2. Spelen en hoe pas ik dit toe
in de praktijk?
Om bovengestelde vraag te beantwoorden
moeten pedagogische professionals
allereerst de volgende vragen beantwoorden:
1. Wat is spelen en wat zijn kenmerken van
spelen?
2. Wat is de zin van spelen?
3. Hoe ontwikkelt zich het spelen bij het kind?
4. Wat willen we pedagogisch met het spelen?
3. Definitie van spelen, of:
wat is spelen / spel?
• In dit 1ste deel van de
sheets gaat het over de
vraag wat spel en
spelen is?
• Mensen die
professioneel met
kinderen omgaan
moeten op die vraag
een antwoord
QuickTime™ en een
TIFF (LZW)-decompressor
zijn ve reist om d eze afbeelding weer te geven.
hebben, want hun
pedagogiek en
didactiek hangt
4. DEFINITIE VAN SPELEN?
• VAN DALE:
– Bezigheid die zonder enig praktisch nut, alleen om haars zelfs
wil, tot vermaak of ontspanning wordt verricht, waarbij enig
competitie element of verbeelding is betrokken.
– het tegenovergestelde van ernst (het is maar spel) maar voor
kinderen is spel soms een ernstige zaak
• WAT DENK IK?
– spelen is dingen doen waar je zin in hebt,
– zolang je dat zelf wilt,
– zonder iets speciaals te willen bereiken,
– zonder dat iemand tegen je zegt dat jouw spel, jouw spelen op díe
manier gespeeld moet worden!
– Vrij en – ogenschijnlijk – zonder nut of doel is het spelen, maar het
is een bezigheid die door de speler op zich als waardevol wordt
beleefd.
5. Kenmerken van spelen
Spontaan,
Vrijwillig,
Intrinsieke motivatie tot spelen,
Zonder “doel” of “resultaat” buiten het spelen
zelf,
Levert plezier op,
Even los van de dagelijkse leefwereld / doen alsof,
Je kunt je er in verliezen / tijd “verliezen” / er in
opgaan,
Omvormen van betekenissen.
Binnen een veilige omgeving
.neveg e t reew gnidleebfa eze d mo tsier ev njiz
rosse rpmo ced- )WZL ( F FI T
nee ne ™emi Tkciu Q
6. De zin van spelen?
• In dit 2de deel van de
sheets gaat het over de
vraag waarom
mens, kind (en dier)
spelen? Wat is de zin
van spelen, spel en
speelgoed?
• Mensen die
professioneel met
QuickTime™ en een
TIFF (LZW)-decompressor
kinderen omgaan
zijn ve reist om d eze afbeelding weer te geven.
moeten op die vraag
een antwoord
hebben, want hun
7. De zin van spelen?
Spel als basisbehoefte van mens en
dier
• Spelen is voor iedereen, van wieg tot
het graf, een levensnoodzaak en een
menselijke dus ook een kinderlijke
basisbehoefte. WAAROM DAN?
• Het spelen van mens en dier is - in
principe - oefening
• in leven en groot worden.
8. De zin van spelen?
- Een paar opvattingen -
• S. FREUD: spelen is bevredigen van behoeften
die in de realiteit worden belemmerd of niet
mogen.
– SPEL = WENSVERVULLING: in spel kan kind zijn innerlijk
gekoesterde wensen in vervulling laten gaan.
– SPEL = ROLKEUZE: we spelen de rol van wie we
bewonderen, leuk vinden, of ook waar we bang voor zijn (bijv.
het spelen van een agressief dier).
• J. PIAGET: spel staat in dienst van de
verstandelijke ontwikkeling van het kind;
• W. BLADERGROEN: spel is het oefenen van
menselijke functies.
9. Hoe ontwikkelt zich het
spelen bij het kind?
• In dit 3de deel van de sheets
gaat het over ontwikkelings-
psychologie
• Om goede pedagogische en
didactische uitspraken te
kunnen en te mogen doen is
ontwikkelingspsychologsche
kennis én ontwikkelings-
psychologische kennis van
Overzicht motorische mijlpalen, Netelenbos 1999 in Vermeer, A. & Beks, C.
