2. De volgende ochtend werd ik wakker om kwart voor
zes. De hele nacht had ik slecht geslapen, omdat ik
maar bleef woelen. De hele nacht bleef het geluid bij,
mijn hoofd stroomde vol, vol met vragen. Vragen die
ik nog niet kan beantwoorden.
3. Het piep-geluid bleef me bij, samen met wat de
tieners allemaal deden. Maar het raarste van
allemaal, was dat toen ik thuis kwam, was dat mijn
ouders niet boos waren. Ze gaven me geen preek,
stuurden mij niet naar boven. Het enige wat ze
deden, was kijken naar het achtuurjournaal, en wat
woorden mompelen.
4. Toen ben ik naar boven gegaan, begonnen aan mijn
huiswerk, in bad gegaan, en toen stond ik op het
punt naar bed te gaan, hoorde ik het weer. Het
piepgeluid. Weer bleef het een paar minuten lang
aanhouden, en weer hoorden ik tieners langs mijn
huis lopen, allemaal richting huis.
5. Snel strijk ik mijn pony glad en kijk of mijn haren
nog netjes in twee staarten zaten. Ik heb besloten om
maar eens wat anders te doen dan een staart of los.
Ik kijk of mijn make-up goed is aangebracht en ik
loop naar beneden.
6. Mam heeft al een boterham voor me gemaakt, en ze
kijkt me doordringend aan als ik mijn eerste hap
neem. Mijn ouders beginnen een gesprek en ik hou
me gedeisd. Ik heb wijs besloten om uit te gaan
zoeken wat dat piepgeluid betekent, en dat kan
alleen als ik me gedeisd hou.
7. Ik ga uitzoeken waarom dat piepgeluid er is,
waarom al die tieners dan het huis verlaten en
waarom mijn ouders gisteren zo gebiologeerd naar
de TV staarde. En vandaag ga ik na school de
bibliotheek bezoeken. Voor informatie over de stad
waar ik in woon, want ik heb het gevoel dat ik daar
moet zoeken.
8. Als ik net mijn boterham op heb, hoor ik de
schoolbus aanrijden. Snel gris ik mijn lunchtrommel,
zeg gedag tegen mijn ouders en verlaat het huis. Als
ik vandaag weer te laat zou komen, kan ik
vanmiddag niet naar de bibliotheek. Ik stap in en
laat me opgelucht op een bank vallen.
9. Rond half vier kom ik bij de bibliotheek aan. Al sinds
ik klein ben, kom ik hier geregeld. Maar ongeveer
twee jaar geleden, ging ik steeds minder naar de
bieb. Totdat ik helemaal niet meer ging. En dat vond
de bibliothecaresse erg jammer. Ze was als een tante
voor mij.
10. Ik ben dan ook erg benieuwd hoe ze zal gaan
reageren als ze meer weer ziet, na één jaar. Ik heb nu
al geen zin in de confrontatie met Natascha Middels.
De bibliothecaresse. Ik loop zwijgend het trapje op
en haal diep adem. Op hoop van zege. Dan duw ik
de deur open en stap naar binnen
11. Het eerste wat ik zie, is een lege hal, en dan hoor ik
Natascha. Ze roept iets, maar dat vervliegt me. Ik
draai me om naar de balie en ik zie dat ze haastig
overeind komt. In dat ene jaar ben ik heel erg
veranderd maar iemand zoals Natascha vergeet geen
mensen. Maakt niets uit hoe ze eruit zien.
12. Ze komt op me af, en slaat armen om me heen. Ik
haar gezicht een fractie van een seconde en ik zie
haar vertrouwde gezicht weer. De grote ogen, en de
langgerekte mond, die veel te groot lijkt voor een
vrouw als Natascha. Ze drukt mij tegen haar aan.
Opgelaten sla ik ook mijn armen om haar heen.
13. "Hallo, Natascha," kerm ik. Ze laat me los en bekijkt
me goed.
"Je ziet er goed uit, Luna Zanden. Maar verklaar me
eerst waarom je hier al bijna een heel jaar niet
geweest bent!" De uitdrukking op het gezicht van
Natascha verandert van genegenheid naar
ingehouden woede. Ik krimp in elkaar. Dit was te
verwachten!
14. "Nou, het spijt me heel erg, Natascha. Ik weet dat ik
beloofd had dat ik heel vaak zou komen, maar na
een tijdje kreeg ik het gewoon te druk met vrienden,
familie en natuurlijk school. Maar, hee, nu ben ik er
toch," zeg ik.
Natascha knikt en kijkt me vragen aan. Alsof ze
daarmee wilt zeggen, wat kom je hier dan doen?
