut en dienst te konnen zyn; en even zo veel bekomen
hebbende, als nodig is, om een of ander ampt of bediening te verkrygen, verlaat
men de wetenschappen, en bekreunt zig daar mede weinig of niets. Veele
Ouders, geenen lust tot geleertheid hebbende, en zelfs met vooröordelen bezet
zynde tegens alles wat, in dien opzigte, uitmuntend is, zyn wel te vreden, zo
hunne kinderen maar zo veel hebben, om hun doel, (namelyk eene
broodwinning of bedieninge) te bereiken: en de jeugd, meer geneigt tot spelen,
lopen, jagen, dansen, schouburgen en andere tydverspillingen, dan tot gezette
letteroeffeningen, is vergenoegt met hare gewone vermakelykheden. Het is met
19
wumkes.nl
onze jeugd, zegt de gemelde Schryver
7
, gelyk ten tyde van Aristoteles gestelt, dat de
kinderen van Regenten, van ryke en vermogende luiden, hun vermaak nemen, [p.
520] en lopen spelen, en die van den gemenen man met hun' gewonen styl, en de
oeffeningen van handwerk bezig zyn, zonder zig tot de zaken van kennis en
wetenschappen, en byzonder tot die van de geschiedenissen, oudheden, voorregten en
regeringswyze van hun land te begeven, en zig daar in te oeffenen: nogtans is dezelve
volslagen nodig, ja zodanig, dat niemant een verstandig Regent van ons land kan
wezen, die daar niet in ervaren is. Want hoe zal iemant een land wel helpen regeren,
welks regte gesteltheid hy niet kent?
VII. Geringe beloning der wetenschappen.
Tot deze verslapping en ieverloosheid in de beöeffening der wetenschappen
heeft ook, onder anderen, zo 't my en anderen toeschynt, (dog slegts by toeval
van veler aangeborene traagheid, vadzigheid en lusteloosheid) aanleiding
gegeven, de geringe agt, die men doorgaans slaat op het voorthelpen en belonen
van uitmuntende verstanden. Niet dat de hoge regering zig niet zoude bevlyten
in 't belonen en aanmoedigen der geleertheid: want het tegendeel kan
gemakkelyk afgenomen worden uit de overgrote kosten, die, zo van de hoge
Regeringe, als van mindere Overheden worden aangewend, om de hoge school,
en veele lage Scholen dezer Provincie te doen bloejen; uit de ryke jaargelden die
tot het belonen en behouden van uitmuntende Hoogleeraren en andere
Leermeesters worden uitgetelt; uit veele heerlyke schikkingen, wetten en
regelen, tot zodanige nutte eindens ingestelt, en uit menigvuldige præmien en
verëeringen, die, by zommige gelegenheden, tot beloning en aanmoediging [p.
521] van naerstige en ieverige geleertheid, uitgedeelt worden, waar van men
eene aanzienlyke lyst uit 's Lands registers zou konnen opmaken, en welke
kosten en heilzame schikkingen, van tyd tot tyd, eer toegenomen en verbetert,
dan afgenomen zyn. Maar het geen hier eigenlyk bedoelt wort, is, dat men
dikwyls ziet, dat veele voordelige ampten, waerdigheden en bedieningen niet
zelden door hen, wier werk het is hier omtrent beschikkingen te maken, worden
uitgedeelt aan personen van weinige bekwaamheid en verdiensten; dat eer en
aanzien niet altoos verzelt gaat met meerdere bekwaamheden, en dat de
beöeffening van geleertheid en wetenschappen zig al te veel ziet te leur gestelt in
't bekomen van de behoorlyke middelen tot haar onderhoud; terwyl ze, tot hare
beschaming en smarte ondervind, dat anderen, die zig weinig of niet met de
regte beschaving des verstands ophouden, haar werden voorgetrokken. 't Is waar,
dat de wysheid en geleertheid op zig zelve eene beminnelyke zaak is; dat de
wetenschappen zig zelven, in veele opzigten tot eene beloning verstrekken: ook
is het volstrekt onmogelyk dat alle geleerde lieden voortgeholpen, en op den
7
Schuite- en jagtpraatjes, bladz. 380.
20
wumkes.nl
stoel der eere geplaatst konnen worden. Maar dat de wetenschappen, by gebrek
van brood, noodwendig moeten versterven, en dat iemant, die met veele
zwarigheden en bekommeringen moet worstelen om zyn behoorlyk bestaan te
vinden, zelden grote vorderingen op den weg der letteroeffeningen en
wetenschappen [p. 522] zal maken. Ja schoon al iemant juist geen brood gebrek
heeft, en niet zeer bekrompen behoeft te leven, zal hy veelligt tot eene
moedeloze vadzigheid overslaan, wanneer hy ziet en ondervind dat veele
personen, die verre beneden hem in waerdigheid zyn, hem worden
voorgetrokken. Aan den anderen kant iemant, uit het gewoon beloop der zaken,
ziende, dat geleertheid en wetenschappen niet altoos of zelden beloont worden:
dat personen van gemene kundigheid minsten zo veel hoop tot bevordering
hebben als de geöeffende verstanden, en dat de bekwaamsten zo menigmaal
worden voorby gegaan, zullen veel liever door lage en veragtelyke
dienstpligtigheden, door het aanwerven van vrienden en patronen, of nog slegter
middelen, tot eerämpten en waerdigheden en tot voordelige bedieningen
trachten te geraken, dan datze door eene uitmuntende geleertheid en werkzame
studien hun verstand zouden pogen te verryken, terwylze zien, dat dog
doorgaans de wetenschappen weinig in aanmerking komen, dan alleen voor zo
verre iemant daar door slegts voor zig zelve voortreffelyker is dan anderen; 't
geen egter iets is, dat by de meesten weinig geägt wort, vermits de konst
gemeenlyk geen groter vyanden heeft dan de onkunde, en, op zyn best, de
wyzen en dwazen doorgaans eenerlei in deze waereld wedervaart.
Men mogt hier vragen of de opgemelde gebreken niet altoos en overäl in de
waereld geheerscht hebben, en of, in dien opzigte de tegenwoordige tyden erger
zyn dan de [p. 523] voorgaande, en of 'er gevolgelyk wel iets beters in de
menschelyke zaken zoude konnen verwagt worden? Ik antwoorde, wat in andere
landen in diergelyke zaken plaats heeft, weet ik niet; dog geloof, dat het wel
veelzins overäl niet veel beter zal gestelt zyn; dog ten aanzien van onze Provincie
komt het my, uit verscheide gewigtige opmerkingen, zeer waarschynlyk voor,
dat men in voortyden meer werks van bekwame en geleerde lieden gemaakt
heeft als wel daar na en nog tegenwoordig. De huishoudelyke konsten en
wetenschappen, waar van iemant regtstreeks het nut voor zig zelve geniet,
hebben, buiten tegenspraak, van tyd tot tyd, meer toe- dan afgenomen; dog de
geleertheid van Staat- en regtkunde en meer andere wetenschappen kwamen, zo
't my toeschynt, in vroegere tyden meer in aanmerking en werden met meerdere
naaukeurigheid gewaerdeert dan wel daar na. Onze voorouders den grond der
Republyk gelegt hebbende, viel 'er langen tyd veel aan dat gebouw te verbeteren
eer hetzelve tot eene genoegzame vastigheid in alle zyne deelen was voltooit:
dog dit werk tot zekere trap van volkomenheid gebragt zynde, vonden het de
kinderen in dien staat zo als het van hunne vaderen hen was nagelaten, en
gevolgelyk niet zo werkelyk als wel voorheen. Het gebouw voltooit zynde, de
21
wumkes.nl
rykdommen vermeerderende, en de weelde toenemende, begaf de aanzienlyke
jeugd zig tot eene zoort van wellevendheid, die voorheen hier onbekent ware
geweest, bestaande in een zogenaamd hoffelyk leven, [p. 524] zig te schikken
naar die manieren en gewoontens, die in de waereld het meest geächt worden;
zig overäl en in alle dingen zo gedragen, dat men toont zyn waereld te verstaan,
volgens de bekende regel, dat men te Romen op zyn Romeins, en waar men is,
naar de wyze of mode van het land leven moet. De oude eenvoudigheid,
opregtheid en gezette levenswyze verdween allenskens, en maakte plaats voor
een deel nieuwe, vreemde, van buiten inkomende en ongehoorde zeden, modens
en complimenten; en dit blanketzel op zyn fraaist te konnen navolgen, maakte
eerlang een voornaam deel uit van der aanzienlykste luiden geleertheid en
wetenschap. Iemant de fransche taal en zwier geleert hebbende, werd by zyns
gelyken voor wellevend gehouden en geacht, zonder dat daar toe nodig waren
eenige gegronde kundigheden van de oudheden, wetten, regten en voorregten
van het vaderland. Veele van zodanige jongelingen, by aanwas van jaren tot staat
en aanzien gerakende, moest zulks noodwendig een verval van wezenlyke
geleertheid te wege brengen; en veele ampten en waerdigheden van zodanige
lieden afhangende, werden metter tyd, zonder den lastigen omweg van studie en
geleertheid, verkregen; zulks dat zeer bekwame personen, in 't besolliciteren van
eenige waerdigheden hen den loef dikwyls zagen afgestreken door menschen
van zeer gemeene kundigheid. Om geene andere reden dan om dat zy, die de
magt van beschikkinge in handen hadden, of weinige agting voor geleertheid
hadden, of [p. 525] dat de minkundige hen beter pasten: 't zy hier mede zo 't
wil, althans deze reden komt my veel natuurlyker voor, dan het gemeene
voorwendzel, dat 'er zomtyds geene bekwamer personen zouden konnen
gevonden worden. Dit zou men konnen toepassen op de bevorderinge van veele
personen; dog het gezegde zal genoeg zyn, om eenigzins na te gaan, welke,
onder veele anderen, de oorzaken zyn van het verval in de beöeffeninge van
geleertheid en wetenschappen. Immers, daar iemant door zyne goederen tot de
hoogste ampten en waerdigheden kan bevordert worden; daar zelden iemant
wegens geringe kundigheid wort uitgesloten; daar de geöeffentste verstanden
weinig meer hoop tot bevordering hebben dan de gemeene; ja daar men, om
verscheide redenen, de onkunde eerder op den stoel der eere plaatst dan de
geleertheid; daar de zugt tot eigenbelang en gezag de kragtigste springveer is van
de bewegingen der menschen; daar meerdere dan gemeene bekwaamheid veele
anderen in den weg staat, en als een leelyk spookzel gemyd wort:
„ Daar de Ezel wort in eer gestelt,
Is maar zyn beurs gevult met geld:
In tegendeel, waar dit ontbreekt,
Schoon iemants hoofd vol wysheid steekt,
22
wumkes.nl
En dat hy zig heeft van der jeugd
Gekweten in de ware deugd,
En dog blyft, waar hy henen ging,
Geduurig een verschoveling.
8
" [p. 526]
De vraag is, welke aanmoediging en lust tot geleertheid daar kan gevonden
worden? Ik ontsta myne Lezers van het beäntwoorden dezer vrage; het gewoon
beloop der waereld, en de dagelyksche ondervindingen beantwoorden dezelve
genoeg.
Ten platten lande is de onkunde enigzins in te schikken, dewyl de middelen
tot de wetenschappen daar zeer schaars te vinden zyn. In de Scholen wort
doorgaans niets geleert als lezen, schryven, en een weinig rekenen; en de meeste
Schoolmeesters verstaan op verre na de nederduitsche taal niet; zyn ten
eenemaal onkundig in de eerste beginzelen der beschaafde wetenschappen: en
de geringe inkomsten van het lastig schoolämpt, (zynde op zommige plaatzen
veertig, vyftig, zestig, zeventig, en zelden veel meer dan honderd guldens
jaarlyks) noodzaken de meeste Schoolmeesters naar andere dingen om te zien,
om een weinig bestaan te hebben, en sluiten den weg tot verdere oeffeningen,
ten eenemaal toe. Behalven dat 'er ook zeer weinige Candidaten
9
gevonden
worden, die eenige bekwaamheid bezitten, tot het bekomen van een ampt, welks
geringe voordelen hun noodwendig een ordentlyk bestaan zouden weigeren. En
welke ouders zouden tog hunne kinderen tot zodanig eene elendige bedieninge
optrekken? Aan den anderen kant, de meeste ouders zelfs geen minste
geneigtheid voor wetenschappen hebbende, zyn wel vergenoegt, en oordelen
hunne kinderen [p. 527] geleert genoeg, alsze maar een weinig lezen en
schryven konnen: dit half of wat meer geleert hebbende, (dat gemeenlyk met de
tien of twaalf jaren geschied) neemt men de jeugd van de school, en trektze op
in een handwerk of in de gewone bezigheden der ouderen; en groot geworden
zynde, hebben de meeste jongelingen, door verzuim verloren, het weinige datze
in hunne tedere jeugd, maar gebrekkelyk geleerd hadden. Ik heb bejaarde
personen gekent, die geene letter lezen of schryven konden, schoonze op de
gewone scholen welëer de eerste plaats bekleed hadden. Dit alles is nog
eenigzins draaglyk van zodanige ouders, welker geringe middelen niet toelaten
hunne kinderen tot hogere kundigheden op te leiden, vermits de meeste
jongelingen, zo dra hunne kragten het toelaten, de handen aan de ploeg slaan,
en, van den vroegen morgen tot den laten avond, arbeiden moeten, konnende
hunne matte leden pas even den nodigen slaap doen genieten: maar dat
welgegoede huislieden, die dikwyls tien, twintig, dertig, ja vyftig duizend
guldens en meer aan Capitaal bezitten; dat welhebbende Burgers in voorname
8
S. de Vries O. en N. tyds wondertoneel.
9
Versta in 't geen by dit woord allen die eenig ampt zoeken.
23
wumkes.nl
dorpen, hunne kinderen niet meer dan een weinig leezen en schryven laten
leeren, en zelfs kwalyk spreken van dezulken die de jeugd in staat tragten te
stellen, om een goed boek te konnen lezen en verstaan; om de gedaante en
gesteltheid der natuurlyke, staatkundige en zedelyke waereld te konnen nagaan
en beöordelen, is onbegrypeleyk en onverdraaglyk, en even dit is egter eene
onlochenbare waarheid. [p. 528]
In de Steden dezer Provincie is de gedaante der zaken, in dezen opzigte, een
weinig anders. De middelen tot de wetenschappen zyn daar overvloediger dan
ten platten lande, en, zo de gewone Schoolmeesters al geene bekwaamheid
genoeg hebben, om de eerste gronden van geleertheid aan de jeugd in te
scherpen, zo worden 'er hier en daar nog wel andere bekwame personen
gevonden, die voor eene geringe beloninge zig daar toe willen laten gebruiken.
Dog, over 't geheel genomen, kan ik, ten aanzien der wetenschappen, niet zien,
dat de Steden merkelyk veel de landen overtreffen. verre de meeste burgers
kennen slegts den naam van geleertheid dog weten 'er geen behoorlyk denkbeeld
aan te hegten, en zyn zo stom als een visch, als 'er van Staats-, regts- of
landzaken gesproken wort; lezen nooit of zelden eenig boek, en verstaan het nog
weiniger. Zy konnen pas zo veel lezen, schryven en rekenen, als tot hunne
winkelneering, koopmanschap of ambacht verëischt wort, en zulks veeltyds nog
gebrekkelyk genoeg. Al hunne kundigheid bepaalt zig tot hun dagelyks bedryf,
tot het geen binnen den omtrek van hunne stad, en vooräl niet vroeger dan hun
leeftyd, is voorgevallen, of van tyd tot tyd voorvalt; wyders tot de dagelyksche
gezelschappen en vermakelykheden, tot spelen, wandelen, ryden, harddraven,
weideryen, rederyen van schepen en 't geen daar toe behoort, elk naar zyn
vermogen of zinlykheid. En evenwel uit zodanige lieden worden (meest by
gebrek van bekwamer mannen) de Vriedschappen, [p. 529] en uit dezen weder
de Magistraatspersonen gekoren, Nu kan men ligt de rekening maken, welk
onthaal de geleertheid en wetenschappen genieten in alzulke steden, daar de
regenten, of althans de meesten, geenen smaak van geleertheid en
letteroeffeningen hebben, en hoe weinig moeite men zal aanwenden, om de
wetenschappen aan te moedigen; te meer als men daar by aanmerkt, dat de
Magistraat en Vroedschap, in de meeste steden, zelve de verkiezing van nieuwe
Vroedschapspersonen in handen heeft, en, uit hoofde van veeleer geringe
kundigheid, wel zorge weet te dragen, dat zelden de geleerdste Burgers worden
verkoren. De magtige invloed, dien de Heere Erfstadhouder tegenwoordig op
de regeringe der Steden heeft, doet my, voor toekomende, op beter tyden hopen;
dog ten opzigte van de voorgaande tyden, meen ik hier doorgaans de waarheid
getroffen te hebben.
Ik weet wel, dat ik, dus ombewimpelt schryvende, luttel danks, by zommigen
zal behalen. Dog men gelieve te weten, dat ik der waarheid (zo veel my mogelyk
is) hulde gezworen hebbe; ook is 'er my weinig aan gelegen, wat de onkundige
24
wumkes.nl
menigte van my gevoelt, zo maar de verstandige waereld met my instemt; en
waar aan ik, in dezen, geene reden heb te twyffelen. En 't zou my beloninge
genoeg zyn, wanneer ik door myne pennevrugten myn Vaderland dien dienst
mogt te wege brengen, dat geleertheid en wetenschappen eens als uit den doden
mogten herleven, en als veelen, beschaamt over [p. 530] hunne onkunde, hier
door mogen opgewekt worden, om hunnen overvloedigen tyd, hunne ryke
middelen, en de menigte van geleerde boeken, die 'er voor handen zyn, mogen
aanleggen tot het bekomen van de zo dierbare en nooit genoeg geprezene
wetenschappen, waar in wy doorgaans in deze Provincie, veele andere landen
verre agter na komen.
VIII. Het te veel gebruiken van Romanschriften enz.
Onder de oorzaken en redenen van het afnemen der geleertheid kan ook, myns
oordeels, bygebragt worden, het al te menigvuldig gebruik der zogenaamde
Romanschriften. Deze zyn niet alle van eenerleye zoort: zommige behelzen
voornamelyk veele regelen van een beschaafde Zedekunde, en vertonen, door
het voorstellen van doorlugtige voorbeelden, de verhevenheid en
aanminnelykheid der deugd, zodanig als dezelve in 't stoffelyke en op zig zelve
kan begrepen worden; terwylze, aan den anderen kant de dwaasheden, verkeerde
hartstogten, en ondeugden in zulks eene eigenaartige gedaante afschetzen, dat
men, door het lezen derzelve, als ongevoelig wort aangespoort tot eene
beschaafde levenswyze. Andere dier schriften zyn doorgaans vol zotternyen en
grillen, en verydelen uit zig zelve de gemoederen der leezeren, doen geen of
weinig nut, en waren beter aan het vuur, of tot andere gebruiken opgeöffert te
worden; dan datze met zo veele graagte werden gezogt en gekogt; terwyl de
eerstgemelden, alsze hunne regte lezers aantreffen, niet geheel als onnutte
ballasten verdienen uitgemonstert te [p. 531] worden. Beide deze zoorten van
schriften zyn gemeenlyk in een' fraajen, geestigen en bevallige styl opgestelt, en
zyn alzo de vrugten van overfraaje vernuften: 't geen ook de reden schynt te zyn,
datze zo veele leezers vinden: men kan hier mede toe brengen de grote menigte
van hedendaagsche Spectators, Critici, Zedemeesters, Denkers, en andere
gelykzoortige schriften meer, die allen met eene ongemene begeerte getrokken
worden. Ik heb my dikwyls op de openbare verkopingen verwondert dat
zodanige stukken tot hoge pryzen verkogt worden, en byna niets zedert de eerste
uitgave gedaalt waren; daar men ten zelven tyde de werken der beroemste
Godgeleerden, Regts- en Staatkundigen, Historieschryvers en andere
pryswaerdige boeken, bronnen van waaragtige en wezenlyke geleertheid, voor
een leur zag verkopen. Een ontegenzeggelyk bewys van de geneigtheid onzer
natie tot de eerste boven de laatsten; ten ware men mogelyk my wilde
tegenwerpen, dat geleerde Liefhebbers, die alreeds een schat van wetenschappen
bekomen hebbende, zomtyds hunnen geeft tragten te verlustigen, en
25
wumkes.nl
uitspanninge zoeken in 't lezen van stigtelyke en zedekundige Romans, Dog hier
op kan men aanmerken, eerstelyk, dat 'er onder de lezers dier Romanschriften
zeer veelen gevonden worden, die nog nimmer den grond tot wezentlyke
geleertheid gelegt hebben; en ten tweeden, dat de jeugd, eenigen leeslust
hebbende, en nog onbedreven zynde in de geleerde wetenschappen, door het
vermakelyke en fraaje, dat er [p. 532] in de Romans en Spectators gevonden
wort, daar mede derwyze gemeenlyk worden ingenomen, dat alle geleerde
nasporingen en wetenschappen hen daar na lastig vallen; dat hun smaak te vroeg
bedroven wort, en datze eens gewend zynde aan hunne geliefkoosde
vermakelyke en tydverspillende Romanschriften, daar na niet dan zeer
bezwaarlyk daar van zyn af te trekken. Zeker geleerd man heeft my verhaalt, dat
hy door het lezen van diergelyke schriften een zodanig was vervoert geweest, dat
hy, na een half jaar daar mede bezig geweest te zyn, naauwlyks tot het
waarnemen van zyne vorige studien zig weder kon bepalen. Hoe bezwaarlyker
zullen dan jongelingen, die nooit de zoetigheid en het nut der geleerde
wetenschappen geproeft hebben, daar toe te bewegen zyn, wanneerze eens
hunnen smaak door 't lezen van Romanschriften bedorven hebben. Men vind
eene menigte van middelmatige en aanzienlyke jonge lieden, die met veel ophef
komen spreken van de meeste hedendaagsche Romans en Spectators, en van
zommiger waerdy en vermakelykheid boven die van anderen, op een aasje weten
te oordelen; en die egter in de vaderlandsche geschiedenissen, en veele andere
wetenschappen deerlyk onkundig zyn. Een jong Heer, reeds Doctor in de
Regten gepromoveert, verhaalde my onlangs, dat hy in 't huis van een' zyner
vrienden, het boek van Winsemius op de tafel had zien leggen, 't geen hem dagt
een aardig ding te wezen; ten blyke dat hy ten minsten dien Schryver nooit
eerder gezien had. Zeker geloofwaerdig persoon zeide my [p. 533] voor eenigen
tyd, dat hy van een aanzienlyk man gevraagt was, in welken tyd Keizer Karel de
V., en Philips de II. geleeft hadden. Een zeker voornaam oud Stantspersoon