(1993b). Modellen met betrekking tot de motorische ontwikkeling van
spel- en spelontwikkeling
verstandelijk gehandicapten. In Vermeer, A. & Brink, C. van den (1993).
Bewegingsonderwijs aan verstandelijk gehandicapten. Baarn, Uitgeverij noodzakelijk.
Bekadidact.
• Gelet op de doelgroep van
KindVak beperk ik mij tot de
leeftijd van 0 t/m 4 jarigen.
10. Ontwikkelingspsychologie:
Spel bij baby‟s en peuters
Babyperiode van 0 tot 24 maanden:
– Mens is vanaf geboorte geïnteresseerd in ander mens
(moet het wel zijn wil het overleven). Spel start als
interactie tussen moeder / vader en kind.
– De eerste spelletjes zijn communicatiespelletjes
tussen moeder / vader en kind: geluidjes
maken, glimlachen gericht op reacties ontlokken.
– Verder: spelen met de wat grijpbaar is: vast
pakken, loslaten, kijkend volgen van mensen, dieren en
dingen, enz.
– Omdat dit spel plezierig is zal het kind dit soort spel
voortzetten ook bij de afwezigheid van de ouders, mits
het zich emotioneel tevreden en veilig voelt.
– Veilig gehecht zijn is als basis nodig voor het tot spel
11. Manier van spelen (1 ste 5 mnd.)
• Eerste wat een baby kan is zichzelf
bewegen en ergens naar kijken.
– Bewegingsspel is dan ook de eerste vorm van spelen:
overgang van reflexmatig (onwillekeurig) bewegen naar
gestuurd bewegen (willekeurig).
• Kind gaat ook als het alleen is dingen bekijken:
bewegende dingen volgen bijvoorbeeld een
mobiel, bewegende takken, licht, bewegend gordijn.
– Kijkbeweging is hiervan eerste vorm: het gezicht van
moeder/vader is voor de baby het eerste “speelgoed”.
Kind geniet van wat het ziet / en van het herkennen bij
weerzien.
• Het eigen lichaam levert kind veel spelmateriaal: naar
eigen handen en benen kijken (het weet nog niet dat deze
bij hem/haarzelf horen).
12. Manier van spelen (1 ste 5 mnd.)
• Rond 5 weken gaat een baby uitgebreidere bewegingen
op eigen initiatief vertonen:
– Trappelen met zijn benen
– Uit het zwaaien met armen ontwikkelt zich langzaam het reiken en weer later
het grijpen
– De hand naar de mond brengen
• Rond 4 maanden: het kind ontdekt een samenhang
tussen de eigen bewegingen en zijn waarneming daarvan
– Vervolgens: kijken en reiken vindt steeds gecoördineerder plaats.
– Als het vermogen tot grijpen zich ontwikkelt --> kan het kind de wereld naar
zich toe halen, waardoor diens wereld groter wordt.
– In staat tot andersoortig spel, namelijk: het senso-pathisch spel: kind gaat
allerlei voorwerpen aanraken en geniet van de aanrakingen (betasting). Veel
naar de mond brengen en er aan likken (orale fase).
13. Manier van spelen (de 1 ste 5 mnd.)
Van lichaamsnabije naar een
lichaamsafstandelijke oriëntatie
3-deling:
• proeven & ruiken
• voelen moeilijk dingen niet aan raken
• zien & horen hoe oriënteert een kind zich op iets dat
het niet kent? --> voorkeur zegt iets over
het ontwikkelingsniveau.
• Uit senso-pathisch spel ontwikkelt zich het
hanterend spel: al spelend met dingen gaat kind
kenmerken van de dingen ontdekken, het gaat
overeenkomsten, verschillen (bijv. balletjes /
blokjes rollen / stapelen, enz.) zien / waarnemen.
