1. Architectuur Tijdens de Renaissance worden niet alleen de kerken en openbare gebouwen gebouwd, maar ook woonhuizen van rijkere mensen. De inspiratie wordt gehaald uit de Klassieke Oudheid. De Tempietto van Bramante is hét voorbeeld van Renaissance bouwkunst. De architect heeft gestreefd naar harmonische maatverhoudingen De Gulden Snede is toegepast A : B = B : ( A + B ) Er is centraalbouw toegepast Er is een symmetrische vorm gebruikt.
2. De Palazzo (= een stadspaleis of een groot herenhuis) is een duidelijk voorbeeld van een vroege renaissancearchitectuur. Kenmerkend zijn: Het is een ‘gesloten’ gebouw (de muren zien er zwaar uit en er zijn weinig raampartijen) De stenen zijn van een groot formaat. (deze natuurstenen blokken noemen we rustica ) Er is een horizontale lijnvoering. Deze lijnen geven aan waar de nieuwe etage begint De etages op de begane grond zijn vaak wat fijner en ‘kleiner’ uitgewerkt dan de hoger gelegen etages. De gebouwen zijn voorzien van klassieke elementen. Zoals in dit voorbeeld de kroonlijst Er werd ook veel gebruik gemaakt van pilasters en zuilen , die per etage verschilden van stijl (Dorisch, Ionisch en Korintisch)
3. Een mooi voorbeeld van symmetrische architectuur is Villa Rotonda ontworpen door de architect Palladio. Ook dit gebouw bevat veel klassieke elementen, maar wat met name opvalt is dat de voorgevel gelijk is aan de zijgevels en achtergevel.
4. Tijdens de Renaissance wilden de stadstaten alles zo groot en zo mooi mogelijk hebben. In ieder geval mooier en groter dan de gebouwen van de buur-staten. Een groot probleem was het overspannen van een grote ruimte. In de Klassieke Oudheid werden er al koepels toegepast, maar wanneer deze te groot waren, konden deze niet helemaal afgesloten zijn. (denk maar aan het Pantheon in Rome) Tijdens de renaissance plaatste men een ‘lantaarn’ op de koepel ter afsluiting. Bij de Duomo van Florence was er nog een ander probleem. Buurstad Sienna had een hele grote koepel op de Dom staan. Florence moest dus een grotere koepel construeren. Om het instorten van het gehele gebouw te voorkomen, bedacht de archtitect Brunelleschi een nieuwe bouwmethode. Een ‘dubbele koepel’ om de druk over de muren beter te geleiden. Tegenwoordig kun je aan de ‘binnenkant’ van de koepel omhoog klimmen.
5. Beeldhouwkunst Tijdens de Renaissance werden er veelal beelden gemaakt van religieuze en mythologische voorstellingen. Veelal wilden de kunstenaars laten zien ‘hoe goed ze waren’ in bijv. het weergeven van de anatomie. Het laten zien dat je kennis hebt over hoe de mens anatomisch in elkaar zit.
6. Tijdens de Renaissance kon met voor het eerst sinds de Klassieke Oudheid weer rondom de beelden lopen. (de beelden waren weer vrijstaand) Op grafmonumenten, doopvonten en kerkdeuren werden vaak reliëfs geplaatst. Beroemd zijn de deuren van het baptisterium van Lorenzo Ghiberty en Andrea Pisano.
7. De deuren gemaakt door Andrea Pisano (1330 – 1334) beelden een religieus onderwerp uit. (in dit geval het doopsel van Jesus door Johannes) De rest van de omgeving is ondergeschikt aan het onderwerp. Opvallend is dat de voorstelling zich afspeelt in een decoratief kader.
8. De deuren van Lorenzo Ghiberty (1452) zijn veel gedetailleerder dan de deuren van Pisano. Er is aandacht besteed aan de achtergrond, die bovendien in een kloppend perspectief is uitgevoerd. Het verhaal is gemaakt in een vierkant kader, de versieringen zitten tussen de kaders in.