vroeg my onlangs, dewyl hy dikwyls in de kerk gehoort had van de Spaansche
heerschappye hier te lande, hoe wy dog voormaals onder de regering van Spanje
gekomen waren. Diergelyke vragen, en veel meer andere gesprekken van dien
aart, konnen ligt doen besluiten, wat men van het overige te oordelen hebbe. En
egter veele van zodanige lieden kopen en lezen de nieumodische
Romanschriften en Spectators met veel graagte. Wy hebben niets tegens het
lezen en matig gebruiken van zodanige schriften; inzonderheid alsze zedekundig
en met oordeel zyn opgestelt: Zy vermaken en verlevendigen den geest; zyn zeer
bekwaam om aan eene zuivere taal, en gepasten styl te gewennen, wekken door
nutte leringen zomwylen het gemoed op tot betragtinge van deugd en
eerlykheid, en doen ons de ondeugd en dwaasheden der menschen in hare regte
gedaante te voorschyn komen. Dog dit alles en nog meer kan men in de
schriften der beste Godsgeleerden, by brave Historieschryvers, en in den Bybel
26
wumkes.nl
vinden, daar alles naar waarheid, met een gezond oordeel, en ter goeder trouwe
ons voorgestelt wort; zonder dat wy onze toevlugt tot de versierde verhalen der
Romanschryvers behoeven te nemen; die, op hun best genomen, nooit gebeurde
zaken opdissen, en waar in niets gevonden wort van het geen een jongeling moet
weten, om tot eene grondige kennis van wezenlyke geleertheid [p. 534] opgeleid
te worden. Het is dan alleen het matig gebruik, dat het lezen van
Romanschriften kan wettigen; mits dat het geschiede van personen, die alvorens
vaste gronden van geleertheid gelegt hebben, en dan nog maar by tusschenpozen
en by wege van uitspanningen: want te vroegtydig zig hier mede latende
vervoeren, zyn alle zodanige geschriften sterke hinderpalen van geleertheid; en
wy zyn ten vollen zeker, dat zedert diergelyke Romanschriften, Spectators enz.
ons als by scheepsladingen zyn op de hals gezonden, de geleertheid van dien tyd
af een geweldigen knak gekregen heeft. De opstellers van zodanige werken zyn
doorgaans wel zeer geleerde, geöeffende en oordeelkundige mannen; dog zy
konnen door het opstellen van alzulke boeken nimmer de gronden der
wetenschappen aan anderen mededeelen, en niemant zal door het leezen
derzelve ooit een goed Regent, Theologant, Staat- en Regtskundige,
Geschiedkundige, Landmeter, Ingenieur, Koopman of Boekhouder worden, ten
zy hy vooraf de nodige wetenschappen, tot diergelyke betrekkingen verëischt
wordende, ingezogen heeft.
IX. Tegenwoordige Staat der geleertheid in Friesland.
Het geen tot hier toe van het afnemen der geleertheid, en de oorzaken daar van,
(waar toe nog wel eenige andere redenen konden te berge gebragt worden)
beredeneert is, moet niet alleen op deze Provincie t' huis gebragt werden, maar
kan, zo ik meen, ook ten grooten deele, op andere gewesten van den Staat, en op
veele naburige landen worden toegepast. Althans meen ik, dat 'er doorgaans [p.
535] overäl, wat het gemeene gros der menschen betreft, niet veel op den
aanwas van bondige geleertheid valt te roemen; schoon het waar is, dat de konst
van welsprekenheid, zuivere taalkunde, redeneerkonst, de natuurlyke Historie,
en veele andere wetenschappen, by zommige tot een hogen trap gesteigert is.
Dog ik twyffele sterk, of het aantal van gezonde Staat- en Regeerkundigen,
Regtsgeleerden, Geschiedkundigen, Oudheidkenners, Godsgeleerden en meer
anderen, wel tegen dat der voorgaande eeuwe kan ophalen. Ook wil ik hier
mede geenzins te kennen geven, dat de geleertheid en wetenschappen als buiten
deze Provincie gebannen zyn; o neen: Men vind nog onder den bloem der
inwoneren van ons Vaderland, onder den Adel en personen van aanzien
wezentlyke geleerde mannen; men vind 'er in de Staatsvergaderingen, in de hoge
Collegien, in 't Hof van Justitie, onder de Grietsluiden, en by de Magistraten in
de Steden, onder personen van den degen en den tabbaart, mannen van
uitmuntende geleertheid en beproefde kundigheid, en die hunne kinderen, de
27
wumkes.nl
hoop en steun van het nageslagt, zeer zorgvuldig tot de geleertheid, en den
aanstaanden staat van regeringe tragten te doen toebereiden; wier geheiligde
namen wy hier, om de afgunst anderen niet gaande te maken, moeten
verzwygen, hoe zeer wy anders genegen zouden wezen, om dezelve der
onsterflykheid toe te wyën. Inzonderheid is de lust tot het opdelven der
Vaderlandsche oudheden, regten, wetten en gewoontens, zedert eenigen tyd
lustig aangewakkert; en zy [p. 536] die hier aan de hand houden, verdienen
onder 's Lands Grooten, met reden geprezen te worden. By den Burgerstand
begint mede eene vernieuwde begeerte tot het nasporen van nutte
wetenschappen te herleven, en veelen zyn reeds op den weg tamelyk gevordert;
schoon het getal der zodanigen klein is in vergelyking van de groote menigte
weetnieten, 't geen ook veelligt, (om dat de geleertheid niemant voeden kan, en
wyl de weg tot de wetenschappen, en die om bevordert te worden, onderscheide
zaken zyn,) wel altoos zo blyven zal.
Ordershalven moest hier ook iets gezegt worden van het toe- en afnemen der
Godgeleerde wetenschappen; dog dit stuk te teder zynde, ga ik met opzet
voorby. Het past my niet in schaamte myner moeder te ontdekken. Ik vrees
reeds te veel gezegt te hebben, om den naam van een onpartydig Schryver te
behouden; schoon ik verzekert ben, dat de verstandige waereld met meeste van
myne bedenkingen zal beädemen. Het gemeen, zegt Cicero, heeft nog oordeel, nog
waarheid. Ook schynt het ondienstig deze stoffe verder uit te breiden.
Die 't lekkeschip beschreit, zeilt daarom niet te digter;
Die 't zware pak bezugt, draagt daarom niet te ligter. [p. 537]
28
wumkes.nl
XVII. HOOFDSTUK. Van de Scholen, zo lage als hoge, in
FRIESLAND.
§ I. Overvloed van Scholen in Friesland.
Dat de hoge Overheid dezer Provincie veel zorge gedragen heeft, en nog draagt
voor het onderwys der jeugd; endat men het der regeringe niet behoort ten [p.
538] laste te leggen, dat 'er zo eene menigte onkundige menschen, die
naauwlyks, ja geheel niet lezen of schryven konnen, gevonden worden, bewyst
onder anderen het groot aantal Scholen in dit ons gezegent vaderland. Niet een
der zeven verenigde Landschappen van dezen Staat zal men aantreffen, daar,
naar mate van uitgestrektheid, zo een groot aantal dorpen ten platten lande
getelt worden; en weinigen onder die zyn 'er, daar geen School gehouden wort;
om thans van de elf Steden dezer Provincie, alwaar overvloed van
onderwysmiddelen gevonden worden, niet te spreken. De eerste steen van het
gebouw der Nederlandsche vryheid was pas geleid, toen 's Lands Staten op
eenen Landsdag, die in Maart 's jaars 1580., gehouden werd, een besluit namen,
om de opkomsten, landen en renthen, als mede de roerende goederen van de
Conventen en Kloosters tot stigting en onderhoud van kerken en scholen aan te
leggen.
10
Dit Staatsbesluit werd, kort daar na, gevolge van een Placaat en
Missive aan de Grietsluiden en Magistraten dezer Provincie, met byvoeging van
de artikelen des Staatsbesluit, behelzende den voet, op welken de geestelyke
goederen, ten gemelden einde, zouden moeten aangelegt en geschikt worden,
waar in, onder anderen, gestelt was, dat de profyten en opkomsten van de
gezeide goederen zouden worden bekeert tot onderhoudinge van eerlyke en
degelyke Predikanten, Schoolmeesters, en andere nooddrustige personen; en
dat, tot het werk der verhuuringe en verdelinge [p. 539] dier goederen te doen,
zekere bekwame personen in ieder dorp, zynde goede Patriot ten en Liefhebbers
van den hervormden Godsdienst, by de gemeenten zouden werden gestelt, die
den Grietsluiden aangenaam moesten wezen.
11
Vervolgens maakten de Heeren
Gedeputeerde Staten eenige nadere schikkingen op het onderhoud der
Predikanten en Schoolmeesters, waar in, ten opzigte der laatstgenoemden,
gestelt werd, dat de Ingezetenen der Landen, (versta mede de Steden) en een
iegelyk in hunne dorpen, moesten treden tot verkiezinge van goede en bekwame
gereformeerde Schoolmeesters; en zulks, voor de eerstemaal, binnen zes weeken,
en vervolgens binnen zulke tyden, als men van ouds gewoon ware geweest; en
dat, byaldien de gemeenten hier in mogten nalatig bevonden werden, zy
gehouden zouden zyn zodanige Schoolmeesters te ontvangen, als hen, door
10
Winsemius Chron. bladz. 662.
11
Winsemius Chron. bladz. 675, 676.
29
wumkes.nl
hoger hand, zouden werden toegeschikt. Dat diensvolgens ieder dorp eenen
bekwamen Schoolmeester verkiezende, dien aangaande de nodige schikkingen
had te maken, op de jaarwedden derzelver; ten ware de dorpen zodanig gelegen
waren, dat twee of meer plaatzen te zamen éénen Schoolmeester bekwamelyk
konden hebben.
12
Op éénen Landsdag, die in October des jaars 1584., binnen
Franeker gehouden werd, gaven de Predikanten der Kerken dezer Landschappe
eenige artikelen aan 's Lands Staten over, waar in, met betrekkinge tot de
Scholen, [p. 540] verzogt werd, dat men de Schoolmeesters, zo veel mogelyk,
behoorlyke weddens mogte toevoegen, en de zodanigen weeren, die niet vroom
van leven waren, nog zig begeerden te schikken naar den aart der gereformeerde
Religie, zo in 't onderwyzen van de jeugd, als andere, kerkelyke diensten. De
gemelde artikelen werden toen by de hoge Overheid gunstig aangenomen, en op
het gezeide verzoek werd door de Heeren Volmagten geantwoord, dat voortaan
in agt genomen zoude worden het Staatsbesluit, in Maart 1580. genomen. Den
25 Maart 1603. werd by Staatsbesluit vastgestelt, dat alle Schoolmeesters, te
soberen onderhoud hebbende, moesten voorzien werden uit de Costerye en
andere beneficiale goederen. Uit welke, en, meer andere schikkingen, dien
aangaande gemaakt, af te nemen is, hoe veel de hoge Overheid zig bemoeit
hebbe, om de lage scholen in bloei te hebben.
II. Slegte jaarwedden voor de Scholen ten platten lande.
Edog dewyl het niet zo zeer het werk van 's Lands Staten, als wel dat der
Eigenërfde ingezetenen en der Heeren Grietsluiden, was, om dien aangaande de
nodige schikkingen in hun byzondere dorpen te maken, en de geestelyke
goederen, tot zodanige gebruiken geschikt, op veele plaatzen vry schaars de.
gevonden worden, (zynde in vroegere tyden zodanige goederen te veel vervreemt
geworden,) zo is de staat der inkomsten voor de lage Scholen ten platten lande
doorgaans zeer bekrompen, en, op de meeste plaatzen niet toereikende om een
eerlyk levensbestaan te verschaffen. Men heeft gemeens dorpen daar [p. 541]
het vast jaargeld voor den Schoolmeester veertig, vyftig en zestig guldens
uitmaakt; anderen konnen het tot honderd, en zeer weinigen tot honderd vyftig
guldens brengen. Zeker Schoolmeester in een der volkrykste dorpen dezer
Landschappe verhaalde my, dat hy maar zes-en-vyftig guldens vast jaargeld had.
Boven de jaarwedden hebben doorgaans de Schoolmeesters een vrye woninge,
waar of zommigen een keukentuin en appelhof hebben. Op veele plaatzen
hebben de Schoolmeesters de bedieninge der binnenlandsche Collecten van 't
Gemaal, Beestiaal, Turf en Brandhout; dog dit van het believen der Grietsluiden
afhangende, gaat overal en ten allen tyde niet vast. Veele Schoolmeesters zyn
teffens Dorpregters; maar dit ampt is weinig in staat om hunne magere
inkomsten te verbeteren. Alle Schoolmeesters hebben van het onderwys der
12
Ordonn. van den 7 May 1582. Winsem. Bladz. 710.
30
wumkes.nl
kinderen eenig geld boven hunne jaarwedde 't geen op zommige plaatzen zes
stuivers, op anderen een zestehalf voor ieder vierendeel jaar van elk kind
uitmaakt, welke Schoolpenningen in grote dorpen eene tamelyke som kunnen
uitleveren; dog in de meeste plaatzen van weinig belang moeten gerekent
worden; alle voordelen by elkander genomen, zyn 'er weinige Meesters die twee
honderd guldens inkomsten konnen maken, en zeer velen hebben maar half zo
veel, min of meer.
Gevolgen daarvan.
't Is gemakkelyk te begrypen dat de schaarsheid van bestaan zeer slegte gevolgen
moet naar zig trekken ten opzigte van het behoorlyk onderwys der jeugd in de
lage scholen veele van zodanige Martel-ampten konnen [p. 542] begeven
worden dan aan zodanige personen die weinige bekwaamheid hebben; en
dezulken al aangestelt zynde, vinden zig genoodzaakt, om met ander arbeid, en
bezigheden die weinig Overëenkomst met hunne bedieninge hebben, de schrale
kost te vinden; eene natuurlyke oorzaak dat 'er weinige bekwame
Schoolmeesters gevonden worden, die in staat zyn de eerste beginzelen der
nodigste wetenschappen aan de jeugd in te planten. Veelen konnen maar wat
gebrekkig lezen, zyn slegte schryvers, en nog veel slegter kenners van de
nederduitsche taal, spelling, zamenvoeging der woorden, en wat dies meer is,
om thans van hunne kennis in de eerste waarheden des Christendoms, van
rekenen en andere noodwendige verëischtens niet te spreken. Men kan derhalve
ligt opmaken hoe zwak en gebrekkig derzulker onderwys moet zyn; 't geen dan
ook eene der redenen is, dat de discipelen zo weinig als hunne meesters veeltyds
niet in staat zyn, (schoonze al goede letteren konnen maken) eenige woorden in
eene voegzame order op 't papier te stellen, en dat men in de meeste brieven en
geschriften, 't zy van Schoolmeesters of anderen opgestelt, meerdere spel- en
taalfouten, dan woorden aantreft.
Een ander nadelig gevolg van alzulke geringe inkomsten is, dat het
Schoolampt, uit hoofde van deszelfs armoedigen staat aan eene algemene
veragting is bloot gestelt: want dewyl verre de meeste orders van menschen
ruimer leven en beter bestaan hebben, dan zy het onderwys der kinderen is
toebetrouwt, doorgaans met 't allergeringste volk in [p. 543] eenen rang gestelt
worden, zo hebbenze ook met hetzelve eenerleye agting en waerdigheid; zy zyn
uit dien hoofde gemeenlyk laag van geeft en gemoed, hebben weinige
vrymoedigheid in 't behoorlyk bestraften en regeren der kinderen; en weinigen
zyn 'er, die zig ontzien den armen Schoolmeester op hun beurt te havenen,
wanneerze zig inbeelden dat hunne kinderen te hard behandelt worden. Dit
belet den elendigen Schoolvoogd duizendmaal het behoorlyk betragten van zyne
pligten; en de kinderen de veragting der ouderen omtrent den meester
bespeurende, zyn even daar door te weerbarstiger en ongehoorzamer. Wy
behoeven niet te zeggen welke nadelen, ten opzigte van het onderwys der jeugd,
31
wumkes.nl
hier ook geboren werden, de dagelyksche ondervinding toont het genoeg, en alle
verstandigen zyn 'er ten vollen van overtuigt.
Immers, als men agt geeft op het geen de uitgestrekte pligten van het
gewigtig Schoolampt medebrengt, moet men voor alle dingen overtuigt zyn, dat
zy, die deze bedieninge, dewelke zo veel invloed op de menschelyke
maatschappy heeft, behoorlyk zullen waarnemen, niet alleen bekwame en
geöeffende mannen behoren te zyn, maar dat zy ook, door een matig inkomen,
evenredig met hunnen stant, behoorden voorzien te werden; ten einde zy aan
den eenen kant zig genoeg tot hun ampt konnen verledigen, zonder zig met
andere lastige werken op te houden; en dat zy aan den anderen kant de
waerdigheid van hunne bedieninge konnen ophouden, zonder zig aan de
kleinagting. van 't gemene volk bloot gestelt te zien.
[p. 544] Zy moeten voor alle dingen den tedere gemoederen de eerste
gronden van den Godsdienst inplanten; en ten dien einde dezelve eerst zelfs
grondig kennen;
Zy moeten altyd hunne kleine kudde onder 't oog houden, die tot
ligtvaerdigheid en dertelheid zo zeer geneigt is, zo datze een gedurig opzigt
nodig heeft.
Zy moeten met eene onvermoeide vlytigheid bezig zyn, om de eerste
beginzélen van alle wetenschap aan de jeugd in te scherpen; op dat niet de
kinders veele jaren in dezelve nutteloos slytende, of eenen tegenzin krygen in het
leeren, of immers hunnen leeftyd, die reeds tot hogere oeffeningen bekwaam is,
jammerlyk voorby laten gaan.
Zy moeten de gestrengheid van het meesterlyk gelaat mengelen met eene
vriendelyke zagtheid, en, naar de verscheidenheid der inborsten, de
gemakkelyker wyze ter uitlokking van de naerstigheid, altyd voor de hardere
verkiezen, met de meest bezadigsten door lofgevingen en kleine prys uitdelingen
op te wakkeren, en den anderen tot een voorbeeld te stellen: met over de
baldadigen eer door, woorden van vermaningen en bestraffingen, dan door
slagen te heerschen; dog wanneer alles vrugteloos bezogt is, mogenze nimmer de
scherpere tugtöeffeningen verwaarlozen.
Zy moeten inzonderheid geene aanneming van personen oeffenen, nog de
kinders der ryken en aanzienlyken, om de gunsten en gaven der ouderen te
verkrygen, boven die het meer waerdig zyn, stellen. Ook behorenze de
onregtmatige klagten of bedreigingen [p. 545] der ouderen, die dikwyls te veel
aan hunne kinderen toelaten, niet afgeschrikt te worden van de regtmatige togt,
die omtrent de lenje en dartele Kinderen moet in 't werk gestelt worden.
Eindelyk den Schoolmeesteren is ten groten deele aanbevolen om agt te geven
op het gedrag en de zeden der jongelingen, en hen tot eene goede opvoeding toe
te bereiden. Dit nu is niet eigentlyk en alleen gelegen in het aanleeren van
zekere houdingen, buigingen en neigingen des lighaams, maar wel voornamelyk
32
wumkes.nl
in 't naaukeurig vormen der jonge gemoederen tot eene betamelyke Christelyke
en burgerlyke Zedekunde en wellevenheid. Hier toe behoort onder anderen het
voorschryven van regelen tot de oefeninge van opregte liefde Gods en des
naasten; van weldadigheid, openhartigheid, vriendelykheid zonder stuursheid,
nedrigheid, getrouwigheid, iever en naerstigheid, wakkerheid, matigheid,
ootmoedigheid, eerlykheid, opregtigheid, dankbaarheid voor ontvangene
weldaden, eerbewyzing jegens de ouderen en Overheden, en veele andere pligten
die tot een loflyk, Christelyk en deftig burgerlyk gedrag en levenswyze verëischt
worden. Zodanige regelen den jongelingen, naar mate hunner vatbaarheid,
werdende voorgehouden en ingescherpt, wordenze allenskens toebereid, om te
zyner tyd nutte leden van de maatschappy te werden; en de ouderen midlerwyl
hier we mede werkende, wort de jeugd ongevoelig tot eene deftige wellevenheid
aangespoort.
Dit alles is het werk van regtgeäarde Schoolmeester; [p. 546] dog om de
zulken te bekomen is zeer moejelyk, zo lange de geringe inkomsten van dat
ampt onmogelyk toereikende zyn tot een eerlyk bestaan want, by gebrek van
genoegzame middelen, moet men zig doorgaans bedienen van 't geringe zoort
van volk, dat veeltyds laag van geeft, slaafsch van inborst, van eene slegte
opvoeding, en van geringe kundigheid is: zelfs zy die in 't eerst al van betere
beginzelen zyn, worden, by gebrek van een eerlyk bestaan, van tyd tot tyd
slegter, en vry moediger en lager van geeft, naar mate zy zig gedwongen zien,
om dingen by de hand te nemen, die afleidende zyn van hun ampt, en geene
gemeenschap hebben met den aart van hunne bedieninge.
III. Wyze van aanstelling der Schoolmeesters.
De Schoolmeesters in de Steden worden aangestelt door de Magistraten, en ten
platten lande door de Stemgeregtigde ingezetenen; dog mogen hier toe niet
stemmen Papisten of eenige andere Secten buiten de Gereformeerde kerk
13
, om
dat het Schoolampt ten deele kerkelyk is, zo wegens het onderwys der jeugd in
de eerste waarheden des geloofs, als uit hoofde van hunne kerkelyke diensten,
van zingen, leezen en, 't bedienen van den kerkeraad. Om welke redenen ook
niemant dan die belydenis doet van den herformden Godsdienst, het ampt van
Schoolmeester moge bedienen; zelfs mag niemant, twintig jaren oud zynde, tot
Schoolmeester worden aangenomen, als die Ledemaat van de Gereformeerde
gemeente [p. 547] is.
14
Zomwylen worden wel beroepen nog geen Ledemaat
zynde; dog zy zyn verpligt om zig spoedig in staat te stellen tot het doen hunner
belydenisse. Een Schoolampt, door versterf of vertrek ledig geworden zynde,
wort de Grietman door de Stemgeregtigde ingezetenen verzegt uitschryvinge tot
stemminge te doen; 't welk geschied zynde, wort de omzegging of
13
Staatsbesluit van den 31 Maart 1580, en 7 Maart 1583.
14
Staatsbesluit van den 10 Maart 1761.
33
wumkes.nl
huiskondinge, zes dagen voor den bepaalden stemdag, door een Dorpregter, aan
de Eigenaars of Meyers der Stemgeregtigde vastigheden gedaan, en op den dag
der stemminge stemmen de Eigenerfden, of in persoon, of by schriftelyke
procuratien zodanig een persoon sis zy gemeenlyk reeds vooräf het ampt hebben
toegezegt. De Stemminge voltrokken zynde, wort uit de besoignes van
stemminge de beroepbrief of commissie opgemaakt, van de stemgeregtigden of
