SlideShare ist ein Scribd-Unternehmen logo
1 von 13
Welkom in de elfde les!
Wat is je favoriete seizoen?
Wat is het beste seizoen om jouw land te bezoeken?
Is wintersport er populair?
Ga jij soms skiën?
Of kun je misschien schaatsen?
Discussie
ATTENTIE!
1. imperatief zonder subject Jan, kom hier!
2. imperatief met jij of jullie Leen, blijf jij
zitten!
Blijven jullie daar,
meisjes!
3. infinitief Hier komen kinderen!
Infinitief Imperatief
Komen Kom!
Blijven Blijf!
Lezen Lees!
Weglopen Loop weg!
Zich haasten Haast je!
Zijn Wees!
Imperatief
1. Imperatief zonder subject
Kom hier! Haast je!
Loop niet weg! Wees stil!
2. Imperatief met subject
Jan, blijf jij zitten! Komt u binnen,
mevrouw! Blijven jullie daar, kinderen!
3. Infinitief (voor kinderen, dieren, politie)
Hier komen, kinderen! Niet met je
eten spelen!
Bevelen en verbieden
Kom! tegen kinderen en dieren
(politie)
streng bevel
Kom maar! belangrijk voor de ander
advies, aanmoediging, hulp
Kom eens (even)! belangrijk voor de spreker
vriendelijk bevel
Kom toch (alsjeblieft)! geïrriteerd
ongeduldig bevel
Kom toch maar eens even hier!
Quiz
1. Paolo komt bij je op bezoek. Hij heeft de griep. Hij heeft
vreselijke hoofdpijn maar hij wil niets nemen. Na een uur
heeft hij nog steeds hoofdpijn. Je zegt:
a. Neem eens een aspirientje!
b. Neem maar een aspirientje!
c. Neemt u een aspirientje!
d. Neem toch een aspirientje!
2. Je studeert Nederlands bij Groep T. Je zit in de cursus
van niveau 2; je bent in de klas en je wil iets vertellen. Je
zegt:
a. Luister!
b. Luister eens!
c. Luister maar!
d. Luisteren!
Quiz
3. Je kind wordt ’s nachts wakker. Het huilt en is bang. Je
zegt:
a. Wees niet bang!
b. Wees eens niet bang!
c. Wees maar niet bang!
d. Wees toch niet bang!
4. Er is telefoon voor je man. Hij is boven en je roept hem
maar hij reageert niet. Je roept nog een keer:
a. Kom hier!
b. Kom eens hier!
c. Kom maar hier!
d. Kom toch hier!
Quiz
5. Je vriend heeft al drie dagen erge buikpijn. Hij wil niet
naar de dokter. Je bent boos op hem. Je zegt:
a. Ga naar de dokter!
b. Ga jij eens naar de dokter!
c. Ga maar naar de dokter!
d. Ga toch naar de dokter!
6. Je steekt de straat over en het licht is rood. Er staat een
politieagent achter je die roept:
a. Sta maar stil!
b. Sta toch stil!
c. Sta eens stil!
d. Sta stil!
Quiz
7. Je bent in een museum en je ziet er een prachtig
schilderij van Picasso. Je roept je vriend:
a. Kom kijken!
b. Kom eens kijken!
c. Kom maar kijken!
d. Kom toch kijken!
8. Lisa, het kleine kind van de buren valt. Je wil haar
troosten. Je zegt:
a. Kom hier!
b. Hier komen!
c. Kom maar hier!
d. Kom toch hier!
Quiz
9. Je buren zijn met vakantie en jij zorgt voor hun hond.
Je komt in de woonkamer en je ziet hoe hij met zijn kop
in de koekendoos zit. Je roept:
a. Afblijven!
b. Blijf maar af!
c. Blijf toch af!
d. Blijf eens af!
10.Je zoontje is gevallen en zijn knie is kapot. Je zegt:
a. Hier komen!
b. Kom hier!
c. Kom maar hier!
d. Kom toch hier!
Je geeft hem een zoen en de pijn is vergeten.
- Hoe spel je dat? Hoe spelt u dat?
Kun je dat even spellen? Kunt u dat even spellen?
- Laat eens horen!
Vertel eens! Vertelt u eens!
Zeg het maar! Zegt u het maar!
- Wat scheelt er (met je)?
Wat is er (met je) aan de hand?
Bij de dokter
- Pas op!
Voorzichtig!
- Hoor eens! Hoort u eens!
Luister eens even! Luistert u eens even!
Je moet eens even luisteren. U moet eens even luisteren.
Bij de dokter
Haast je!
Anders komen we nog te laat…

Weitere ähnliche Inhalte

Ähnlich wie Elfde les

Ähnlich wie Elfde les (6)

