SlideShare ist ein Scribd-Unternehmen logo
1 von 697
		Les 1 Consumentengedrag:Theorie en Toepassingen
Consumentengedrag:Theorie en Toepassingen ,[object Object],Siegfried Dewitte, Luk Warlop, Guy Rombouts ,[object Object],Papers of hoofdstukken Paper per uur Slides  Geen handboek
[object Object],Mail en Toledo ,[object Object]
Plaats van het vak: Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen (Business school), Marketing, consumentengedragsgroep,[object Object]
The Intuition Trap Bv. Pampers 	- ontwikkeld omwille van 		- tijdsbesparing 		- gebruiksgemak    - faalde aanvankelijk in de markt 	- pas later, na onderzoek: 		- “happy babies”
The intuition trap We zijn allemaal consumenten, EN amateur-psychologen. Maar ons eigen individueel perspectief is beperkt.  Het is moeilijk om ons te verplaatsen in ‘de klant’, zeker voor managers in grote bedrijven Onderzoek Hoch (1988): marktonderzoekers voorspellen alledaags gedrag slechter dan de consumenten zelf. Hun eigen leef- en denkwereld is niet representatief.    Intuitieve verhalen zijn eenvoudig, unifactorieel, gedurfd. Gevaar voor ‘scenario thinking’ en ‘planning fallacy’.   Wetenschappelijke verhalen zijn complex en voorzichtig!
Wetenschap en marketingstrategie Goed marktonderzoek is belangrijk en nuttig Maar je hebt inferenties nodig Van de sample naar de populatie Van vandaag naar de toekomst Van de onderzoekscontext naar de realiteit Business Strategy betekent durven en risico nemen.
Wetenschap en marketingstrategie Inzicht in de wetenschap van het consumentengedrag dient als ACHTERGRONDKENNIS voor marketingbeslissingen Beslissingen over 4 ‘p’s Product Bvb. smaak Prijs Bvb. eerlijkheidsoverwegingen Plaats Bvb. contexteffecten Promotie Bvb. kwaliteitsperceptie
Wetenschap en marketingstrategie Intuïtie ‘ziet’ gemakkelijk correlaties, bv. tussen reclame en verkoop Opvallende ‘exemplars’ domineren besluitvorming ‘ziet’ gemakkelijk causatie waar enkel correlatie bestaat. Managers houden niet van onzekerheid Maar je kan die niet zomaar ‘wegdenken’  Wetenschappelijk inzicht nodig voor onzekerheidsreductie
Consumentenonderzoek vs marktonderzoek beschrijven		C		M voorspellen		c		M verklaren		C		m controleren		c		M CONTROLE vraagt nochtans verklaring! Louter predictie is gebaseerd op historische gegevens.
Relaties tussen alle betrokken partijen behavior Marketing organisaties Marketing strategie Public Policy Overheid Consumen-tengedrag Consumenten
Producten en diensten Marketing stimuli Consumenten  respons Affect (gevoelens) Gedrag (acties) Cognitie (gedachten)
Wetenschappelijk onderzoek naar consumentengedrag Vanuit de Economie 	Management Science (bedrijfskunde) Psychologie 	Cognitieve Psychologie (neuroscience) 	Sociale Psychologie (sociale) Antropologie
Leren en customer value (Guy Rombouts) Les 2 Wat leren consumenten?  Wat is een merknaam waard?  Waar letten consumenten op?
Doelen, motivatie, zelfcontrole  (S.Dewitte) Les 3 en 4 Wat veroorzaakt impulsaankopen? Hoe werken verleidingen?  Hoe werken doelen in op beslissingen?  Hoe helpen doelen tegen marketinginvloeden?  Hoe reguleren mensen zichzelf?  Hoe belangrijk zijn cognitieve processen hierbij?
Social self and status (Luk Warlop) Les 5 en 7 Heeft het gebruik van merken iets te maken met identiteit? Subtiele gevolgen van intraseksuele competitie Willen mensen zichzelf verbeteren met producten?