hunne gelastigden ondertekent, en aan den beroepenen persoon ter hand gestelt;
dewelke daar op, zo hy elders woont, ten kosten van de kerke der plaatze,
gehaalt en in de huisinge, daar toe geschikt, gestelt wort, waar mede hy den
aanvang maakt van zyne bedieninge; waar van hy ook, zonder wettige redenen
van onbekwaamheid of kwalyk gedrag, door niemant kan berooft werden.
Aangestelt zynde, is hy, op verëisch van de Classis, gehouden, de formulieren
van eenigheid, en de regelen van het Dortsche Synode, (zo veel de leere aangaat)
te ondertekenen, en daar door te verklaren, dat hy de Leere der herformde Kerke
houd voor de eenige regel van geloof [p. 548] en leven, overëenkomende met
Gods Woord en leidende tot Zaligheid. Een Schoolmeester dus beroepen
zynde, bekoomt daar door het regt van vaste inwoninge ter plaatze zyner
bedieninge, uit kragt van welk het Dorp of de Stad verbonden is, hem en de
zynen, in gevalle van armoede en gebrek, te alimenteren
15
; waar toe anders eene
vyf jarige inwoninge vereischt wort.
IV. Hunne voornaamste verrigtingen.
De Schoolmeesters moeten niet alleen de jeugd naerstig onderwyzen in lezen,
schryven, rekenen, psalmzingen enz. 't geen wel 't geheele jaar door behoorde te
geschieden, doch het welk op veele plaatzen 's Somers geheel nagelaten wort,
maar zy moeten ook dezelve, ten minsten eenmaal 's weeks catechiseren over de
grondwaarheden van den Christelyken Godsdienst, en voorts alles aanwenden
om de jongelingen tot eene betamelyke kennisse van God en zynen dienst op te
leiden. Zy mogen geene onregtzinnige boeken, of schriften die eenige
dwaalleringen behelzen, in de scholen gebruiken. Ook zyn de Schoolmeesters,
zo veel doenlyk, en het hunne gelegenheid toelaat, verpligt, de eerste en voorste
te zyn die gevraagt worden in de openbare Catechisatien; ten einde daar door te
bekwamer gemaakt te werden om de jeugd in de grondwaarheden des
Christendoms te onderwyzen. Een Schoolmeester zig onstigtelyk gedragende,
en in dronkenschap of andere ongeregeltheden zig te buiten gaande; die zig niet
behoorlyk in 't, onderwyzen der jeugd gedraagt; als ook die de belydenis der
Kerke, en de formulieren [p. 549] van eenigheid weigert te ondertekenen; gelyk
mede die geen Ledemaat is of wil worden, kan om zodanige en meer andere
wettige oorzaken, geweert, of van zynen dienst afgezet worden: en zyn de
15
's Lands Ordonn. I Boek, tit. XXI, art. I.
34
wumkes.nl
Classen gehouden zulks te bezorgen volgens den gewonen weg daar toe zynde.
16
Zy die, om hun ergerlyk leven geëxcommuniceert zyn, en uit dien hoofde van
hunnen dienst afgezet, mogen tot den Schooldienst niet weder toegelaten
werden, dan na behoorlyke boetvaerdigheid en verzoeninge met de gemeente.
Ten opzigte der schikkingen van den Schooldienst, de tyden en uuren van dien,
en meer andere omstandigheden, daar toe behorende, kan door de Eigenerfden
ten platten lande, en door de Magistraten in de lieden, zodanige order gestelt
worden, als meest met het welwezen der scholen overeenkomt; dog een
Schoolmeester zig niet naar de voorgeschreven, of gebruikelyke order
gedragende, staat dien aangaande, onder 't opzigt van de Kerkvoogden der
dorpen, dewelke hunne klagten daar over aan den Grietman konnen voorstellen,
en waar over aldaar kan regt gedaan worden: maar voor zo veel de kerkelyke
diensten aangaat, staan de Schoolmeesters ter regtspraak van den Kerkeraad en
Classis, waar onder zy behoren; 't geen ook, met eenige verandering, op die der
steden toepasselyk is.
V. Latynsche Scholen in deze Provincie.
In de Steden dezer Provincie werden doorgaans wel ingerigte Latynsche
Scholen gehouden; gelyk mede weleer, en misschien [p. 550] nog, in zommige
voorname Dorpen, in welken de jongelingen tot de Academische
Leeroeffeningen voorbereid worden. De Leermeesters in deze Scholen worden
door de Magistraten der Steden beroepen op eene vastgestelde. jaarwedde, en
genieten daarenboven nog eenig leergeld van de jongelingen, Veeltyds worden
hier toe Candidaten gekoren) die geen beroep krygen, waar van zomwylen een
en ander tot Predikanten gekoren werden ten platten lande. In zommige kleine
Steden wort het ampt van Rector, zonder ondermeester, bedient by den
Predikant der plaatze, gelyk veeltyds gezien is te Stavoren, Sloten, Workum en
Hindelopen. Te Harlingen heeft de Welëerwaerde Heer Isebrandus Eilardi
Harkenroth, zeer geagt Predikant aldaar, het Rectoraat eene lengte van jaren
waargenomen, hebbende twee ondermeesters nevens zig. Te Leeuwarden zyn
doorgaans, behalven den Rector, nog vier Leermeesters der triviale Scholen. Te
Dokkum en Franeker zyn meest, behalven den Rector, nog twee Leermeesters;
te Sneek heeft men een Rector, en een Conrector. De Stad Ylst, byna geheel uit
zeevarende. Inwoners, koop- en handwerksluiden beslaande, heeft tot nog toe
niet goedgevonden eene Latynsche School aan te leggen. Alle deze
Leermeesters, staan, zo veel hun ampt aangaat, onder de regtsmagt der
Magistraten, en onder het opzigt van zekere personen, daar toe aangestelt,
Scholarchen of Schoolvoogden genaamt, die, benevens de afgevaerdigden de
Magistraten de Scholen op gezette [p. 551] tyden visiteren, de pryzen aan de
naerstige jongelingen toezeggen, de Meesters tot hunnen pligt houden, enz.
16
Staatsbesluit van den 8 April 1584. den 25 Maart 1603., en 10 Maart 1701.
35
wumkes.nl
zynde gewoonlyk, althans in de kleine Steden, het opzigt der Scholen by de
Predikanten.
17
De jongelingen, tot de hoge Scholen geschikt, alle de classen der
lagere Scholen doorgelopen hebbende, worden door de Scholarchen behoorlyk
onderzogt, en reciteren, ten aanhoren van hen en andere taalkundigen, een of
ander stuk in de Latynsche taal, en worden daar op met de nodige
getuigschriften, naar de Academie gezonden, om hunne begonnene Letter- en
Leeröeffeningen verder voort te zetten.
VI. Alöude en latere schikkingen dien aangaande.
Zeer waarschynlyk zyn 'er weinige of geheel geene Latynsche Scholen in
Friesland geweest voor den tyd van Keizer Karel den V.; behalven dat daar toe
konden dienen zommige nopens kloosters, waar in de talen en wetenschappen
dezelve, na en dan geleeraart werden.
18
De gemelde Vorst, die in veele wetten zo
wel de standhouding van den Roomschen Godsdienst, als de voortzetting van
de Letteröeffeningen en wetenschappen bedoelde, maakte dien aangaande
verscheide schikkingen: De gewone gebedeboeken, de getydeboeken, de
boetpsalmen, de getyden voor de overledenen, en andere gebruikelyke boekjes
moesten zo wel in de Latynsche als moedertale gedrukt worden. Hy gebood dat
'er in alle Steden [p. 552] van Friesland een bekwame School moeste wezen, tot
dewelke geene andere jongelingen toegelaten werden als die in de lagere
scholen, zo verre al gekomen waren, datze vaerdig in de moederlyke en de
Latynsche tale konden lezen. Deze Scholen gaf hy verscheide zeer nutte wetten,
als in 't voorgaande Hoofdstuk gezien is.
19
En door dit alles werd 'er met den tyd
eene wonderlyke verandering bespeurt. Inzonderheid was ten zynen tyde
vermaard de Schole te Leeuwarden. Suffridus Petri opende daar, in den jare
1553., een School, om de jonkheid te onderwyzen, waar in hy, door zonderlinge
naerstigheid en bekwaamheid, het zo verre bragt, dat de Scholieren, in den tyd
van minder dan twee jaren, de Latynsche taal spraken, en de Grieksche
eenigzins verstonden. Deze School, zegt zeker Schryver
20
, naderhand zo in getal
van Leermeesters en Scholieren, als in verhoginge van leerloon, zeer
toegenomen; en Suffridus Petri getuigt zelve, „dat de Voornaamste School van
deze Provincie, byna door gedurige agtervolginge, te Leeuwarden is geweest. En
wie weet niet, wat voor geleerde mannen dat 'er ook by onzen tyd aangestelt
zyn, om de jeugd te onderwyzen?
Ten tyde van de opregtinge dezer Republyk, en daar na, heeft de hoge
Regering van ons Vaderland zig ongemeen beyvert, [p. 553] om de triviale
Scholen in goeden bloei te houden, merkende dit stuk aan als den zekersten
17
Zie ook in 't tweede Deels eerste Stuk; pag. 348.
18
Zie A. G. Dreas, van de Kerkelyke vrede, in de Opdragt.
19
Zie ook Oudh. en Gestigten van Friesl. I Deel, bladz. 168.
20
Oudh. en Gestigten van Friesl. I Deel, bladz. 274.
36
wumkes.nl
grond van hogere Leeröeffeningen en wetenschappen. De Leermeesters dezer
Scholen hebben, ten groten deele, dezelve wetten en regelen als die, dewelke wy
voorheen ten aanzien van de Nederduitsche Scholen hebben opgegeven; ook
zynze zo wel als deze verpligt tot de ondertekeninge van de formulieren van
eenigheid.
21
Wanneer Hun Ed. Mog. voor ruim honderd jaren, eenig verval in 't
bestier en waarnemen der triviale Scholen bemerkten, werd 'er op den 17 Maart
1659., eene commissie benoemt, tot herstellinge van dezelve gebreken, waar op
vervolgens eene nieuwe instructie voor de Heeren Curatoren, ook met
betrekkinge tot dit stuk, vervaerdigt, en daar by, onder anderen vastgestelt werd:
„dat, tot beter order van de triviale Scholen, de Curatoren zouden invoeren en
laten leeren de Grammatica van, Vossius, de Retorica van Talsæus, en de Logica
van Keckermannus. —— Dat ook dezelve Heeren Curatoren zig exactelyk
moesten informeren op het leven en de naerstigheid der Rectoren van alle de
Latynsche Scholen dezer Provincie, en derzelver abusen aan de respective
Officieren en Magistraten bekent maken, om dezelve, haar bevindinge van
zaken, te straffen," enz.
VII. Order en wyze van leeren.
De voornaamste wetten der Latynsche Scholen, (die we hier hoofdzakelyk naar
[p. 554] naar die van Leeuwarden
22
zullen opgeven) bestaan onder anderen in de
volgende regelen. De Rector en de andere Meesters moeten de Magistraat der
stad gehoorzaam zyn, en niets buiten de wetten doen, dan met voorkennisse van
de Regeringe en de Schoolvoogden In twyffelagtige zaken moeten ze dezelven
laadvragen en hun goedbedunken volgen. Zy mógen geene buitengewone
Speeldagen, sonder goedvinden van de Schoolvoogden, aan de jeugd toestaan;
nog uit de School zyn buiten derzelver toestemming. Ook mogenze geene
boeken in de School invoeren die by de wetten niet vastgestelt zyn. De Rector
het voornaamste bestier der Scholen hebbende, moet van de andere Meesters
geëert, en zyn raad gevolgt worden: voorts is hun pligt, allen malkanderen in
hun ampt vriendelyk te bejegenen, te ondersteunen, te eeren en vermanen, en
elkanders vermaningen ten besten te nemen. Omtrent de jeugd is hun pligt, den
Leerlingen voor te lichten in de belydenis des geloofs, ware Godzaligheid en
eerbaarheid. Hunne bediening getrouw en naerstig waarnemen, en de jeugd zo
wel in da ware kennisse, vreze en liefde Gods, als in de wetenschappen onder wy
zen. In 't bestraffen moetenze wel streng, maar teffens matig, en met behoorlyke
zedigheid te werk gaan, zorg dragende datze de vriendelykheid met de
deftigheid, en de toegevenheid met betamelyke strengheid matigen; dog
ligtvaerdigheid, korselheid, slappigheid en wreedheid; [p. 555] vermyden, en de
gantsche jeugd, zonder onderscheid, beminnen, enz. Het voornaamste
21
Compendium der kerkelyke wetten, bladz. 142.
22
Deze zyn. in den jare 1733. vernieuwt, en by P. Koumans gedrukt.
37
wumkes.nl
Schoolbestier op den Rector beradende, is het zyn pligt, de andere Scholen, van
tyd, tot tyd, te bezigtigen, de Leerlingen die afwezig geweest zyn, rekenschap
daar van af te vorderen, alle ongeregeltheid en dertelheid die hy vernomen heeft,
te bestraffen, door bekwame vermaningen elk tot zynen pligt te brengen, bet
gezag der Ondermeesteren te styven, en in alle de Scholen de gehoorzaamheid
en 't gezag voor denzelven te bevorderen. De Rector heeft, uit kragt van zyn
ampt dezelfde rang, eere, regt en stem met de aangestelde Schoolvoogden, en is,
uit dien hoofde, bevoegt de gantsche manier van onderwyzinge te beftieren, de
Schooljeugd op de bekwaamde wyze tot de Academische Studiën op te leiden,
en te doen opleiden; moetende, benevens de overige Schoolvoogden, zorge
dragen, dat: niemand te ontydig van de eene School in de, andere, nog van de
hoogste tot de Academie bevordert werde.
De pligten der Leerlingen zyn, God te vrezen, hunne Meesters te
gehoorzamen, malkanderen te beminnen, niet twisten; tydig in de School te zyn,
naerstig te leeren, geen geraas of dertelheid bedryven, de verklaringen van de
Meesters aandagtig horen, en zig in alles daar naar te schikken. Datze zonder
verlof van Ouders of Meesters niet Uitgaan., of buiten de School blyven; dat de
Meesters, zo aangaande hun uitblyven gedrag buiten de School onderzoek
moeten [p. 555] ten doen, en alle ongebondentheden naerstig straffen. Datze op
den dag des Heeren, op Bede- en Feeftdagen vlytig in de kerk komen, in alle
zedigheid zig gedragen, naerstig toeluisteren, en niemant storen of lastig zyn.
Datze zig zorgvuldig wagten van onbetamelyke spelen, ongeschiktheid in zeden,
of woorden, en van alles wat aanloopt tegen de Godzaligheid en eerbaarheid.
Allen die maar behoorlyke straffen en tugtigen niet luisteren, werden, als
bedervers der overige jeugd, en schandvlekken der Scholen, uitgedreven.
By den ondersten Meester wort de volgende order gehouden: dat, des
Maandaags, Dingsdaags, Donderdaags en Vrydaags, de Leerlingen die de
bekwaamheid van lezen nog niet hebben, daar in onderrigt worden, met
agtgeving op de toonwyzen en uitspraak. De overigen leeren van buiten
opzeggende voorbeelden der declinatien, comparatien en conjugatien. Allen
leerenze uit de Elementa, eenige woorden van buiten, het zy zelfstandige,
byvoeglyke of werkwoorden; waar van zy de zelfstandige alleen, of met
byvoeglyke zamengestelt zynde: en de byvoeglyke in hunne uitgangen, of
trappen van verhoging, als mede de werkwoorden in hunne wyzen, tyden en
personen, leeren veranderen, en deze buigingen en veranderingen, geschreven,
aan den Meester vertonen moeten. De meest gevorderden alhier leeren van
buiten de ligtste leerstukken van de Etymologia of oorspronkskunde der
woorden. Behalven dit alles wort des namiddags het overgeblevene [p. 557] van
den voormiddagtyd verhandelt; oeffenende de Leerlingen zig vorders in 't
declimeren en conjugeren: waar boven de Meester den voornaamsten zyner
Scholieren leert de ligtste regelen van de Syntaxis, of woordvoegkunde, met
38
wumkes.nl
voorstelling van eenige korte en eenvoudige spreekwyzen, om die te vertalen;
weidende nogtans zorge gedragen dat niets opgegeven werde dat hun begrip te
boven gaat. Des Woensdaags en Zaturdaags werden plegtige gebeden, en de
eerste gronden van den Christelyken Godsdienst geleert; moetende de
Leerlingen die bovenaan zitten, den Heidelbergschen Catechismus opzeggen in
't Duitsch. Voor het overige is de leerwyze als op de andere dagen. De hoogste
moeten dan overzetten de ligtste zamenspraken van Corderius, uit de
Neêrduitsche vertalinge; waar uit hen teffens gevraagt wort het beloop der
Leerstukken van de Grammatica of letterkonst. De overigen werden geoeffent
met conjugeren en decimeren.
Onder den vierden Meester te Leeuwarden werden de leerstukken van de
Etymologia uit de Grammatica van Vossius, van buiten geleert en opgezegt; die
door den Meester nader verklaart worden; gelyk mede uit de Elementa eenige
woorden geleert en opgezegt worden, het zy zelfstandige, byvoeglyke, werk- of
bindwoorden: leerende die te buigen zo nodig is. Hier wort mede de Syntaxis
verhandelt; zulks dat de ligtste regelen eerst verklaart, en met voorbeelden
duidelyk opgeheldert worden, enz. Des Woensdaags wort de Heidelbergsche
Catechismus [p. 558] uit het Latyn in 't Duitsch overgezet, en daar na in 't
Duitsch opgezegt. Ook worden dan, opgezegt en verklaart de Difticha Van Cato,
of het vestibulum van Comenius, als mede, gelyk op andere tyden, de behoorlyke
oeffenschriften vervaerdigt.
De derde Meester verhandelt des Maandags, Dingsdaags, Donderdaags en
Vrydaags voordemiddag de Grammatica Van Vossius, verklaart de uitgekozene
brieven van Cicero, en doetze de Leerlingen overzetten, werdende hen
aangetoont de kragt, 't gebruik, onderscheid en geschapenheid die in de
woorden en spreekwyzen gevonden worden, naar, de gronden van de
Grammatica. Ook werdenze hier geleert eenige spreuken naar den styl van
Cicero, in 's Latyn op te stellen. Namiddags worden de gronden van de Syntaxis
weder verhandelt, en, met opgegeverse voorbeelden, naaukeurig verklaart. Uit de
Elementa leerenze van buiten eenige zelfstandige, byvoeglyke, werk- en
bindwoorden, Ook wort hen opgegeven een oeffenschrift, passende op den
inhoud van de verklaarde gronden der Syntaxis, of het geen naar den styl van
Cicero opgestelt is; waar mede zy des vrydaags om de plaatzen kampen. Des
Woensdaags en Zaturdaags wort de Heidelbergsche Catechismus uit 't Latyn in
't Duitsch overgezet, en daar na in 't Latyn door de Leerlingen opgezegt; in
welks leerstukken zy naaukeurig onderwezen worden. Zy moeten ook overzetten
de Disticha van Cato, de treurgedigten an Ovidius, en der zelves vaersen van
buiten leeren Zy leeren de [p. 559] de Grieksche Rudimenta, of de Latynsche
Profodia enz.
Onder den Conrector wort des Maandaags voordemiddag verhandelt de
Latynsche Etymologia, de Elementa of de beginzelen van de Rhetorica en
39
wumkes.nl
Terentius. Des namiddaags wort de Latynsche Syntaxis verklaart, en een
oeffenschrift in de school opgestelt. Des Dingsdaags verklaart men Ovidius,
Virgilius of Pbædrus, en werden derzelver vaersen van buiten opgezegt, verder de
Profodia of klankmaat verhandelt, en een vers in order gebragt. Des namiddaags
wort de Grieksche Grammatica of Rudimenta verhandelt, en daarenboven Corn.
Nepos overgezet. Des Woensdaags en Zaturdaags wort, behalve de verhandeling
van den Catechismus, het N. Testament uit het Grieksch overgezet, en een
Analysis of ontleding over de woorden van hetzelve, gedaan. Ook wort den
Leerlingen een oeffenschrift, om t' huis te maken, opgegeven. Des donderdaags
voormiddaags verhandelt men de Latynsche Etymologia, de beginzelen van de
Rhetorica, en Terentius, Des namiddaags wort de Grieksche Grammatica of
Radimenta verhandelt; en Corn. Nepos overgezet Des Vrydaags voormiddaags Is
even als Dingsdag; dog na den middag wort de Latynsche Syntaxis verklaart, en
een oeffenschrift opgemaakt, om daar mede om de voorste zitplaatste dingen.
Onder den Rector worden de Leeroeffeningen hoger voortgezet, en de
jongelingen tot de Academische Studiën eigentlyk toebereid. Men verhandelt
daar 's Maandags voormiddag [p. 560] Virgilius, Ovidius, of Horatius, en de
jeugd worden oeffenschriften opgegeven. Na den middag worden de Rhetorica
Vossius, en de brieven of redevoeringen van Cicero verklaart. Dingsdag
voormiddag verhandelt men de Grieksche Grammatica of Syntaxis, en 't Nieuwe
Testament in 't Grieksch; waar over eene nette ontknoping opgestelt wort.
Namiddag worden de Rhetorica van Vossius en de brieven of oratiën van Cicero
verklaart, Woensdag Horatius, Virgilius, of Ovidius.. Donderdag voormiddag is
het onderwerp de Logica van Clauberg; en het Nieuwe Testament, met de
behoorlyke ontknoping der woorden en spreekwyzen in 't Grieksch. Na den
middag wort de Catechismus verhandelt; en by hen, die de hoogste plaats
bekleden, eenige uitgezogte verssen uit het Grieksch Testament opgezegt. Ook
wort Justinius of Julius Cæsar overgezet. Vrydag voormiddag verklaart men de
Logica, en Isocrates, Homorus of eenige uitgekipte zamenspraken van Lucianus.
Ook nemen de Leerlingen eene proef, om iets in 't Grieksch na deze Schryvers
op te stellen. Namiddag wort een oeffenschrift voor de vuist opgemaakt, om den
voorrang der zitplaatzen te winnen. Zaturdag verklaart men Lucianus, of Julius
Cæsar, en daarenboven Isocrates, Homerus, of de uitgekipte zamenspraken van
Lucianus. Den Leerlingen wort eenige Chreia, of een vers of brief opgegeven.
Alle verhandelingen uit de Grammatica gorden in de moedertaal verklaart en
gevraagt. Dog niet alles zonder onderscheid [p. 561] wat de Grammatica
opgeeft, maat het geen klaarst en nodigst is moet eerst onderwezen en geleert
worden: moetende de Zwaarste stukken niet aangevat worden, voor en aleer de
ligtste zaken wel begrepen zyn. Naar verëisch van ieder School moet de Meester
de leerstukken zo van de Grammatica, Etymologia, Profodia als Syntaxis, den
Leerlingen, op eene bekwame en natuurlyke order, inprenten. Ten welken einde
40
wumkes.nl
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Weitere ähnliche Inhalte