14. Manier van spelen (van 5 mnd. tot 2
jaar)
• 9 maanden: dingen oppakken - in mond
stoppen, likken - er mee zwaaien en/of slaan.
• 12 maanden: oppakken - kijken - in mond
stoppen - iets speciaals mee doen bijvoorbeeld
weg leggen / naast iets anders leggen
(verschuiven, van zich af / naar zich toe/ergens
in / onder stoppen).
• 15 maanden: mogelijkheden veel meer vooraf
onderzoeken - het doen wordt maken en met
meer dan één voorwerp tegelijk spelen.
15. Manier van spelen (van 5 mnd. tot 2
jaar)
• 18 - 20 maanden: torentje bouwen, met duplo bouwen
zijn nog louter vormen (het is wat het is en staat nog
niet symbool voor iets anders) dus eigenlijk geen toren
bouwen, maar blokken op elkaar stapelen.
• Vanaf 18 maanden: nu ontstaat het ruimtelijk schikken
- esthetisch spel - plezier in het maken van een mooie
rij, of een hele lange rij, of een mooi plaatje maken.
• Overstap naar koppeling met verbeelding: functioneel
spel:
• met autootjes spelen.
• met speelgoed borsteltje zogenaamd haar kammen.
• doen waar de dingen min of meer voor bedoeld zijn (eidetisch).
• voorloper van symbolisch spel (materiaal hoeft zelf niet verwijzend
te zijn, bijv. een blokje is een boot).
16. Het peuterspel: 2 - 4 jaar
• Een peuter heeft al een heleboel geleerd:
– Leren lopen (16 maanden --> leidt tot totaal
nieuwe kijk op de wereld kan nu zelf op
mensen, dieren en dingen stappen.
– Een eigen ik: ik wil het zelf doen! (of niet doen!)
– Taal als middel om te communiceren
– Zindelijk-zijn
– Mensen leren kennen (naast ouders, opa en
oma, “vriendjes” en “vriendinnetjes”, enz.).
– Voor een peuter is alles spel:
aankleden, eten, wassen, tandenpoetsen, naar
bed gaan, enz.
17. Het peuterspel:
Manier van spelen (van 2 tot 4 jaar)
• Bewegingsspel:
– Kunnen lopen, rennen, klimmen, klauteren, trappenlopen, enz. zijn
zulke fantastische mogelijkheden, dat peuters er volop van willen
genieten.
– Op een 3-wieler achter een andere 3-wieler aan fietsen: fietsen om
het fietsen, op bed dansen; schommelen, op de wip of
draaitoestellen, enz.
• Peuters genieten van bewegingsspelletjes
met volwassenen:
– omhoog gegooid worden
– rondslingeren
– verstoppertje spelen (vervolg op kiekeboe)
– pakkertje
18. Het peuterspel:
Manier van spelen (van 2 tot 4 jaar)
• Peuters kunnen hun energie nog niet
verdelen. OP = OP (op trap of onder
keukentafel in slaap).
• Ook ontdekken ze speciale
lichaamssensaties;
• snel ronddraaien en genieten van draaierig gevoel;
• op je dichte oogbollen drukken voor mooie patronen;
• een oog dicht knijpen levert ander beeld op dan andere
oog;
• dubbel zien;
• onder je benen door kijken (ziet de wereld er heel anders
uit).
• Peuters genieten ook van veel bewegend
19. Het peuterspel:
Senso-pathisch spel: (2 - 4 jr.)
• Spelen met ongevormd materiaal:
– Water, (golven maken) zand (door je vingers laten
lopen), modderpapje maken, verf, klei.
– Peuter houdt van in plassen springen, van
schoppen tegen
herfstbladeren, blikjes, ballen, enz.
– Ongevormd materiaal geeft grote vrijheid (kan
alles worden) levert ook boosheid op als het niet
in de gewenste vorm komt/blijft (bijv. zand stort in
of water loopt weg). Maar er is ook een
gevaar, n.l. dat een kind zich in het materiaal
verliest: het laat zich niet herhaalbaar vormen.
