Om de nationale erkenning van de Frietkotcultuur te vieren, gaf de Frietkotraad in 2017 een unieke, drietalige Frietkotgazet uit. Meer dan 300 000 exemplaren werden via de frituren verdeeld. Talrijke onderdelen van de Frietkotcultuur kwamen erin aan bod.

1. 1
Frituristen: Proficiat !
H
et is eindelijk tijd voor een welverdiende erkenning!
Deze speciale editie is daadwerkelijk heel bijzonder … en bestemd als dank aan uw trouwe
klanten. Deze Frietkotgazet verschijnt naar aanleiding van de erkenning van onze Friet-
kotcultuur als immaterieel cultureel erfgoed door alle officiële instanties van het land (Vlaamse,
Franstalige en Duitstalige Gemeenschap alsook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en wordt
uitsluitend via de betere frituren verdeeld.
Iedereen is immers, op de ene of andere wijze, betrokken bij de Frietkotcultuur, ongeacht leeftijd,
afkomst of overtuiging.
Ze is even veelzijdig en gezellig als de frituur zelf en ook al is in de frituursector de tijd niet blijven
stilstaan, de ‘goesting in een lekker pak friet’ is altijd gebleven!
Deze speciale editie op krantenpapier … verwijst ook naar de allereerste puntzakken.
De Frietkotcultuur maakt deel uit van ons collectief onderbewustzijn en nestelt zich tot in de strip-
verhalen (een andere Belgische specialiteit) en de muziek.
De Frietkotcultuur is levend erfgoed. Laten we er zorg voor dragen en samen van genieten,
met een saus naar keuze. Gisteren, vandaag en … nog heel lang!
Frituristes, bravo!
C
’est l’heure de votre récompense et de votre reconnaissance, toutes deux partagées avec
les amateurs de frites. Car cette édition spéciale est vraiment très spéciale, et à partager
au plus vite avec vos clients! Ce journal célèbre la reconnaissance, par toutes les entités du
pays (Communauté Flamande, Fédération Wallonie-Bruxelles, Communauté Germanophone et
Région de Bruxelles-Capitale), de la Culture Fritkot en tant que patrimoine immatériel.
La Culture Fritkot, elle nous touche tous, à des degrés divers, quel que soit notre âge, quelles
que soient nos origines et nos convictions. Elle se dévoile dans toute sa diversité et sa conviviali-
té, comme à la baraque à frites, à travers les pages qui suivent.
Une édition spéciale sur papier journal... Un clin d’œil aux premiers cornets de frites! Qui se
sont diversifiés aujourd’hui, mais qui toujours subsistent et nous régalent, autant qu’ils fertilisent
l’imagination. Car, comme vous le lirez, la Culture Fritkot se glisse dans notre inconscient collec-
tif, qu’il s’agisse de création au sens large, de bande dessinée (une autre spécialité belge) ou de
musique.
La Culture Fritkot est un patrimoine vivant. Célébrons-le comme il se doit, à la sauce de
notre choix. Hier, aujourd’hui... et au-delà!
Frittenbudenbetreiber: Herzlichen Glückwunsch!
E
ndlich Zeit für eine wohlverdiente Anerkennung!
Diese Sonderausgabe ist tatsächlich besonders… und soll
ein Dankeschön an alle Ihre treuen Kunden sein. Diese Frit-
tenbudenzeitung erscheint anlässlich der Anerkennung unserer
Frittenbudenkultur durch alle offiziellen Instanzen des Landes
(Flämische, Französischsprachige und Deutschsprachige
Gemeinschaft sowie durch die Region Brüssel-Hauptstadt) und
wird ausschließlich über die besseren Frittenbuden verteilt.
Denn irgendwie ist jeder, auf die eine oder andere Weise, an der
Frittenbudenkultur beteiligt, ungeachtet des Alters, der Herkun-
ft oder der Überzeugung.
Sie ist genauso vielseitig und gemütlich wie die Frittenbude
selbst, und auch wenn in der Frittenbudenbranche die Zeit
nicht stehen geblieben ist, die „Lust auf eine Packung Fritten“
ist immer geblieben!
Eine Sonderausgabe auf Zeitungspapier... weist auf die allerer-
sten Frittentüten hin.
Die Frittenbudenkultur bildet einen Teil unseres kollektiven
Unbewussten und findet sich sogar in den Comicgeschichten
(eine weitere belgische Spezialität) und der Musik wieder.
Die Frittenbudenkultur ist lebendiges Kulturgut. Wir sollten
uns alle um sie kümmern und sie genießen, mit einer Soße
nach Wunsch. Gestern, heute und… noch sehr lange!
Édition spéciale gratuite • Speciale gratis uitgave • Gratis Special Edition
AUJOURD’HUI - VANDAAG - HEUTE
cultuur
belge
Kultur
De Belgische
La culture
Die belgische
GESCHENK: UW ZELFBOUWFRITUUR
CADEAU : VOTRE FRITKOT À MONTER
GESCHENK:
EINE SELBSTBAUFRITTENBUDE!
HIER - GISTEREN - GESTERN
Été 2017 - Zomer 2017 - Sommer 2017

2. 32
IMMATERIEEL CULTUREEL ERFGOED • PATRIMOINE CULTUREL IMMATÉRIEL IMMATERIELLEN KULTURERBE
„Frittenkultur:mmmh...schonwennichnurdas
Worthöre,läuftmirdasWasserimMund
zusammen“
- Nicole -
«Deretourdevacances,quinerêvepasd’unebonnefrite?»
- Marie-Claire -
“Immaterieelerfgoedzitindehartenvanmensen.Ervoorzorgenbetekentniet
beschermenofbevriezenmaarlevendhoudenenopenstaanvoorvernieuwing”
- Anna -
O
ns land telt ongeveer
5.000 frituren, in elke
stadswijk of dorp is er
wel een frietkot te vinden.
Elke friturist staat bekend om
zijn eigen specifieke smaak
en identiteit. Die eigenzinnige
diversiteit staat in contrast met
de uniforme fastfoodwereld.
Een frietkot is zoveel meer dan
een plaats waar frieten worden
gebakken. Het roept warmte,
nostalgie en geborgenheid op.
In het frietkot staat ‘goesting’
centraal, je leert er de kunst
om van eenvoudige en lekkere
dingen te genieten.
De frietkotcultuur is informeel
met tal van ongeschreven ri-
tuelen zoals een vaste frietdag
in het gezin, of de gewoon-
te om na een verblijf in het
buitenland frietjes in de frituur
te halen. Samen of alleen,
een puntzak of bakje, met de
handen of een vorkje, met
mayonaise, stoofvleessaus of
ketchup, bij ‘Frituur Jean’ of
‘De Bosrand’, iedereen heeft
zijn eigen favorieten.
Immaterieel erfgoed?
Erfgoed is wat we overerven
uit het verleden. We vinden het
de moeite waard om te bewa-
ren en door te geven aan onze
kinderen. Het gaat niet alleen
om gebouwen of objecten
maar ook om dingen die we
niet kunnen vastnemen zoals
tradities, rituelen of vakman-
schap. Het ambacht van de
friturist en de sociale beleving
rond het frietkot zijn daar voor-
beelden van. De frietkotcultuur
noemen we daarom ook wel
immaterieel cultureel erfgoed
(ICE). Het maakt deel uit van
onze identiteit, het geeft kleur
en inhoud aan ons leven.
Zorgen voor immaterieel
erfgoed betekent niet be-
schermen of bevriezen, want
zo gaat levend erfgoed dood.
De frietkotcultuur kunnen we
niet bewaren in een museum
maar moeten we beleven om
ze door te geven en levend te
houden. Dit zorgen voor im-
materieel erfgoed noemen we
‘borgen’, of vrijwaren voor de
toekomst en openstaan voor
vernieuwing.
Een levende én lekkere traditie
Frietkotraad
Om de toekomst van de
frietkotcultuur te verzekeren,
werd in 2013 de Frietkotraad
opgericht. Deze klankbord-
groep bestaat uit vertegen-
woordigers van de profes-
sionele frietwereld (ApaqW,
Belgapom, Boerenbond,
Navefri, Syntra, Unizo, VLAM),
de erfgoedwereld (CAG,
Erfgoedcel Terf, Frietmuseum,
Home Frit’ Home, Musée de
la Gourmandise), frietkenners,
frietfans en historici.
Het Nationaal Verbond van
Frituristen (Navefri-Unafri)
werd in 1984 opgericht om de
specifieke belangen van de fri-
tuursector te behartigen. Sinds
2016 worden de beroeps-
belangen van de frituristen
verdedigd door de Federaties
Horeca Vlaanderen, Horeca
Wallonie en Horeca Brussel.
Sindsdien spitst Navefri-Unafri
zich toe op het ambassadeur-
schap van het ambacht van de
friturist en de frietkotcultuur in
het algemeen.
De erkenning
De Belgische frietkotcultuur werd in 2014 opgenomen in de
Inventaris Vlaanderen van immaterieel cultureel erfgoed, in
2016 volgde de erkenning op de lijst van ‘Patrimoine oral et
immatériel de la Fédération Wallonie-Bruxelles’ en in 2017
de opname op de Lijst van ‘immateriellen Kuturerbes der
Deutschsprachigen Gemeinschaft’ alsook op de
Inventaris van het immaterieel cultureel erfgoed van het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
La reconnaissance
En 2014, la Culture Fritkot belge a été reconnue en tant que
Immaterieel Cultureel Erfgoed Vlaanderen par la Communauté
Flamande, en 2016, comme Chef-d’œuvre du patrimoine oral
et immatériel de la Fédération Wallonie-Bruxelles, et, en 2017,
comme «Immateriellen Kuturerbes der Deutschsprachigen
Gemeinschaft» et reprise à l’inventaire du patrimoine culturel
immatériel de la Région de Bruxelles-Capitale.
Die Anerkennung
Die belgische Frittenbudenkultur wurde 2014 in das Inventar
immateriellen Kulturerbes Flanderns aufgenommen,
2016 folgte die Aufnahme in die Liste „Patrimoine oral et
immatériel de la Fédération Wallonie-Bruxelles“ und 2017
die Aufnahme in die Liste des „immateriellen Kuturerbes der
Deutschsprachigen Gemeinschaft“ sowie in das Inventar
immateriellen Kulturerbes der Region Brüssel-Hauptstadt.
P
rès de 5.000 friteries
subsistent sur le terri-
toire belge. Or chaque
frituriste a son propre style
et son mode de cuisson bien
à lui. Cet individualisme, aux
antipodes du fast-food basé
sur l’uniformité, fait de chaque
établissement une expérience
en soi. Car le fritkot est bien
plus qu’un cabanon où l’on
cuit des frites. C’est aussi un
lieu informel de rencontres
parfois improbables, où tous
se retrouvent, avec une même
idée en tête (devinez...), quel
que soit son statut social, ses
origines ou ses convictions.