Andere mochten auch (12)

Korte geschiedenis vh dorp Wetzens, WT Keune
Korte geschiedenis vh dorp Wetzens, WT KeuneKorte geschiedenis vh dorp Wetzens, WT Keune
Korte geschiedenis vh dorp Wetzens, WT Keune
 
Hersenen_spread
Hersenen_spreadHersenen_spread
Hersenen_spread
 
GN Jaargang 48 met Friese families, oa Alma Tadema
GN Jaargang 48 met Friese families, oa Alma TademaGN Jaargang 48 met Friese families, oa Alma Tadema
GN Jaargang 48 met Friese families, oa Alma Tadema
 
1e en 2e wereldoorlog alles
1e en 2e wereldoorlog alles1e en 2e wereldoorlog alles
1e en 2e wereldoorlog alles
 
Astonishing Animal Photos of 2014
Astonishing Animal Photos of 2014Astonishing Animal Photos of 2014
Astonishing Animal Photos of 2014
 
Batavia in Historia, oktober 2015
Batavia in Historia, oktober 2015Batavia in Historia, oktober 2015
Batavia in Historia, oktober 2015
 
Fryslân op de kaart
Fryslân op de kaartFryslân op de kaart
Fryslân op de kaart
 
Dokkum bolwurk fan it Noarden deel 1
Dokkum bolwurk fan it Noarden deel 1Dokkum bolwurk fan it Noarden deel 1
Dokkum bolwurk fan it Noarden deel 1
 
Friese familienamen geologie
Friese familienamen geologieFriese familienamen geologie
Friese familienamen geologie
 
Geschiedenis van verenigingsblad De Sneuper
Geschiedenis van verenigingsblad De SneuperGeschiedenis van verenigingsblad De Sneuper
Geschiedenis van verenigingsblad De Sneuper
 
11en30, juli 2013
11en30, juli 201311en30, juli 2013
11en30, juli 2013
 
All about Stars
All about StarsAll about Stars
All about Stars
 

Mehr von Historische Vereniging Noordoost Friesland

Mehr von Historische Vereniging Noordoost Friesland (20)

Hoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdf
Hoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdfHoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdf
Hoofdelijke Omslag Tietjerksteradeel 1915.pdf
 
Hoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdf
Hoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdfHoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdf
Hoofdelijke Omslag Kollumerland 1920.pdf
 
Role of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdf
Role of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdfRole of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdf
Role of British Prisoners of War 1918 Leeuwarden.pdf
 
Boerderijenlijst boek Houtstromen borghaerts
Boerderijenlijst boek Houtstromen borghaertsBoerderijenlijst boek Houtstromen borghaerts
Boerderijenlijst boek Houtstromen borghaerts
 
Namenlijst Album Amicorum Cornelis de Glarges
Namenlijst Album Amicorum Cornelis de GlargesNamenlijst Album Amicorum Cornelis de Glarges
Namenlijst Album Amicorum Cornelis de Glarges
 
Briefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in Franeker
Briefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in FranekerBriefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in Franeker
Briefe von Stephanus Bányai an Prof. Valckenaer in Franeker
 
Die Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch Bányai
Die Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch BányaiDie Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch Bányai
Die Eintragungen aus den Niederlanden im Stammbuch Bányai
 
Als ballingen aan de boorden van de Amstel
Als ballingen aan de boorden van de AmstelAls ballingen aan de boorden van de Amstel
Als ballingen aan de boorden van de Amstel
 
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
Vijf inscripties in Album Amicorum Michael Corvinus 1624
 
Album amicorum Fredericus Kemener
Album amicorum Fredericus KemenerAlbum amicorum Fredericus Kemener
Album amicorum Fredericus Kemener
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1565-1568 YY7
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1559-1564 YY6
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (c)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (b)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1554-1559 YY5 (a)
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1549-1554 YY4
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1538-1548 YY3
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1534-1537 YY2
 
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
Hof van Friesland Namenindex Quaclappen 1527-1533 YY1
 
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste WereldoorlogVer van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
 

Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

  • 1. Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 2, 2 stuk Leeuwarden Pieter Koumans 1768 wumkes.nl
  • 3. INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE 3 XVII. HOOFDSTUK. Letteroefeningen en Wetenschappen in FRIESLAND. 9 § I. Wetenschappen zyn hier niet zeer vroeg bekent geworden. 9 II. Oorzaken hier van. 10 III. De geleertheid werd nogtans veeltyds van de voornaamste personen bemint. 11 IV. Heeft inzonderheid onder de regeringe der landvorsten gebloeit. 12 V. Redenen van bloei en aanwas der wetenschappen. 13 VI. Oorzaken van het afnemen der geleertheid. Slegte opvoeding der jeugd. 19 VII. Geringe beloning der wetenschappen. 20 VIII. Het te veel gebruiken van Romanschriften enz. 25 IX. Tegenwoordige Staat der geleertheid in Friesland. 27 XVII. HOOFDSTUK. Van de Scholen, zo lage als hoge, in FRIESLAND. 29 § I. Overvloed van Scholen in Friesland. 29 II. Slegte jaarwedden voor de Scholen ten platten lande. 30 Gevolgen daarvan. 31 III. Wyze van aanstelling der Schoolmeesters. 33 IV. Hunne voornaamste verrigtingen. 34 V. Latynsche Scholen in deze Provincie. 35 VI. Alöude en latere schikkingen dien aangaande. 36 VII. Order en wyze van leeren. 37 VIII. Toestel tot het opregten van 's Lands Academie. 42 IX. Gebouw tot dezelve. 43 X. Inwyding der Academie. 44 XI. Vryheden, voorregten en wetten van 's Lands Universiteit. 48 XII. Octrooi der Stad Franeker aan dezelve. 58 XIII. Verdere vryheden. 59 XIV. 's Lands Voedsterlingen tot de Studien. 61 XV. Burse voor de Studenten. 64 XVI. Academie Boekzaal. 65 XVII. Bibliothecarius of Boekbewaarder. 66 XVIII. Verscheide andere bedieningen aan de Academie. Promotor en adsistenten. Bedéllen. 66 XIX. Wyze van Aanstellinge der Hoogleeraren. 68 XX. Hun onderscheiden getal, en ongelyke jaarwedden. 69 En ongelyke jaarwedden. 70 3 wumkes.nl
  • 4. XXI. Regtsgebied der Academische vierschaar, een moeilyk stuk te bepalen 71 XIX. HOOFDSTUK. Beknopt vertoog van de Reformatie des Godsdienst, voornamelyk in FRIESLAND. 72 § I. Toebereidzelen tot de Reformatie. 72 II. Scherpe tegenstand, door strenge plakaten. 74 III. Aanwas der heimelyke belyderen. 78 IV. Verboden voorzorgen regens regtzinnige boeken enz. 79 V. Nog heeter plakaten dan voorheen. 79 VI. Nader aandrang der vorige plakaten. 81 VII. Verbod van veele boeken en Bybels. 82 VIII. Philips tot aanstaanden Landsheer gehuldigt. 83 IX. Het berucht plakaat van Ao. 1550. 83 X. Beschryving van de Inquisitie. 84 XI. Grote verbaastheid der Nederlanders. 87 XII. Overdragt der Regeringe op Philips van Spanje. 89 XIII. Zyn vertrek naar Spanje. 90 XIV. Invoering der nieuwe Bisschoppen. 91 XV. Nederlandsche Geloofsbelydenis opgestelt. 93 XVI. Voortzetting der Inquisitie. 96 XVII. Vertrek van Granvelle. 97 XVIII. Yver van eenige Edelen. 98 XIX. Gedrag des Konings daar tegen. 99 XX. Ongenoegen der voornaamste Heeren. 100 XXI. De strenge bevélen bevorderen het werk der reformatie, en 't Verbond der Edelen; ook in Friesland. 101 Ook in Friesland. 102 XXII. Beweging tot vernietiging van 't Pausdom te Leeuwarden, en eerste Predikatien aldaar. 105 XXIII. Beeldstormery in Nederland. 107 XXIV. Voortzetting der Hervorminge te Leeuwarden, enz. 110 XXV. Schielyke omkeering aldaar. Verjagen der Leeraren uit Friesland. 111 Verjaren der Leeraren uit Friesland. 111 XXVI. Komst van Alva, en schrikkelyk vlugten uit deze Provincie. 114 XXVII. Staat der kruiskerke alhier. 115 XXVIII. Enige ruimte in Friesland. 116 XXIX. Caspar Robles strengheid tegen de Religie. 118 XXX. Gentsche vrede brengt verandering en vryheid der Religie te weeg. 119 XXXI. Pryslyke iever der Overheden. 121 4 wumkes.nl
  • 5. XXXII. Volkomene vryheid van Godsdienst. 122 XXXIII. Wyze van Reformatie in Friesland. 124 XXXIV. Afzweering des Konings, en verdere Reformatie. 127 XXXV. Zorg der Overheden voor de zuivere waarheid. en bevordering van 't Synode Nationaal. 129 XXXVI. Hetzelve is in Friesland aangenomen; maar niet de kerken-order aldaar beraamt. 131 XXXVII. Vaststelling der Gereformeerde Leere. Ao. 1651. 134 XX. HOOFDSTUK. Bestier en regeringe der Gereformeerde Kerke die Kerkenraden, Classen en Synoden in FRIESLAND. 135 § I. Groot getal van Predikanten in Friesland. 135 II. Jaarwedden en inkomsten zo der Predikanten, als Emeriti en Weduwen. 135 III. Wyze van beroepinge der Leeraars ten platten lande. 138 En in de aangebouwde dorpen. 139 IV. In de Steden. 140 V. Order van bevestigingen enz. 140 VI. Schikking nopens het verroepen van Predikanten. 141 VII. Voornaamste verrigtingen der Leeraaren, en verscheide pligten. 142 VIII. Kerkelyke vergaderingen in 't gemeen. 144 IX. Kerkeraden. 145 X. Ouderlingen en Diakens in 't byzonder. 146 Diakenen. 146 XI. Classen in deze Provincie. 146 Zaken, aldaar verhandelt wordende. 148 XII. Provinciaal Synode. 150 Commissariën Politiek. 151 Correspondenten. 151 Deputaten ad Causas. 152 XIII. Wyze en voet van raadplegen aldaar. 153 XIV. Zaken, die voornamelyk op 't Synode behandelt worden. 154 XV. Besluit van 't Synode. 155 XVI. Deputaten Synodi, hun ampt en schikkingen. 156 XVII. Van de Commissie ad Autographa. 158 XVIII. Walsche Kerken. 160 XXI. HOOFDSTUK. Van de verschillende gezintheden der Religie in FRIESLAND. 162 § I. Vryheid van geweten hier te lande. 162 II. LUTHERSCHEN, hun kerkbestier. 162 III. Hunne kerken in deze Provincie. 163 IV. Zending en dienst der Leeraren. 163 5 wumkes.nl
  • 6. V. DOOPSGEZINDEN, hunne opkomst. 164 VI. Menno Simons. 165 VII. Scheuringen onder de Doopsgezinden. 166 VIII. Oude Vlamingen van verscheide zoorten. 168 Dantzigers. 168 Jan Jakobsgezinden. 168 IX. Hunne Leerstellingen. 169 X. Strenge Kerkban, enz. 171 Hun geleertheid. 172 En gevoelen. 172 XI. Kerkelyke regeringe, Godsdienstöeffeningen, Doop en Avondmaal. 173 Doop. 173 En Avondmaal. 174 XII. Gemeenschap van alle Doopsgezinden met elkanderen. 175 XIII. Waterlanders, Vriesen en Vlamingen. 177 XIV. Nieuwe scheuringen onder dezelven. 178 XV. Hunne Geloofsbelydenissen. 180 XVI. Gevoelens aangaande zommige Leerstukken, de Sacramenten, het Overheidsämpt, Eedzweeren, gebruik der wapenen, Kerkelyke magt, ban, en kerktugt. 181 De sacramenten. 181 Van 't Overheidsampt. 182 Eedzweren. 183 Gebruik der wapenen. 183 Kerkelyke magt. 183 Kerkelyke Ban, en kerktugt. 184 XVII. Hunne Studiën, Jaarwedden der Leeraren, enz. 184 Openbare Godsdienst. 186 En Avondmaal. 187 XVIII. Getal der Classen en gemeenten in Friesland. 188 XIX. Voorregten der Doopsgezinden alhier. 189 XX. COLLEGIANTEN, hun oorspronk. 191 XXI. Onderscheid van andere gezintheden. 192 XXII. Wyze van Godsdienstöeffeningen. 194 XXIII. Voorname redenen tot staving hunner genootschap. 194 XXIV. Gebruik van den Doop. 197 XXV. Manier van Avondmaalhoudinge. 198 XXVI. Zy behoren voornamelyk onder de Doopsgezinden. 199 XXVII. REMONSTRANTEN: hunne opkomst. 199 XXVIII. Hun toestand in Friesland. 200 6 wumkes.nl
  • 7. XXIX. ROOMSGEZINDEN, hunne toestand alhier. 202 XXX. Wyze van kerkbestier enz. 203 XXXI. Bewegingen over de Bulle Unigenitus. 206 XXXII. Getal der Roomsche Kerken in Friesland. 211 7 wumkes.nl
  • 8. II DEEL. II STUK. 8 wumkes.nl
  • 9. XVII. HOOFDSTUK. Letteroefeningen en Wetenschappen in FRIESLAND. § I. Wetenschappen zyn hier niet zeer vroeg bekent geworden. De Friesen zyn, in vergelykinge van veele andere volkeren des aardbodem, niet dan zeer laat tot de kennisse der beschaafde wetenschappen gekomen, en de zon der geleertheid is, gedurende enige eeuwen, na 's Heilands geboorte, niet boven de kimmen van deze noordlyke delen der aarde opgegaan. De oude inwoners dezer landen waren oorlogzugtig, leefden ten deele van den roof, dien zy op de nagebuurde volken veröverden; ten deele van de jagt, vissery en landbouw: oeffeningen die weinig gemeenschap met de betragting der wetenschappen hebben. De Duitschen, (en gevolgelyk ook de Friesen) zegt Tacitus 1 , weten van 't geheim der letteren niet, en de mannen zo weinig als de vrouwen, konnen leezen nog schryven; waar uit men ligt de rekening, aangaande de edele wetenschappen, kan opmaken. De Romeinen, (schoon opgewiegt onder de beöeffening der letteren) hier te lande verkerende, hadden, waarschynlyk, weinig omgang met de volken wier landen zy doorkruisten, en waar in zy zomwylen hunne bezettingen hielden: en de afkerigheid der inwoners dezer landen van alle vreemde zeden, was genoeg om hen teffens een afkeer te doen hebben van alles, waar in de overalpische volkeren deze natien te boven gingen. De koophandel en zeevaart, waar toe de kennis van veele wetenschappen hoognoodig verëischt worden, waren onbekende dingen in deze noordlyke gewesten, en de vergenoeging in het [p. 499] geen men hier zelfs vond en aankweekt, maakte het een en ander min noodzakelyk by zodanige menschen, die geene gemeenschap met andere volken verlangden. Het Christendom, zo veel men kan nagaan, eerst in de agtste eeuwe hier aangenomen, maakte wel eenige verandering in der menschen zeden; dog hetzelve werd, langen tyd, by veelen verworpen, en zy, die het aannamen, hadden weinig gelegenheid om zig in de nodige gronden dier zaligmakende leere te laten onderwyzen, en, uit dien hoofde, geenen toegang tot het heiligdom der wysheid. De kloosters waren, een' geruimen tyd, de eenige leerscholen der wetenschappen; dog weinigen waren 'er, die zig van die bronnen der geleertheid konden bedienen, en zy die binnen de muuren dier gebouwen hun bestendig verblyf hadden, waren inderdaad, (voor het grootste gedeelte) maar elendige beuzelaars en weetnieten. De voornaamste bezigheden der Monikken bestond in den ophef die men maakte van de algemeene magt der Pausen overleveringen, beeldendienst, gewaande wonderwerken, kragt der zogenaamde reliquien, des kruices, aanroepinge der Heiligen, dienst van Maria, vagevuur, missen voor de dooden, Feestdagen verdienstelykheid der goede werken, Monnike-leven, en 1 Tacit. van de zeden der Germanen, 19 Boek. 9 wumkes.nl
  • 10. veele andere bygelovige uitvindingen. Karel de Groot had, aangaande veele kerkelyke zaken, heerlyke wetten voorgeschreven, en veel lever aangewend tot voortzetting van de studien, met verbanning van de leui en vadzig leven der kloosterlingen. Zyne kinderen en nazaten volgden hem hier in na, belastende [p. 500] de Geestelykheid geduurig de H. Schrift te lezen, en daar uit te halen en te prediken de euangelische waarheden; zy drongen aan op derzelver vertaling, met afkeuring van onzekere overlevering en leugenagtige vertellingen. Zy verboden ledigheid, leuiheid, onwetenheid, gierigheid, overdaad, simonie, eerzugt en meesterschap: qualen die, waarze gekoestert worden, alle zugt tot geleertheid uitroejen, en de onkunde op den stoel der eere stellen. Veele dier heilzame wetten werden langen tyd in deze gewesten, in Duitschland, Vrankryk en elders tamelyk onderhouden; dog de rampen der oorlogen, de verzwakking van de magt der Fransche koningen, en de steeds aanwassende mogentheid van den paus, en het uitgestrekt gezag zyner dienaren, bragten allenskens te wege, dat de meeste dier instellingen ontzenuwt werden, en alle ware geleertheid in de westersche kerk te zoek geraakte. Onder dezen donkeren nagt van onwetenheid en bygeloof was de filosofie van Aristoteles de eenige leidsvrouw der genen die den naam van Geleerden droegen; zynde de meeste bekent by den titel van dit slag van geleertheid was, om de Godgeleerde stoffen naar den trant der wysgeerte te verhandelen; en zy die eenige vorderingen daar in maakten, voegden 'er doorgaans de beöeffeningen der regtsgeleertheid (inzonderheid die van 't kerkelyk regt) by; en de geenen die in het een en ander boven anderen uitstaken, werden niet zelden [p. 501] met eene opstapeling van weitsche eertitelen opgehoopt. 2 II. Oorzaken hier van. Dog dit betreft nog al meest de Kerkelyken, van wier geleertheid, (zo hoog of laag alsze moet geschat worden) de gemeene Landzaten van verscheide zoorten en geboorten, zig maar spaarzaam konden bedienen. De Friezen waren van ouds zeer gezet op hunne eigen taal en zeden, verkeerden weinig met andere volken, ja stelden zelf wetten in, om geene buitenlanders onder hen te laten wonen. Den Hollandera fchisma ontfaan foz en burgir. Men tekent in 't algemeen van hen aan: Dat zy niet alleen een' afkeer hadden van de uitheemsche huwelyken, maar ook van hunne grenspalen te betreden: dat zy de vreemdelingen naauwlyks een nagt by hun duldden, hoewelze hen anders alle tekenen van eene verpligtende gedienstigheid bewezen. 3 Diergelyke maatregelen waren wel zeer geschikt om de friesche landaart te behoeden voor verbastering in zeden en gewoontens; dog sloten met een den toegang voor alles wat by andere natien uitmuntte, en dus mede voor de wetenschappen, die elders voor lange gekoestert, en geliefkoost 2 Zie Oudh. en Gestigten van Friesl. I D. bladz. 450. 493. 3 Gabbema in zyn voorrede voor Gysbert Japix rymlary. 10 wumkes.nl
  • 11. werden, toen onze voorouders daar van nog naaulyks eenige bevatting hadden. Zommige kerkelyke personen, van buiten inkomende, maakten hier in, van tyd tot tyd, wel eenige verandering; dog het gemeene gros der landzaten was en bleef onkundig, en de meesten, zelfs [p. 502] veele aanzienlyke personen, konden kwalyk lezen of schryven; 't geen ook de reden, onder anderen, mede schynt geweest te zyn, dat byna geene geschriften, verzegelingen, accoorden, uitspraken, gedingen en testamenten geschreven werden, dan door kerkelyke personen, en die evenwel doorgaans nog blaau genoeg te voorschyn kwamen, als uit de stukken, van die tyden nog voor handen zynde, baarblykelyk te zien is. Een andere zeer aanmerkelyke hinderpaal voor de geleertheid was de onderlinge verdeeltheid, te twisten, beroerten, en binnenlandsche oorlogen, waar onder dit gewest eeuwen lang gezugt heeft. De partyschappen en strydigheden woonden hier, zo 't schynt, als in haar eigen element en vaderland, en 't geraas, hier door veroorzaakt, verdoofde de zagte en aangename stemmer der wysheid. De Musen zwygen onder het geklank der wapenen. Men verbeelde zig een land daar ieder zoekt den anderen te beschadigen; daar elk zynen aanhang heeft, en tegens zynen vyand te velde trekt; daar ieder heerschap zyne sloten en vestingen tegens den anderen stigt; daar elk voor zig zelven, en niemant voor 't algemene welzyn bezorgt is; daar men byna dagelyks hoort van onrusten, doodslagen en beschadigingen; van tegens elkanderen in de wapens te staan; daar, uit hoofde van dit alles, wetten nog regten eenige kragt hebben; daar geene Overheid eenig gezag heeft, dat het geen door den degen bekomen wort, en zyne dagelyksche toe- en afnemen onderhevig is: kortom, daar niemant eenige bestendige ruste [p. 503] heeft of veilig is in zyne have, goederen of leven. Wie kan denken, dat in zo een land eenige wetenschappen of oeffeningen van geleertheid konnen plaats hebben: en zodanig was, veele eeuwen lang, de toestand van ons vaderland, en van onzer voorouderen. III. De geleertheid werd nogtans veeltyds van de voornaamste personen bemint. Waren 'er nog zommigen, voornamelyk onder de adelyke en aanzienlyke geslagten, die, in opzigt der beschaafde wetenschappen, hunne landgenoten voorby streefden. Kort na de aankomst van het Christendom hier te lande, werden reeds de beroemde scholen van Utrecht en Keulen door veele voorname Friesen bezogt, en een aantal leerlingen kwamen, met een tamelyken voorraad van Goddelyke en menschelyke wetenschappen in hun vaderland te rug. Zommige Abdyen en Kloosters, door de mildadigheid der Fransche Vorsten aangelegt, waren mede vrugtbare kweekhoven van geleertheid, waar mede de jongelingen verrykt, bekwame werktuigen verstrekten ten dienste van land en kerke. In volgende tyden diergelyke planthoven, door 't verval der zeden, onvrugtbaar geworden zynde, bediende zig de leergrage jeugd van buitenlandsche hoge Scholen in Duitschland, Frankryk, Italië en elders; en 11 wumkes.nl
  • 12. veelen, zelfs in de middeleeuwen (de regte tyden van onwetendheid) kan men opnoemen, dewelke in verscheide zoorten van wetenschappen, boven anderen hebben uitgeblonken. En zeker, zy waren, in 't algemeen gesproken, van een scherpzinnig en vlug verstand, niet minder dan eenig ander volk onder de Duitschers: en indienze, zegt Emmius, hun werk van de geleertheid [p. 504] willen maken, konnenze ligt ten top der geleertheid opsteigeren, en in de wetenschap die zy betragten, uitmunten. 4 Zy, die hun werk maakten van geleertheid, leiden zig doorgaans uit op de Spraakkunst, welsprekenheid, redeneerkunde, rekenkunst, landmeetkunde, zangkunst, sterreloopkunde, geneeskunst, regtsgeleertheid enz. IV. Heeft inzonderheid onder de regeringe der landvorsten gebloeit. Edog gelyk door de binnenlandsche onëenigheden de letteroeffeningen by veelen verwaarloost, by weinigen bemint, en by nog weiniger betragt werden, zo is, na het dempen dier onlusten, een nieuw ligt over de geleertheid, in deze gewesten gespreit geworden; en deze landen, onder de gelukkige regeringe der Bourgondiërs tot rust gebragt, hebben, zedert dien tyd, eene groote menigte van alleleye slag van geleerde mannen uitgelevert, zulks een kundig Schryver niet schroomt te zeggen, dat men in Friesland nooit groter getal van geleerden gevonden heeft dan in de laatste jaren van Karel den V. en onder den aanvang der regeringe van Koning Philips. 5 De geleerde en doorwrogte stukken van Staat, de openbare redevoeringen, de kragt van betogingen, in veele handelingen voorkomende; de beroemde mannen, die in dien tyd geleeft, en zig in allerhande wetenschappen eenen onsterflyken naam nagelaten hebben, strekken daar van tot overvloedige bewyzen. 't Was onder het bestier dier Vorsten dat de vermaarde Zwichemius van [p. 505] Ayta, en Joachim Hopperus, hunne Hoogleeraarämpten verwisselden in die van eerste Raadslieden van den grootsten Monarch der waereld; en naar hun voorbeeld zag men de Friesen zig om stryd op de geleertheid uitleggen. De vermaardste hoge scholen van gantsch Europa waren jongelingen en mannen van deze landaart, die alle kragten inspanden om een' schat van wetenschappen op te doen, en daar mede hun vaderland te verryken. In veele Vorsten Hoven werden Friesche Edelen, wegens den roem hunner geleertheid, tot de hoogste eerämpten en waerdigheden verheven. Hier van daan, dat 'er, ten tyde van de oprigtinge dezer Republyk, zo een aantal van bekwame en geleerde Staatsmannen gevonden werden, die niet minder in staat waren om door hunne pennen, als door den degen, den lande te dienen. Toen de Friesche Academie te Franeker gestigt werd, was het aanzienlyk Collegie der Gedeputeerde Staten dezer provincie voorzien van uitstekende geleerde mannen, waar van een, namelyk de Heer Abelus Franekena, de hoge School met een deftig redevoeringe inwyde; en een ander, Eilardus 4 Emmius Fris. lib. 2 pag. 33. 5 Schuit- en jagtpr. bladz. 377. druk van 1757. 12 wumkes.nl
  • 13. Reinalda, bekleedde eenige jaren aldaar de waerdigheid van professor in de welsprekenheid, zo lange tot hy weder tot het bestier van de grietenye Doniawerstal keerde. Martinus Lydius, een der eerste beroepene Hoogleeraren in de Godgeleertheid, schreef in dien tyd aan Drusius, toen Professor te Leiden, om hem tot het aannemen der beroepinge naar Franeker te bewegen, dat hy de Friesen zoude vinden, brandende van een' wonderlyken lust tot [p. 506] de studien. Gelyk ook de gemelde Drusius, niet lang daar na, de beroepinge aangenomen, en zyn vertrek naar Franeker, in May 1587., daar op ondernomen heeft. De vermaarde U. Huber, 't sieraad der Friesche Regtsgeleerden, heeft, in den jare 1667., in eene openbare redevoeringe, aangetoont, hoe een groot getal Friesche Professoren, van tyd tot tyd, uit de Academie, tot de eerste waerdigheden van den Staat zyn beroepen: alleen om dat welëer de aanzienlykste lieden dezer Provincie zig tot eere rekenden, geleerd te wezen. Die zelve Hoogleraar toont in die redenvoering verder, hoe veel de tyd, waar in hy leefde, van de voorgaande eeuwe verschilde, en hy vreesde dat het, in volgende tyden, nog erger zoude werden. Men vind 'er naaulyks, zegt hy, die in bekende gewoonlyke vergaderingen, de algemene voorstellen, daar eenige ophef of continuatie van reden verëischt wort, op eene draaglyke wyze, konnen afleggen; ik late staan, dat zy van gewigtige binnenlandsche zaken, of geschillen, die de Staat met andere buitenlandsche magten heeft, zouden konnen oordelen, en het regt van den Lande, op eene kragtige wyze, waarnemen; zy moeten meest blindelings volgen, 't geen door anderen daar in mag werden gedaen. Wyze lieden geloven de voornaamste reden hier van te zyn, dat de opvoeding van onze Adel en de voornaamste jeugd zo slegt en gebrekkelyk is, vermits zy in hunne jonge jaren niet werden geöeffent in zodanige konsten, die niet konnen nalaten de gemoederen, door prikkels van lof en eere, tot grote zaken op te wekken, en de verstanden, die natuurlyk goed zyn, bekwaam te maken tot [p. 507] alle de heerlyke pligten die de Regeringe medebrengt. Vervolgens gaat die uitmuntende Schryver te keer de wangevoelens van zommigen, die meenen, dat de geleertheid nergens toe dient, dan om Predikanten, Advocaten en Geneesheeren te maken; en dat de Studiën tot de regeringe geen nut toebrengen; ja dat zy veelëer eene onbehelpzaamheid en bedeestheid veröorzaken, in 't behandelen van de waereldsche dingen; agtende dat de zodanige veel bekwamer zyn tot de regeringe, die slegts een goed naturel, maar geene geleertheid door oeffening, bezitten. Verhalende verder, dat hy eenen Grietman, niet van de geringsten, volmondig, en in goeden ernst, had horen zeggen, dat hy niet konde zien, wat nut iemant, die tot de regeringe wierd opgevoed, konde verhopen, van zyn hoofd over de studie te breken, noemende zulks pedanterie. V. Redenen van bloei en aanwas der wetenschappen. Men mogte vragen waar het door toekomt, dat men in voorgaande tyden, in tyden van mindere vryheid, toen de middelen om tot geleertheid te geraken, niet 13 wumkes.nl
  • 14. zo overvloedig waren, meerdere moeite doorgaans heeft aangewend om de wetenschappen te bevorderen, (voornamelyk wat de staat- en regeerkunde aangaat) dan wel na de tyden van de vaststellinge van het gemenebest? Myns bedunkens kan deze bedenking best opgeheldert werden uit de gesteltheid der tyden, waar in onze voorvaderen zig, onder de regeringe der vreemde Vorsten, en kort daar na, bevonden. De Friesen, grote voorstanders van de vryheid, hadden zig niet, dan onder zeer bepaalde voorwaarden, der vreemde heerschappye [p. 508] onderworpen; en de Landsheeren zig aan die voorwaarden houdende, bleef de hoogste klem der regeringe, eigentlyk, en in volle kragt, in handen van 's Lands Staten. Dog de heerschzugt van Karel den V., en van Philips, geduurig steigerende, moesten de voorstanders der alöude vryheid zig gestadig gereed houden, om de aanvallen, die, van tyd tot tyd, op hunne regten gedaan werden, te konnen wederstaan, en hunne vryheid met mond en penne, tegens alle belagingen manmoedig te verdedigen. Hier toe werd inzonderheid verëischt, dat de Overheden, niet alleen in eigen persoon, maar ook hunne kinderen en alle aanzienlyke landzaten, die dikwyls tot de regeringe geroepen worden, in de kennisse van allerhande wetenschappen, die eenige betrekking hadden tot de regeringe van het vaderland, in de Oudheden, regten, voorregten, wetten en geschiedenissen, onderwezen werden, dat zy met de kennis te gelyk ook eene liefde tot de vryheid, en hoogägtinge voor de welgesondeerde regeringswyze van hun vaderland verkregen, ten einde alle vreemde machinatien en ondermyningen, tegens hunne regten ondernomen werdende, te konnen tegengaan. Deze een aanmerking (om van veele andere niet te spreken) was alleen genoeg, om ieder Edelman, of andere aanzienlyke Burgers en ingezetenen te bewegen, tot het betragten der hoognodige wetenschappen die betrekking tot de regeer- en Staatkunde hadden. Wanneer men daarenboven aanmerkt, dat [p. 509] Keizer Karel, een voorstander van goede konsten en wetenschappen, en eene pryslyke genegenheid hebbende, om dezelve in de Nederlanden voort te planten, veele heilzame bevélen gaf, en zeer nutte instellinge maakte, om de jeugd de eerste beginzelen te doen inscherpen, behoeft men zig niet zeer te verwonderen, dat de zugt tot geleertheid, geduurende zyne regeringe, in onze vaderlanderen is opgewakkert geworden. De onlusten der voorgaande eeuwen lieten, als voorheen gezegt is, niet toe, dat onze voorouders hunne geneigtheid tot de letteroeffeningen veel plaats konden geven; maar het land in rust gebragt, en de beroerten haren rol uitgespeelt hebbende, stelde Karel veele heerlyke en heilzame wetten in ter bevorderinge der beschaafde wetenschappen. Hy beminde de geleertheid, en bekroonde de geleerden met eerämpten en ryke vergeldingen; nam de uitmuntenste verstanden in zynen dienst, en verwekte daar door eenen na-yver in de gemoederen van allen die t' eenigen tyde hoopten bevordert te worden. Hy gaf agt op de boekdrukkeryen, en op het overvloedig 14 wumkes.nl