15. "Ik ben hier, nu, op dit moment," hakkel ik. "Omdat
ik informatie voor school nodig heb. Iets wat ik niet
heb kunnen vinden op school. Informatie voor een
project over deze gemeenschap."
Tijdens school heb ik deze smoes verzonnen. Hoe
kan ik nou vertellen over het geluid en
merkwaardige gedrag van de tieners.
16. Natascha knikt, maar blijft desondanks gekwetst
kijken. Dit kan ik niet hebben, ze geeft me een enorm
schuldgevoel maar ik gooi het weg.
"Je zoekt dus informatie over NortonCity?
Dan moet je boven zijn, bij de studie- en
geschiedenisboeken. Boven op de tafel vind je een
lijst met tekens die aangeven welk onderwerp je
zoekt. Volgens mij moet je het teken van NortonCity
hebben."
17. Ik knik beleefd en draai me om naar de trap. Ik kan
langer oogcontact met Natascha niet meer hebben.
Onderweg bedenk ik me op wat voor soort titels ik
moet zoeken. Die tekens zijn wel handig maar ik
moet wel de juiste boeken vinden, en ik weet bijna
zeker dat er honderden boeken zijn over NortonCity,
tenslotte is dit de bibliotheek van NortonCity.
18. Boven aangekomen, loop ik gelijk naar de ruimte
waar alle boekenkasten staan. Beneden staan nog een
paar boekenkasten met boeken voor volwassenen en
kinderen, hier staan de boeken voor studenten en
leergierige mensen. Ik vraag me af waar ik moet
beginnen.
19. Ik loop naar de eerste boekenkast en bekijk de
bovenste plank. Ik zie een boek met daarop
NortonCity. Ik trek het boek van de plank en na één
blik op de voorkant, zet ik het terug. Boeken voor
toeristen, bah.
20. Na een kwartiertje een paar boekenkasten te bekeken
hebben, zak ik neer in een stoel. Eindelijk heb ik een
boek gevonden die voldoet aan de eisen. Een boek
over de geschiedenis van NortonCity. Hierin kan ik
wel wat vinden daarover. Opmerkelijk bevonden
gebeurtenissen.
21. Op het boek staat in krullerige, vergulde letters,
"NortonCity, een society vol perfectie". Dat wekt
mijn interesse. Want dat de mensen in Norton
perfect zijn en zich perfect gedragen, viel me al heel
erg op. En de voorkant en achterkant hebben het
boek uitgelegd. Dit is het boek wat ik zocht.
22. Ik neem plaats aan de studeertafel en sla het boek
open. Meteen valt me de vergeelde pagina`s op, met
de gerafelde randen. Alsof iemand moeite gedaan
had, om dit boek te verscheuren maar ook om zo
lang mogelijk te bewaren. Op de eerste bladzijde
staat een foto van een klein stadje, met een paar
hooggeplaatste mensen op de voorgrond. Daarachter
staat een grotere groep boeren in vuile vodden.
23. De vrouwen met grote rokken keken op de foto
hooghartig en de mannen met de dure pakken
staarden geniepig op de foto. De boeren maakten een
verdwaasde indruk en ze leken wel gehypnotiseerd.
Dan sla ik de pagina om. Op die pagina staat niets
behalve "I-P". Verbaasd sla ik de pagina om en dan
verschijnen er grote teksten voor mijn neus.
24. Ik probeer alles overzichtelijk te lezen, maar het is
gewoonweg te veel. En als ik de oorzaak van het
geluid. Maar ik word niets wijzer. Ik besluit bijna om
het boek terug te zetten en verder te zoeken, als ik
een interessante tekst tegen kom.
Vluchtig lees ik de tekst en mijn ogen worden groot
van ongeloof en onbegrip.
25. "Al eeuwen lang regeren de imunisten over NortonCity.
Zij hebben de stad grootgebracht tot wat het nu is. Ze
hadden grootse plannen. Ze zouden een belangrijke
handelsfunctie krijgen. Ze zouden een belangrijk punt
in de streek worden. Maar door de komst van hen,
verging alles tot as. Zij, die het ras onzuiver maakte,
behoorden tot Satan`s leger. Hun taak is om zuiver
bloed te bezoedelen. Hun taak is om iedereen die God`s
geluk genoot uit te roeien. Hun plan lukte totdat de
imunist Matthew Alours het juiste beschermmiddel
vond. De Norton society was gered. Maar zij gingen niet
weg. De pallisten bleven."