Les clients font la file, hypnoti-
sés par une même vision: celle
du frituriste qui reproduit les
gestes d’un incessant ballet
qui n’appartient qu’à lui, avec,
en point d’orgue, la remise,
bras tendu, du cornet tant
désiré. Nostalgie? Pas du tout
– ou juste un peu. Car c’est
précisément cette atmosphère
qui procure une âme au fritkot:
l’un des derniers lieux où il est
possible de converser avec
celles et ceux que vous croi-
sez, que vous les connaissiez
ou pas... Le temps d’une frite,
ils font partie de votre tribu fri-
turesque. Désir et convivialité:
deux mots-clés.
Patrimoine immatériel ?
Le patrimoine est l’héritage
du passé, dont nous profitons
aujourd’hui, et que nous trans-
mettons aux générations à ve-
nir. Il ne s’agit pas uniquement
d’objets ou de monuments,
mais également de traditions,
de rituels ou d’artisanat. Le
métier de frituriste et la Culture
Fritkot font partie de notre pa-
trimoine culturel immatériel.
Prendre soin de ce patrimoine
immatériel n’implique toutefois
pas qu’il soit nécessaire de le
figer... Il risquerait de pousser
son dernier souffle! Non, afin
de sauvegarder la Culture
Fritkot, nous ne pouvons pas
l’enfermer dans un musée,
mais bien transmettre avec
respect (et gourmandise) cette
tradition vivante ouverte aux
évolutions.
Conseil du Fritkot
Le Conseil du Fritkot, fondé
en 2013, est un groupe de
réflexion qui accompagne, dé-
veloppe et soutient toutes les
initiatives permettant de pro-
téger la Culture Fritkot belge
et d’assurer, à long terme,
l’avenir de ce patrimoine. Il est
composé de représentants du
monde professionnel
(ApaqW, Belgapom, Boeren-
bond, Unafri, Syntra,
Unizo,VLAM), du secteur
culturel (CAG, Erfgoedcel
Terf, Frietmuseum, Home Frit’
Home, Musée de la Gourman-
dise), ainsi que d’amateurs et
de connaisseurs des frites et
d’historiens de la gastronomie.
L’Union Nationale des Fri-
turistes (Unafri-Navefri) fut
fondée en 1984 pour défendre
les intérêts spécifiques des
friteries. Depuis 2016, la repré-
sentation professionnelle des
frituristes a été confiée aux
Fédérations Horeca Vlaande-
ren, Wallonie et Bruxelles afin
de permettre à l’Unafri-Navefri
de se concentrer sur son rôle
d’ambassadeur national de
l’artisanat des frituristes et de
la Culture Fritkot en général.
U
nser Land hat ca. 5.000
Frittenbuden, man findet
wohl in jedem Stadt-
viertel und Dorf eine. Jeder
Frittenbudenbetreiber ist
aufgrund seines spezifischen
Geschmacks und seiner eige-
nen Identität bekannt. Diese
eigenwillige Diversität steht
im Kontrast zur einheitlichen
Fastfoodwelt. Eine Frittenbude
ist viel mehr als nur ein Ort,
wo Fritten zubereitet werden.
Sie erweckt ein Gefühl der
Wärme, Nostalgie und Ge-
borgenheit. In der Frittenbude
nimmt der ‚Heißhunger‘ eine
zentrale Rolle ein; man erlernt
dort die Kunst, einfache und
leckere Dinge zu genießen. Die
Frittenbudenkultur ist infor-
mell und voller ungeschrie-
bener Rituale, wie ein fester
Frittentag in der Familie oder
die Gewohnheit, nach einem
Verbleib im Ausland, Fritten
aus der Frittenbude zu holen.
Gemeinsam oder alleine, in
einer Tüte oder Schale, mit
den Händen oder einer Gabel,
mit Mayonnaise, Gulaschsoße
oder Ketchup, bei ‚Helga‘ oder
Eine lebendige und leckere Tradition
,Am Waldeck‘, jeder genießt
Fritten auf seine Art.
Immaterielles
Kulturerbe?
Kulturerbe ist das, was wir aus
der Vergangenheit erben. Wir
finden es lohnenswert, es zu
erhalten und an unsere Kinder
weiterzureichen. Das betrifft
nicht nur Gebäude oder Ob-
jekte, sondern auch die Dinge,
die wir nicht greifen können,
wie beispielsweise Traditionen,
Rituale oder handwerkliches
Können. Das Handwerk des
Frittenbudenbetreibers und
das soziale Erleben rundum ei-
ner Frittenbude gehören auch
dazu. Darum zählen wir die
Frittenbudenkultur auch zum
immateriellen Kulturerbe (IKE).
Sie bildet einen Teil unserer
Identität, sie gibt unserem
Leben Farbe und Inhalt.
Die Pflege von immateriellem
Kulturerbe, bedeutet nicht es
zu schützen oder einzufrieren,
denn so stirbt lebendiges Kul-
turerbe. Die Frittenbudenkultur
können wir nicht in einem Mu-
seum aufbewahren. Sie muss
erlebt und gelebt werden,
damit sie lebendig bleibt und
weitergegeben werden kann.
Diese Pflege des immateri-
ellen Kulturerbes nennen wir
„Wahrung“ oder „Erhalt“ für
die Zukunft, wobei man offen
bleibt für Erneuerung.
Der Frittenbudenrat
Um die Zukunft der Frittenbu-
denkultur zu gewährleisten,
wurde 2013 der Frittenbu-
Une tradition vivante et gourmande
De frietkotcultuur is een typisch Belgische traditie met wortels tot in de 19e
eeuw.
Het gaat om het ambacht van het frieten bakken én de sociale beleving rond het frietkot.
La Culture Fritkot est une tradition typiquement belge qui voit le jour dès le XIXe
siècle.
Avec la cuisson artisanale de la frite en dénominateur commun, elle s’exprime à travers les
interactions avec et autour du fritkot.
Die Frittenbudenkultur ist eine typisch belgische Tradition mit Wurzeln,
die bis ins XIXe
Jahrhundert reichen. Es handelt sich um das Handwerk
der Frittenzubereitung und um das soziale Erleben und Leben rundum der
Frittenbude.
denrat gegründet. Dieses
Diskussionsforum besteht aus
Vertretern der professionellen
Frittenwelt (ApaqW, Belga-
pom, Boerenbond, Navefri,
Syntra, Unizo,VLAM), der
Welt des Kulturerbes (CAG,
Erfgoedcel Terf, Frietmuseum,
Home Frit’ Home, Musée de la
Gourmandise), Frittenkennern,
Frittenfans und Historikern.
Der Nationale Verband der
Frittenbudenbetreiber (Na-
vefri-Unafri) wurde 1984 ge-
gründet, um die spezifischen
Interessen der Frittenbuden-
branche zu verteidigen. Seit
2016 werden die beruflichen
Interessen der Frittenbuden-
betreiber von den Verbänden
Horeca Vlaanderen, Horeca
Wallonie und Horeca Brussel
verteidigt. Seitdem konzen-
triert sich Navefri-Unafri auf
seine Botschafterrolle zur
Vertretung des Frittenbuden-
handwerks und der Frittenbu-
denkultur im Allgemeinen.

3. 54
EEN GESCHIEDENIS • UNE PAGE D’HISTOIRE • EINE SEITE DER GESCHICHTE
W
at we écht zeker we-
ten, is dat de eerste
frieten gebakken en
gegeten werden op de ker-
mis rond het midden van de
19e
eeuw. Volgens historicus
Pierre Leclercq, stamde een
zekere Frederic Krieger uit
een kermisfamilie en noemde
zichzelf Fritz. Waarschijnlijk is
Fritz in 1838 begonnen met
een frietkraam op de kermis
van Luik. Er zijn brieven van
1845 bewaard met aanvragen
voor een staanplaats voor zijn
frietkraam op de Sinksenfoor
in Antwerpen. Zijn frietkraam
werd al gauw een enorm
succes!
Een land van frietkoten
Mobiele frietkramen zoals van
Fritz volgden andere kermisat-
tracties van stad tot stad. De
eerste vaste frietkoten dateren
van de jaren 1880. Op het ein-
de van de 19e
eeuw vond men
in tal van steden en gemeen-
ten op de centrale pleinen en
in de buurt van stations een
frietkraam. Tussen de jaren
1950 en 1980 beleefden de
buitenstaande frietkoten hun
hoogtepunt. Frietkoten neste-
len zich graag aan de voet van
een monument of een pleintje,
of tegen een station, gemeen-
tehuis of kerk. Maar tegen-
woordig kan je ook terecht in
vele ‘villafrituren’ of zelfs bij de
‘frietchinees’. De frietkotcultuur
past zich voortdurend en op
een dynamische manier aan
een veranderende samenleving
aan zonder zijn eigenheid te
verliezen in een geglobaliseer-
de fastfoodwereld.
Een Belgisch verhaal
Pas op het einde van de 19e
eeuw werd frituurvet voor de
meeste burgers betaalbaar.
Daardoor werden ook thuis
hoe langer hoe meer frieten
gebakken. In de 20e
eeuw
wordt op school zelfs het
Jawel, in België cultiveren we frietjes!
‘dubbel-bakken’ aangeleerd.
Uiteraard blijft de friturist de
ontegensprekelijke meester
in het frieten bakken. Rond
het frietkot ontstaat een eigen
leefwereld.
Alle frietkoten zijn van elkaar
verschillend maar, net omdat
er geen lijn in te trekken valt,
stuk voor stuk zo herkenbaar
‘Belgisch’. Ook al kan men
nu overal ter wereld frieten
eten, toch bestaat er slechts
één land waarin een instituut
deze levende traditie zo intens
symboliseert als ‘het frietkot’.
De beleving van het frietkot,
de frietkotcultuur, is informeel
met tal van ongeschreven
rituelen, maar ook eigenzinnig
en sociaal. De kunst om van
eenvoudige en lekkere dingen
te kunnen genieten is een
levenskunst die we moeten
(leren) koesteren.
De frietkotcultuur kent een lange traditie. Alles begint natuurlijk bij de aardappel.
De ontdekkingsreizigers brachten deze in de 16e
eeuw mee naar onze streken.
Toch duurde het nog een hele tijd tot we konden smullen van de eerste frietjes.
De eerste frietkoten
In de 19e
eeuw verschijnen de eerste mobiele frietkramen in
het straatbeeld. Vaak gaat het om stootkarren zoals deze die
in het Maison Tournaisienne in Doornik wordt bewaard.
Les premières baraques
Au XIXe
siècle, les premières baraques à frites arpentant nos
rues consistaient en une charrette à bras coiffée d’un bel
ouvrage en tissus. Celle-ci est conservée et toujours visible à
la Maison tournaisienne à Tournai.
Die ersten Frittenbuden
Im 19e
Jahrhundert erscheinen die ersten mobilen
Frittenbuden im Straßenbild. Oft handelt es sich um
Stoßkarren, wie diese die im Maison Tournaisienne in Tournai
zu sehen ist.