Evolutionaire achtergrond van consumentenbeslissingen (S.Dewitte) Les 6 Hoe beïnvloedt ons evolutionair verleden ons consumentengedrag? Wat is de invloed van het andere gelacht op consumptie?  Kunnen we iets leren van dieren bij het bestuderen van consumentengedrag
                Keuze en zucht naar variëteit (S. Dewitte) Les 8 Waarom kiezen mensen niet altijd hun favorieten?  Willen mensen altijd zelf kiezen en is dat altijd het beste?  Wat is de rol van verlangens in beslissingen?
The extended self (Bart Claus) Les 9 Wat betekent mijn in ‘Mijn band is plat’? Wat doet het aanraken van een product?  Wat is de meerwaarde van iets zelf te maken (het ikea effect)
Sociale invloeden op consumentenbeslissingen (Luk Warlop) Les 10 Kunnen mensen elkaar onbewust beïnvloeden bij consumentenbeslissingen?  Wat is de rol van slank in de media op welbevinden?  Wat is de invloed van de loutere aanwezigheid van anderen?
Toepassingen  Les 11 en 12: adverteren Les 13: de competente consument
Identiteit van consumentengedrag ten opzichte van de psychologie Simonson et al. (2001). Consumer research: in search of identity. Annual Review of Psychology, 52, 249-275. ,[object Object]
Sociaal versus cognitief
Hot versus cold
Andere disciplines?
Behavioral decision theory
Antropologie
Verhouding toepassing versus theorie,[object Object]
Trends in psychologie Minder sociaal geworden Rol van anderen, bvb familie Rol van attitudes Meer cognitief geworden Rol van het geheugen Rol van elaboratie Rol van risicoperceptie Consumentengedrag volgt deze trends
Trends in psychologie Minder koud geworden Rol van expertise Rol van opvattingen Meer ‘warm’ geworden Rol van emoties en affect Rol van gedragsconflict Rol van arousal Consumentengedrag volgt deze trends
Andere invloeden  Economie Rationeel model van het menselijk gedrag Behavioral decision theory Behavioral economics Antropologie Postmodern Interpretatie Andere thema’s
Opkomst van BDT Behavioral decision theory Tversky en Kahneman 100 dollar of 50% kans op 200 dollar?  Uitgangspunt: in vraag stellen van rationaliteit Kijkt meer naar keuze (vs attitudevorming) Effecten (vb endowment effect) vs theorieën Stimulus (vs geheugen) Vullen elkaar aan
Post-modernisme Belk CB is ‘Discipline unto itself’ ‘Not a subdiscipline of marketing, advertising, psychology, sociology, anthropology, (economics)’ ‘Not a handmaiden of business, government, or consumers’
Post-modernisme Subjectivism Focus on experience Topics: Rafting, brand communities Methods: hermeneutics, participant observation, …
Toegepast veld? Artikels met nieuwe consumententheorie Artikels met nieuw fenomeen Versus Artikels die (psychologiche of economische) theorie toepassen Voorbeeld: contexteffecten (Simonson)
Compromis-effect 5 megapixels 344 euro 7,1 megapixels 385 euro 8 megapixels 446 euro 50% 50% 20% 70% 10%
Compromis-effect A A B B C
Toegepast veld? Verwant onderscheid: marketing relevantie vs algemene implicaties ‘Brand equity’,  ‘Context effecten’ Moet het bruikbaar zijn? nuttig?  Managers, consumenten, beleid
Toegepast veld? Grootste verschillen met psychologie Thema Realiteitswaarde van het gedrag
Identiteit van consumentengedrag ten opzichte van de economie Rieskamp, J., Busemeyer, J.R.; & Mellers, B.A. (2006). Extending the bounds of rationality: evidence and theories of preferential choice. Journal of Economic Literature, 44, 631-661 Uitgangspunt: rationele consument (microeconomie)
Rationaliteit Optie 1:  citytrip naar Londen, 70 euro, 2 personen (1 nacht), 4 april Optie 2: citytrip naar Zürich (Alpen), 150 euro, 2 personen (1 nacht), 4 april
Rationaliteit Optie 1: citytrip naar Zürich (Alpen), 150 euro, 2 personen (1 nacht), 4 april Optie 2: wellness weekend in eigen land, 110 euro, 2 personen (1 nacht), 4 april
Rationaliteit Optie 1:  citytrip naar Londen, 70 euro, 2 personen (1 nacht), 4 april Optie 2: wellness weekend in eigen land, 110 euro, 2 personen (1 nacht), 4 april