26. Een strenge winter was aangebroken, en voerde
families terug in hun huizen. Van regelrechte hokken
tot herenhuizen. Elke familie zocht warmte en liefde
bij de haard. En ook deze avond zaten 4 personen
rond een marmeren tafel vlak bij de haard die een
warme gloed verspreidde.
1783
27. De vier mannen waren druk in gesprek. Ze hadden
allemaal een duur pak aan, en het was duidelijk te
zien, dat de man aan het einde van de tafel het
meeste gezag had. Hij sprak zacht, en de andere
mannen luisterden aandachtig naar hem, en hielden
hun mond. Zijn blonde haren staken af tegen het
meubilair en zijn jas was nieuw.
28. Ze probeerden het probleem van NortonCity op te
lossen, maar tot nu toe was dat geen succes. Al
maanden hadden ze de ene manier na de andere
geprobeerd om het op te lossen, maar met weinig
succes. Ze begonnen de hoop op te geven terwijl het
probleem zich verspreidde als een zwarte vlek.
29. Ze hadden iets nodig, een middel, een oplossing.
Dan zouden ze niet meer hoeven te vrezen voor hun
kinderen, familie en hun eigen bloed. Al weken
waren de pallisten bezig. Ze waren voortgekomen
uit die 'monsters' en het werden er met de minuut
meer. Onrein waren ze, ze vernielden huizen,
vermoorden kinderen met heilig bloed maar weg
gingen ze niet.
30. De man die aan het einde van de tafel zat, sprak
zacht tegen zijn gasten.
"Mijn beste heren, al weken zijn ze bezig. Het loopt
nu enorm uit de hand. Ik heb jullie hier heen
gebracht om met mij de oplossingen te bespreken. Ik
zie niets anders dan het uitroeien van de pallisten,"
zei Jaques Seqouil, de hoogste heer van NortonCity,
en in het gesprek.
31. Onverwachts ging de deur open. Een man stapte
naar binnen met wallen onder zijn ogen.
Desalniettemin zag hij er opgetogen uit. Je kon direct
zien dat hij iemand was uit een lagere klasse. Zijn
kleren waren duidelijk versleten en gekreukt. Aan
zijn laarzen zaten stukken modder die hun sporen
achter lieten in het tapijt. In zijn hand hield hij iets
vast.
32. De vier mannen aan de tafel sloegen geen acht op
hem, het leek wel alsof ze hem niet eens zagen. Alsof
hij maar een verschijning was. Maar de man had
door dat ze hem negeerde en schoof de overgebleven
stoel naar achter en nam plaats erop. De mannen
hielden op met praten en keken de indringer aan.
Uiteindelijk nam Jaques het woord.
33. "Matthew Alours, wat heb jij hier te zoeken," sprak
hij vol minachting. Zijn ogen schoten vuur en zijn
mond was een onaangename streep. De man naast
Matthew Alours draaide zijn hoofd weg, alsof hij
besmettelijk was. De andere 2 mannen keken hem
nieuwsgierig aan. Wat voor soort man drong binnen
in een intiem gesprek en nam zonder iets te zeggen
plaats aan dezelfde tafel.
34. "Goedenavond, meneer Seqouil, ik weet dat ik hier
niet gewenst ben, maar ik hen groots nieuws.
Nieuws dat ik U liever persoonlijk kom brengen,
voordat het in verkeerde handen zou vallen," sprak
Matthew Alours. Hij keek recht in de ogen van
Jaques en sloeg geen acht op de andere 3 mannen.
De man schuin tegen over Matthew Alours ademde
sissend uit.
35. "Het zou natuurlijk weer iets zijn voor die verdomde
pallisten om onschuldige mensen aan te vallen
zolang het maar in hun voordeel werkt," zei de man
rechts van Jaques Seqouil.
"Connor, mijn beste man, ik weet wat die pallisten
zouden doen, maar dat geeft Alours het recht niet
om hier gewoon binnen te komen, zonder respect
voor mij, de landheer of een van mijn waardige
gasten," sprak Jaques kil.
36. Connor schudde zachtjes zijn hoofd en keek naar de
man tegenover hem. Die weigerde nog steeds
Matthew Alours aan te kijken. Opeens begon de man
rechts van Connor te praten.
"Connor heeft gelijk, maar die man is het niet
waard," sprak hij met een Russisch accent.
"Ah, mijn beste Vikram, jij denkt beter te weten dan
ik, wie het waard is en wie niet, maar vergeet niet
dat ik de familie Alours persoonlijk kende," sprak
Jaques.