“Ikkanmeniksandersherinnerendandatdiefrietavondvoormijietszeerleuks
enbijzonderswasalskind”
- Peter -
«LaBelgiquesansfritkot,çaneseraitpluslaBelgique»
- Jean-Pierre -
L
es recherches historiques
ne permettent pas de
déterminer qui est pré-
cisément l’inventeur de la frite.
D’après les travaux de Pierre
Leclercq, historien de la gas-
tronomie, la vente de frites en
fritkot ambulant a commencé
à la foire de Liège, très proba-
blement en 1838, avec
Frederic Krieger, rebaptisé
Fritz. La famille Krieger, par
ses participations constantes
aux foires et kermesses,
popularisa la frite tant en
Wallonie qu’en Flandre
(Sinksenfoor d’Anvers en
1845) et son succès suscita
très rapidement l’apparition
de concurrents frituristes.
Un pays de fritkots
Les friteries mobiles, telles que
celle de Fritz, voyageaient de
ville en ville au gré des foires et
kermesses locales. Les friteries
fixes, elles, voient le jour vers
la fin du XIXe
siècle plus par-
ticulièrement sur les places pu-
bliques et proches des gares
où elles connaissent leur apo-
gée entre 1950 et 1980. Tout
en étant très reconnaissable,
chaque friterie est différente
tant au niveau de son «archi-
tecture» que de sa décoration
et de son aménagement.
Elle reflète la personnalité du
frituriste. Le fait que le fritkot
ne tienne bien souvent pas
compte des grands principes
marketing ni de la logique
commerciale lui procure un
charme bien souvent «hors du
temps». Les fritkots ont résisté
à la vague de la globalisation
qui a remodelé l’univers du
fast-food. Et même s’il s’agit
également de restauration
rapide, le fritkot est aux anti-
podes du fast-food, fort de sa
tradition artisanale.
Histoire belge
Il faut attendre la démocra-
tisation de la graisse au XIXe
siècle pour que les Belges
cuisent à la maison leurs frites
dans un bain d’huile, et le XXe
siècle pour qu’ils apprennent,
à l’école, à les cuire en deux
fois! Mais rien ne remplace
le savoir-faire du frituriste...
Autour des «frîtûre», «friture»,
«frituur», «friterie», «frittüre» ou
«fritkot», selon les régions et
les époques, se développe un
nouvel art de vivre, passionné,
gourmand, convivial, rassem-
blant, à la ville comme à la
campagne, petits et grands de
tous bords. Tous sont friands
d’un bâtonnet parallélépipède
rectangle en forme de prisme
carré droit, taillé dans la patate
épluchée et cuit dans deux
bains successifs de graisse:
cette «frite» qu’ils dégustent,
de préférence, avec les doigts!
Oui, on cultive la frite en Belgique!
La Culture Fritkot est le fruit d’une longue tradition. Tout commence bien entendu avec la
pomme de terre, introduite dans nos contrées par les explorateurs du XVIe
siècle. Mais il
faudra attendre le XVIIIe
avant qu’elle ne soit largement consommée.
„DieZubereitungleckerer
Frittenisttypischbelgischund
verdienteineAnerkennung“
- Yann -
W
as wir ganz sicher
wissen, ist, dass die
ersten Fritten um die
Mitte des XIX. Jahrhunderts
auf einer Kirmes zubereitet
und gegessen wurden. Ein
gewisser Frederic Krieger
entstammte einer Schaustel-
lerfamilie und nannte sich
Fritz. Wahrscheinlich begann
Fritz im Jahre 1838 mit einer
Frittenbude auf der Kirmes
von Lüttich. Es sind Briefe aus
dem Jahre 1845 mit Anträgen
für einen Stellplatz für seine
Frittenbude auf der Antwer-
pener Pfingstkirmes, der
sogenannten ‚Sinksenfoor‘,
erhalten geblieben. Seine
Frittenbude wurde schnell zu
einem großen Erfolg!
Ein Land der
Frittenbuden
Mobile Frittenbuden, wie die
von Fritz folgten anderen Kir-
mesattraktionen von Stadt zu
Stadt. Die ersten Frittenbuden
stammen aus den Jahren 1880.
Am Ende des 19. Jahrhun-
derts fand man in zahlreichen
Städten und Gemeinden auf
Plätzen im Zentrum und in
der Nähe von Bahnhöfen eine
Frittenbude. Zwischen 1950
und 1980 erlebten die drau-
ßen stehenden Frittenbuden
ihren Höhepunkt. Frittenbuden
lassen sich gerne am Fuße ei-
nes Denkmals oder auf einem
öffentlichen Platz nieder, oder
an einem Bahnhof, einem Rat-
haus oder einer Kirche. Aber
gegenwärtig kann man auch
eine der vielen ‚Villenfrittenbu-
den‘ oder sogar den ‚Frit-
tenchinesen‘ aufsuchen. Die
Frittenbudenkultur passt sich
ständig und auf dynamische
Weise an eine sich verändern-
de Gesellschaft an, ohne ihre
Eigenheit in einer globalisierten
Fastfoodwelt zu verlieren.
Eine belgische
Geschichte
Erst am Ende des 19. Jahr-
hunderts wurde das Fritten-
In Belgien sind Fritten ein Teil unserer Kultur
fett für die meisten Bürger
erschwinglich, sodass immer
öfter auch daheim Fritten zu-
bereitet werden konnten, und
im 20. Jahrhundert wird in der
Schule sogar das „doppelte
Frittieren“ gelehrt. Selbstver-
ständlich bleibt der Frittenbu-
denbetreiber unwiderruflich
der Meister der Frittenzuberei-
tung. Rundum der Frittenbude
entsteht eine eigene Welt.
Alle Frittenbuden sind unter-
schiedlich, aber auch wenn –
oder gerade weil – keine klare
Linie zu erkennen ist, sind sie
allesamt so typisch ‚belgisch‘.
Auch wenn man jetzt überall
in der Welt Fritten essen kann,
gibt es doch nur ein Land, in
dem eine Institution wie die
‚Frittenbude‘ diese lebendige
Tradition so intensiv symboli-
siert. Das Erlebnis Frittenbude,
‚die Frittenbudenkultur‘, ist
informell und voller unge-
schriebener Rituale, aber auch
eigensinnig und sozial. Die
Kunst, einfache und leckere
Dinge zu genießen, ist eine
Die Frittenbudenkultur hat eine lange Tradition. Alles fängt natürlich bei der Kartoffel an. Die Entdeckungsrei-
senden brachten sie im sechzehnten Jahrhundert in unsere Gegend. Es sollte allerdings noch eine ganze Zeit
dauern, bis wir die ersten Fritten genießen konnten.
Lors de la Première Guerre Mondiale, les soldats.
américains sont accueillis sur notre sol par des militaires
belges s’exprimant en français – c’était alors la langue
véhiculaire de notre armée. Telle serait l’origine des
«French fries», l’expression désignant désormais les frites
industrielles à l’américaine, par opposition aux Belgian
fries... artisanales.
Britse en Amerikaanse soldaten zouden volgens de
legende tijdens de Eerste Wereldoorlog frieten hebben
leren kennen aan het Belgische front. Omdat ze overal
om zich heen Frans hoorden praten, lanceerden ze de
benaming French fries …
Britische und amerikanische Soldaten sollen der Legende
zufolge während des Ersten Weltkriegs Fritten an der
belgischen Front kennengelernt haben. Weil sie überall um
sich herum Französisch hörten, sollen sie den Fritten die
Bezeichnung French fries gegeben haben...
Lebenskunst, die wir pflegen
(lernen) müssen.

4. 76
DE ECHTE FRIET EN DE FRITURISTEN • LA VRAIE FRITE ET LES FRITURISTES
D
e 61-jarige Eugene bakt
al frietjes van zijn 14 jaar,
baatte drie verschillende
frituren uit en deed dat tot
voor kort maar liefst zeven da-
gen op zeven. Dat betekent 47
jaar lang onafgebroken in het
vak. “Mijn grootmoeder had al
een frituur in 1950 in de omge-
ving van Boom. Ze maakte alle
bereidingen zelf. Mijn ouders
hebben dat dan voortgezet,
en zijn vervolgens een nieuwe
frituur begonnen in Merchtem:
De Krekel. Tegen dan stond
heel de familie in de frituur. Ik
moest op mijn 14 jaar stoppen
met school en meehelpen
frieten bakken. In die zaak heb
ik zo’n 13, 14 jaar gewerkt.
Ondertussen hadden we nog
twee andere frituren opgestart:
in Wolvertem, en frituur Den
Boskant hier in Peizegem.
Maar rond mijn 28ste zijn
de wegen gescheiden. Den
Boskant heb ik gedurende 17
jaar uitgebaat, om tenslotte De
Blokhut te openen. De Blokhut
baat ik nu al 15 jaar uit.”
Een goede frituur
“Ik probeer altijd bintjes van
9 millimeter te serveren. Heel
mijn leven heb ik mijn patat-
ten zelf geschild. Pas zeven
jaar terug begon het lichaam
tegen te sputteren en ben ik
daarmee moeten stoppen.
Maar ik bereid nog steeds alles
zelf. Satés, balletjes, sauzen
en noem maar op. Kijk, voor
mij bestaat een goede frituur
uit drie fundamenten. Ten
eerste: passie voor het vak.
Ten tweede: frieten bakken
met je hart. En ten derde: je
klanten behandelen als halve
vrienden, niet als klanten. Ik
hou echt van mijn vak. De vele
Frituur De Blokhut
contacten met mensen, dat
is het plezantste aan dit vak.
Hier zijn de contacten kort en
Frituur De Blokhut is geliefd in Peizegem en ver daarbuiten. Uitbater Eugene Verhaeghen
zit al heel zijn leven in het vak. Het is een man van alle seizoenen, die met dezelfde passie
frietjes bereidt als zijn grootmoeder in 1950.
V
oilà pratiquement 43 ans
que Bernard Masson
travaille dans le secteur
de l’Horeca. Immergé depuis
sa plus tendre enfance dans
le milieu des friteries – ses
parents en tenaient une –
c’est tout naturellement que
Bernard se tourne vers des
études Horeca. Une année
d’école hôtelière et quatre
années d’apprentissage
l’amènent à travailler, dans un
premier temps, au Ministère
des Affaires économiques en
tant que cuisinier. Par la suite,
il collaborera avec plusieurs
maisons, en tant que cuisi-
nier puis en tant que maître
d’hôtel.
L’appel de la frite
«Auparavant, je tenais une fri-
terie à 5 km d’ici et ma femme
en possédait une également.
En 2001, nous avons vu que
celle-ci était à vendre et nous
avons sauté sur l’occasion,
ensemble. J’aurais effective-
ment pu ouvrir un autre type
d’établissement mais j’ai voulu
continuer sur les traces de
mes parents. Et puis la confi-
guration friterie me convenait
bien. Nous sommes en contact
direct avec le client!»
Au P’tit Maxim’s, une Tour
Eiffel rose, mais pourquoi?