Rationaliteit  Consistentie / coherentie met ‘doel’ Keuzeset ABC “Als ApB, en BpC, dan ApC”  Utility, dus U(A) > U(B) > U(C)
Perfecte consistentie  Er is variabiliteit (25%) Methodes (bvb keuze versus prijs) Situaties Oplossing: stochastische modellen p(A/[A,B]) = F(u(A), u(B))
Sterke stochastische transitiviteit ‘strong stochastic transivitity’ If p(A/[A,B]) ≥ .50  and p(B/[B,C]) ≥ .50, then p(A/[A,C]) ≥ max(p(A/[A,B]); p(B/[B,C]) Voorbeeld Spel A: 29% op €3 Spel B: 5% op €17.50 Spel C: 9% op €9.70 71% 0,  EV: .87 95% 0, EV: .875 91% 0, EV: .873
Sterke stochastische transitiviteit Wordt geschonden ApB: .59 BpC: .72 ApC: .51 Lokale vergelijkingen
Onafhankelijkheid van irrelevante alternatieven Set ABCD If p(A/[A,C]) ≥ p(B/[B,C]), then p(A/[A,D]) ≥ p(B/[B,D]) Sterkere versie mogelijk, waarbij de verhouding bewaard blijft
Onafhankelijkheid van irrelevante alternatieven Het Rode blauwe bus probleem Vb auto of bus? Versus auto, rode bus, blauwe bus Kans op auto is hoger in set 1 Compromis effect (zie hoger)
Regulariteit X en Y zijn keuzesets: Als Y deel van X p(A/Y) ≥ p(A/X) Schending: attractie-effect Asymmetrisch dominantie-effect
Attractie-effect 5 megapixels 344 euro 7,1 megapixels 385 euro 7,1 megapixels 426 euro 50% 50% 25% 70% 5%
Attractie-effect A A B B C
Zwakke stochastische transitiviteit ‘weak stochastic transitivity’ If p(A/[A,B]) ≥ .50  and p(B/[B,C]) ≥ .50, then p(A/[A,C]) ≥ .50 Schending?
Zwakke stochastische transitiviteit Set van spelen: A 7/24 op 5€ B 8/24 op 4.75€ C 9/24 op 4.5€ D 10/24 op 4.25€ E 11/24 op 4€ A>B>C>D>E paarsgewijs  maar E > A
Zwakke stochastische transitiviteit Inconsistente schendingen In heel artificiële situaties Voorlopige conclusie: mensen volgen het principe van zwakke stochastische transitiviteit
Rationaliteit?  Zijn we fundamenteel irrationeel?  Negeren we onze utiliteiten?  Heel kwetsbaar voor onregelmatigheden die ons misleiden?
Bounded rationalityecological rationality  Nee! Onze rationaliteit is flexibel Mag veranderen Honger : norm verlagen van wat eetbaar is Keuzeset is niet arbitrair Zegt iets over werkelijkheid Belang van de dimensies
Attractie-effect A A B B C
Conclusie les 1  Familietrekken uit psychologie Methode Theoretische trends Focus op proces, detaillistisch Familietrekken uit economie Uitgangspunt van rationaliteit Motief om dit te bevragen Relevant economisch gedrag Moderne synthese Warmere topics Focus op wat mensen kunnen
Les 2Geheugen van de consument en consumentenleren  12 maart 2008
Overzicht De fundamenten Bespreking artikels Hoch, S.J. & Deighton, J. (1989).Managing what consumers learn from experience. Journal of Marketing, 53, 1-20.  Keller, K.L.(1993). Conceptualizing, measuring, and managing customer-based brand equity. Journal of Marketing, 57, 1-22. Warlop L., Ratneshwar S., & Van Osselaer S. (2005). Distinctive brand cues and memory for product consumption experiences. International Journal of Research in Marketing, vol. 22, no. 1 (Mar.), pp. 27 - 44. 1. Het geheugen van de consument 2. Consumentenleren
Overzicht De fundamenten Bespreking artikels Inleiding KTG vs LTG Principes vh LTG Organisatieprincipe Contextspecificiteit Associatieprincipe Hoch, S.J. & Deighton, J. (1989).Managing what consumers learn from experience. Journal of Marketing, 53, 1-20.  Keller, K.L.(1993). Conceptualizing, measuring, and managing customer-based brand equity. Journal of Marketing, 57, 1-22. Warlop L., Ratneshwar S., & Van Osselaer S. (2005). Distinctive brand cues and memory for product consumption experiences. International Journal of Research in Marketing, vol. 22, no. 1 (Mar.), pp. 27 - 44. 1. Het geheugen van de consument 2. Consumentenleren
1.1 Inleiding ,[object Object]
Ideeën en geheugen van consument veranderen
Positieve associaties creëren
Goede prijs/kwaliteit
Belangrijk management probleem: hoe nieuwe associaties creëren, en andere doen verdwijnen?
