2. Discussie
Hoe laat ging je vroeger slapen?
Wat stond er vroeger in jouw slaapkamer?
Waarnaar keek je vroeger op tv?
Wat deed je vroeger in je vrije tijd?
Op wie was je vroeger verliefd?
3. Verwijzen naar een zin
-
Wat heeft Els aan Paolo verteld?
Dat Peter Italiaans gaat studeren.
Oh, heeft ze het hem verteld?
Ja, dat heeft ze hem verteld.
OPGELET!
1. dat accentueert
2. het staat nooit in het begin van een zin
3. Zinsstructuur:
Ze heeft het hem verteld.
Ze heeft hem dat verteld.
Ze heeft het aan hem verteld.
Ze heeft dat aan hem verteld.
4. Zoek het in de tekst!
1. Een papier dat je moet invullen = ...
2. Op een zeker moment = op een ... moment
3. Opeens bang worden door iets dat plotseling gebeurt
= ...
4. Je handtekening onder een brief of contract zetten =
...
5. De service = ...
6. Gebruiken =...
5. Zoek het in de tekst!
7. Ontslagen zijn = ...
8. De eerste hulp geven aan iemand die problemen
heeft = ...
9. Substantief van hopen = …
10.Iets onrealistisch vinden = ...
11.De reputatie = ...
12.Snel in iets kijken = …
6. Lopende acties
Bert was zonet aan het wandelen, toen hij voorbij de
post kwam.
Terwijl Els formulieren aan het invullen was, heeft hij
OPGELET!
veel gevraagd.
1. was / waren + aan het + infinitief
2. enkel bij echte acties
Hij was een boek aan het schrijven.
Hij was in bed aan het liggen.
7. Terwijl hij een boek aan het lezen was …
Wat gebeurde er toen?