«Quand j’étais jeune, j’aimais
beaucoup le film «Le Chasseur
de chez Maxim’s», et je me
suis toujours dit que le jour où
j’aurais mon propre établisse-
ment, ça s’appellerait comme
ça. L’action se déroule à Paris,
c’est pour cette raison qu’il y
a beaucoup de références à
cette ville dans notre décora-
tion.»
Une qualité
irréprochable
Pour Bernard, une bonne
friterie c’est avant tout une
hygiène impeccable et l’utili-
sation de produits de qualité.
«Tout le monde est capable
de faire des frites. Notre petit
plus en tant que frituriste, c’est
le suivi apporté et la manière
de le faire. Nous nettoyons
notre matériel chaque jour,
nous changeons les graisses
de fritures très régulièrement.
Et nous n’utilisons que de
la graisse de bœuf raffinée,
comme mes parents le fai-
saient déjà à l’époque.»
À une dizaine de minutes
du centre de Namur, sur la
route menant à Louvain,
impossible de rater cette
friterie nichée au bout d’un
grand parking, son panon-
ceau au motif Tour Eiffel
rose à l’avant plan.
V
on Kelmis über Walhorn
bis Sankt Vith, es wird
wohl keinen Dorfplatz
geben, wo sie noch nie zu
Karneval, auf einem Weih-
nachtsmarkt oder während ei-
ner Kirmes gestanden haben.
Als diplomierter Koch hat sich
Georges bewusst für eine mo-
bile Frittenbude entschieden.
“Das kann man besser ein-
planen und mit dem Familien-
leben kombinieren, und vor
allem: man trifft immer neue
Leute. Es ist ein bisschen, als
ob wir immer auf Reisen sind.
Die Arbeit wird verteilt: An-
nie ist für die Hygiene und
Finanzen verantwortlich und
Georges kümmert sich um
die Technik und natürlich um
perfekte Fritten.
2003 nahm die Frittenbude
Pinckers mit allen Frittenbu-
den aus Kelmis am Weltrekor-
dversuch Größte Frittentüte
teil. Mit sage und schreibe
1200 kg goldgelben Fritten
haben sie den Rekord gebro-
chen. Der Erlös kam sozialen
Projekten in der Region zu
Gute.
Neben perfekt frittierten Fritten
und Imbissen ist Freund-
lichkeit ihr oberstes Gebot,
sodass die früheren jungen
Kunden jetzt selbst mit ihren
Kindern für eine Frittentüte in
der Schlange stehen.
Ob sich in den vergangenen
25 Jahren viel geändert hat?
„Nein…gute Dinge bleiben
ewig erhalten.“
Und das wünschen wir auch
Georges und Annie von gan-
zem Herzen!
La recette de la frite?
Il existe diverses interprétations de la recette de la «véri-
table frite», mais 5 règles ne peuvent pas être transgres-
sées pour connaître le plaisir ultime de sa dégustation!
1. Le choix de la pomme de terre. En matière de frites, la
Bintje est la star. Farineuse à point, elle reste tendre à la
première cuisson, pour devenir croustillante à la seconde.
Pénurie de Bintjes? Testez alors la Charlotte, l’Agria ou la
Victoria.
2. La coupe de la frite. Droite et régulière, veillez à la calibrer
comme ceci: +/- 10 x 10 mm de côté.
3. Graisse ou huile? C’est une question de goût. Celle de
bœuf est recommandée pour retrouver le goût originel de
la frite et l’huile végétale donne des frites plus légères.
4. La double cuisson. Rincez les bâtonnets de patate à l’eau
courante pour chasser l’excès d’amidon. Séchez-les
dans une serviette. Entamez la 1ère
cuisson: 130 à 140°C,
en veillant à ne pas trop charger le panier, pendant 5 à 8
minutes. Égouttez les frites. Passez à la 2e
cuisson: 170 à
175°C, pendant environ 5 minutes.
5. Salez, saucez si vous le souhaitez, et dégustez!
Hoe bak je goede frieten ?
Er zijn meerdere varianten mogelijk maar hierna volgen
alvast de vijf basisregels om lekkere frieten te bakken:
1. De keuze van de aardappel. Kies een goede en grote
aardappel. Het Bintje is zonder twijfel de koningin onder
de frietaardappelen. Ze zorgt voor de perfecte combina-
tie tussen een krokante friet met een zachte binnenkant.
Maar ook andere variëteiten zijn geschikt zoals de Char-
lotte, de Agria of de Victoria.
2. De snit. Schil de aardappelen en snij ze in gelijkvormige
staafjes van +/- 10 x 10 mm.
3. Vet of olie? Dat is een kwestie van smaak. Rundsvet geeft
aan de frieten een authentieke smaak en plantaardige olie
zorgt dan weer voor lichtere frieten.
4. De dubbele bak. Nadat u de rauwe frietstaafjes grondig
hebt gespoeld en afgedroogd, laat u ze, gedurende 5 à 8
minuten, rustig ‘zwemmen’ in vet of olie aan 130-140°C.
Haal de frietjes er zachtjes uit, schudt ze goed af en laat
ze wat rusten. Breng nu het vet/olie op 170-175°C en laat
de frieten er een 5-tal minuten in afbakken tot ze lekker
krokant zijn.
5. Een snuifje zout, wat saus en … smullen!
Wie frittiert richtig Fritten?
Es gibt verschiedene Möglichkeiten, aber hier folgen
die fünf Grundregeln für die Zubereitung von leckeren
Fritten:
1. Die Wahl der Kartoffel. Wählen Sie eine gute und große
Kartoffel. Die Bintje ist zweifellos die Königin der Frittenka-
rtoffeln. Sie sorgt für eine perfekte Kombination zwischen
knuspriger Außenseite und weichem Innern. Aber auch
andere Sorten sind dazu geeignet, wie Charlotte, Agria
oder Victoria.
2. Der Schnitt. Schälen Sie die Kartoffeln und schneiden Sie
sie in gleiche Stäbchen von +/- 10 x 10 mm.
3. Fett oder Öl? Das ist Geschmackssache. Rinderfett
gibt den Fritten einen authentischen Geschmack und
pflanzliches Öl sorgt für leichtere Fritten.
4. Das doppelte Frittieren. Nachdem Sie die rohen
Frittenstäbchen gründlich abgespült und abgetrocknet
haben, lassen Sie sie während 5 bis 8 Minuten ruhig im
Fett oder Öl auf 130-140 °C ‚schwimmen‘. Holen Sie die
Fritten vorsichtig raus, gut abschütteln und etwas ruhen
lassen. Bringen Sie jetzt das Fett/Öl auf 170-175 °C und
frittieren Sie die Fritten ca. 5 Minuten nach, bis sie schön
knusprig sind.
5. Eine Prise Salz, etwas Soße und … schlemmen!
Au P’tit Maxim’s heel gevarieerd. Luister, als
je een café uitbaat dan moet
je soms een hele nacht naar
‘gezaag’ zitten te luisteren
van één klant. In de frituur is
zoiets onmogelijk, want als ze
te lang wachten worden die
frietjes koud dus ze gaan rap
naar huis (lacht)!”
Een origineel idee
“Het zal misschien raar
klinken, maar ik denk er-
aan om van De Blokhut een
privéfrituur te maken. Wel ik
wordt ouder en ik zou de zaak
kunnen sluiten. Maar dat wil
ik niet. In feite wil ik voor mijn
trouwe klanten blijven werken,
maar niet voor jan en alleman.
Dus de vrienden zouden een
lidkaart krijgen. Op die manier
kan ik het rustiger aan doen,
en nog jaren langer werken.
In plaats van te sluiten zou ik
dan voor hen blijven werken,
uit dankbaarheid voor hun
jarenlange trouw.”
“Hetliefsteetikmijnfrietjesindeauto
enmetmijnvingers”
- Kathleen -
„EsisteineGewohnheitgeworden,freitagszur
Frittenbudezugehen“
- Kurt -
«Lefritkot,c’estaussiunendroit
derencontres,oùtupeuxspontanément
entameruneconversation»
- Amina -
Georges und Annie Pinckers durchkreuzen schon mehr als 25 Jahre mit ihrer mobilen
Frittenbude ganz Ostbelgien.
Frittenbude
Pinckers
DIE ECHTE FRITTEN UND DIE FRITÜRISTEN

5. 98
COLLECTIEF ONDERBEWUSTZIJN • INCONSCIENT COLLECTIF • KOLLEKTIVES UNBEWUSSTE
D
e bijzondere band
tussen de Belgische
bevolking en de friet zou
begin 20e
eeuw zijn ontstaan.
Historicus Peter Scholliers
(VUB) stelt in zijn ‘Food Cul-
ture in Belgium’ (Eetcultuur
en identiteitsconstructie. De
uitvinding van de Belgische
keuken) dat tot de 19e
eeuw
voeding niet of amper geas-
socieerd werd met nationale
gevoelens. De gegoede bur-
gers richtten zich eerder op
de verfijnde Franse keuken.
Het is pas na 1900, met de
opkomst van streekgerech-
ten, dat het gevoel van lokale
identificatie stilaan begon te
groeien.
6 frietmijlpalen
Doorheen de jaren nestelde
de friet zich in ons collectief
onderbewustzijn. België is dan
ook het eerste - en enige land
- met:
1. Een ‘frietkotschilder’: Gillis
Houben. Tussen 1980 en
2000 vereeuwigde hij op
doek frietmonumenten
waarvan vele ondertussen
zijn verdwenen.
2. Een week van de Friet, in
2001 door Navefri in het
leven geroepen, en sinds-
dien in samenwerking met
VLAM en ApaqW een tradi-
tie geworden.
3. Een Frietmusuem in Brug-
ge. Het didactisch muse-
um schetst de geschiede-
nis van zowel de aardappel
als van de friet en van de
verschillende sausberei-
dingen die gewoonlijk bij
de friet behoren. Het is
ondergebracht in de Saai-
halle, één van de mooiste
gebouwen in het historisch
centrum van Brugge.
De friet, een symbool van bij ons
Een universele
reikwijdte
4. Een frietkot op de Wereld-
tentoonstelling van Shan-
gai in 2010, waar dagelijks
5000 puntzakken friet wer-
den uitgedeeld. Op Expo
Milano in 2015 werd de
succesformule herhaald.
5. Het fritureske laboratorium
Home Frit’ Home in Brus-
sel (Vorst). Een drieledig
project met een micro friet-
museum, een kunstgalerij
waar talrijke artiesten zich
verdiepen in de frietkunst
en een gastenverblijf voor
de ultieme totaalbeleving
van de frietcultuur.
6. Het Musée et Bibliothè-
que de la Gourmandise in
Hermalle-sous-Huy, waar,
i.s.m. historicus en gastro-
noom Pierre Leclercq, de
oorsprong en de versprei-
ding van het frietfenomeen
in België werd onderzocht.
We delen allen in dat gevoel van verbondenheid met de friet, zij het op zeer
diverse wijze. Via kunst, cultuur, toerisme … De Belgische friet is overal aan-
wezig, tot over de landsgrenzen heen.