Informatie niet enkel registreren, maar ook opslaan, verwerken en herinneren,[object Object]
1.3 Principes vh LTG Organisatieprincipe Experiment Bower, Clark, Lesgold, and Winzenz (1969) Percent 4 x lijst van mineralen bv. goud, lei, koper, lood,… Condities Gestructureerde lijst Random lijst	 Hoeveel herinneren?  100 Gestructureerd Random 50 0 1 3 4 .   2 herhalingen
1.3 Principes vh LTG Organisatieprincipe Merk-gebaseerde Taxonomische personenwagens personenwagens Ford Renault Blikjes PET fles … Opel Glazen fles BMW Postmix
1.3 Principes vh LTG Contextspecificiteit* Experiment Godden and Baddeley (1975)  Probabiliteitvan herinnering Duikers Woorden leren: Droog vs. Nat (6 meter onder water) Herinnering: Droog vs. Nat Natte herinnerings-context 100% Droge herinnerings- context 0% Encoderins- context Nat Droog *Belang van context bij opslag en herinnering
1.3 Principes vh LTG Interbrew Jupiler licht Mijn thuis is … Stella  Artois Pils Bier van het  land van … Café hoofdpijn Bier Leuven Guiseppe Drank Dorst Associatieprincipe Elk idee, concept, … wordt in het geheugen opgeslaan als een ‘node’ ‘Nodes’ gelinkt door associaties vormen zo een associatief netwerk
1.3 Principes vh LTG Associatieprincipe Denken aan 2 concepten associatie vormt zich in het geheugen Wanneer frequentie denken stijgt associatie versterkt Wanneer associatiesterkte versterkt (of afstand ) snelheid antwoord stijgt Priming Associatieve interferentie
1.3 Principes vh LTG Associatieprincipe Priming Sneller reageren op een bepaalde stimulus als men deze eerder heeft waargenomen Meyer and Schvaneveldt (1971): zijn de woorden “echt” of niet Woordenparen die verband houden worden sneller herkend verpleegster – boter plame – reab brood – boter Priming/facilitatie van activatie van het ene concept met verbonden concepten Activatie van een concept kan onze indrukken van andere concepten beïnvloeden
1.3 Principes vh LTG Associatieprincipe Associatieve interferentie Meer verbonden nodes Grotere complexe associatieve netwerken ,[object Object]
langer vooraleer een bepaalde node gevonden wordt,[object Object]
1.3 Principes vh LTG Associatieprincipe Associatieve interferentie Evaluaties van  Enkel gerucht  Gerucht en ontkenning  Gerucht en interferentie  Controle groep (Tybout, Calder, & Sternthal 1981)
Overzicht Bespreking artikels De fundamenten Emoties Klassieke Conditionering  Begrip Uitbreidingen Toepassing buiten advertenties Pure blootstellingseffect Motivatie Consistentiestreven Balanstheorie Cognitieve dissonantie Impression Mgt Functionele theorie van attitudes ,[object Object]
Keller, K.L.(1993). Conceptualizing, measuring, and managing customer-based brand equity. Journal of Marketing, 57, 1-22.
