3. Wat willen we weten?
Te weinig bekend over de soort in
Nederland:
• Waar zitten ze,
• Wat doen ze daar,
• Waar leven ze van,
• Hoe overleven ze de winter,
• Hoe overleven de kuikens, ….
4. Het Jaar van de Patrijs
• Populatietellingen om meer inzicht te krijgen in
vooral reproductie en grondgebruik
• Biotoopverbeterende maatregelen in een aantal
voorbeeld gebiedsprojecten
• Publiciteit en voorlichting
6. Wat eerste resultaten van de
populatietellingen
620 aangemaakte gebieden;
400 gebieden geteld in het voorjaar;
170 gebieden zowel in voorjaar als najaar geteld;
109 gebieden hadden in het voorjaar 192 territoria Patrijzen;
Hiervan werden er in het najaar nog 71 teruggevonden;
Van deze 71 paar waren er 20 succesvol. Deze hadden
gemiddeld 6 jongen;
Wat er van de rest van de 121 territoria terechtgekomen is is
onbekend (dood, weg, niet terug kunnen vinden, …..)
Habitatgebruik moet nog geanalyseerd worden.
9. Kenmerken
voorbeeldprojecten
• Vier gebieden: twee particulier eigendom, twee
terreinbeheerders;
• Grootschalige akkerbouw, kleinschalige akkerbouw,
gebied met afwisseling van grasland en akker;
• Gekeken naar hoe “optimale” biotoop voor de Patrijs
ingevuld kan worden binnen de middelen die er zijn;
• Gericht op wintervoedsel, zomervoedsel, dekking;
• Aanleg akkerranden, stoppelvelden, struweelranden,
diversiteit in gewassen.
11. Aalten uitgelicht
Akkerbouw, afgewisseld met grasland;
Sterk geïntensiveerd, maar toch nog relatief kleinschalig;
Heggen, houtwallen, eikenrijen;
Recente gegevens over het voorkomen van de Patrijs;
Grote betrokkenheid van burgers, boeren en buitenlui;
Bestaande initiatieven waaronder akkerranden,
wildranden;
En vooral……….veel enthousiasme!
16. Tellingen van 1 maart tot 15 juli
P.
P.
P.
2P.
P.
P.
2P.
2P.
2P
.
P.
P.
P.
2P.
2P.
P.
2P.
P.
P.
P.
2P.
P.
P.
P.
P.
2P.
2.
10 (2P. ) PAARTJES
16 (P.)ROEPENDE MANNETJES
24. Effectief beheer
Aandachtspunten voor effectief beheer:
• alle belangrijke stadia levenscyclus:
nestgelegenheid, opgroeihabitat kuikens, voedsel en dekking in
winter
• op plekken met hoge patrijzendichtheden
• brede randen (minimaal 10m, bij voorkeur 20m) of blokken met
struweelhagen, heggen, meerjarige braak en/of insectenrijke
(onbespoten) vegetatie (nestsucces en kuikenoverleving)
• randen dienen heterogeen te zijn en bij de grond ijl, maar wel
voldoende dekking te bieden (kuikenoverleving)
• in winter structuur- en zadenrijke gewasstoppels (overleving)
• Monitoring om beheer te evalueren en optimaliseren.
25. En hoe gaat het verder?
• Voorbeeldprojecten lopen nog twee jaar;
• Populatietellingen uitwerken en evalueren;
• Hopen dat de opbrengst fondswerving mogelijkheden
biedt voor aantal andere acties in 2014.