Onze Friet-ambassadeur
In opdracht van Belgapom, de beroepsvereniging voor de
Belgische aardappelhandel en
-verwerking, reist James Bint de wereld rond. Zijn missie als
ambassadeur van de echte Belgische friet? A license to fry!
“Belgische frietjes zijn een feest voor alle Belgen, groot en klein,
en het is een eer voor mij om deze boodschap ook wereldwijd
uit te mogen brengen.” Volg zijn wereldreis op jamesbint.be.
Notre ambassadeur frituresque
Initiative de Belgapom, acteur majeur du commerce et de
l’industrie de la pomme de terre, James Bint est un agent très
spécial! Sa mission comme ambassadeur des vraies frites
belges? «Les frites belges sont une fête pour tous les Belges,
petits et grands, et c’est un honneur pour moi de répandre
ce message dans le monde entier.» Pour joindre les actes à la
parole, James Bint a entamé un tour du monde.
Retrouvez ses aventures sur jamesbint.be.
Unser Frittenbotschafter
In Auftrag von Belgapom, dem Berufsverband des belgischen
Kartoffelhandels und der Kartoffelverarbeitung, bereist
James Bint die ganze Welt. Seine Mission? A license to fry!
„Belgische Fritten sind ein Fest für alle Belgier, groß und klein,
und es ist für mich eine Ehre, diese Botschaft auch in die Welt
hinaustragen zu dürfen.“
Folgen Sie seiner Weltreise auf jamesbint.be.
“Ikervaardefrietkotcultuuralsietswat
bijBelgiëhoort,zoalsdezee,
deomleidingenenderegen”
- Adil -
Ook al doen frieten niet aan politiek (dixit Jan Bucquoy), toch
doken ze op tijdens de ‘Frietrevolutie’, een studentikoze
manifestatie in februari 2011, na 249 dagen aanslepende
onderhandelingen over de regeringsvorming
Même si la frite se déguste et ne se politise pas (dixit Jan
Bucquoy), elle s’invite lors d’événements liés à nos institutions.
En février 2011, après 249 jours sans gouvernement, des
milliers d’étudiants manifestent leur mécontentement sous la
bannière de la «Révolution des Frites».
Auch wenn Fritten sich nicht mit Politik befassen (so Jan
Bucquoy), tauchten sie doch während der „Frittenrevolution“,
einer studentischen Demo im Februar 2011 auf, nach 249
Tagen anhaltender Verhandlungen zur Regierungsbildung
«Noussommesconnusdanslemondeentier
avecnosfrites.Ellesfontvraimentpartiede
notreculture!»
- Pierre -
N
otre population aurait
développé son rap-
port privilégié avec la
frite à l’aube du XXe
siècle,
comme le relève Peter Schol-
liers dans «L’invention d’une
cuisine belge. Restaurants et
sentiments nationaux dans
un jeune État, 1830-1930»...
L’auteur et professeur (Vrije
Universiteit Brussel) constate
qu’au XIXe
siècle, la nourriture
n’avait chez nous aucune
fonction de symbole national:
les nantis préféraient diriger
leur fourchette vers la haute
cuisine française. Ce ne serait
qu’après 1900, avec le déve-
loppement des plats régio-
naux, qu’un processus d’iden-
tification aux préparations du
terroir se serait enclenché.
6 premières
frituresques
Au fil des décennies, la frite
s’est frayé un chemin dans
notre inconscient collectif.
Notre pays est le premier et
unique à proposer...
1. Un «peintre des fritkots»:
Gillis Houben. Dès le début
des années 1980 et pen-
dant plus de 20 ans, il n’a
eu de cesse d’immortaliser
en huile sur toile des «mo-
numents» de la frite souvent
disparus aujourd’hui.
2. Une «Semaine de la Frite»,
initiée en 2001 par l’Union
Nationale des Frituristes
(Unafri), et qui, grâce au
soutien de VLAM et de
l’ApaqW, est devenue une
tradition.
3. Le Frietmuseum de Bruges:
ce musée didactique
explique l’histoire tant de
la pomme de terre que de
la frite et des différents
condiments qui l’accom-
pagnent. Il est installé dans
la Saaihalle, un des plus
beaux bâtiments de Bruges,
ce qui en augmente encore
l’attrait touristique.
Portée universelle
4. Un fritkot lors d’une Ex-
position universelle, celle
de Shanghai en 2010, où
une baraque délivrait 40
cornets de frites toutes les
5 minutes, soit 5.000 par
jour, tout à côté du pavillon
belge! Un exploit réédité
lors de l’Expo 2015 à Milan.
5. Le laboratoire frituresque
Home Frit’ Home à
Bruxelles (Forest), en action
depuis septembre 2011. Un
projet triple, où sont logés
le Micro Musée de la Frite
de Bruxelles, une galerie
d’exposition où de nom-
breux artistes élargissent le
champ des possibles de la
culture frituresque et un gîte
proposant une immersion
belgo-belge à travers le pe-
tit bout du cornet de frites...
6. Un Musée et Bibliothèque
de la Gourmandise à
Hermalle-sous-Huy, com-
manditaire des travaux de
l’historien de la gastronomie
Pierre Leclercq qui révé-
lèrent le rôle majeur dans
la propagation de la frite
chez nous, au début du XIXe
siècle, des forains Krie-
ger-Fritz...
La frite, un symbole de chez nous
Le sentiment d’appartenance à la frite touche toute notre population, à divers degrés d’in-
tensité, à travers de multiples manifestations. Art, culture, tourisme, etc. La frite belge fait
tache d’huile, même au-delà de nos frontières!
„NimmeinemBelgierseineFrittenabunderwirdtodunglücklich“
- Michka -
D
as besondere Verhält-
nis zwischen der bel-
gischen Bevölkerung
und Fritten soll Anfang des
20. Jahrhunderts entstanden
sein. Peter Scholliers, Histo-
riker der VUB, behauptet in
seinem Buch „Food Culture
in Belgium“ (Esskultur und
Identitätsbildung. Die Erfin-
dung der belgischen Küche),
dass Ernährung bis zum 19.
Jahrhundert nicht oder kaum
mit Nationalgefühl verbunden
wurde. Für die begüterten
Bürger war die feinere fran-
zösische Küche maßgebend.
Erst nach 1900, mit dem
Erscheinen der regionalen
Speisen, begann das Gefühl
der örtlichen Identifizierung
zu wachsen.
6 Frittenmeilensteine
Über die Jahre setzte sich
die Fritte in unser kollektives
Unbewusstes fest. Belgien ist
daher auch das erste – und
einzige Land – mit:
1. Einem „Frittenbuden-
maler“: Gillis Houben.
Zwischen 1980 und 2000
verewigte er auf Tuch
Frittenmonumente, wovon
viele inzwischen versch-
wunden sind.
2. Einer Woche der Fritte, die
2001 von Navefri ins Leben
gerufen wurde, und die
seitdem in Kooperation mit
VLAM und ApaqW Traditi-
on geworden ist.
3. Einem Frittenmuseum in
Brügge. Es ist ein didak-
Die Fritte, ein Symbol unserer Region
tisches Museum, das die
Geschichte der Kartof-
fel sowie der Fritte und
verschiedener Soßen, die
üblicherweise zu Fritten
gehören, erläutert. Es
befindet sich in der Saai-
halle, eines der schönsten
Gebäude im historischen
Zentrum von Brügge.
Auf Weltebene
4. Einer Frittenbude auf der
Weltausstellung Shanghai
2010, wo täglich 5000
Frittentüten verteilt wurden.
Auf der Expo Milano 2015
hatte die Formel wieder
Erfolg.
5. Das frittoreske Labor Home
Frit’ Home in Brüssel
Wir teilen alle ein Gefühl der Verbundenheit mit der Fritte, sei es auch auf unterschiedliche Weise. Über
Kunst, Kultur, Tourismus, … Die belgische Fritte ist überall, sogar über die Landesgrenzen hinaus, anwesend.
(Forest). Ein dreiteili-
ges Projekt mit einem
Mikrofrittenmuseum, einer
Kunstgalerie, wo zahlrei-
che Künstler sich in die
Frittenkunst vertiefen, und
einer Gästeunterkunft für
ein Kompletterlebnis der
Frittenkultur.
6. Dem Musée et Bibliothè-
que de la Gourmandise in
Hermalle-sous-Huy, wo
gemeinsam mit dem His-
toriker und Gastronomen
Pierre Leclercq der Ur-
sprung und die Verbreitung
des Frittenphänomens in
Belgien untersucht wurde.

6. 1110
FRIETSTRIP • BD FRITE • FRITTEN IN COMICS
H
et begon met Willy Van-
dersteen. Hij tekende
Lambik met Suske en
Wiske bij een frietkot in 1947,
in het album ‘De Zwarte Ma-
dam’. Wie ’t prentje goed be-
kijkt ziet dat ook Schanulleke
een frietje heeft gekregen.
Helaas ging Vandersteen niet
verder op de ingeslagen weg.
Wie dat wel deed, was Marc
Sleen. In zijn Nero-album
‘De Blauwe Toekan’ uit 1949
lanceerde hij Jan Spier, die
uitgroeide tot een vast perso-
nage. Spier is de sterke man,
en hoewel niet zo fenomenaal
als Jerommeke, steekt hij
toch maar zijn hele frietkot
op één hand de hoogte in.
Aan zijn frituur zien we vaak
bekende figuren opduiken,
waaronder koning Albert II.
Frietkot in Molensloot
Alleen Hergé bleef nog achter,
maar maakte dat goed in
1956, toen hij in ‘De Zaak
Zonnebloem’ pardoes een
frietkot installeerde tegen
de kasteelmuur van Mo-
lensloot. De toon was gezet.
Vele andere striptekenaars
zouden volgen. Onder hen
Willy Linthout, die in 1983 zijn
eerste Urbanusstrip uitgaf.
De titel: ‘Het Fritkotmysterie’.
Dat jaar kwam ook het duo
Kamagurka/Herr Seele met
een frietkot in ‘Cowboy Henk
zet door’. Waarna we de gek-
ke cowboy nog heel vaak bij
een frietkot zagen staan. De
Waalse kunstenaar Jacques
Charlier tekende in 1986 de
strip ‘Les Flamands l’osent’,
die een karikaturale kijk geeft
Frieten in de strip
op het frietvretende volkje.
Vergeten we ook Jef Nijs niet,
die in 2003 ‘De Frietbaron’
tekende. Jommeke neemt het
op tegen de rijke bedrieger
Bernard Bintje, die supergrote
patatten levert aan de frituur.
Maar de frieten blijken niet te
eten, waarop de baron wordt
gearresteerd. Meer moet dat
niet zijn …
Een Gallische
uitvinding?
Ook in Nederland dook in
1995 een frietstrip op, en wel
over ene ‘Kees Veteraan’ (lees
vet-er-aan), een morsige,
peuken rokende frietkotbaas
die de hele tijd onbetamelijke
opmerkingen maakt.