Warlop L., Ratneshwar S., & Van Osselaer S. (2005). Distinctive brand cues and memory for product consumption experiences. International Journal of Research in Marketing, vol. 22, no. 1 (Mar.), pp. 27 - 44.1. Het geheugen van de consument 2. Consumentenleren
2.1 Emoties Klassieke conditionering Associatie tussen 2 objecten Stappen US (Betekenisvolle prikkel)  R US + CS (betekenisarme, opvallende prikkel)  R CS  R Onderlinge temporeel verband is belangrijk
2.1 Emoties Uitbreidingen conditionering Hogere-orde-conditionering Na vorming van de associatie, de CS opnieuw linken met een nieuwe CS US->UR US+CS1->UR CS1->CR CS1+CS2->CR CS2->CR Merkuitbreiding ,[object Object]
Veranderingen in preferenties door het samen voorkomen van
US met bepaald affect (positief of negatief)
CS (neutraal)
transfer van affect van de US naar de CS (CS meer positief na koppeling met positieve US,…),[object Object]
Negatieve prikkel geassocieerd met het gedrag is minder sterk. (Sterke associatie tussen kredietkaarten en voordelen van uitgeven - onmiddellijk)
Leiden tot meer uitgaven ,[object Object]
2.1 Emoties Pure blootstellingseffect Herhaalde blootstelling aan een prikkel maakt die positief (vooral voor neutrale stimuli) Streven naar optimale opwinding (aangeboren nastreven van nieuwheid)
2.2 Motivatie Rol bij overtuiging 3 kopen, 2 betalen Rij trager voor ons Verwen jezelf …
2.2.2 Consistentiestreven Balanstheorie Jij ,[object Object]
Inconsistenties zijn onaangenaam (want creëren onzekerheid)
Consistentie kleurt onbepaalde houdingen
Uitwegen
Zwakke relaties aanpassen
Differentiëren + + - ? - + + spinazie Popeye
2.2.2 Consistentiestreven Cognitieve-dissonantietheorie Drijfveer:  attitude-gedragsinconsistentie verminderen van interne dissonantie door verhogen van attitude-gedrag consistentie (feitelijk) Genomen beslissingen duwen ons in één richting mbt attitude tov gekozen alternatief (kan ook onbewust) Verschil wegredeneren Gekozen alternatief wordt aantrekkelijker Verworpen alternatief wordt minder aantrekkelijk Inruilen
2.2.2 Consistentiestreven Impression-managementtheorie Mensen managen hun imago consistente indruk geven, inconsistente indruk vermijden Producten signaleren wie je ‘bent’, wie je niet bent Is dissonantiereductie eigenlijk I.M.? IM: verhogen van positief beeld naar anderen door gedrag-attitude consistentie (perceptie)
2.2.3 Functionele theorie van attitudes ,[object Object]
Productafhankelijk
Persoonsafhankelijk
‘Nood aan cognitie’: kennis is belangrijk
‘Self-monitoring’: imago is belangrijk
‘Neuroticisme’: zelfbescherming is belangrijk
‘Functionaliteit’: nut is belangrijkSoorten functies Kennisfunctie (Shortcut naar kennis): Vereenvoudigen van grote hoeveelheid informatie in attitude Waarde-uitdrukkingsfunctie (imago): controle over indrukken die anderen hebben Ego-beschermingsfunctie (Angst, wishfull thinking,…: Leren omgaan met frustratie, agressie,…  Utilitaire functie (instrumenteel): beloning versus straf
2.2.3 Functionele Theorie van attitudes Kennisproducten ,[object Object]
Zelfbeschermingsproducten
Instrumentele (nuts) producten,[object Object]
Keller, K.L.(1993). Conceptualizing, measuring, and managing customer-based brand equity. Journal of Marketing, 57, 1-22.
Warlop L., Ratneshwar S., & Van Osselaer S. (2005). Distinctive brand cues and memory for product consumption experiences. International Journal of Research in Marketing, vol. 22, no. 1 (Mar.), pp. 27 - 44.1. Het geheugen van de consument 2. Consumentenleren
Paper maakt twee punten  Kan leren door ervaring met het product ook beinvloedt worden door een manager? Wat zijn de strategische implicaties daardoor afhankelijk van de relatieve marketpositie?