37. "Maar, Heer, de enige reden dat ik U zo respectloos
onderbreek, is omdat ik een oplossing heb gevonden
voor Uw probleem met de pallisten. Na weken
research te hebben gedaan, was ik tot een conclusie
gekomen. Uitroeien heeft weinig zin, ze
vermenigvuldigen zich te vaak. Maar er is een nog
een oplossing, ingewikkeld maar efficiënt. Zelfs in de
toekomst zal het werken. Dat kan ik U verzekeren,"
zei Matthew Alours.
38. Na dat gezegd te hebben, viel er een stilte. De vier
andere mannen keken hem vragend aan en zelfs
Jaques vergat dat Matthew van lagere klasse was en
toonde interesse. Matthew glimlachte en zei: "Ik heb
uitgevonden dat we de pallisten kunnen
beïnvloeden, door middel van een middeltje dat we
in hun bloed doen. Zo hebben wij volledige controle
over de pallisten en weten we meteen wie een pallist
is en wie een imunist."
39. "Onmogelijk, hoe wil je dat allemaal gaan regelen,"
viel de man naast Matthew Alours uit. Geschokt
keken Jaques en Vikram naar de man. Connor keek
nog steeds naar Matthew. "Echt waar?" fluisterde hij.
Matthew knikte en de man naast Matthew sloeg met
zijn vuist op tafel. "Ik weet niet wat jij denkt, Raivon,
maar ik wil graag mijn tafel heel houden," siste
Jaques. Raivon, de man naast Matthew leek verrast
maar ook boos.
40. "We kunnen het proberen," bracht Vikram uit en
Connor knikte. Jaques wreef met zijn hand over zijn kin
en dacht diep na. Raivon leek als enige kwaad en zijn
bedenkingen te hebben bij de oplossing van Matthew.
"We kunnen het proberen, ik weet dat Matthew een
man van zijn woord is, zijn familie wellicht niet, maar
hij wel. Ook is hij een bevoegd wetenschapper.
Matthew, laat ons morgen maar zien wat je oplossing
inhoudt," zei Jaques hartelijk. Van zijn afgunst naar
Matthew was niets meer te merken.
41. Connor stond op, en zei: "Meneer Seqouil, ik stel
voor om nu te gaan. Laat is het nog niet. Hoe eerder
we de juiste oplossing hebben, des te beter." Zijn
ogen fonkelden en Jaques keek ongemakkelijk.
Vikram liet duidelijk weten wat hij ervan vond en
knikte heftig. Raivon had zijn armen over elkaar
geslagen en keek nors.
42. Jaques beet op zijn lip. s`Avonds waren de pallisten in
hun element en brachten reine zielen naar de duivel. Hij
wilde niet weg gaan, zijn vrouw en kinderen alleen
laten. Hij wist wel zeker dat ze zouden toeslaan als hij
even weg was.
Hij schudde zijn hoofd, en bleef zitten. Daarop liep
Connor de kamer uit en Vikram keek moeilijk naar het
vuur. Matthew geloofde dat zijn werk hier was gedaan
en stond ook op. De drie mannen waren in gedachten
verzonken en sloegen geen acht meer op Matthew, die
de kamer uit sloop met een opgewekt gevoel.
43. Zuchtend doe ik het boek dicht. Veel wijzer word ik
niet uit het stuk tekst, maar het wekt wel
vraagtekens op. Matthew Alours, die naam ken ik
ergens van. Peinzend staar ik uit het raam. Dan weet
ik het, de familie Alours, zij moeten de
afstammelingen van Matthew Alours zijn. Hij deed
blijkbaar een grote ontdekking en waarschijnlijk is
hij daardoor beroemd, rijk en geliefd geworden.
2009
44. Vooral als je ziet hoe de Alours familie vandaag de
dag leeft. In het grootste landhuis, met veel spullen
om zich heen die duidelijk veel geld gekost hebben.
Maar de familie zelf heb ik nog nooit ontmoet. Ik
weet dat het een getrouwd stel is, James en Kathy
Alours. En volgens mij hebben ze ook nog een zoon,
maar die heb ik nog nooit gezien.
45. Waarschijnlijk zit hij op een of andere dure internaat
ver weg van NortonCity. Gelukkig dat ik hem nog
nooit gezien heb, ik wil wedden dat de arrogantie en
hooghartigheid van hem afstralen en hem egoïstisch
zullen maken. Verbitterd zet ik het boek terug maar
halverwege bedenk ik me. Als ik het boek meeneem,
kan ik het thuis bestuderen en eventueel internet
raadplegen.