– Centraal staat het plezierig gevoel, niet
het eindproduct.
20. Een paar
tussenopmerkingen
Het 4de deel van de
sheets gaan over
een paar
noodzakelijke
tussenopmerkingen
over de gebieden
waarop spelen
inspeelt en van
waaruit spelen
gestuurd wordt.
21. Cognitieve ontwikkeling en spel
• Spel verbreedt de ervaringswereld van het kind.
• Spelen leert kind de mogelijkheden kennen van speelgoed
door te ontdekken, te exploreren en het manipuleren van
speelgoed.
• Spel biedt het kind de mogelijkheid te experimenteren in
een veilige setting. Ervaringen die het kind zo en ook via
de dagelijkse leefwereld/praktijk opdoet, worden in het
spel verwerkt op eigen ontwikkelings-, verstandelijk en
emotioneel niveau.
• Door dit alles ontstaat meer grip op en meer begrip van
die ervaringen en groeien zodoende de cognitieve
vermogens.
• De symboolontwikkeling die samenhangt met de
taalverwerving en toenemend abstractie vermogen wordt
gestimuleerd door het net alsof spel.
22. Emotionele ontwikkeling en spel
• Spannende of beladen ervaringen kunnen veilig
uitgespeeld worden zonder dat er echt iets gebeurt
wat verstrekkende gevolgen heeft. Terwijl toch het
gevoel dat door deze ervaringen opgeroepen wordt
door het kind wordt beleefd.
• Ook kan het kind onbewuste en onbestemde
gevoelens in zijn spel kwijt. Het kan bij zichzelf en
anderen emoties leren herkennen.
23. Sociale ontwikkeling en spel
• Sociale rollen worden geoefend in rollenspel en
door samen te spelen.
Trivial Pursuit Wedden dat je „t weet
• Door zich te verplaatsen in een andere rol leren
kinderen zich te verplaatsen in andere mensen
(voorwaarde voor een goede morele
ontwikkeling- en moreel oordeelsvermogen).
24. De spelvormen?
• In dit 5de deel van de
sheets gaat het over de
verschillende spelvormen
en hun
begeleidingsmogelijkhed
en.
• Mensen die professioneel
met kinderen omgaan
moeten die vormen
kennen om hun
mogelijkheden en
onmogelijkheden in de
beroepspraktijk toe te
25. De spelvormen (1)
HET HANTEREND SPEL:
• Het levensthema van peuters is: separatie-
individuatie / binding / autonomie. Dat zie je
terug in hun spel, bijv. in manipulerend spel
veel
– verstoppen en weer terugvinden
– speeltjes in dozen stoppen en er weer uit halen
• HANTEREND SPEL:
– a) manipulerende vorm,
– b) construerende vorm
26. De spelvormen (2)
HET REGELSPEL:
• bij dit spel spelen de kinderen met
zelfbedachte regels of een spel wat ze
geleerd hebben thuis of in de groep of
schoolklas. Denk hierbij aan
tikkertjespelen.
• Heel eenvoudige beurtspelletjes ook
vanaf 12 à 15 mnd.
27. De spelvormen (2)
HET FUNCTIONELE SPEL:
• Materiaal op gebruikelijke wijze benutten
Van steeds meer materiaal worden eigenschappen herkend en
gebruikt.
HET CONSTRUCTIESPEL:
• Materiaal op ongebruikelijke wijze benutten
Bijv. blokken vanuit manipulerend spelen nu meer naar ”iets”
(om)vormen (“Umgestalten”). Het gaat - bijv. - een toren worden.
28. Symbolisch spel
• Handelingen uitvoeren in de net alsof
sfeer spelend omgaan.
Bijv.: je “slaapt”; je “ wast” je zonder met echt water te wassen.
Bijv.: rondlopen / rijden met pop; aan- en uitkleden
Tweede helft van 2de jaar: eerst op zichzelf toepassen; later met
dingen erbij en weer later op anderen en op objecten
toepassen.