3. Managing what consumers learn from experience (Hoch & Deighton, 1989) Stelling Bestaand denken Doel consumenten leren over productendoor twee manieren Indirect door reclame Direct door ervaring met product Managers kunnen alleen A beïnvloeden, want B (directe informatie) is objectief duidelijk, toegankelijk, veranderlijk ,[object Object]
Algemeen idee: tonen dat onder omstandigheden waar het leren misgaat kunnen managers ingrijpen
bouwen van ‘Managment tool’:model dat aangeeft hoe en wanneer managers ervaring kunnen beïnvloeden,[object Object]
3.2. Model met drie factoren Familiariteit: Aantal ervaringen met producten Motivatie: Bereidheid om te leren over producten (Doelen die men wil bereiken door het leren) Ambiguïteit: Hoe duidelijk, objectief, toegankelijk en veranderlijk is de informatie? Concurrentiële positie Interne psychologische Externe
[object Object]
Nieuwe info: “Nikes zijn waterdicht!”
Kritische info: zijn andere schoenen ook waterdicht?
Waarde nieuwe info hangt af van kritische infoAnalyse van het model
Wanneer is men meest vatbaar voor leren door ervaring?
3.3. Strategische implicaties TOP-DOG: rem leren af UNDER-DOG: faciliteer leren
4. Conceptualizing, measuring, and managing customer-based brand equity* Brand equity (Merk-kapitaal) Toegevoegde financiële waarde (effect van…) Marketing effecten die enkel te wijten zijn aan de kennis van de consument over het merk Versus onbekend/niet bestaand merk *Keller, 1993
…is een kenmerk van…
Brand equity tree Is a node present? And how easily is it accessed? Brand recall Which brands of soft drinks do you know? Top of mind? Brand Awareness Do you know this brand X? Brand recognition Brand  Equity f() Favora- bility Strength Unique-ness Non prod. rel. Attributes Prod. Rel. How rich is the node?  Brand Image Functional Emotional Benefits Symbolic Attitudes Total
4.2. Customer-based brand equity Managen Breed perspectief nemen  Lang termijn perspectief nemen  Brand image doel op voorhand bepalen Alle tactische opties bekijken voor efficientie Tracking van veranderingen Extensie beoordelen op fit
5. Distinctive brand cues and memory for product consumption experiences* ,[object Object]
Gebaseerd op literatuur en associatief model van het geheugen
Hypothesen
Verscheiden merknamen
beter onthouden van kwaliteit (studie 1)
Ook na 2 weken?
Verscheiden verpakking
beter onthouden van kwaliteit? (studie 2)*Warlop et al., 2005
5.2. Studie 1 Producten 5 vruchtensappen van verschillende kwaliteit 0, 25, 33, 50% water en 50% water + azijn en zout Taak Ordenen naar kwaliteit Accuraatheid Discriminatie Experimentele procedure: hoge interferentie Analoog aan ervaring consumenten: Serieel (niet side-by-side) Tijd tussen opeenvolgende ervaringen met producten MTV kijken tussen proeven van vruchtensappen 4 Condities Easy learning (control – no delays): letters Difficult (delays) Letters Gelijkaardige namen (antigua, aruba,…) Verschillende namen (aztec, fresh-up,…) Na 2 weken: opnieuw ordenen ,[object Object]
aztec, fresh-up,…,[object Object]
5.3. Studie 2: vorm en kleur Zelfs als merknamen gelijkaardig zijn, helpen…verschillende vormen en/ofverschillende kleuren om de producteigenschappen te memoriseren Experiment Producten, Taak en Procedure als in studie 1 Geen meting na 2 weken Condities Verpakkingen verschillende vormen Verpakkingen verschillende kleuren Verpakkingen hetzelfde