  • 15. uitgeven van zodanige werken, die in lage en hogere scholen tot onderwerpen van de nodige wetenschappen moesten gebezigt worden. Hy stelde order op de zuivering der talen in de schoolboeken, op den druk, op letters, spel-, schryf- en drukfouten, en veele andere dingen, ten nutte van de leerende jeugd. Daar geen byzonder Schoolmeester was, moest de koster der kerke de meisjes in 't lezen, en de jongens daarenboven in 't schryven [p. 510] en 't gezang onderwyzen; en daar een koster ontbrak, moest de Pastoor zelfs dit waarnemen, of door anderen laten doen. Voor de Schoolmeesters moest, op hoog bevél, een' matige beloning, op kosten van 't gemeen, werden bezorgt; waar voor zy verbonden waren, om ook de kinderen der behoeftigen naerstig te onderwyzen. In alle Steden dezer landschappe werd een voorname School opgerigt, waar in geene anderen toegelaten werden, dan die in de lagere Scholen zo verre gevordert waren, datze vaerdig in de moederlyke en latynsche talen konden lezen. In alle scholen moest zodanig eene order gehouden werden, dat ieder, die wat hoger geleerd was, een of twee andere kinderen moest onderregten, en aan dezelven zyne les voorlezen, die hy by den meester had veräntwoorden; 't geen niet alleen op de beginzelen van lezen en schrijven zyn opzight had, maar ook op de gewone kundigheden omtrent den Godsdienst. In de voorname scholen moesten insgelyks de meerderen toezigt houden op de minderen, en de meest gevorderden waren gehouden de mingeöeffenden te onderregten. In alle scholen van Friesland moest dezelfde wyze van spraakkonst geleert, en dezelfde boeken, ter onderwyzinge van latyn en Grieksch, gebruikt worden uitgekozen, waar door de zuiverste styl ingezogen werden, als Cicero, Virgilius, Isocrates, Gregor, Nazianzenus enz. De verstgevorderde leerlingen mogten andere brave Schyvers gebruiken; dog zo, [p. 511] dat 'er niets voorgelezen of geleert werd, dat eenigzins onkuis of onëerbaar ware, enz. Niemant mogt in de voorname scholen, van steden of dorpen, aangenomen worden, om als rector of als Ondermeester te dienen, ten ware hy alvorens door den Pastoor en de Overheid der plaatze, niet alleen omtrent zyne geleertheid, maar ook aangaande zyn gedrag en zeden behoorlyk onderzogt werde, en 'er goed getuigenis van hun gegeven was, enz. 6 Het komt my waarschynlyk voor, dat de meeste dezer wetten, zo niet allen, nieuwelyks door Karel den V. zyn ingevoert; en dat 'er voor dien tyd, ten minsten op de meeste plaatzen ten platten Lande, zeer weinig werk aangaande het onderwys der jeugd gemaakt is; geen wonder derhalven, dat het volk, in 't algemeen genomen, zeer onkundig geweest, en de konst van lezen en schryven, late staan de kundigheid van verdere wetenschappen, onder de zeldzame dingen te tellen geweest zy, naardien tog alle oeffeningen van wetenschappen der geleertheid van het onderwys der eerste beginzelen afhangt, en niemant zonder dit eenige gegronde voortgangen in de geleerde wetenschappen maken kan. 6 Oudh. en gestigten van Friesland. bladz. 167-171. 15 wumkes.nl
  • 16. Boven dien moet men aanmerken, dat de geleertheid, eenige eeuwen lang, als buiten Europa, en deze gewesten is verbannen geweest; uitgezondert dat hier en daar, in zommige kloosters, misschien een of ander zal geweest hebben, die 'er enigzins de hand aangehouden heeft. Maar na dat de Turken, omtrent [p. 512] het midden van de vyftiende eeuwe, de stad Constantinopel veröverden, en daar mede een einde maakten van de Grieksche Keizerryk, veranderden de zaken in 't westen geheel van gedaante. Een aantal van beroemde geleerde en taalkundige mannen verlieten het oosten, en verspreiden zig in verscheide gewesten van het Roomsche Keizerryk en elders, waar door de wetenschappen, op veele plaatzen, als uit den dooden herleefden, en door haar ligt eene aangename voorspelling van de in de volgende zestiende eeuwe, daar op gevolgde gezegende Kerkhervorminge, verstrekten. Door deze vermenigvuldiging van geleertheid werden den eerste Reformateurs de sleutels vooräf in handen gegeven, om de verborgentheid der Godzaligheid, volgens den leiddraad der gezuiverde waarheidsleere, den menschen te openen; en door hetzelve ligt van geleertheid, dat eerlang opentlyk op den kandelaar geplaatst werd, leerden de inwoners van veele landen, zeer onderscheidelyk kenne, met welk eene draf van menschenvonden de onwetende en blinde Leidslieden de blinde menigte gevoed hadden. Ook heeft het Pausdom, beschaamt over deszelfs algemene onkunde, zedert dien tyd dat de kerkhervorming zig begon te verspreiden, zig inderdaad mede op meerdere geleertheid beginnen uit te leggen; 't geen dan, onder anderen, mede aanleiding gegeven heeft, dat veele inwoners dezer landen, (zelfs toen de Roomsche Godsdienst reeds begon te verzwakken) schoon geen smaak van de religie hebbende, zig be-yvert hebben tot meerdere oeffening van wetenschappen. [p. 513] Ten tyde van de Nederlandsche beroerten, toen men allen toestel maakte, om het juk van Spanje af te werpen, en eene vrye en onafhangkelyke regering en gemenebest op te regten, was het voor onze voorouderen volstrekt noodzakelyk, om zig te be-yveren in de wezentlyke gronden van geleertheid en wetenschappen. Zy die het voornaamste bestuur van zaken hadden, oordeelden het volslagen nodig dat de aanzienlyke jeugd, zig tot de kundigheid van de geschiedenissen, oudheden en regeringswyze van het vaderland begaf; gelovende dat niemant een verstandig en bekwaam Regent konde zyn, dan die daar in was opgevoed, en dat niemant een Land wel konde helpen regeren, welks gesteltheid hy niet kende. Door de kennis van de geschiedenissen, oudheden en regeringswyze van de beroemste vrye volkeren, leert men ook de vryheid, benevens de middelen om die te bekomen en te bewaren, kennen, beminnen en agten; en lezende de dappere daden der uitmuntende natien, mitsgaders de heilzame wetten en regten, die tot standhouding der vryheid gedient hebben, wort men opgewekt, om dezelve tot behoud en voorstand, zo van den Staat in 't 16 wumkes.nl
  • 17. gemeen, als van ieder gedeelte derzelve, op te volgen. De eerste grondleggers dezer Republyk begrepen zeer wyslyk de les van Aristoteles: Van al het geen wy gezegt hebben, dat tot vaststelling van het Gemenebest kan dienen, is het allergrootste, dat egter de menschen nu weinig agten, dat men in de regten en inzettingen van het gemenebest onderwezen werde: want wat voordeel zullen de beste wetten doen, zo de menschen [p. 514] niet in de zeden, gewoonten en inzettingen van de Republiek ervaren zyn? Wy zullen in 't volgende Hoofdstuk zien, welke heerlyke maatregelen dat 'er door 's lands vaderen, met dat heilzaam oogmerk, genomen zyn, om het vaderland, zo veel mogelyk, te maken tot eene veilige verblyfplaatze en oeffenschool van allerhande edele wetenschappen. Behalven het gezegde, kan ook als een natuurlyke oorzaak van den lust tot geleertheid worden aangemerkt, de vaststellinge der vryheid zelve. Het Gemenebest was zo dra niet gegrondvest, of de menschen begrepen wel haast de dierbare voorregten der vryheid. Nu mogten de ingezetenen gerust onder de bescherminge der wetten leven, en behoefden van niemants willekeurige magt af te hangen. De vryheid maakt dat het onze het onze is, en dat het regt niet in een anders wil en welbehagen, maar in de reden en by wetten staat. Zy die van een' edelmoedigen inborst zyn, weten welk een heerlyk voorregt het is, zyn eigen te wezen, en van niemant in het zyne af te hangen. Onze voorouders, wien het heugde datze onder de harde regeringe van Philips den II., onder eene willekeurige beheersching gestaan hadden, kenden beter de voorregten der vryheid dan wy, en konden zig, nog langen tyd daar na, te binnen brengen, de harde bevélen van dien vorst in 't waereldlyke, en de bloedige plakaten en nare geloofsdwang in 't stuk van den Godsdienst en, door een levendig bezef van de vryheid, waar inze, na de afwerping dier dienstbaarheid, zig bevonden, werdenze wakker en lustig [p. 515] gemaakt, opgebeurt en aangeprikkelt, om zig tot de zaken van kennis, wetenschappen en geleertheid te begeven. Want als het lighaam van den mensch als in ketenen en banden wort geprangt, en het gemoed door geduurige vreeze en bekommeringe belemmert is, als de mensch zyn eigen niet is, maar tot personele diensten en onderwerping kan worden gedwongen; als hy over zyn dagelyks onderhoud bekommert moet wezen, door ondraaglyke lasten, naar evenredigheid van de inkomsten kan worden bezwaart, en voornamelyk als zulks geschied door vreemden en buitenlanders, die zelve in den opbreng der belastingen schootvry zyn; als by dit alles nog koomt de geloofsdwang, waar door het verstand palen worden gestelt, dan zal de lust tot geleertheid uitgedooft worden: immers dan zal dezelve zig niet verder dan tot eenige gemeene dingen, en tot een' trant van Schoolgeleertheid uitstrekken. Dit ziet men klaar uit den staat van de konsten, wetenschappen en geleertheid, die 'er in Europa, voor de tyden der kerkhervorminge, was, De geest der menschen was, onder het pausdom in de uiterste slaverny gebragt, en het verstand en kennis werd niet alleen bepaalt, maar zelfs aan ketenen gekluistert, en daar door 17 wumkes.nl
  • 18. wierd de lust tot de ware wysheid, Godsdienst en geleertheid uitgedooft. Het was gevaarlyk, zelfs in natuurlyke en onverschillige zaken, iets te geloven, schryven, of voor te staan, dat met het gemene en dwalende gevoelen niet overeenkwam. De Godgeleertheid, de natuurkunde en al deze wetenschappen bestonden alleen [p. 516] in een' onnutten en onverstaanbaren schooltrant, in een deel verwarde en stekelagtige geschillen en gevoelens, daar men niet wyzer, maar verwarder door wierd; zulks men, dezelve beschouwende, zig moet verwonderen over de onnutte bespiegelingen en geschillen, waar mede de menschen zig, in dien tyd van slaverny, hebben bezig gehouden. Dog alle deze hindernissen weggenomen, en de goude vryheid geboren zynde, mogten nu de letteröeffeningen in ruimer lugt adem halen; en de menschen, zonder overheersching en buiten bedwang van willekeurige magt zynde, begonnen zig met kragt op de geleertheid te leggen; zulks het te verwonderen was, welke eene menigte van uitmuntende verstanden, kort na de vaststelling van dit Gemenebest, in ons vaderland zig opdeden. Veele Grooten en Edelen, wier zugt, en geneigtheid voor de wetenschappen, waereldkundig is, en die deswegen in 's Lands geschiedboeken een' onsterfelyken naam hebben, deden niet alleen hun best om de geleertheid en geleerden te bevorderen, maar maakten ook hunne huisen en de plaatzen hunner woning tot oeffenscholen van uitmuntende wetenschappen. En hoe zeer ook de tyden in 't vervolg mogten verërgert zyn, heeft het, naar 't getuigenis van den Heer Huber, nooit in Friesland ontbroken aan eenige voorstanders van geleertheid. Ik hebbe nog, zegt hy, zedert twintig jaren, verscheide Heeren in de regering gekent, die, alhoewel zelve niet veel hebbende gestudeert, nogtans de geleerde [p. 517] lieden in uittermaten grote eere hielden, en, waar zy konden, met alle magt en beleeftheid, hielpen. Ik zegge het ter eere van den Heere Douwe van Aylva, de matigste dien wy in lange jaren voor dezen in de regering van Friesland hebben gekent, dat ik hem dikwyls hebbe horen zeggen, ter plaatze daar hy geene reden hadde te veinzen, dat hem zyn hart opging, als hy een Fries zag, die wegens geleertheid wierd geroemt, en hy heeft het nooit met de daad, en met de woorden onbetuigt gelaten. Edelmoedige geäartheid, en allezins den luisterryken naam van Edelen des Lands waerdig! Zodanige regenten, schoon doorgaans het kleinste getal uitmakende, verdienen, dat hunne geheiligde namen, met goude letteren, in de openbare gedenkschriften vereeuwigt worden; gelyk mede het loffelyk gedrag van de doorlugtige Stadhouders dezer Provincie gestelt hebben in de voortplantinge en handhavinge van goede konsten, wetenschappen en geleertheid, 't geen ontwyffelbaar meer zoude uitgeblonken hebben, byäldien hunne magt en invloed op en in de regeringe veeltyds niet zo bekrompen ware geweest. De brave Willem Lodewyk, een Vorst nooit zonder eerbied te noemen, had niet alleen zelf smaak van geleertheid, maar ried ook de Staten aan, om, (zelfs onder het geknars der wapenen, en in een allerhagchelykste tydsomstandigheid) eene 18 wumkes.nl
  • 19. Academie op te regten, 't geen ook tot stand gebragt werd, en waar toe de beroemste mannen alöm werden opgezogt. Zyn eigen Hof was een oeffenschool [p. 518] in zaken van Staat en oorlog. Na dat voorbeeld gedroeg zig ook zyn broeder Ernst Casimir, en deszelfs doorlugtige gemalin, Sophia Hedwich, Hertoginne van Brunswyk, die den vermaarden Johannes Bogislaus niet alleen gebruikten om hunne zonen Hendrik Casimir en Willem Frederik in de Mathesis, oude en nieuwe Historien, allerleye wetenschappen ook eene byzondere en gestadige zorge droegen, dat zy, naar het voorbeeld van den braven Willem Lodewyk, een naaukeurige kennisse kregen van de gesteltheid, aart, zeden en gebruiken dezer landen. Welke onderwyzingen zo voorbeeldelyk waren, dat zelfs de erfprins van Bohemen, neef van de gemelde jonge Heeren, die eenige jaren heeft bygewoont. En in 't vervolg hebben de Heeren Stadhouder zig niet onttrokken, den naam en het ampt van Opperbezorgers der wetenschappen en Academie, op zig te nemen. Diergelyke voorbeelden van Vorstelyke personen waren doorgaans van veele kragt, en hadden gemeenlyk een' sterken invloed op hen, die by den adelyken tytel een regt adelyken geeft en verhevenen inborst voegden. VI. Oorzaken van het afnemen der geleertheid. Slegte opvoeding der jeugd. Edog de meesten, schoon tot zodanige waerdigheden geschikt, waar toe de geleertheid en wetenschappen volstrekt nodig waren, hebben zig allenskens, van tyd tot tyd, der zo nutte oeffeningen onttrokken, en de genen, die als tot de behandeling van wetenschappen, uit kragt hunner geboorte, moesten en behoorden opgeleid te werden, hebben dezelve veeltyds verwaarloost, of [p. 519] zyn slegts in de uiterlyke schorsse van geleertheid blyven hangen. Zeker Schryver wyst in zyn boek doorgaans aan, de oorzaken van dit gebrek, en toont dat hetzelve voornamelyk is toe te schryven aan de slegte opvoedinge van de jeugd, en dat men byna niemant vind, die in de oude en hedendaagsche gesteltheid van onze en nabuurige landen, ryken en staten, is onderwezen. De Studien worden gemeenlyk aangemerkt als een ambacht, om, door middel van dezelve, aan brood te komen, of eenigen schyn van welleventheid te vertonen, maar niet om door een' uitgebreide kennis het vaderland, Gods kerke, en zynen evenmensch van nut en dienst te konnen zyn; en even zo veel bekomen hebbende, als nodig is, om een of ander ampt of bediening te verkrygen, verlaat men de wetenschappen, en bekreunt zig daar mede weinig of niets. Veele Ouders, geenen lust tot geleertheid hebbende, en zelfs met vooröordelen bezet zynde tegens alles wat, in dien opzigte, uitmuntend is, zyn wel te vreden, zo hunne kinderen maar zo veel hebben, om hun doel, (namelyk eene broodwinning of bedieninge) te bereiken: en de jeugd, meer geneigt tot spelen, lopen, jagen, dansen, schouburgen en andere tydverspillingen, dan tot gezette letteroeffeningen, is vergenoegt met hare gewone vermakelykheden. Het is met 19 wumkes.nl
  • 20. onze jeugd, zegt de gemelde Schryver 7 , gelyk ten tyde van Aristoteles gestelt, dat de kinderen van Regenten, van ryke en vermogende luiden, hun vermaak nemen, [p. 520] en lopen spelen, en die van den gemenen man met hun' gewonen styl, en de oeffeningen van handwerk bezig zyn, zonder zig tot de zaken van kennis en wetenschappen, en byzonder tot die van de geschiedenissen, oudheden, voorregten en regeringswyze van hun land te begeven, en zig daar in te oeffenen: nogtans is dezelve volslagen nodig, ja zodanig, dat niemant een verstandig Regent van ons land kan wezen, die daar niet in ervaren is. Want hoe zal iemant een land wel helpen regeren, welks regte gesteltheid hy niet kent? VII. Geringe beloning der wetenschappen. Tot deze verslapping en ieverloosheid in de beöeffening der wetenschappen heeft ook, onder anderen, zo 't my en anderen toeschynt, (dog slegts by toeval van veler aangeborene traagheid, vadzigheid en lusteloosheid) aanleiding gegeven, de geringe agt, die men doorgaans slaat op het voorthelpen en belonen van uitmuntende verstanden. Niet dat de hoge regering zig niet zoude bevlyten in 't belonen en aanmoedigen der geleertheid: want het tegendeel kan gemakkelyk afgenomen worden uit de overgrote kosten, die, zo van de hoge Regeringe, als van mindere Overheden worden aangewend, om de hoge school, en veele lage Scholen dezer Provincie te doen bloejen; uit de ryke jaargelden die tot het belonen en behouden van uitmuntende Hoogleeraren en andere Leermeesters worden uitgetelt; uit veele heerlyke schikkingen, wetten en regelen, tot zodanige nutte eindens ingestelt, en uit menigvuldige præmien en verëeringen, die, by zommige gelegenheden, tot beloning en aanmoediging [p. 521] van naerstige en ieverige geleertheid, uitgedeelt worden, waar van men eene aanzienlyke lyst uit 's Lands registers zou konnen opmaken, en welke kosten en heilzame schikkingen, van tyd tot tyd, eer toegenomen en verbetert, dan afgenomen zyn. Maar het geen hier eigenlyk bedoelt wort, is, dat men dikwyls ziet, dat veele voordelige ampten, waerdigheden en bedieningen niet zelden door hen, wier werk het is hier omtrent beschikkingen te maken, worden uitgedeelt aan personen van weinige bekwaamheid en verdiensten; dat eer en aanzien niet altoos verzelt gaat met meerdere bekwaamheden, en dat de beöeffening van geleertheid en wetenschappen zig al te veel ziet te leur gestelt in 't bekomen van de behoorlyke middelen tot haar onderhoud; terwyl ze, tot hare beschaming en smarte ondervind, dat anderen, die zig weinig of niet met de regte beschaving des verstands ophouden, haar werden voorgetrokken. 't Is waar, dat de wysheid en geleertheid op zig zelve eene beminnelyke zaak is; dat de wetenschappen zig zelven, in veele opzigten tot eene beloning verstrekken: ook is het volstrekt onmogelyk dat alle geleerde lieden voortgeholpen, en op den 7 Schuite- en jagtpraatjes, bladz. 380. 20 wumkes.nl
  • 21. stoel der eere geplaatst konnen worden. Maar dat de wetenschappen, by gebrek van brood, noodwendig moeten versterven, en dat iemant, die met veele zwarigheden en bekommeringen moet worstelen om zyn behoorlyk bestaan te vinden, zelden grote vorderingen op den weg der letteroeffeningen en wetenschappen [p. 522] zal maken. Ja schoon al iemant juist geen brood gebrek heeft, en niet zeer bekrompen behoeft te leven, zal hy veelligt tot eene moedeloze vadzigheid overslaan, wanneer hy ziet en ondervind dat veele personen, die verre beneden hem in waerdigheid zyn, hem worden voorgetrokken. Aan den anderen kant iemant, uit het gewoon beloop der zaken, ziende, dat geleertheid en wetenschappen niet altoos of zelden beloont worden: dat personen van gemene kundigheid minsten zo veel hoop tot bevordering hebben als de geöeffende verstanden, en dat de bekwaamsten zo menigmaal worden voorby gegaan, zullen veel liever door lage en veragtelyke dienstpligtigheden, door het aanwerven van vrienden en patronen, of nog slegter middelen, tot eerämpten en waerdigheden en tot voordelige bedieningen trachten te geraken, dan datze door eene uitmuntende geleertheid en werkzame studien hun verstand zouden pogen te verryken, terwylze zien, dat dog doorgaans de wetenschappen weinig in aanmerking komen, dan alleen voor zo verre iemant daar door slegts voor zig zelve voortreffelyker is dan anderen; 't geen egter iets is, dat by de meesten weinig geägt wort, vermits de konst gemeenlyk geen groter vyanden heeft dan de onkunde, en, op zyn best, de wyzen en dwazen doorgaans eenerlei in deze waereld wedervaart. Men mogt hier vragen of de opgemelde gebreken niet altoos en overäl in de waereld geheerscht hebben, en of, in dien opzigte de tegenwoordige tyden erger zyn dan de [p. 523] voorgaande, en of 'er gevolgelyk wel iets beters in de menschelyke zaken zoude konnen verwagt worden? Ik antwoorde, wat in andere landen in diergelyke zaken plaats heeft, weet ik niet; dog geloof, dat het wel veelzins overäl niet veel beter zal gestelt zyn; dog ten aanzien van onze Provincie komt het my, uit verscheide gewigtige opmerkingen, zeer waarschynlyk voor, dat men in voortyden meer werks van bekwame en geleerde lieden gemaakt heeft als wel daar na en nog tegenwoordig. De huishoudelyke konsten en wetenschappen, waar van iemant regtstreeks het nut voor zig zelve geniet, hebben, buiten tegenspraak, van tyd tot tyd, meer toe- dan afgenomen; dog de geleertheid van Staat- en regtkunde en meer andere wetenschappen kwamen, zo 't my toeschynt, in vroegere tyden meer in aanmerking en werden met meerdere naaukeurigheid gewaerdeert dan wel daar na. Onze voorouders den grond der Republyk gelegt hebbende, viel 'er langen tyd veel aan dat gebouw te verbeteren eer hetzelve tot eene genoegzame vastigheid in alle zyne deelen was voltooit: dog dit werk tot zekere trap van volkomenheid gebragt zynde, vonden het de kinderen in dien staat zo als het van hunne vaderen hen was nagelaten, en gevolgelyk niet zo werkelyk als wel voorheen. Het gebouw voltooit zynde, de 21 wumkes.nl
  • 22. rykdommen vermeerderende, en de weelde toenemende, begaf de aanzienlyke jeugd zig tot eene zoort van wellevendheid, die voorheen hier onbekent ware geweest, bestaande in een zogenaamd hoffelyk leven, [p. 524] zig te schikken naar die manieren en gewoontens, die in de waereld het meest geächt worden; zig overäl en in alle dingen zo gedragen, dat men toont zyn waereld te verstaan, volgens de bekende regel, dat men te Romen op zyn Romeins, en waar men is, naar de wyze of mode van het land leven moet. De oude eenvoudigheid, opregtheid en gezette levenswyze verdween allenskens, en maakte plaats voor een deel nieuwe, vreemde, van buiten inkomende en ongehoorde zeden, modens en complimenten; en dit blanketzel op zyn fraaist te konnen navolgen, maakte eerlang een voornaam deel uit van der aanzienlykste luiden geleertheid en wetenschap. Iemant de fransche taal en zwier geleert hebbende, werd by zyns gelyken voor wellevend gehouden en geacht, zonder dat daar toe nodig waren eenige gegronde kundigheden van de oudheden, wetten, regten en voorregten van het vaderland. Veele van zodanige jongelingen, by aanwas van jaren tot staat en aanzien gerakende, moest zulks noodwendig een verval van wezenlyke geleertheid te wege brengen; en veele ampten en waerdigheden van zodanige lieden afhangende, werden metter tyd, zonder den lastigen omweg van studie en geleertheid, verkregen; zulks dat zeer bekwame personen, in 't besolliciteren van eenige waerdigheden hen den loef dikwyls zagen afgestreken door menschen van zeer gemeene kundigheid. Om geene andere reden dan om dat zy, die de magt van beschikkinge in handen hadden, of weinige agting voor geleertheid hadden, of [p. 525] dat de minkundige hen beter pasten: 't zy hier mede zo 't wil, althans deze reden komt my veel natuurlyker voor, dan het gemeene voorwendzel, dat 'er zomtyds geene bekwamer personen zouden konnen gevonden worden. Dit zou men konnen toepassen op de bevorderinge van veele personen; dog het gezegde zal genoeg zyn, om eenigzins na te gaan, welke, onder veele anderen, de oorzaken zyn van het verval in de beöeffeninge van geleertheid en wetenschappen. Immers, daar iemant door zyne goederen tot de hoogste ampten en waerdigheden kan bevordert worden; daar zelden iemant wegens geringe kundigheid wort uitgesloten; daar de geöeffentste verstanden weinig meer hoop tot bevordering hebben dan de gemeene; ja daar men, om verscheide redenen, de onkunde eerder op den stoel der eere plaatst dan de geleertheid; daar de zugt tot eigenbelang en gezag de kragtigste springveer is van de bewegingen der menschen; daar meerdere dan gemeene bekwaamheid veele anderen in den weg staat, en als een leelyk spookzel gemyd wort: „ Daar de Ezel wort in eer gestelt, Is maar zyn beurs gevult met geld: In tegendeel, waar dit ontbreekt, Schoon iemants hoofd vol wysheid steekt, 22 wumkes.nl