46. Ik moet weten wat die tekst betekent. Ik loop naar
beneden naar Natascha en leg zwijgend het boek op
de balie. “Wil je die lenen?” zegt ze terwijl ze het
boek in zich opneemt. Ik knik en neem aanstalten om
mijn pasje te pakken. Maar ze is me te snel af. Ze tikt
mijn naam in het ledenbestand en zorgt ervoor dat ik
de verantwoordelijkheid krijg over het boek
gedurende zoveel dagen.
47. `Veel plezier,” zegt ze en ze trekt een gezicht. Ik voel
woede opborrelen. Waaraan heb ik dit verdiend,
waarom doet ze zo? Ik graai het boek van de tafel en
loop hooghartig de bibliotheek uit.
48. s`Avonds zit ik op de bank. Ik heb me gedoucht,
omgekleed, gegeten en andere onbelangrijke dingen.
Mijn haren hangen rond mijn gezicht en ik heb mijn
vrolijke kleren verwisseld voor een trui en een
donkere spijkerbroek. Dan sta ik op van de bank. Ik
heb een heel plan uitgedacht.
49. Omdat ik te nieuwsgierig ben, ga ik deze keer op
zoek naar waar het geluid vandaan komt. Ik ga dit
op de bodem uitzoeken. Ik draaf het huis uit, zonder
de deur op slot te doen. Ik weet dat het nu kwart
voor acht is, als mijn vermoedens juist zijn, moet het
geluid dadelijk komen. Ik loop naar het park, en ga
naar de plek waar ik voor het laatst het geluid heb
gehoord.
50. Ik stop en kijk vragend om me heen. Wat nu? Ik
maak aanstalten om weg te lopen, na vele minuten,
als het geluid er weer is. Ik spits mijn oren, en loop
behoedzaam op het geluid af. Kom op, deze keer ga
ik het ontrafelen.
Ik loop, en ik loop, maar geluid is te kort, om het
helemaal te volgen.
51. “Bah,” vloek ik. “En nu?” vraag ik mezelf hardop af.
Ik neem de omgeving in mij op en probeer te
ontdekken waar het mogelijk vandaan komt.
Langzaam neem ik een stap in de richting die naar
mijn gevoel klopt. Ik bal mijn vuisten. “God, waarom
blijft dat geluid niet aanhouden?” gil ik. Ik begin
nijdig te worden. Normaal doe ik niet zo, maar nu, ik
had me er een beetje op verheugd, maar niets!
52. Dan zegt mijn intuïtie me waar ik heen moet. Ik bijt
op mijn lip, maar waarom? Mijn intuïtie heeft het
toch altijd goed, toch? Dan neem ik toch die stap en
loop de kant op wat naar mijn gevoel de juiste kant
is.
53. Na aanhoudend dezelfde kant te hebben uitgelopen,
stuit ik op een kleine heuvel. Zo klein dat het net een
bult is. Een ondergronds tunneltje, maar dan
andersom. Geïnteresseerd bekijk ik het heuveltje. Die
heb ik nog nooit gezien, hoewel ik mijn hele leven in
NortonCity woon. Dan merk ik, geschokt, deze
heuvel is aangelegd.
54. Waarschijnlijk om iets te verbergen of om aan het
oog te onttrekken, gok ik. De heuvel is ‘bekleed’
door bomen, donkere grote bomen. Ik loop omhoog,
me (soms) optrekkend aan de laaghangende takken.
Dan zie ik opeens iets glinsteren in het licht van de
maan. Ik knijp mijn ogen samen en tuur naar de
glinstering.
55. Ik klim nog meer omhoog, en reik naar een tak. Ik
pak hem vast en trek hem weg. Dan verstijf ik. Voor
mij is plotseling een enorm gebouw opgedoemd. Hij
is helemaal grijs met ramen die het maanlicht
weerspiegelen. Er brandt geen enkel licht en het
gebouw ziet er donker uit. Rond het gebouw ligt een
muur. Maar de muur is niet hoog genoeg om het
gebouw te laten verbergen.
56. Mijn mond zakt open, en onwillekeurig moet ik
grijnzen. Dus ze verbergen hier inderdaad iets. Ik wil
naar voren lopen, als ik een takje hoor breken, en dat
komt zeker niet door mij. Spichtig kijk ik om me
heen, en loop soepel naar de bomen. Ik maak me
klein en verken de omgeving.
57. Iemand is hier, dat voel ik. Dan, plotseling
onverwacht, voel ik een hand op mijn schouder. Ik
schrik en draai me snel om. Ik kom overeind, maar
halverwege breek ik die beweging af. Ik kijk in de
ogen van iemand waarvan ik het totaal niet
verwachte.