• Net-alsof spel: handelingen en
materiaal staan in het teken van een
“spelthema”.
Vanaf 2 - 3 jaar.
Bijv. Aan-/uitkleden staan in teken van het spelen dat je naar
bed gaat.
Een rij stenen is niet zomaar een rij stenen, maar een
gebouw in wording
29. SPELNIVEAU ONTWIKKELINGS- BEGELEIDINGSVORM
GEBIED
Bewegingsspel
Lichamelijke
ontwikkeling:
Sensopathisch spel Volgend
Hanterend: manipulerend Motoriek
spel lichaamsbeheersing
Hanterend: constructiespel Volgend waar mogelijk
Cognitieve
Leidend waar nodig
Esthetisch spel ontwikkeling
Illusief spel:
functioneel/imitatie spel
Emotionele
Illusief spel: fantasiespel ontwikkeling
Sociale ontwikkeling:
Relatie met ouders/
Leidend / directief
Regelspel opvoeders
Relatie met
leeftijdsgenoten
30. Begeleidingsmogelijkheden
Begeleidingsinbreng
1. Voorwaardenscheppend
• Ruimte uitnodigend maken
• Spelmateriaal en eventueel hulpmiddelen vooraf
klaarzetten (kaartjes voor volgorde, grondplaten)
• Uitnodigen om te komen spelen
2. Basishouding
• Volwassenen naar de grond
• Dicht bij het kind blijven
• Volgen waar het kind mee bezig is
3. Aansluitend / steunend
• Na het volgen van het kind, nu aansluiten bij hetgeen het
kind zelf speelt
• Steunen in haar/zijn spelideeën
• Ombuigen van het spel om meer inhoud en betrokkenheid
te krijgen (bijv. als het kind gaat “rommelen” met het
materiaal)
• Eventueel nieuwe spelideeën aanreiken wanneer die
passen in het oorspronkelijke spel van het kind.
31. Vervolg begeleidingsinbreng
4. Opzetten
» Aanbieden van een nieuw spelthema
» Hierbij gebruik maken van afgepast materiaal
» Laten imiteren en vervolgens herhalen
» Wanneer een thema enigszins eigen gemaakt
is, weer volgen en aansluitend spelen
5. Verdiepen/verbreden
» Inbrengen van gevoelens in het spel van het kind die
passend zijn in zijn/haar spel
» Inbrengen van meer materiaal
» Verschillende thema’s achter elkaar laten spelen.
32. Begeleidingstechnieken
1. Bevestigen en belonen
2. Helpen (praktisch)
3. Structureren:
» Vooraf materiaal klaarzetten
» Ruimte, tijd en materiaal afbakenen
» Volgorde plaatjes gebruiken
» Gebruik maken van ondergronden en voorbeeldbouwwerken
» Benoemen thema en volgorde handelingen
4. Verwoorden:
» Samenvatten, ordenen, verbanden leggen, anticiperen: vooruit
lopen op spelhandelingen
» Geluiden maken om het beleven te verdiepen (m.n. bij
sensopathisch spel)
» Gevoelens en gedachten verwoorden
5. Stimuleren:
» Opgangbrengen van spel
» Uitbreiden met materiaal en thema’s
» Stimuleren lichamelijke betrokkenheid
» Nieuwe spelideeën geven
6. Afremmen + ingrijpen
33. Wie ben ik?
• Op dit moment ben ik lid
en woordvoerder van de
Jury voor de Verkiezing
van het Speelgoed van het
Jaar. Zie:
Drs. M. Valenkamp
www.speelgoedvanhetjaar
Oud-docent Sociale ethiek .nl
aan de Vrije Universiteit te • Nadere informatie over mij
Amsterdam en oud-docent
op:
Pedagogiek aan de
Hogeschool Inholland te
www.valenkamp.com
Amsterdam M. Valenkamp
Zaanden 4
Nieuw-Vennep