  • 23. En dat hy zig heeft van der jeugd Gekweten in de ware deugd, En dog blyft, waar hy henen ging, Geduurig een verschoveling. 8 " [p. 526] De vraag is, welke aanmoediging en lust tot geleertheid daar kan gevonden worden? Ik ontsta myne Lezers van het beäntwoorden dezer vrage; het gewoon beloop der waereld, en de dagelyksche ondervindingen beantwoorden dezelve genoeg. Ten platten lande is de onkunde enigzins in te schikken, dewyl de middelen tot de wetenschappen daar zeer schaars te vinden zyn. In de Scholen wort doorgaans niets geleert als lezen, schryven, en een weinig rekenen; en de meeste Schoolmeesters verstaan op verre na de nederduitsche taal niet; zyn ten eenemaal onkundig in de eerste beginzelen der beschaafde wetenschappen: en de geringe inkomsten van het lastig schoolämpt, (zynde op zommige plaatzen veertig, vyftig, zestig, zeventig, en zelden veel meer dan honderd guldens jaarlyks) noodzaken de meeste Schoolmeesters naar andere dingen om te zien, om een weinig bestaan te hebben, en sluiten den weg tot verdere oeffeningen, ten eenemaal toe. Behalven dat 'er ook zeer weinige Candidaten 9 gevonden worden, die eenige bekwaamheid bezitten, tot het bekomen van een ampt, welks geringe voordelen hun noodwendig een ordentlyk bestaan zouden weigeren. En welke ouders zouden tog hunne kinderen tot zodanig eene elendige bedieninge optrekken? Aan den anderen kant, de meeste ouders zelfs geen minste geneigtheid voor wetenschappen hebbende, zyn wel vergenoegt, en oordelen hunne kinderen [p. 527] geleert genoeg, alsze maar een weinig lezen en schryven konnen: dit half of wat meer geleert hebbende, (dat gemeenlyk met de tien of twaalf jaren geschied) neemt men de jeugd van de school, en trektze op in een handwerk of in de gewone bezigheden der ouderen; en groot geworden zynde, hebben de meeste jongelingen, door verzuim verloren, het weinige datze in hunne tedere jeugd, maar gebrekkelyk geleerd hadden. Ik heb bejaarde personen gekent, die geene letter lezen of schryven konden, schoonze op de gewone scholen welëer de eerste plaats bekleed hadden. Dit alles is nog eenigzins draaglyk van zodanige ouders, welker geringe middelen niet toelaten hunne kinderen tot hogere kundigheden op te leiden, vermits de meeste jongelingen, zo dra hunne kragten het toelaten, de handen aan de ploeg slaan, en, van den vroegen morgen tot den laten avond, arbeiden moeten, konnende hunne matte leden pas even den nodigen slaap doen genieten: maar dat welgegoede huislieden, die dikwyls tien, twintig, dertig, ja vyftig duizend guldens en meer aan Capitaal bezitten; dat welhebbende Burgers in voorname 8 S. de Vries O. en N. tyds wondertoneel. 9 Versta in 't geen by dit woord allen die eenig ampt zoeken. 23 wumkes.nl
  • 24. dorpen, hunne kinderen niet meer dan een weinig leezen en schryven laten leeren, en zelfs kwalyk spreken van dezulken die de jeugd in staat tragten te stellen, om een goed boek te konnen lezen en verstaan; om de gedaante en gesteltheid der natuurlyke, staatkundige en zedelyke waereld te konnen nagaan en beöordelen, is onbegrypeleyk en onverdraaglyk, en even dit is egter eene onlochenbare waarheid. [p. 528] In de Steden dezer Provincie is de gedaante der zaken, in dezen opzigte, een weinig anders. De middelen tot de wetenschappen zyn daar overvloediger dan ten platten lande, en, zo de gewone Schoolmeesters al geene bekwaamheid genoeg hebben, om de eerste gronden van geleertheid aan de jeugd in te scherpen, zo worden 'er hier en daar nog wel andere bekwame personen gevonden, die voor eene geringe beloninge zig daar toe willen laten gebruiken. Dog, over 't geheel genomen, kan ik, ten aanzien der wetenschappen, niet zien, dat de Steden merkelyk veel de landen overtreffen. verre de meeste burgers kennen slegts den naam van geleertheid dog weten 'er geen behoorlyk denkbeeld aan te hegten, en zyn zo stom als een visch, als 'er van Staats-, regts- of landzaken gesproken wort; lezen nooit of zelden eenig boek, en verstaan het nog weiniger. Zy konnen pas zo veel lezen, schryven en rekenen, als tot hunne winkelneering, koopmanschap of ambacht verëischt wort, en zulks veeltyds nog gebrekkelyk genoeg. Al hunne kundigheid bepaalt zig tot hun dagelyks bedryf, tot het geen binnen den omtrek van hunne stad, en vooräl niet vroeger dan hun leeftyd, is voorgevallen, of van tyd tot tyd voorvalt; wyders tot de dagelyksche gezelschappen en vermakelykheden, tot spelen, wandelen, ryden, harddraven, weideryen, rederyen van schepen en 't geen daar toe behoort, elk naar zyn vermogen of zinlykheid. En evenwel uit zodanige lieden worden (meest by gebrek van bekwamer mannen) de Vriedschappen, [p. 529] en uit dezen weder de Magistraatspersonen gekoren, Nu kan men ligt de rekening maken, welk onthaal de geleertheid en wetenschappen genieten in alzulke steden, daar de regenten, of althans de meesten, geenen smaak van geleertheid en letteroeffeningen hebben, en hoe weinig moeite men zal aanwenden, om de wetenschappen aan te moedigen; te meer als men daar by aanmerkt, dat de Magistraat en Vroedschap, in de meeste steden, zelve de verkiezing van nieuwe Vroedschapspersonen in handen heeft, en, uit hoofde van veeleer geringe kundigheid, wel zorge weet te dragen, dat zelden de geleerdste Burgers worden verkoren. De magtige invloed, dien de Heere Erfstadhouder tegenwoordig op de regeringe der Steden heeft, doet my, voor toekomende, op beter tyden hopen; dog ten opzigte van de voorgaande tyden, meen ik hier doorgaans de waarheid getroffen te hebben. Ik weet wel, dat ik, dus ombewimpelt schryvende, luttel danks, by zommigen zal behalen. Dog men gelieve te weten, dat ik der waarheid (zo veel my mogelyk is) hulde gezworen hebbe; ook is 'er my weinig aan gelegen, wat de onkundige 24 wumkes.nl
  • 25. menigte van my gevoelt, zo maar de verstandige waereld met my instemt; en waar aan ik, in dezen, geene reden heb te twyffelen. En 't zou my beloninge genoeg zyn, wanneer ik door myne pennevrugten myn Vaderland dien dienst mogt te wege brengen, dat geleertheid en wetenschappen eens als uit den doden mogten herleven, en als veelen, beschaamt over [p. 530] hunne onkunde, hier door mogen opgewekt worden, om hunnen overvloedigen tyd, hunne ryke middelen, en de menigte van geleerde boeken, die 'er voor handen zyn, mogen aanleggen tot het bekomen van de zo dierbare en nooit genoeg geprezene wetenschappen, waar in wy doorgaans in deze Provincie, veele andere landen verre agter na komen. VIII. Het te veel gebruiken van Romanschriften enz. Onder de oorzaken en redenen van het afnemen der geleertheid kan ook, myns oordeels, bygebragt worden, het al te menigvuldig gebruik der zogenaamde Romanschriften. Deze zyn niet alle van eenerleye zoort: zommige behelzen voornamelyk veele regelen van een beschaafde Zedekunde, en vertonen, door het voorstellen van doorlugtige voorbeelden, de verhevenheid en aanminnelykheid der deugd, zodanig als dezelve in 't stoffelyke en op zig zelve kan begrepen worden; terwylze, aan den anderen kant de dwaasheden, verkeerde hartstogten, en ondeugden in zulks eene eigenaartige gedaante afschetzen, dat men, door het lezen derzelve, als ongevoelig wort aangespoort tot eene beschaafde levenswyze. Andere dier schriften zyn doorgaans vol zotternyen en grillen, en verydelen uit zig zelve de gemoederen der leezeren, doen geen of weinig nut, en waren beter aan het vuur, of tot andere gebruiken opgeöffert te worden; dan datze met zo veele graagte werden gezogt en gekogt; terwyl de eerstgemelden, alsze hunne regte lezers aantreffen, niet geheel als onnutte ballasten verdienen uitgemonstert te [p. 531] worden. Beide deze zoorten van schriften zyn gemeenlyk in een' fraajen, geestigen en bevallige styl opgestelt, en zyn alzo de vrugten van overfraaje vernuften: 't geen ook de reden schynt te zyn, datze zo veele leezers vinden: men kan hier mede toe brengen de grote menigte van hedendaagsche Spectators, Critici, Zedemeesters, Denkers, en andere gelykzoortige schriften meer, die allen met eene ongemene begeerte getrokken worden. Ik heb my dikwyls op de openbare verkopingen verwondert dat zodanige stukken tot hoge pryzen verkogt worden, en byna niets zedert de eerste uitgave gedaalt waren; daar men ten zelven tyde de werken der beroemste Godgeleerden, Regts- en Staatkundigen, Historieschryvers en andere pryswaerdige boeken, bronnen van waaragtige en wezenlyke geleertheid, voor een leur zag verkopen. Een ontegenzeggelyk bewys van de geneigtheid onzer natie tot de eerste boven de laatsten; ten ware men mogelyk my wilde tegenwerpen, dat geleerde Liefhebbers, die alreeds een schat van wetenschappen bekomen hebbende, zomtyds hunnen geeft tragten te verlustigen, en 25 wumkes.nl
  • 26. uitspanninge zoeken in 't lezen van stigtelyke en zedekundige Romans, Dog hier op kan men aanmerken, eerstelyk, dat 'er onder de lezers dier Romanschriften zeer veelen gevonden worden, die nog nimmer den grond tot wezentlyke geleertheid gelegt hebben; en ten tweeden, dat de jeugd, eenigen leeslust hebbende, en nog onbedreven zynde in de geleerde wetenschappen, door het vermakelyke en fraaje, dat er [p. 532] in de Romans en Spectators gevonden wort, daar mede derwyze gemeenlyk worden ingenomen, dat alle geleerde nasporingen en wetenschappen hen daar na lastig vallen; dat hun smaak te vroeg bedroven wort, en datze eens gewend zynde aan hunne geliefkoosde vermakelyke en tydverspillende Romanschriften, daar na niet dan zeer bezwaarlyk daar van zyn af te trekken. Zeker geleerd man heeft my verhaalt, dat hy door het lezen van diergelyke schriften een zodanig was vervoert geweest, dat hy, na een half jaar daar mede bezig geweest te zyn, naauwlyks tot het waarnemen van zyne vorige studien zig weder kon bepalen. Hoe bezwaarlyker zullen dan jongelingen, die nooit de zoetigheid en het nut der geleerde wetenschappen geproeft hebben, daar toe te bewegen zyn, wanneerze eens hunnen smaak door 't lezen van Romanschriften bedorven hebben. Men vind eene menigte van middelmatige en aanzienlyke jonge lieden, die met veel ophef komen spreken van de meeste hedendaagsche Romans en Spectators, en van zommiger waerdy en vermakelykheid boven die van anderen, op een aasje weten te oordelen; en die egter in de vaderlandsche geschiedenissen, en veele andere wetenschappen deerlyk onkundig zyn. Een jong Heer, reeds Doctor in de Regten gepromoveert, verhaalde my onlangs, dat hy in 't huis van een' zyner vrienden, het boek van Winsemius op de tafel had zien leggen, 't geen hem dagt een aardig ding te wezen; ten blyke dat hy ten minsten dien Schryver nooit eerder gezien had. Zeker geloofwaerdig persoon zeide my [p. 533] voor eenigen tyd, dat hy van een aanzienlyk man gevraagt was, in welken tyd Keizer Karel de V., en Philips de II. geleeft hadden. Een zeker voornaam oud Stantspersoon vroeg my onlangs, dewyl hy dikwyls in de kerk gehoort had van de Spaansche heerschappye hier te lande, hoe wy dog voormaals onder de regering van Spanje gekomen waren. Diergelyke vragen, en veel meer andere gesprekken van dien aart, konnen ligt doen besluiten, wat men van het overige te oordelen hebbe. En egter veele van zodanige lieden kopen en lezen de nieumodische Romanschriften en Spectators met veel graagte. Wy hebben niets tegens het lezen en matig gebruiken van zodanige schriften; inzonderheid alsze zedekundig en met oordeel zyn opgestelt: Zy vermaken en verlevendigen den geest; zyn zeer bekwaam om aan eene zuivere taal, en gepasten styl te gewennen, wekken door nutte leringen zomwylen het gemoed op tot betragtinge van deugd en eerlykheid, en doen ons de ondeugd en dwaasheden der menschen in hare regte gedaante te voorschyn komen. Dog dit alles en nog meer kan men in de schriften der beste Godsgeleerden, by brave Historieschryvers, en in den Bybel 26 wumkes.nl
  • 27. vinden, daar alles naar waarheid, met een gezond oordeel, en ter goeder trouwe ons voorgestelt wort; zonder dat wy onze toevlugt tot de versierde verhalen der Romanschryvers behoeven te nemen; die, op hun best genomen, nooit gebeurde zaken opdissen, en waar in niets gevonden wort van het geen een jongeling moet weten, om tot eene grondige kennis van wezenlyke geleertheid [p. 534] opgeleid te worden. Het is dan alleen het matig gebruik, dat het lezen van Romanschriften kan wettigen; mits dat het geschiede van personen, die alvorens vaste gronden van geleertheid gelegt hebben, en dan nog maar by tusschenpozen en by wege van uitspanningen: want te vroegtydig zig hier mede latende vervoeren, zyn alle zodanige geschriften sterke hinderpalen van geleertheid; en wy zyn ten vollen zeker, dat zedert diergelyke Romanschriften, Spectators enz. ons als by scheepsladingen zyn op de hals gezonden, de geleertheid van dien tyd af een geweldigen knak gekregen heeft. De opstellers van zodanige werken zyn doorgaans wel zeer geleerde, geöeffende en oordeelkundige mannen; dog zy konnen door het opstellen van alzulke boeken nimmer de gronden der wetenschappen aan anderen mededeelen, en niemant zal door het leezen derzelve ooit een goed Regent, Theologant, Staat- en Regtskundige, Geschiedkundige, Landmeter, Ingenieur, Koopman of Boekhouder worden, ten zy hy vooraf de nodige wetenschappen, tot diergelyke betrekkingen verëischt wordende, ingezogen heeft. IX. Tegenwoordige Staat der geleertheid in Friesland. Het geen tot hier toe van het afnemen der geleertheid, en de oorzaken daar van, (waar toe nog wel eenige andere redenen konden te berge gebragt worden) beredeneert is, moet niet alleen op deze Provincie t' huis gebragt werden, maar kan, zo ik meen, ook ten grooten deele, op andere gewesten van den Staat, en op veele naburige landen worden toegepast. Althans meen ik, dat 'er doorgaans [p. 535] overäl, wat het gemeene gros der menschen betreft, niet veel op den aanwas van bondige geleertheid valt te roemen; schoon het waar is, dat de konst van welsprekenheid, zuivere taalkunde, redeneerkonst, de natuurlyke Historie, en veele andere wetenschappen, by zommige tot een hogen trap gesteigert is. Dog ik twyffele sterk, of het aantal van gezonde Staat- en Regeerkundigen, Regtsgeleerden, Geschiedkundigen, Oudheidkenners, Godsgeleerden en meer anderen, wel tegen dat der voorgaande eeuwe kan ophalen. Ook wil ik hier mede geenzins te kennen geven, dat de geleertheid en wetenschappen als buiten deze Provincie gebannen zyn; o neen: Men vind nog onder den bloem der inwoneren van ons Vaderland, onder den Adel en personen van aanzien wezentlyke geleerde mannen; men vind 'er in de Staatsvergaderingen, in de hoge Collegien, in 't Hof van Justitie, onder de Grietsluiden, en by de Magistraten in de Steden, onder personen van den degen en den tabbaart, mannen van uitmuntende geleertheid en beproefde kundigheid, en die hunne kinderen, de 27 wumkes.nl
  • 28. hoop en steun van het nageslagt, zeer zorgvuldig tot de geleertheid, en den aanstaanden staat van regeringe tragten te doen toebereiden; wier geheiligde namen wy hier, om de afgunst anderen niet gaande te maken, moeten verzwygen, hoe zeer wy anders genegen zouden wezen, om dezelve der onsterflykheid toe te wyën. Inzonderheid is de lust tot het opdelven der Vaderlandsche oudheden, regten, wetten en gewoontens, zedert eenigen tyd lustig aangewakkert; en zy [p. 536] die hier aan de hand houden, verdienen onder 's Lands Grooten, met reden geprezen te worden. By den Burgerstand begint mede eene vernieuwde begeerte tot het nasporen van nutte wetenschappen te herleven, en veelen zyn reeds op den weg tamelyk gevordert; schoon het getal der zodanigen klein is in vergelyking van de groote menigte weetnieten, 't geen ook veelligt, (om dat de geleertheid niemant voeden kan, en wyl de weg tot de wetenschappen, en die om bevordert te worden, onderscheide zaken zyn,) wel altoos zo blyven zal. Ordershalven moest hier ook iets gezegt worden van het toe- en afnemen der Godgeleerde wetenschappen; dog dit stuk te teder zynde, ga ik met opzet voorby. Het past my niet in schaamte myner moeder te ontdekken. Ik vrees reeds te veel gezegt te hebben, om den naam van een onpartydig Schryver te behouden; schoon ik verzekert ben, dat de verstandige waereld met meeste van myne bedenkingen zal beädemen. Het gemeen, zegt Cicero, heeft nog oordeel, nog waarheid. Ook schynt het ondienstig deze stoffe verder uit te breiden. Die 't lekkeschip beschreit, zeilt daarom niet te digter; Die 't zware pak bezugt, draagt daarom niet te ligter. [p. 537] 28 wumkes.nl
  • 29. XVII. HOOFDSTUK. Van de Scholen, zo lage als hoge, in FRIESLAND. § I. Overvloed van Scholen in Friesland. Dat de hoge Overheid dezer Provincie veel zorge gedragen heeft, en nog draagt voor het onderwys der jeugd; endat men het der regeringe niet behoort ten [p. 538] laste te leggen, dat 'er zo eene menigte onkundige menschen, die naauwlyks, ja geheel niet lezen of schryven konnen, gevonden worden, bewyst onder anderen het groot aantal Scholen in dit ons gezegent vaderland. Niet een der zeven verenigde Landschappen van dezen Staat zal men aantreffen, daar, naar mate van uitgestrektheid, zo een groot aantal dorpen ten platten lande getelt worden; en weinigen onder die zyn 'er, daar geen School gehouden wort; om thans van de elf Steden dezer Provincie, alwaar overvloed van onderwysmiddelen gevonden worden, niet te spreken. De eerste steen van het gebouw der Nederlandsche vryheid was pas geleid, toen 's Lands Staten op eenen Landsdag, die in Maart 's jaars 1580., gehouden werd, een besluit namen, om de opkomsten, landen en renthen, als mede de roerende goederen van de Conventen en Kloosters tot stigting en onderhoud van kerken en scholen aan te leggen. 10 Dit Staatsbesluit werd, kort daar na, gevolge van een Placaat en Missive aan de Grietsluiden en Magistraten dezer Provincie, met byvoeging van de artikelen des Staatsbesluit, behelzende den voet, op welken de geestelyke goederen, ten gemelden einde, zouden moeten aangelegt en geschikt worden, waar in, onder anderen, gestelt was, dat de profyten en opkomsten van de gezeide goederen zouden worden bekeert tot onderhoudinge van eerlyke en degelyke Predikanten, Schoolmeesters, en andere nooddrustige personen; en dat, tot het werk der verhuuringe en verdelinge [p. 539] dier goederen te doen, zekere bekwame personen in ieder dorp, zynde goede Patriot ten en Liefhebbers van den hervormden Godsdienst, by de gemeenten zouden werden gestelt, die den Grietsluiden aangenaam moesten wezen. 11 Vervolgens maakten de Heeren Gedeputeerde Staten eenige nadere schikkingen op het onderhoud der Predikanten en Schoolmeesters, waar in, ten opzigte der laatstgenoemden, gestelt werd, dat de Ingezetenen der Landen, (versta mede de Steden) en een iegelyk in hunne dorpen, moesten treden tot verkiezinge van goede en bekwame gereformeerde Schoolmeesters; en zulks, voor de eerstemaal, binnen zes weeken, en vervolgens binnen zulke tyden, als men van ouds gewoon ware geweest; en dat, byaldien de gemeenten hier in mogten nalatig bevonden werden, zy gehouden zouden zyn zodanige Schoolmeesters te ontvangen, als hen, door 10 Winsemius Chron. bladz. 662. 11 Winsemius Chron. bladz. 675, 676. 29 wumkes.nl
  • 30. hoger hand, zouden werden toegeschikt. Dat diensvolgens ieder dorp eenen bekwamen Schoolmeester verkiezende, dien aangaande de nodige schikkingen had te maken, op de jaarwedden derzelver; ten ware de dorpen zodanig gelegen waren, dat twee of meer plaatzen te zamen éénen Schoolmeester bekwamelyk konden hebben. 12 Op éénen Landsdag, die in October des jaars 1584., binnen Franeker gehouden werd, gaven de Predikanten der Kerken dezer Landschappe eenige artikelen aan 's Lands Staten over, waar in, met betrekkinge tot de Scholen, [p. 540] verzogt werd, dat men de Schoolmeesters, zo veel mogelyk, behoorlyke weddens mogte toevoegen, en de zodanigen weeren, die niet vroom van leven waren, nog zig begeerden te schikken naar den aart der gereformeerde Religie, zo in 't onderwyzen van de jeugd, als andere, kerkelyke diensten. De gemelde artikelen werden toen by de hoge Overheid gunstig aangenomen, en op het gezeide verzoek werd door de Heeren Volmagten geantwoord, dat voortaan in agt genomen zoude worden het Staatsbesluit, in Maart 1580. genomen. Den 25 Maart 1603. werd by Staatsbesluit vastgestelt, dat alle Schoolmeesters, te soberen onderhoud hebbende, moesten voorzien werden uit de Costerye en andere beneficiale goederen. Uit welke, en, meer andere schikkingen, dien aangaande gemaakt, af te nemen is, hoe veel de hoge Overheid zig bemoeit hebbe, om de lage scholen in bloei te hebben. II. Slegte jaarwedden voor de Scholen ten platten lande. Edog dewyl het niet zo zeer het werk van 's Lands Staten, als wel dat der Eigenërfde ingezetenen en der Heeren Grietsluiden, was, om dien aangaande de nodige schikkingen in hun byzondere dorpen te maken, en de geestelyke goederen, tot zodanige gebruiken geschikt, op veele plaatzen vry schaars de. gevonden worden, (zynde in vroegere tyden zodanige goederen te veel vervreemt geworden,) zo is de staat der inkomsten voor de lage Scholen ten platten lande doorgaans zeer bekrompen, en, op de meeste plaatzen niet toereikende om een eerlyk levensbestaan te verschaffen. Men heeft gemeens dorpen daar [p. 541] het vast jaargeld voor den Schoolmeester veertig, vyftig en zestig guldens uitmaakt; anderen konnen het tot honderd, en zeer weinigen tot honderd vyftig guldens brengen. Zeker Schoolmeester in een der volkrykste dorpen dezer Landschappe verhaalde my, dat hy maar zes-en-vyftig guldens vast jaargeld had. Boven de jaarwedden hebben doorgaans de Schoolmeesters een vrye woninge, waar of zommigen een keukentuin en appelhof hebben. Op veele plaatzen hebben de Schoolmeesters de bedieninge der binnenlandsche Collecten van 't Gemaal, Beestiaal, Turf en Brandhout; dog dit van het believen der Grietsluiden afhangende, gaat overal en ten allen tyde niet vast. Veele Schoolmeesters zyn teffens Dorpregters; maar dit ampt is weinig in staat om hunne magere inkomsten te verbeteren. Alle Schoolmeesters hebben van het onderwys der 12 Ordonn. van den 7 May 1582. Winsem. Bladz. 710. 30 wumkes.nl
  • 31. kinderen eenig geld boven hunne jaarwedde 't geen op zommige plaatzen zes stuivers, op anderen een zestehalf voor ieder vierendeel jaar van elk kind uitmaakt, welke Schoolpenningen in grote dorpen eene tamelyke som kunnen uitleveren; dog in de meeste plaatzen van weinig belang moeten gerekent worden; alle voordelen by elkander genomen, zyn 'er weinige Meesters die twee honderd guldens inkomsten konnen maken, en zeer velen hebben maar half zo veel, min of meer. Gevolgen daarvan. 't Is gemakkelyk te begrypen dat de schaarsheid van bestaan zeer slegte gevolgen moet naar zig trekken ten opzigte van het behoorlyk onderwys der jeugd in de lage scholen veele van zodanige Martel-ampten konnen [p. 542] begeven worden dan aan zodanige personen die weinige bekwaamheid hebben; en dezulken al aangestelt zynde, vinden zig genoodzaakt, om met ander arbeid, en bezigheden die weinig Overëenkomst met hunne bedieninge hebben, de schrale kost te vinden; eene natuurlyke oorzaak dat 'er weinige bekwame Schoolmeesters gevonden worden, die in staat zyn de eerste beginzelen der nodigste wetenschappen aan de jeugd in te planten. Veelen konnen maar wat gebrekkig lezen, zyn slegte schryvers, en nog veel slegter kenners van de nederduitsche taal, spelling, zamenvoeging der woorden, en wat dies meer is, om thans van hunne kennis in de eerste waarheden des Christendoms, van rekenen en andere noodwendige verëischtens niet te spreken. Men kan derhalve ligt opmaken hoe zwak en gebrekkig derzulker onderwys moet zyn; 't geen dan ook eene der redenen is, dat de discipelen zo weinig als hunne meesters veeltyds niet in staat zyn, (schoonze al goede letteren konnen maken) eenige woorden in eene voegzame order op 't papier te stellen, en dat men in de meeste brieven en geschriften, 't zy van Schoolmeesters of anderen opgestelt, meerdere spel- en taalfouten, dan woorden aantreft. Een ander nadelig gevolg van alzulke geringe inkomsten is, dat het Schoolampt, uit hoofde van deszelfs armoedigen staat aan eene algemene veragting is bloot gestelt: want dewyl verre de meeste orders van menschen ruimer leven en beter bestaan hebben, dan zy het onderwys der kinderen is toebetrouwt, doorgaans met 't allergeringste volk in [p. 543] eenen rang gestelt worden, zo hebbenze ook met hetzelve eenerleye agting en waerdigheid; zy zyn uit dien hoofde gemeenlyk laag van geeft en gemoed, hebben weinige vrymoedigheid in 't behoorlyk bestraften en regeren der kinderen; en weinigen zyn 'er, die zig ontzien den armen Schoolmeester op hun beurt te havenen, wanneerze zig inbeelden dat hunne kinderen te hard behandelt worden. Dit belet den elendigen Schoolvoogd duizendmaal het behoorlyk betragten van zyne pligten; en de kinderen de veragting der ouderen omtrent den meester bespeurende, zyn even daar door te weerbarstiger en ongehoorzamer. Wy behoeven niet te zeggen welke nadelen, ten opzigte van het onderwys der jeugd, 31 wumkes.nl