Elfde les
Elfde lesElfde les
Elfde les
 
Zestiende les
Zestiende lesZestiende les
Zestiende les
 
Zestiende les
Zestiende lesZestiende les
Zestiende les
 
Zestiende les
Zestiende lesZestiende les
Zestiende les
 
Zestiende les
Zestiende lesZestiende les
Zestiende les
 
Les 18
Les 18   Les 18
Les 18
 

Mehr von svencerulus

Deel 11 les 1 (introductie en motivatie)
Deel 11 les 1 (introductie en motivatie)Deel 11 les 1 (introductie en motivatie)
Deel 11 les 1 (introductie en motivatie)
svencerulus
 
Deel 8 les 1 (actieve transfer)
Deel 8 les 1 (actieve transfer)Deel 8 les 1 (actieve transfer)
Deel 8 les 1 (actieve transfer)
svencerulus
 
Deel 7 les 1 (actieve transfer)
Deel 7 les 1 (actieve transfer)Deel 7 les 1 (actieve transfer)
Deel 7 les 1 (actieve transfer)
svencerulus
 
Deel 7 les 1 (introductie en motivatie)
Deel 7 les 1 (introductie en motivatie)Deel 7 les 1 (introductie en motivatie)
Deel 7 les 1 (introductie en motivatie)
svencerulus
 
Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)
Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)
Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)
svencerulus
 
Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)
Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)
Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)
svencerulus
 
Deel 6 les 2 (actieve transfer)
Deel 6 les 2 (actieve transfer)Deel 6 les 2 (actieve transfer)
Deel 6 les 2 (actieve transfer)
svencerulus
 
Deel 6 les 2 (actieve transfer)
Deel 6 les 2 (actieve transfer)Deel 6 les 2 (actieve transfer)
Deel 6 les 2 (actieve transfer)
svencerulus
 
Drieëntwintigste les
Drieëntwintigste lesDrieëntwintigste les
Drieëntwintigste les
svencerulus
 
Tweeëntwintigste les
Tweeëntwintigste lesTweeëntwintigste les
Tweeëntwintigste les
svencerulus
 
Deel 11 les 2 (introductie en motivatie)
Deel 11 les 2 (introductie en motivatie)Deel 11 les 2 (introductie en motivatie)
Deel 11 les 2 (introductie en motivatie)
svencerulus
 

Mehr von svencerulus (20)

Deel 11 les 1 (introductie en motivatie)
Deel 11 les 1 (introductie en motivatie)Deel 11 les 1 (introductie en motivatie)
Deel 11 les 1 (introductie en motivatie)
 
Deel 8 les 1 (actieve transfer)
Deel 8 les 1 (actieve transfer)Deel 8 les 1 (actieve transfer)
Deel 8 les 1 (actieve transfer)
 
Deel 7 les 1 (actieve transfer)
Deel 7 les 1 (actieve transfer)Deel 7 les 1 (actieve transfer)
Deel 7 les 1 (actieve transfer)
 
Deel 7 les 1 (introductie en motivatie)
Deel 7 les 1 (introductie en motivatie)Deel 7 les 1 (introductie en motivatie)
Deel 7 les 1 (introductie en motivatie)
 
Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)
Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)
Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)
 
Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)
Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)
Deel 6 les 3 (introductie en motivatie)
 
Deel 6 les 2 (actieve transfer)
Deel 6 les 2 (actieve transfer)Deel 6 les 2 (actieve transfer)
Deel 6 les 2 (actieve transfer)
 
Deel 6 les 2 (actieve transfer)
Deel 6 les 2 (actieve transfer)Deel 6 les 2 (actieve transfer)
Deel 6 les 2 (actieve transfer)
 
Deel 6 (soap)
Deel 6 (soap)Deel 6 (soap)
Deel 6 (soap)
 
Drieëntwintigste les
Drieëntwintigste lesDrieëntwintigste les
Drieëntwintigste les
 
Tweeëntwintigste les
Tweeëntwintigste lesTweeëntwintigste les
Tweeëntwintigste les
 
Twintigste les
Twintigste lesTwintigste les
Twintigste les
 
Deel 11 les 2 (introductie en motivatie)
Deel 11 les 2 (introductie en motivatie)Deel 11 les 2 (introductie en motivatie)
Deel 11 les 2 (introductie en motivatie)
 