In Frankrijk geven Goscinny
Na de Tweede Wereldoorlog verschenen overal frietkramen op pleinen en straathoeken, tegen kerken en
stations ... Heel België raakte gefrituriseerd! Het frietkot was zelfs zo alledaags geworden, dat niemand het
opmerkte. Behalve de striptekenaars. Zij alleen hadden in de gaten dat het banale bijzonder was.
en Uderzo in ‘Asterix en de
Belgen’ (1979) hun versie over
de herkomst van de frieten.
Stamhoofd Vandendomme
ziet dat de Romeinen een
pot met kokende olie hebben
klaargezet met de bedoeling
dat deze over hen heen zou
worden gegoten. Vandendom-
me begrijpt de context niet.
De Romein die de olie aan de
kook bracht, Hocuspocus,
kon hij het niet vragen want
die ‘viel in de patatten’. Zo
krijgt hij een idee voor een
nieuw recept, dat overduidelijk
naar frieten refereert: “Patat-
ten in de olie ..., patat friet ...”
De Smurfen hebben -
althans in het openbaar
- nooit zelf frieten gesmuld
maar er werden wel ‘friet-
Smurf-figuurtjes’ gemaakt
(besteld door de firma
Schleich bij Peyo, 1981).
Les Schtroumpfs n’ont
jamais croqué la frite dans
leurs aventures, mais ils la
célèbrent en figurine. Lancée
en 1981, cette dernière est
le fruit d’une commande de
la firme allemande Schleich
à Peyo. Comment cet
amateur des frites de Titine
Vandervaeren à la foire du
Midi à Bruxelles aurait-il pu
refuser?
Die Schlümpfe haben –
jedenfalls in der Öffentlichkeit
– nie selbst Fritten
verzehrt, allerdings wurden
„Frittenschlumpf-Figuren
produziert (1981 von der
Firma Schleich bei Peyo
bestellt).
Frituristen houden van strips
Het tweetalige stripverhaal ‘Het Broze Barakske/
La baraque brinquebalante’ wordt in 2007 door
Navefri-Unafri uitgegeven en via de frituren
over het hele land verdeeld. Het is het werk van
friturist Pierre Boschmans en zijn echtgenote
Marie-Louise Van Dorst.
Les frituristes aiment la BD!
En 2007, l’Unafri publie «Het Broze Barakske /
La baraque brinquebalante», BD de 28 pages
alors distribuée via le réseau des friteries. Elle
est l’œuvre d’un frituriste, Pierre Boschmans, et
de son épouse, Marie-Louise Van Dorst.
Frittenbudenbetreiber lieben Comics
Das zweisprachige Comicalbum „Het Broze
Barakske / La baraque brinquebalante“ wurde
2007 von Navefri-Unafri herausgegeben und
über die Frittenbuden im ganzen Land verteilt.
Es ist ein Werk des Frittenbudenbetreibers
Pierre Boschmans und seiner Gattin Marie-
Louise Van Dorst.
“IkherinnermedeboekjesvanMarcSleenmetJanSpierenzijn
frietkot-datwassùper!”
- Noella -
«Lemétierdefrituriste,c’estunartensoi»
- Marie -
L
e premier à mettre en
scène un fritkot fut
Willy Vandersteen dans
«La Dame en Noir», paru
en 1947 en néerlandais, et
seulement en 1973 pour la
version francophone. Nous y
découvrons Fanfreluche, une
frite à la bouche... Grâce à
Marc Sleen, ensuite, le fritkot
décroche un premier rôle. En
1949, il introduit dans «Le
Toucan Bleu» le personnage
de Jan Spier, une armoire à
glace au grand cœur («spier»
signifie «muscle» en néerlan-
dais) qui accompagne Néron
dans toutes ses aventures.
Jan Spier tient une baraque
à frites où Néron a toujours
droit à son cornet gratuit,
tout comme le Roi Albert II
d’ailleurs....
Fritkot à Moulinsart
En 1956, c’est au tour d’Her-
gé d’intégrer la Culture Fritkot
au détour de ses planches,
et pas n’importe où! Dans
«L’Affaire Tournesol», nous
découvrons un fritkot adossé
au château de Moulinsart.
Le ton est donné et de
nombreux dessinateurs
suivront l’exemple, dont Willy
Leenthout avec, en 1983,
l’album d’Urbanus «Het
Frietkotmysterie» et, la même
année, le duo Kamagurka/
Herr Seele dans «Cowboy
Henk zet door». En 1986,
l’artiste Jacques Charlier sort
«Les Flamands l’osent», une
caricature des mangeurs de
frites. Et n’oublions pas Jef
Nijs qui, en 2003, dessina «De
Frietbaron» où Jommeke (Gil
et Jo) s’en prend au brigand
Baron Bernard Bintje, fournis-
seur de mauvaises pommes
de terre…
Une invention
gauloise?
En 1995, une BD est publiée
aux Pays-Bas mettant en
scène Kees Veteraan, un fri-
turiste peu recommandable...
En France, dans «Astérix chez
les Belges» (1979), Goscinny
et Uderzo nous offrent leur
version de l’origine des frites!
Un Romain chauffant de
l’huile dans une marmite, à la
vue d’un Gaulois, tombe dans
les pommes. «Les pommes....
Les pommes... Des pommes
frites... Il faudra que j’en
parle à Nicotineke», murmure
Gueuselambix, chef des
Belges, dont la compagne
Nicotine épouse les traits
d’Annie Cordy...
La BD a la frite
Après la Deuxième Guerre Mondiale, les friteries éclosent sur chaque place, à chaque coin
de rue, face aux gares et accolées à tant d’églises. Toute la Begique est «friturisée»! À tel
point que personne n’y prête plus attention… Sauf les dessinateurs de BD.
„DashängtfürmichzusammenmitKirmes,
Märkten,ReisenundAusflügen“
- Bert -
E
s begann mit Willy
Vandersteen. Er zeich-
nete 1947 Lambik mit
Suske und Wiske an einer
Frittenbude im Album „De
Zwarte Madam“ (Die Schwar-
ze Dame). Wer sich das Bild
genau anschaut, kann auch
sehen, dass die Puppe Scha-
nulleke eine Fritte bekommen
hat. Leider führte Vandersteen
die Idee nicht weiter. Das tat
allerdings Marc Sleen. In sei-
nem Nero-Album „De Blauwe
Fritten in Comics
Toekan“ aus dem Jahre 1949
führte er Jan Spier ein, der
zu einer festen Figur wurde.
Spier ist der starke Mann,
und obwohl er nicht so phä-
nomenal wie Jerom (Wastl)
ist, hebt er doch seine ganze
Frittenbude mit einer einzi-
gen Hand in die Höhe. An
seiner Frittenbude sehen wir,
wie bekannte Figuren auf-
tauchen, so beispielsweise
König Albert II.
Frittenbude
in Mühlenhof
Nur Hergé hinkte hinterher,
aber machte dies 1956 wett,
als er in „Der Fall Bienlein“
tatsächlich eine Frittenbude
gegen die Schlossmauer von
Schloss Mühlenhof stellte.
Das war der Anstoß... vie-
le andere Comiczeichner
sollten folgen. Unter ihnen
Willy Linthout, der 1983 sein
erstes Urbanuscomicheft
Nach dem Zweiten Weltkrieg nahm die Anzahl Frittenbuden auf Plätzen und an Straßenecken, an Kirchen und
Bahnhöfen stark zu... Ganz Belgien wurde frittifiziert! Die Frittenbude war so alltäglich geworden, dass niemand
es bemerkte. Außer die Comiczeichner. Sie alle hatten durchschaut, dass das Banale besonders war.
herausgab. Der Titel: „Het
Fritkotmysterie“ (Das Fritten-
budenmysterium). In dem
Jahr erschien auch das Duo
Kamagurka / Herr Seele mit
einer Frittenbude in „Cowboy
Henk zet door“ (Cowboy
Henk macht weiter). Wonach
der verrückte Cowboy noch
öfter an einer Frittenbude zu
sehen war. Der wallonische
Künstler Jacques Charlier
zeichnete 1986 das Comic
„Les Flamands l’osent“ (Die
Flamen wagen es), das eine
Karikatur des frittenfressen-
den Volks ist. Vergessen wir
auch Jef Nijs nicht, der 2003
„De Frietbaron“ (Der Fritten-
baron) zeichnete. Jommeke
(früher Peter genannt) knöpft
sich den reichen Betrüger
Bernard Bintje vor, welcher
der Frittenbude supergroße
Kartoffeln liefert. Die Fritten
sind jedoch ungenießbar,
sodass der Baron verhaftet
wird. Das sollte genügen...
Eine gallische
Erfindung?
Auch in den Niederlanden
tauchte 1995 ein Frittenco-
mic auf, und zwar über einen
„Kees Veteraan“ (vet-er-aan
ausgesprochen), einen mü-
rrischen, Zigarettenstummel
rauchenden Frittenbudenbe-
sitzer, der die ganze Zeit
unanständige Bemerkungen
macht.
In Frankreich legen Goscinny
und Uderzo in „Asterix bei
den Belgiern“ (1979) ihre Ver-
sion zur Herkunft der Fritten
dar.
Stellartoix sieht, dass die
Römer einen Topf mit kochen-
dem Öl, das sie über ihre
Gegner schütten wollten,
stehen lassen haben. Stellar-
toix versteht nicht, warum das
Öl da steht. Den Römer, der
das Öl zum Kochen brachte,
kann er nicht fragen, denn der
ist „in die Kartoffeln gefallen“
(ohnmächtig) und daraufhin
hat er eine Idee für ein neues
Rezept, das klar mit Fritten zu
tun hat: „Kartoffeln? Kar-
toffeln? Frittiert... Kartoffels
frites... dat muss ich unbe-
dingt mit Kantine bereden!“

7. 1312
L
a musique frituresque
produite par l’homme est
plus variée. Le premier
«tube» remonte à 1936: «Là
où y a des frites», du chan-
teur français Monty. Il existe
plusieurs versions de cette
ode à la frite, dont la très
sympathique interprétation de
Georgette Plana en 1958 et la
déclinaison «Paris-musette»
de Rogers en 1966.
Cuisson belge
En 1949, Bon Scholte entonne
la première chanson fritu-
resque belge: «Patat-friet»,
dans laquelle il avoue sa –
double! – flamme... pour les
frites et la frituriste. La belle
histoire! Ils se marient, et ce
n’est autre que leur fille qui
reprendra la friterie...
Puis, c’est au tour de la France
d’emboîter le pas avec le jeune
Yves Montand qui, en 1950,
enregistre «Cornet de frites».
Un homme fauché se souvient
du bon temps où il pouvait se
régaler d’une bonne frite avec
sa copine. Le fritkot dévoile
son versant romantique et
mélancolique...