  • 32. hier ook geboren werden, de dagelyksche ondervinding toont het genoeg, en alle verstandigen zyn 'er ten vollen van overtuigt. Immers, als men agt geeft op het geen de uitgestrekte pligten van het gewigtig Schoolampt medebrengt, moet men voor alle dingen overtuigt zyn, dat zy, die deze bedieninge, dewelke zo veel invloed op de menschelyke maatschappy heeft, behoorlyk zullen waarnemen, niet alleen bekwame en geöeffende mannen behoren te zyn, maar dat zy ook, door een matig inkomen, evenredig met hunnen stant, behoorden voorzien te werden; ten einde zy aan den eenen kant zig genoeg tot hun ampt konnen verledigen, zonder zig met andere lastige werken op te houden; en dat zy aan den anderen kant de waerdigheid van hunne bedieninge konnen ophouden, zonder zig aan de kleinagting. van 't gemene volk bloot gestelt te zien. [p. 544] Zy moeten voor alle dingen den tedere gemoederen de eerste gronden van den Godsdienst inplanten; en ten dien einde dezelve eerst zelfs grondig kennen; Zy moeten altyd hunne kleine kudde onder 't oog houden, die tot ligtvaerdigheid en dertelheid zo zeer geneigt is, zo datze een gedurig opzigt nodig heeft. Zy moeten met eene onvermoeide vlytigheid bezig zyn, om de eerste beginzélen van alle wetenschap aan de jeugd in te scherpen; op dat niet de kinders veele jaren in dezelve nutteloos slytende, of eenen tegenzin krygen in het leeren, of immers hunnen leeftyd, die reeds tot hogere oeffeningen bekwaam is, jammerlyk voorby laten gaan. Zy moeten de gestrengheid van het meesterlyk gelaat mengelen met eene vriendelyke zagtheid, en, naar de verscheidenheid der inborsten, de gemakkelyker wyze ter uitlokking van de naerstigheid, altyd voor de hardere verkiezen, met de meest bezadigsten door lofgevingen en kleine prys uitdelingen op te wakkeren, en den anderen tot een voorbeeld te stellen: met over de baldadigen eer door, woorden van vermaningen en bestraffingen, dan door slagen te heerschen; dog wanneer alles vrugteloos bezogt is, mogenze nimmer de scherpere tugtöeffeningen verwaarlozen. Zy moeten inzonderheid geene aanneming van personen oeffenen, nog de kinders der ryken en aanzienlyken, om de gunsten en gaven der ouderen te verkrygen, boven die het meer waerdig zyn, stellen. Ook behorenze de onregtmatige klagten of bedreigingen [p. 545] der ouderen, die dikwyls te veel aan hunne kinderen toelaten, niet afgeschrikt te worden van de regtmatige togt, die omtrent de lenje en dartele Kinderen moet in 't werk gestelt worden. Eindelyk den Schoolmeesteren is ten groten deele aanbevolen om agt te geven op het gedrag en de zeden der jongelingen, en hen tot eene goede opvoeding toe te bereiden. Dit nu is niet eigentlyk en alleen gelegen in het aanleeren van zekere houdingen, buigingen en neigingen des lighaams, maar wel voornamelyk 32 wumkes.nl
  • 33. in 't naaukeurig vormen der jonge gemoederen tot eene betamelyke Christelyke en burgerlyke Zedekunde en wellevenheid. Hier toe behoort onder anderen het voorschryven van regelen tot de oefeninge van opregte liefde Gods en des naasten; van weldadigheid, openhartigheid, vriendelykheid zonder stuursheid, nedrigheid, getrouwigheid, iever en naerstigheid, wakkerheid, matigheid, ootmoedigheid, eerlykheid, opregtigheid, dankbaarheid voor ontvangene weldaden, eerbewyzing jegens de ouderen en Overheden, en veele andere pligten die tot een loflyk, Christelyk en deftig burgerlyk gedrag en levenswyze verëischt worden. Zodanige regelen den jongelingen, naar mate hunner vatbaarheid, werdende voorgehouden en ingescherpt, wordenze allenskens toebereid, om te zyner tyd nutte leden van de maatschappy te werden; en de ouderen midlerwyl hier we mede werkende, wort de jeugd ongevoelig tot eene deftige wellevenheid aangespoort. Dit alles is het werk van regtgeäarde Schoolmeester; [p. 546] dog om de zulken te bekomen is zeer moejelyk, zo lange de geringe inkomsten van dat ampt onmogelyk toereikende zyn tot een eerlyk bestaan want, by gebrek van genoegzame middelen, moet men zig doorgaans bedienen van 't geringe zoort van volk, dat veeltyds laag van geeft, slaafsch van inborst, van eene slegte opvoeding, en van geringe kundigheid is: zelfs zy die in 't eerst al van betere beginzelen zyn, worden, by gebrek van een eerlyk bestaan, van tyd tot tyd slegter, en vry moediger en lager van geeft, naar mate zy zig gedwongen zien, om dingen by de hand te nemen, die afleidende zyn van hun ampt, en geene gemeenschap hebben met den aart van hunne bedieninge. III. Wyze van aanstelling der Schoolmeesters. De Schoolmeesters in de Steden worden aangestelt door de Magistraten, en ten platten lande door de Stemgeregtigde ingezetenen; dog mogen hier toe niet stemmen Papisten of eenige andere Secten buiten de Gereformeerde kerk 13 , om dat het Schoolampt ten deele kerkelyk is, zo wegens het onderwys der jeugd in de eerste waarheden des geloofs, als uit hoofde van hunne kerkelyke diensten, van zingen, leezen en, 't bedienen van den kerkeraad. Om welke redenen ook niemant dan die belydenis doet van den herformden Godsdienst, het ampt van Schoolmeester moge bedienen; zelfs mag niemant, twintig jaren oud zynde, tot Schoolmeester worden aangenomen, als die Ledemaat van de Gereformeerde gemeente [p. 547] is. 14 Zomwylen worden wel beroepen nog geen Ledemaat zynde; dog zy zyn verpligt om zig spoedig in staat te stellen tot het doen hunner belydenisse. Een Schoolampt, door versterf of vertrek ledig geworden zynde, wort de Grietman door de Stemgeregtigde ingezetenen verzegt uitschryvinge tot stemminge te doen; 't welk geschied zynde, wort de omzegging of 13 Staatsbesluit van den 31 Maart 1580, en 7 Maart 1583. 14 Staatsbesluit van den 10 Maart 1761. 33 wumkes.nl
  • 34. huiskondinge, zes dagen voor den bepaalden stemdag, door een Dorpregter, aan de Eigenaars of Meyers der Stemgeregtigde vastigheden gedaan, en op den dag der stemminge stemmen de Eigenerfden, of in persoon, of by schriftelyke procuratien zodanig een persoon sis zy gemeenlyk reeds vooräf het ampt hebben toegezegt. De Stemminge voltrokken zynde, wort uit de besoignes van stemminge de beroepbrief of commissie opgemaakt, van de stemgeregtigden of hunne gelastigden ondertekent, en aan den beroepenen persoon ter hand gestelt; dewelke daar op, zo hy elders woont, ten kosten van de kerke der plaatze, gehaalt en in de huisinge, daar toe geschikt, gestelt wort, waar mede hy den aanvang maakt van zyne bedieninge; waar van hy ook, zonder wettige redenen van onbekwaamheid of kwalyk gedrag, door niemant kan berooft werden. Aangestelt zynde, is hy, op verëisch van de Classis, gehouden, de formulieren van eenigheid, en de regelen van het Dortsche Synode, (zo veel de leere aangaat) te ondertekenen, en daar door te verklaren, dat hy de Leere der herformde Kerke houd voor de eenige regel van geloof [p. 548] en leven, overëenkomende met Gods Woord en leidende tot Zaligheid. Een Schoolmeester dus beroepen zynde, bekoomt daar door het regt van vaste inwoninge ter plaatze zyner bedieninge, uit kragt van welk het Dorp of de Stad verbonden is, hem en de zynen, in gevalle van armoede en gebrek, te alimenteren 15 ; waar toe anders eene vyf jarige inwoninge vereischt wort. IV. Hunne voornaamste verrigtingen. De Schoolmeesters moeten niet alleen de jeugd naerstig onderwyzen in lezen, schryven, rekenen, psalmzingen enz. 't geen wel 't geheele jaar door behoorde te geschieden, doch het welk op veele plaatzen 's Somers geheel nagelaten wort, maar zy moeten ook dezelve, ten minsten eenmaal 's weeks catechiseren over de grondwaarheden van den Christelyken Godsdienst, en voorts alles aanwenden om de jongelingen tot eene betamelyke kennisse van God en zynen dienst op te leiden. Zy mogen geene onregtzinnige boeken, of schriften die eenige dwaalleringen behelzen, in de scholen gebruiken. Ook zyn de Schoolmeesters, zo veel doenlyk, en het hunne gelegenheid toelaat, verpligt, de eerste en voorste te zyn die gevraagt worden in de openbare Catechisatien; ten einde daar door te bekwamer gemaakt te werden om de jeugd in de grondwaarheden des Christendoms te onderwyzen. Een Schoolmeester zig onstigtelyk gedragende, en in dronkenschap of andere ongeregeltheden zig te buiten gaande; die zig niet behoorlyk in 't, onderwyzen der jeugd gedraagt; als ook die de belydenis der Kerke, en de formulieren [p. 549] van eenigheid weigert te ondertekenen; gelyk mede die geen Ledemaat is of wil worden, kan om zodanige en meer andere wettige oorzaken, geweert, of van zynen dienst afgezet worden: en zyn de 15 's Lands Ordonn. I Boek, tit. XXI, art. I. 34 wumkes.nl
  • 35. Classen gehouden zulks te bezorgen volgens den gewonen weg daar toe zynde. 16 Zy die, om hun ergerlyk leven geëxcommuniceert zyn, en uit dien hoofde van hunnen dienst afgezet, mogen tot den Schooldienst niet weder toegelaten werden, dan na behoorlyke boetvaerdigheid en verzoeninge met de gemeente. Ten opzigte der schikkingen van den Schooldienst, de tyden en uuren van dien, en meer andere omstandigheden, daar toe behorende, kan door de Eigenerfden ten platten lande, en door de Magistraten in de lieden, zodanige order gestelt worden, als meest met het welwezen der scholen overeenkomt; dog een Schoolmeester zig niet naar de voorgeschreven, of gebruikelyke order gedragende, staat dien aangaande, onder 't opzigt van de Kerkvoogden der dorpen, dewelke hunne klagten daar over aan den Grietman konnen voorstellen, en waar over aldaar kan regt gedaan worden: maar voor zo veel de kerkelyke diensten aangaat, staan de Schoolmeesters ter regtspraak van den Kerkeraad en Classis, waar onder zy behoren; 't geen ook, met eenige verandering, op die der steden toepasselyk is. V. Latynsche Scholen in deze Provincie. In de Steden dezer Provincie werden doorgaans wel ingerigte Latynsche Scholen gehouden; gelyk mede weleer, en misschien [p. 550] nog, in zommige voorname Dorpen, in welken de jongelingen tot de Academische Leeroeffeningen voorbereid worden. De Leermeesters in deze Scholen worden door de Magistraten der Steden beroepen op eene vastgestelde. jaarwedde, en genieten daarenboven nog eenig leergeld van de jongelingen, Veeltyds worden hier toe Candidaten gekoren) die geen beroep krygen, waar van zomwylen een en ander tot Predikanten gekoren werden ten platten lande. In zommige kleine Steden wort het ampt van Rector, zonder ondermeester, bedient by den Predikant der plaatze, gelyk veeltyds gezien is te Stavoren, Sloten, Workum en Hindelopen. Te Harlingen heeft de Welëerwaerde Heer Isebrandus Eilardi Harkenroth, zeer geagt Predikant aldaar, het Rectoraat eene lengte van jaren waargenomen, hebbende twee ondermeesters nevens zig. Te Leeuwarden zyn doorgaans, behalven den Rector, nog vier Leermeesters der triviale Scholen. Te Dokkum en Franeker zyn meest, behalven den Rector, nog twee Leermeesters; te Sneek heeft men een Rector, en een Conrector. De Stad Ylst, byna geheel uit zeevarende. Inwoners, koop- en handwerksluiden beslaande, heeft tot nog toe niet goedgevonden eene Latynsche School aan te leggen. Alle deze Leermeesters, staan, zo veel hun ampt aangaat, onder de regtsmagt der Magistraten, en onder het opzigt van zekere personen, daar toe aangestelt, Scholarchen of Schoolvoogden genaamt, die, benevens de afgevaerdigden de Magistraten de Scholen op gezette [p. 551] tyden visiteren, de pryzen aan de naerstige jongelingen toezeggen, de Meesters tot hunnen pligt houden, enz. 16 Staatsbesluit van den 8 April 1584. den 25 Maart 1603., en 10 Maart 1701. 35 wumkes.nl
  • 36. zynde gewoonlyk, althans in de kleine Steden, het opzigt der Scholen by de Predikanten. 17 De jongelingen, tot de hoge Scholen geschikt, alle de classen der lagere Scholen doorgelopen hebbende, worden door de Scholarchen behoorlyk onderzogt, en reciteren, ten aanhoren van hen en andere taalkundigen, een of ander stuk in de Latynsche taal, en worden daar op met de nodige getuigschriften, naar de Academie gezonden, om hunne begonnene Letter- en Leeröeffeningen verder voort te zetten. VI. Alöude en latere schikkingen dien aangaande. Zeer waarschynlyk zyn 'er weinige of geheel geene Latynsche Scholen in Friesland geweest voor den tyd van Keizer Karel den V.; behalven dat daar toe konden dienen zommige nopens kloosters, waar in de talen en wetenschappen dezelve, na en dan geleeraart werden. 18 De gemelde Vorst, die in veele wetten zo wel de standhouding van den Roomschen Godsdienst, als de voortzetting van de Letteröeffeningen en wetenschappen bedoelde, maakte dien aangaande verscheide schikkingen: De gewone gebedeboeken, de getydeboeken, de boetpsalmen, de getyden voor de overledenen, en andere gebruikelyke boekjes moesten zo wel in de Latynsche als moedertale gedrukt worden. Hy gebood dat 'er in alle Steden [p. 552] van Friesland een bekwame School moeste wezen, tot dewelke geene andere jongelingen toegelaten werden als die in de lagere scholen, zo verre al gekomen waren, datze vaerdig in de moederlyke en de Latynsche tale konden lezen. Deze Scholen gaf hy verscheide zeer nutte wetten, als in 't voorgaande Hoofdstuk gezien is. 19 En door dit alles werd 'er met den tyd eene wonderlyke verandering bespeurt. Inzonderheid was ten zynen tyde vermaard de Schole te Leeuwarden. Suffridus Petri opende daar, in den jare 1553., een School, om de jonkheid te onderwyzen, waar in hy, door zonderlinge naerstigheid en bekwaamheid, het zo verre bragt, dat de Scholieren, in den tyd van minder dan twee jaren, de Latynsche taal spraken, en de Grieksche eenigzins verstonden. Deze School, zegt zeker Schryver 20 , naderhand zo in getal van Leermeesters en Scholieren, als in verhoginge van leerloon, zeer toegenomen; en Suffridus Petri getuigt zelve, „dat de Voornaamste School van deze Provincie, byna door gedurige agtervolginge, te Leeuwarden is geweest. En wie weet niet, wat voor geleerde mannen dat 'er ook by onzen tyd aangestelt zyn, om de jeugd te onderwyzen? Ten tyde van de opregtinge dezer Republyk, en daar na, heeft de hoge Regering van ons Vaderland zig ongemeen beyvert, [p. 553] om de triviale Scholen in goeden bloei te houden, merkende dit stuk aan als den zekersten 17 Zie ook in 't tweede Deels eerste Stuk; pag. 348. 18 Zie A. G. Dreas, van de Kerkelyke vrede, in de Opdragt. 19 Zie ook Oudh. en Gestigten van Friesl. I Deel, bladz. 168. 20 Oudh. en Gestigten van Friesl. I Deel, bladz. 274. 36 wumkes.nl
  • 37. grond van hogere Leeröeffeningen en wetenschappen. De Leermeesters dezer Scholen hebben, ten groten deele, dezelve wetten en regelen als die, dewelke wy voorheen ten aanzien van de Nederduitsche Scholen hebben opgegeven; ook zynze zo wel als deze verpligt tot de ondertekeninge van de formulieren van eenigheid. 21 Wanneer Hun Ed. Mog. voor ruim honderd jaren, eenig verval in 't bestier en waarnemen der triviale Scholen bemerkten, werd 'er op den 17 Maart 1659., eene commissie benoemt, tot herstellinge van dezelve gebreken, waar op vervolgens eene nieuwe instructie voor de Heeren Curatoren, ook met betrekkinge tot dit stuk, vervaerdigt, en daar by, onder anderen vastgestelt werd: „dat, tot beter order van de triviale Scholen, de Curatoren zouden invoeren en laten leeren de Grammatica van, Vossius, de Retorica van Talsæus, en de Logica van Keckermannus. —— Dat ook dezelve Heeren Curatoren zig exactelyk moesten informeren op het leven en de naerstigheid der Rectoren van alle de Latynsche Scholen dezer Provincie, en derzelver abusen aan de respective Officieren en Magistraten bekent maken, om dezelve, haar bevindinge van zaken, te straffen," enz. VII. Order en wyze van leeren. De voornaamste wetten der Latynsche Scholen, (die we hier hoofdzakelyk naar [p. 554] naar die van Leeuwarden 22 zullen opgeven) bestaan onder anderen in de volgende regelen. De Rector en de andere Meesters moeten de Magistraat der stad gehoorzaam zyn, en niets buiten de wetten doen, dan met voorkennisse van de Regeringe en de Schoolvoogden In twyffelagtige zaken moeten ze dezelven laadvragen en hun goedbedunken volgen. Zy mógen geene buitengewone Speeldagen, sonder goedvinden van de Schoolvoogden, aan de jeugd toestaan; nog uit de School zyn buiten derzelver toestemming. Ook mogenze geene boeken in de School invoeren die by de wetten niet vastgestelt zyn. De Rector het voornaamste bestier der Scholen hebbende, moet van de andere Meesters geëert, en zyn raad gevolgt worden: voorts is hun pligt, allen malkanderen in hun ampt vriendelyk te bejegenen, te ondersteunen, te eeren en vermanen, en elkanders vermaningen ten besten te nemen. Omtrent de jeugd is hun pligt, den Leerlingen voor te lichten in de belydenis des geloofs, ware Godzaligheid en eerbaarheid. Hunne bediening getrouw en naerstig waarnemen, en de jeugd zo wel in da ware kennisse, vreze en liefde Gods, als in de wetenschappen onder wy zen. In 't bestraffen moetenze wel streng, maar teffens matig, en met behoorlyke zedigheid te werk gaan, zorg dragende datze de vriendelykheid met de deftigheid, en de toegevenheid met betamelyke strengheid matigen; dog ligtvaerdigheid, korselheid, slappigheid en wreedheid; [p. 555] vermyden, en de gantsche jeugd, zonder onderscheid, beminnen, enz. Het voornaamste 21 Compendium der kerkelyke wetten, bladz. 142. 22 Deze zyn. in den jare 1733. vernieuwt, en by P. Koumans gedrukt. 37 wumkes.nl
  • 38. Schoolbestier op den Rector beradende, is het zyn pligt, de andere Scholen, van tyd, tot tyd, te bezigtigen, de Leerlingen die afwezig geweest zyn, rekenschap daar van af te vorderen, alle ongeregeltheid en dertelheid die hy vernomen heeft, te bestraffen, door bekwame vermaningen elk tot zynen pligt te brengen, bet gezag der Ondermeesteren te styven, en in alle de Scholen de gehoorzaamheid en 't gezag voor denzelven te bevorderen. De Rector heeft, uit kragt van zyn ampt dezelfde rang, eere, regt en stem met de aangestelde Schoolvoogden, en is, uit dien hoofde, bevoegt de gantsche manier van onderwyzinge te beftieren, de Schooljeugd op de bekwaamde wyze tot de Academische Studiën op te leiden, en te doen opleiden; moetende, benevens de overige Schoolvoogden, zorge dragen, dat: niemand te ontydig van de eene School in de, andere, nog van de hoogste tot de Academie bevordert werde. De pligten der Leerlingen zyn, God te vrezen, hunne Meesters te gehoorzamen, malkanderen te beminnen, niet twisten; tydig in de School te zyn, naerstig te leeren, geen geraas of dertelheid bedryven, de verklaringen van de Meesters aandagtig horen, en zig in alles daar naar te schikken. Datze zonder verlof van Ouders of Meesters niet Uitgaan., of buiten de School blyven; dat de Meesters, zo aangaande hun uitblyven gedrag buiten de School onderzoek moeten [p. 555] ten doen, en alle ongebondentheden naerstig straffen. Datze op den dag des Heeren, op Bede- en Feeftdagen vlytig in de kerk komen, in alle zedigheid zig gedragen, naerstig toeluisteren, en niemant storen of lastig zyn. Datze zig zorgvuldig wagten van onbetamelyke spelen, ongeschiktheid in zeden, of woorden, en van alles wat aanloopt tegen de Godzaligheid en eerbaarheid. Allen die maar behoorlyke straffen en tugtigen niet luisteren, werden, als bedervers der overige jeugd, en schandvlekken der Scholen, uitgedreven. By den ondersten Meester wort de volgende order gehouden: dat, des Maandaags, Dingsdaags, Donderdaags en Vrydaags, de Leerlingen die de bekwaamheid van lezen nog niet hebben, daar in onderrigt worden, met agtgeving op de toonwyzen en uitspraak. De overigen leeren van buiten opzeggende voorbeelden der declinatien, comparatien en conjugatien. Allen leerenze uit de Elementa, eenige woorden van buiten, het zy zelfstandige, byvoeglyke of werkwoorden; waar van zy de zelfstandige alleen, of met byvoeglyke zamengestelt zynde: en de byvoeglyke in hunne uitgangen, of trappen van verhoging, als mede de werkwoorden in hunne wyzen, tyden en personen, leeren veranderen, en deze buigingen en veranderingen, geschreven, aan den Meester vertonen moeten. De meest gevorderden alhier leeren van buiten de ligtste leerstukken van de Etymologia of oorspronkskunde der woorden. Behalven dit alles wort des namiddags het overgeblevene [p. 557] van den voormiddagtyd verhandelt; oeffenende de Leerlingen zig vorders in 't declimeren en conjugeren: waar boven de Meester den voornaamsten zyner Scholieren leert de ligtste regelen van de Syntaxis, of woordvoegkunde, met 38 wumkes.nl
  • 39. voorstelling van eenige korte en eenvoudige spreekwyzen, om die te vertalen; weidende nogtans zorge gedragen dat niets opgegeven werde dat hun begrip te boven gaat. Des Woensdaags en Zaturdaags werden plegtige gebeden, en de eerste gronden van den Christelyken Godsdienst geleert; moetende de Leerlingen die bovenaan zitten, den Heidelbergschen Catechismus opzeggen in 't Duitsch. Voor het overige is de leerwyze als op de andere dagen. De hoogste moeten dan overzetten de ligtste zamenspraken van Corderius, uit de Neêrduitsche vertalinge; waar uit hen teffens gevraagt wort het beloop der Leerstukken van de Grammatica of letterkonst. De overigen werden geoeffent met conjugeren en decimeren. Onder den vierden Meester te Leeuwarden werden de leerstukken van de Etymologia uit de Grammatica van Vossius, van buiten geleert en opgezegt; die door den Meester nader verklaart worden; gelyk mede uit de Elementa eenige woorden geleert en opgezegt worden, het zy zelfstandige, byvoeglyke, werk- of bindwoorden: leerende die te buigen zo nodig is. Hier wort mede de Syntaxis verhandelt; zulks dat de ligtste regelen eerst verklaart, en met voorbeelden duidelyk opgeheldert worden, enz. Des Woensdaags wort de Heidelbergsche Catechismus [p. 558] uit het Latyn in 't Duitsch overgezet, en daar na in 't Duitsch opgezegt. Ook worden dan, opgezegt en verklaart de Difticha Van Cato, of het vestibulum van Comenius, als mede, gelyk op andere tyden, de behoorlyke oeffenschriften vervaerdigt. De derde Meester verhandelt des Maandags, Dingsdaags, Donderdaags en Vrydaags voordemiddag de Grammatica Van Vossius, verklaart de uitgekozene brieven van Cicero, en doetze de Leerlingen overzetten, werdende hen aangetoont de kragt, 't gebruik, onderscheid en geschapenheid die in de woorden en spreekwyzen gevonden worden, naar, de gronden van de Grammatica. Ook werdenze hier geleert eenige spreuken naar den styl van Cicero, in 's Latyn op te stellen. Namiddags worden de gronden van de Syntaxis weder verhandelt, en, met opgegeverse voorbeelden, naaukeurig verklaart. Uit de Elementa leerenze van buiten eenige zelfstandige, byvoeglyke, werk- en bindwoorden, Ook wort hen opgegeven een oeffenschrift, passende op den inhoud van de verklaarde gronden der Syntaxis, of het geen naar den styl van Cicero opgestelt is; waar mede zy des vrydaags om de plaatzen kampen. Des Woensdaags en Zaturdaags wort de Heidelbergsche Catechismus uit 't Latyn in 't Duitsch overgezet, en daar na in 't Latyn door de Leerlingen opgezegt; in welks leerstukken zy naaukeurig onderwezen worden. Zy moeten ook overzetten de Disticha van Cato, de treurgedigten an Ovidius, en der zelves vaersen van buiten leeren Zy leeren de [p. 559] de Grieksche Rudimenta, of de Latynsche Profodia enz. Onder den Conrector wort des Maandaags voordemiddag verhandelt de Latynsche Etymologia, de Elementa of de beginzelen van de Rhetorica en 39 wumkes.nl
  • 40. Terentius. Des namiddaags wort de Latynsche Syntaxis verklaart, en een oeffenschrift in de school opgestelt. Des Dingsdaags verklaart men Ovidius, Virgilius of Pbædrus, en werden derzelver vaersen van buiten opgezegt, verder de Profodia of klankmaat verhandelt, en een vers in order gebragt. Des namiddaags wort de Grieksche Grammatica of Rudimenta verhandelt, en daarenboven Corn. Nepos overgezet. Des Woensdaags en Zaturdaags wort, behalve de verhandeling van den Catechismus, het N. Testament uit het Grieksch overgezet, en een Analysis of ontleding over de woorden van hetzelve, gedaan. Ook wort den Leerlingen een oeffenschrift, om t' huis te maken, opgegeven. Des donderdaags voormiddaags verhandelt men de Latynsche Etymologia, de beginzelen van de Rhetorica, en Terentius, Des namiddaags wort de Grieksche Grammatica of Radimenta verhandelt; en Corn. Nepos overgezet Des Vrydaags voormiddaags Is even als Dingsdag; dog na den middag wort de Latynsche Syntaxis verklaart, en een oeffenschrift opgemaakt, om daar mede om de voorste zitplaatste dingen. Onder den Rector worden de Leeroeffeningen hoger voortgezet, en de jongelingen tot de Academische Studiën eigentlyk toebereid. Men verhandelt daar 's Maandags voormiddag [p. 560] Virgilius, Ovidius, of Horatius, en de jeugd worden oeffenschriften opgegeven. Na den middag worden de Rhetorica Vossius, en de brieven of redevoeringen van Cicero verklaart. Dingsdag voormiddag verhandelt men de Grieksche Grammatica of Syntaxis, en 't Nieuwe Testament in 't Grieksch; waar over eene nette ontknoping opgestelt wort. Namiddag worden de Rhetorica van Vossius en de brieven of oratiën van Cicero verklaart, Woensdag Horatius, Virgilius, of Ovidius.. Donderdag voormiddag is het onderwerp de Logica van Clauberg; en het Nieuwe Testament, met de behoorlyke ontknoping der woorden en spreekwyzen in 't Grieksch. Na den middag wort de Catechismus verhandelt; en by hen, die de hoogste plaats bekleden, eenige uitgezogte verssen uit het Grieksch Testament opgezegt. Ook wort Justinius of Julius Cæsar overgezet. Vrydag voormiddag verklaart men de Logica, en Isocrates, Homorus of eenige uitgekipte zamenspraken van Lucianus. Ook nemen de Leerlingen eene proef, om iets in 't Grieksch na deze Schryvers op te stellen. Namiddag wort een oeffenschrift voor de vuist opgemaakt, om den voorrang der zitplaatzen te winnen. Zaturdag verklaart men Lucianus, of Julius Cæsar, en daarenboven Isocrates, Homerus, of de uitgekipte zamenspraken van Lucianus. Den Leerlingen wort eenige Chreia, of een vers of brief opgegeven. Alle verhandelingen uit de Grammatica gorden in de moedertaal verklaart en gevraagt. Dog niet alles zonder onderscheid [p. 561] wat de Grammatica opgeeft, maat het geen klaarst en nodigst is moet eerst onderwezen en geleert worden: moetende de Zwaarste stukken niet aangevat worden, voor en aleer de ligtste zaken wel begrepen zyn. Naar verëisch van ieder School moet de Meester de leerstukken zo van de Grammatica, Etymologia, Profodia als Syntaxis, den Leerlingen, op eene bekwame en natuurlyke order, inprenten. Ten welken einde 40 wumkes.nl