Negentiende les
Negentiende lesNegentiende les
Negentiende les
 
Negentiende les
Negentiende lesNegentiende les
Negentiende les
 
Achttiende les
Achttiende lesAchttiende les
Achttiende les
 
Zeventiende les
Zeventiende lesZeventiende les
Zeventiende les
 
Zeventiende les
Zeventiende lesZeventiende les
Zeventiende les
 
Zeventiende les
Zeventiende lesZeventiende les
Zeventiende les
 
Zeventiende les
Zeventiende lesZeventiende les
Zeventiende les
 

Elfde les

  • 1. Welkom in de elfde les!
  • 2. Wat is je favoriete seizoen? Wat is het beste seizoen om jouw land te bezoeken? Is wintersport er populair? Ga jij soms skiën? Of kun je misschien schaatsen? Discussie
  • 3. ATTENTIE! 1. imperatief zonder subject Jan, kom hier! 2. imperatief met jij of jullie Leen, blijf jij zitten! Blijven jullie daar, meisjes! 3. infinitief Hier komen kinderen! Infinitief Imperatief Komen Kom! Blijven Blijf! Lezen Lees! Weglopen Loop weg! Zich haasten Haast je! Zijn Wees! Imperatief
  • 4. 1. Imperatief zonder subject Kom hier! Haast je! Loop niet weg! Wees stil! 2. Imperatief met subject Jan, blijf jij zitten! Komt u binnen, mevrouw! Blijven jullie daar, kinderen! 3. Infinitief (voor kinderen, dieren, politie) Hier komen, kinderen! Niet met je eten spelen! Bevelen en verbieden
  • 5. Kom! tegen kinderen en dieren (politie) streng bevel Kom maar! belangrijk voor de ander advies, aanmoediging, hulp Kom eens (even)! belangrijk voor de spreker vriendelijk bevel Kom toch (alsjeblieft)! geïrriteerd ongeduldig bevel Kom toch maar eens even hier!
  • 6. Quiz 1. Paolo komt bij je op bezoek. Hij heeft de griep. Hij heeft vreselijke hoofdpijn maar hij wil niets nemen. Na een uur heeft hij nog steeds hoofdpijn. Je zegt: a. Neem eens een aspirientje! b. Neem maar een aspirientje! c. Neemt u een aspirientje! d. Neem toch een aspirientje! 2. Je studeert Nederlands bij Groep T. Je zit in de cursus van niveau 2; je bent in de klas en je wil iets vertellen. Je zegt: a. Luister! b. Luister eens! c. Luister maar! d. Luisteren!
  • 7. Quiz 3. Je kind wordt ’s nachts wakker. Het huilt en is bang. Je zegt: a. Wees niet bang! b. Wees eens niet bang! c. Wees maar niet bang! d. Wees toch niet bang! 4. Er is telefoon voor je man. Hij is boven en je roept hem maar hij reageert niet. Je roept nog een keer: a. Kom hier! b. Kom eens hier! c. Kom maar hier! d. Kom toch hier!
  • 8. Quiz 5. Je vriend heeft al drie dagen erge buikpijn. Hij wil niet naar de dokter. Je bent boos op hem. Je zegt: a. Ga naar de dokter! b. Ga jij eens naar de dokter! c. Ga maar naar de dokter! d. Ga toch naar de dokter! 6. Je steekt de straat over en het licht is rood. Er staat een politieagent achter je die roept: a. Sta maar stil! b. Sta toch stil! c. Sta eens stil! d. Sta stil!
  • 9. Quiz 7. Je bent in een museum en je ziet er een prachtig schilderij van Picasso. Je roept je vriend: a. Kom kijken! b. Kom eens kijken! c. Kom maar kijken! d. Kom toch kijken! 8. Lisa, het kleine kind van de buren valt. Je wil haar troosten. Je zegt: a. Kom hier! b. Hier komen! c. Kom maar hier! d. Kom toch hier!
  • 10. Quiz 9. Je buren zijn met vakantie en jij zorgt voor hun hond. Je komt in de woonkamer en je ziet hoe hij met zijn kop in de koekendoos zit. Je roept: a. Afblijven! b. Blijf maar af! c. Blijf toch af! d. Blijf eens af! 10.Je zoontje is gevallen en zijn knie is kapot. Je zegt: a. Hier komen! b. Kom hier! c. Kom maar hier! d. Kom toch hier! Je geeft hem een zoen en de pijn is vergeten.
  • 11. - Hoe spel je dat? Hoe spelt u dat? Kun je dat even spellen? Kunt u dat even spellen? - Laat eens horen! Vertel eens! Vertelt u eens! Zeg het maar! Zegt u het maar! - Wat scheelt er (met je)? Wat is er (met je) aan de hand? Bij de dokter
  • 12. - Pas op! Voorzichtig! - Hoor eens! Hoort u eens! Luister eens even! Luistert u eens even! Je moet eens even luisteren. U moet eens even luisteren. Bij de dokter
  • 13. Haast je! Anders komen we nog te laat…