L’âge d’or
Dès les années 1970, la frite
ne cesse d’inspirer les mé-
lomanes! Le tube «Friet met
mayonaise» de Mike Vincent,
«Ik wil friet met mayonaise»
des légendaires Marlets, le
«Fritkot Blues» du Louvaniste
Big Bill, «Zonder bier, zonder
friet» par Anja Yelles, Jan De
Smet avec «Frituur, frituur,
frituur!», sans oublier, plus
tard encore, Valérie Lemercier
et son «Goûte mes frites»,
Edouardo et «Les frites de
Bruxelles», Bernard Debreyne
pour «La frite à Bébert»,
Les Brozeur bruxellois avec
«Aboule une fois une frite»,
Jean-Claude Salemi (créateur
de votre «Fritkot à monter»
en page 15 de ce journal) et
«L’amour en torpédo», ou
encore Thomas Dutronc avec
«Les frites bordel», Halve
Neuro et «Fritkot» et bien
entendu Jacques Brel (avec
«Jeff» ou «Chez Eugène» avec
Madeleine...) et Stromae et
son «Moules frites». Comme
pour les sauces ce n’est pas le
choix qui manque!
Oui, la frite chante...
Le fondateur de l’Unafri-Navefri, Lucien Decraeye, aimait rappeler que les frites chantent.
Le phénomène se produit lorsque les bâtonnets plongés dans la graisse remontent à sa
surface et s’entrechoquent. Un sifflement est alors audible, un brin monotone, mais plein de
promesses!
De Maestro van de friet
November 2014. Stromae wordt tot Ridder geslagen in de Nationale Orde van de Gulden Puntzak!
Navefri verleent hem deze titel als blijk van waardering voor het enthousiasme waarmee hij de
oorsprong van de frietkotcultuur verdedigt. Tijdens zijn concert in New York sprak hij duidelijke
taal: “It’s not French fries, it’s Belgian fries”.
Maestro de la Frite
Novembre 2014. Stromae est fait Chevalier de l’Ordre National du Cornet d’Or! L’Unafri lui
attribue ce titre pour le remercier de l’enthousiasme avec lequel il défend, de par le monde,
l’origine bien belge de notre Culture Fritkot. En concert à New York, notre artiste avait lancé: «It’s
not French fries, it’s Belgian fries».
Der Maestro der Fritten
November 2014. Stromae wird zum Ritter im Nationalen Orden der Goldenen Frittentüte
geschlagen! Navefri verleiht ihm diesen Titel als Zeichen der Anerkennung für die Begeisterung
mit der er die Herkunft der Frittenbudenkultur verteidigt hat. Während eines Konzerts in New York
fand er deutliche Worte: „It’s not French fries, it’s Belgian fries“.
«Lesfrites,c’esttoujoursunpeulafête,unmomentspécial»
- Romain -
En 2007, les Poulycroc, groupe punk-rock folklorique né à
Lessines, gravent les frites dans le CD, avec leur album: «Dédé
la Frite».
2007 brachte die folkloristische Punk-Rock-Band „Les
Poulycrocs“ aus Lessines die CD „Dédé la Frite“ heraus.
In 2007 lanceert de folkloristische punk-rock groep ‘Les
Poulycrocs’ uit Lessines de CD ‘Dédé la Frite’.
“Warmeensmaakvollehaptijdensdekouderewintersedagen.
Openluchtsnackmeteenfrissepinttijdensdezomer”
- Norbert -
D
ie menschliche Fritten-
musik ist da abwechs-
lungsreicher. Das älteste
Frittenlied stammt aus dem
Jahre 1936 und heißt „Là où
il y a des frites“ (Dort wo es
Fritten gibt). Der Sänger war
ein gewisser Monty, der an-
sonsten unbekannt geblieben
ist. „Là où il y a des frites“ ist
ein wahres Feierlied. Fritten
sind für alle ein Fest und dabei
wird Rotwein getrunken. Es
gibt mehrere Aufnahmen
(siehe weiter unten). Ein sehr
sympathische Fassung sang
Georgette Plana 1958. Aber
die fröhlichste Fassung ist ge-
wiss die von Rogers aus dem
Jahre 1966 im Stil der Pariser
Musette mit einem mitreißen-
den Akkordeon.
Aus der belgischen
Musikküche
Belgien folgte schnell. Das ers-
te Frittenlied, etwas plump nur
„Patat-friet“ genannt, wurde
1949 von Bob Scholte gesun-
gen. Der Text ist nicht gerade
überwältigend. Ein Mann
heiratet das Mädchen der Frit-
tenbude. Sie bekommen eine
Tochter. Diese übernimmt das
Handwerk ihrer Mutter. Sonst
hat er nichts zu erzählen...
typisch belgisch!
1950 war Frankreich wieder
da, wo kein Geringerer als der
junge Yves Montand „Cornet
de frites“ aufnahm. Es han-
delt sich um einen Mann, der
gegenüber einer Frittenbude
steht, aber zu arm ist, sich
Fritten zu leisten. Er erinnert
sich an bessere Zeiten, als er
mit seiner verlorenen Liebsten
eine Frittentüte teilte. Roman-
tik und Melancholie an der
Frittenbude!
Die goldene Ära
In den Siebzigerjahren beginnt
de goldene Ära der Frittenmu-
sik, die bis heute anhält. Es
Wenn Fritten singen...
kamen Mike Vincent mit sei-
nem Hit „Friet met mayonai-
se“, die unsterblichen Marlets
mit „Ik wil friet met mayonai-
se“, der Löwener Bluessän-
ger Big Bill mit den „Frietkot
Blues“ und Anja Yelles mit
„Zonder bier, zonder friet“. Jan
De Smet sang „Frituur, fritu-
ur, frituur!“, Valérie Lemercier
sang das Trostlied „Goûte mes
frites“, Edouardo das lusti-
ge „Les frites de Bruxelles“,
Bernard Debreyne das melan-
cholische „La frite à Bébert“,
die Brüsseler Les Brozeurs
sangen „Aboule une fois une
frite“, Jean-Claude Salémi
(Schöpfer Ihrer „Selbstbaufrit-
tenbude“ am Ende dieses
Bulletins) sang „L’amour en
torpédo“. Dann kamen noch
Thomas Dutronc mit „Les
frites bordel“, Halve Neuro
mit „Frietkot“ und natürlich
Jacques Brel (mit Jeff oder mit
Madeleine) und Stromae mit
„Moules frites“. Es gibt genü-
Lucien Decraeye, Gründer von Navefri-Unafri, sagte es oft: „Lauscht den Fritten… sie singen!“ Nachdem die
rohen Kartoffelstäbchen im heißen Fett geschwommen haben, treiben sie nach oben und beginnen zischend
zu singen. Eine im ersten Augenblick etwas eintönig anmutende jedoch äußerst vielversprechende Melodie!
gend Auswahl. Auch die drei
Mädchen von Opium sollten
wir nicht vergessen, die mit
„Bak ze goed“ die erotischen
Aspekte der Frittenbude
entdeckten. Jetzt schnell die
Kopfhörer aufsetzen.
D
e menselijke frietmuziek
is meer gevarieerd. Het
oudste frietlied stamt uit
1936 en heet ‘Là où il y a des
frites’. De Franse zanger was
Monty, die verder obscuur
gebleven is. ‘Là où il y a des
frites’ is een echt gezellig-
heidslied. De frieten zijn voor
iedereen een feest en er wordt
rode wijn bij gedronken. Er be-
staan meerdere opnames (zie
onder). Een heel sympathieke
versie zong Georgette Plana
in 1958. Maar de vrolijkste is
zeker die van Rogers uit 1966
in de stijl Paris-musette, met
een vinnige accordeon.
Uit de Belgische
muziekkeuken
België volgde spoedig. Het
eerste frietlied, plompverlo-
ren ‘Patat-friet’ getiteld, werd
in 1949 gezongen door Bob
Scholte. De tekst heeft niet
veel om het lijf. Een man trouwt
met het meisje van de frituur.
Ze krijgen een dochter. Die
neemt de stiel van haar moe-
der over. Verder heeft hij niets
te melden … typisch Belgisch!
In 1950 was het weer de beurt
aan Frankrijk, waar niemand
minder dan de jonge Yves
Montand in 1950 ‘Cornet de fri-
tes’ opnam. Het gaat over een
man die tegenover een friet-
kraam staat maar zelfs te arm
is om friet te kopen. Hij denkt
terug aan betere tijden, toen hij
met zijn verloren geliefde een
zakje friet deelde. Romantiek
en melancholie aan het frietkot!
De Gouden Tijd
In de jaren 1970 begint de
Gouden Tijd van de frietmu-
ziek, die nog steeds voort-
duurt. We kregen Mike Vincent
met zijn hit ‘Friet met mayo-
naise’, de onsterfelijke Marlets
met ‘Ik wil friet met mayonai-
se’, de Leuvense blueszanger
Big Bill met de ‘Fritkot Blues’
en Anja Yelles met ‘Zonder
bier, zonder friet’. Jan De Smet
zong ‘Frituur, frituur, frituur!’,
Valérie Lemercier zong het
Als de frieten zingen …
troostende ‘Goûte mes frites’,
Edouardo het grappige ‘Les
frites de Bruxelles’, Bernard
Debreyne het melancholische
‘La frite à Bébert’, de Brussel-
se Les Brozeur zongen ‘Aboule
une fois une frite’, Jean-Clau-
de Salémi (ontwerper van
de zelfbouwfrituur achteraan
deze krant) zong ‘L’amour en
torpédo’. Dan kregen we nog
Thomas Dutronc met ‘Les
frites bordel’, Halve Neuro met
‘Fritkot’ en uiteraard Jacques
Brell (met Jeff of met Madelei-
ne) en Stromae met ‘Moules
frites’. Er is keus te over. Ver-
geten we ook de drie meisjes
van Opium niet, die met ‘Bak
ze goed’ de erotische kant van
de frituur ontdekten. Nu maar
gauw de koptelefoon opgezet.
Lucien Decraeye, stichter van Navefri-Unafri, zei het vaak: “Luister naar de frieten … ze
zingen!” Nadat de rauwe aardappelstaafjes in het hete vet hebben gezwommen, komen ze
naar boven drijven en beginnen ze sissend te zingen. Een op het eerste gehoor wat eento-
nige melodie maar oh zo veelbelovend!
”Iedereen,zoweljongalsoud,
iserverzotop”
- Maria -
FRIETMUZIEK • MUSIQUE FRITE • FRITTEN MUSIK

8. 14
Bouw je eigen frietkot!
Deze zelfbouwfrituur wordt u aangeboden door ontwerper Salemi.
Kleef dit blad op licht karton en volg de instructies. Veel knip-, plak- en smulplezier!
Votre fritkot à monter!
L’illustrateur Salemi vous offre cette création frituresque! Collez cette page sur un papier
cartonné. Équipez-vous d’une paire de ciseaux et de colle blanche. Suivez les instructions.
Bon amusement et bonnes frites!
Bauen Sie Ihre eigene frittieren!
Dieses DIY Frittieren wird von Designer Salemi präsentiert. Fügen Sie diesen Bogen an
Bord und folgen Sie den Anweisungen. Viele Ausschneiden, Einfügen und Gourmet-Vergnü-
gen!
FRIETKOTCULTUUR • CULTURE FRITKOT • FRITTENBUDENKULTUR
Lectures recommandées
Encyclopedie van de friet
En 1996, Paul Ilegems publiait le livre «De Frietkotcultuur», désormais reconnue en
Belgique patrimoine immatériel. Un visionnaire? L’ancien professeur à la Konin-
klijke Academie voor Schone Kunsten d’Anvers est un passionné du fritkot dans
toutes ses dimensions. Dès 1981, il avait publié l’ode poétique au fritkot: «Frieten
bakken». Entre autres, il a encore écrit en 2014 la première «Encyclopedie van de
friet», ouvrage érudit sur l’univers où est plongé notre bâtonnet de patate frit.
Lieux frituresques
Frietmusea
Frittoreske Museen
• Frietmuseum: Vlamingstraat
33, 8000 Brugge;
www.frietmuseum.be.
• Micro Musée de la Frite
de Home Frit’ Home:
rue des Alliés 242,
1190 Bruxelles;
www.homefrithome.be.
• Musée et Bibliothèque
de la Gourmandise:
chaussée Freddy
Terwagne 132a,
4480 Hermalle-sous-Huy;
www.musee-gourmandise.be.
Hugues Henry:
«Carrément frites».
2012, 144 p.,
Renaissance du Livre.
Ils soutiennent la Culture Fritkot | Ook zij steunen de Frietkotcultuur | Auch sie unterstützen die Frittenbudenkultur
Deaardappel
vanbijons
VAN ONZE GELIEFDE
FRIETKOTCULTUUR
Snackblad Neo
Aanbevolen lectuur
Encyclopedie van de friet
Reeds in 1996 publiceerde Paul Ilegems het boek ‘De Frietkotcultuur’. Hiermee
was hij zijn tijd ver vooruit want pas 20 jaar later volgde de officiële erkenning
van dit cultuurfenomeen. Als Professor Emeritus aan de Koninklijke Academie
voor Schone Kunsten te Antwerpen is hij een verwoede verzamelaar van frietkot-
kunst in al haar vormen. Reeds in 1981 bracht hij een poëtische ode aan de friet
met ‘Frieten bakken’ en in 2014 zorgde hij voor de eerste ‘Encyclopedie van de
friet’, een uitgebreide analyse van het frietuniversum.
Empfohlene Lektüre
Frittenenzyklopädie
Schon 1996 veröffentlichte Paul Ilegems das Buch „De Frietkotcultuur“ (Die Frit-
tenbudenkultur). Damit war er seiner Zeit weit voraus, denn erst 20 Jahre später
folgte die offizielle Anerkennung dieses kulturellen Phänomens. Als Professor
Emeritus an der Königlichen Akademie der Schönen Künste in Antwerpen ist er
ein unermüdlicher Sammler von Frittenbudenkunst in allen ihren Formen. Schon
1981 schrieb er eine poetische Ode an die Fritte mit „Frieten bakken“ (Frittieren)
und 2014 kam dank ihm die erste „Encyclopedie van de friet“ (Enzyklopädie der
Fritte), eine umfangreiche Analyse des Frittenuniversums.
De Frietkot-gazette du Fritkot - Edit.Resp./Verantw. uitgever: Bernard Lefèvre, vzw Navefri-Unafri asbl Schillekensberg 21, 3460 Bekkevoort /
Redactiecoördinator/Coordination: Hugues Henry / Prod.: Rik Vyncke / Redac.: Chantal Bisschop (CAG), Nicole Hanot, Hugues Henry, Paul Ilegems, Bernard
Lefèvre / Photos/foto’s: Eddie Cooremans, Frietmuseum, Hugues Henry, Home Frit’ Home, Gillis Houben, Paul Ilegems, La Maison Tournaisienne, Unafri /
Lay-out: Publi-Style graphics Sabine Ketels / Druk-Impression: Printing Partners Brussels nv. / Distr.: Crazy Snacks, Horeca Van Zon, Resto-Frit.
Alle rechten van vertaling, aanpassing of reproductie onder eender welke vorm zijn voorbehouden voor alle landen / Tous droits de traduction, d’adaptation et de
reproduction réservés pour tous pays./ Alle Rechte der Übersetzung, die Bearbeitung und Wiedergabe für alle Länder vorbehalten.
Paul Ilegems: „Encyclopedie van de friet“. 2014, 240 p., Artus Uitgevers.
Carrément Frites
Le premier grand livre francophone sur
la frite. Nous le devons au Tournaisien
d’origine Hugues Henry. Journaliste
tout-terrain, il s’est pris de passion
pour la «baguette dorée» jusqu’à créer,
fin des années 1990, le site web
Frites.be, dédié à notre spécialité.
Il est également le créateur, avec
Chantal Vanhoebrock, du Micro Musée
de la Frite de Home Frit’ Home à
Bruxelles, ouvert gratuitement chaque
premier week-end du mois, pour
l’écouter conter 1001 histoires sur
notre spécialité.
Carrément Frites
Het eerste Franstalige referentieboek
over de friet is van de hand van de
Doornikse Hugues Henri. De allround
journalist is gepassioneerd door het
‘goudgele staafje’ en lanceerde eind
jaren 1990 de website Frites.be. Sa-
men met Chantal Vanhoebrock stichtte
hij het Micro Museum Home Frit’Home
te Brussel, waar hij de bezoeker met
1001 frietverhalen ontvangt. Elk eerste
weekend van de maand gratis te
bezoeken.
Carrément Frites
Das erste Referenzbuch in französi-
scher Sprache über Fritten, geschrie-
ben von Hugues Henri aus Tournai.
Von den „goldgelben Stäbchen“
begeistert, veröffentlichte dieser
Allroundjournalist Ende der 90er-Jahre
die Website „Frites.be“. Gemeinsam
mit Chantal Vanhoebrock gründete
er das Mikromuse-
um Home Frit’Home
in Brüssel, wo er die
Besucher mit Geschich-
ten über 1001 Fritten
empfängt. Kostenloser
Eintritt jedes erste Wo-
chenende des Monats.

9. 16
MINI-GAZETTE
Frietkotarchitectuur
Aan auteur Paul Ilegems danken we volgende typologie van frietkoten.
• Het baraktype: uit min of meer toevallig bijeengebrachte materialen
• De busfrituur: in Wallonië ook ‘wagon friterie/friture’ genoemd
• De frietcaravan: een voorloper van de foodtruck?
• De chaletfrituur: ziet eruit als een keurig weekendhuisje
• De frituurwagen: afstammeling van de kermiskramen
• De frietannex: aanleunend bij een grotere constructie
• De binnenfrituur: gevestigd in een rijhuis
Le fritkot, un ouvrage d’art
L’auteur Paul Ilegems a établi une typologie des fritkots. Extraits.
• La baraque à frites, faite de bric et de broc.
• La friterie bus, aussi appelée «wagon friterie/friture» en Wallonie.
• La friterie caravane, ancêtre du food truck?
• La friterie chalet, toute de bois vêtue.
• La friterie roulotte, en souvenir des forains.
• La friterie annexe, qui vient se greffer à un immeuble.
• La friterie en dur, installée dans un bâtiment à front de rue.
Frittenbudenarchitektur
Autor Paul Ilegems verdanken wir folgende Typologie der Frittenbuden.
• Der Barackentyp: aus mehr oder weniger zufällig zusammengeführten Materialien
• Die Busfrittenbude, in der Wallonie auch „wagon friterie/friture“ genannt
• Der Frittenwohnwagen: ein Vorläufer des Foodtrucks?
• Die Chaletfrittenbude, die aussieht wie ein adrettes Wochenendhaus
• Der Frittenbudenwagen, Nachkomme der Kirmesbuden
• Die Anbaufrittenbude: Anbau bei einer größeren Konstruktion
• Die Innenfrittenbude: in einem Reihenhaus untergebracht
De friet is chic
De friet inspireert ook designers! In 2008 brengt stylist Jean-
Paul Lespagnard een collectie uit met het frietkot als thema.
Vier jaar later is het de beurt aan het duo Piece of Chic met
hun collectie ‘Magik Fritkot.
La frite, c’est chic
... et cela inspire! En 2008, le styliste Jean-Paul Lespagnard
crée une collection sur la thématique de la baraque à frites.
Quatre ans plus tard, c’est le duo Piece of Chic qui lance sa
collection «Magik Fritkot».
Die Fritte ist chic
Die Fritte inspiriert auch Designer! 2008 bringt der Stylist
Jean-Paul Lespagnard eine Kollektion mit dem Thema Frit-
tenbude heraus. Vier Jahre später ist das Duo Piece of Chic
mit ihrer Kollektion „Magik Fritkot“ an der Reihe.
Uit het stripalbum ‘Het
broze barakske/La baraque
brinquebalante’
(tekeningen: Pierre Boschmans;
tekst: Marie-Louise Van Dorst).
Extrait de la BD «Het broze
barakske / La baraque
brinquebalante»
(dessin: Pierre Boschmans;
texte: Marie-Louise Van Dorst).
Aus dem Comicalbum „Het
broze barakske / La baraque
brinquebalante“ (Zeichnungen:
Pierre Boschmans;
Text: Marie-Louise Van Dorst).
Wist u dat?
• 5.000 = het aantal frituren bij benadering in België
• 100 = het gemiddeld aantal porties friet dat een frituur dagelijks serveert
• 95% = het percentage van de Belgen dat minstens 1 keer per jaar naar de frituur gaat
• 2.262= de oppervlakte uitgedrukt in aantal voetbalvelden die nodig is om de Waalse frituren te
voorzien van frietaardappelen gedurende een jaar.
• 60% = het percentage Vlamingen dat wekelijks frieten eet
Le saviez-vous?
• 5.000 = le nombre approximatif de friteries en Belgique.
• 100 = le nombre moyen de paquets de frites vendus chaque jour par un frituriste.
• 95% = le pourcentage de Belges qui se rendent à la baraque à frites au moins une fois par an.
• 2.262 = le nombre de terrains de football nécessaires pour cultiver suffisamment de pommes
de terre pour fournir la Wallonie en frites pendant un an.
• 60% = le pourcentage de Flamands qui mangent des frites chaque semaine.
Schon gewusst?
• 5.000 = die geschätzte Anzahl Frittenbuden in Belgien
• 100 = durchschnittliche Anzahl Frittenportionen, die eine Frittenbude täglich serviert
• 95 % = Prozent der Belgier, die mindestens 1 Mal im Jahr eine Frittenbude aufsuchen
• 2.262 = die Oberfläche ausgedrückt in Anzahl Fußballfeldern,
um die wallonischen Frittenbuden während eines Jahres mit
Frittenkartoffeln zu versorgen.
• 2.262 = die Anzahl Fußballfelder, die notwendig ist, um Kar-
toffeln zu pflanzen, damit die Wallonie während eines Jahres
mit Fritten versorgt werden kann.
• 60 % = der Prozentsatz Flamen, die wöchentlich Fritten
essen
Pict.:GillisHouben