5.4. Studie 3: irrelevante prijs Accuraatheid vermindert door foutieve prijs, maar verscheiden verpakkingen herstellen dit. Na 2 weken zorgen verscheiden verpakkingen voor langer onthouden van kwaliteit Vraag: Helpt verscheiden vormen en kleuren om de kwaliteit te memoriseren, ook als de prijs een andere rangorde suggereert?  Experiment Producten, Taak en Procedure als in studie 1 (Andere vruchtensappen) Ook meting na 2 weken Condities Verpakkingen verschillende vormen & kleuren Uitbreiding Experiment 1 & 2 met prijs als een additionele (irrelevante) cue Prijs is een bijzonder verschil tussen product: Wordt niet enkel gebruikt als differentiatie Beïnvloedt ook perceptie/memorisatie/beoordeling van kwaliteit Geen correlatie tussen prijs en kwaliteit: Accuraatheid gebaseerd op de prijs = 0 Verschil in kleur en in vorm
Les 3 Motivatie, doelen en zelfcontrolebijconsumenten
Motivatie Drijfveer van gedrag Incentive Lekkere geur 20% korting Hoge prijs Toenadering en vermijding Drie systemen (Wood & Neal, Psychological Bulletin 2007)
Motivatie Gewoonte Cue in de omgeving activeert het gedrag Spontaan doelgericht handelen Cue in de omgeving activeert het doel Nadenkend doelgericht handelen informatie wordt geïntegreerd
Motivatie Situatie 1: kamer met etensgeur Motiveert om  Het voedsel te zoeken Bij het vinden: om het te consumeren Speekselreacties Verhoogde aandacht Verhoogde kans om het te nemen  gewoonte / reflex,  S - R controleerbaar, maar het kost moeite
Motivatie Situatie 1 Activeert het eetdoel (S - S) Wordt beïnvloed door de motivationele context Honger? Verzadigd? Net zout gegeten?  Sociaal gepast (bvb namiddag)? Activeert restrictiedoel Mate van bedreiging (bvb je lijn)  Aanwezigheid van anderen Is controleerbaar, en is flexibel
Motivatie Situatie 1 Herinnert aan een wens (bvb ‘ik heb een oven nodig’) (herhaalde) motivatie om te plannen Verhoogt kans op informatie zoeken  kost moeite om uit te voeren
Motivatie Situatie 2: ‘oneetbaar’ voedsel Motiveert om  Weg te gaan Uit te spuwen Te kokhalzen  gewoonte / reflex,  S - R controleerbaar, maar het kost moeite
Motivatie Situatie 2 Activeert het exploratiedoel (S - S) Wordt beïnvloed door de motivationele context Positief affect  Sociale boodschap (‘ik ben interessant’) Activeert hygiënedoel Is controleerbaar, en flexibel
Motivatie Situatie 2 Herinnert aan een wens  (bvb. ‘Ik wil iets nieuws om te eten’ of bvb ‘ik wil tonen dat ik durf’) (herhaalde) motivatie om te plannen Verhoogt kans op informatie zoeken  kost moeite om uit te voeren
Motivatie Prikkels kunnen motiveren Ze kunnen dat via een directe route Drijft het gedrag, ‘default’, mindless Ze kunnen dat via de cognitieve route Doet nadenken, kan op termijn gedrag beïnvloeden Attitude – gedrag / intentie – gedrag / normen  Initieel effect Er is een spontane route: flexibel tussenstadium
Geselecteerd onderzoek Voedsel: Fysieke aanwezigheid verhoogt consumptie  (Shiv en Fedorikhin 1999, studie 1  syllabus) Geur verhoogt (specifieke) consumptie (Goukens et al. 2007, studie 2b  syllabus thema kiezen ) Aanwezigheid van anderen verhoogt het zoeken van variëteit in maaltijden  (Ariely en Levav 2000)
Motivatie Relatief gewicht van de drie systemen S1: Rol van de aanwezigheid van een S-R Reflexen, zoals walging Onafhankelijk van honger Aangeleerde link, zoals bij sterk merk Coca Cola: positieve affectieve reactie Onafhankelijk van dorst
Motivatie S2: Rol van de aanwezigheid van een S-S Zijn er chronische doelen geassocieerd? Auto  favoriet merk, relevant als de nood er is Betekenis van het gedrag (welk doel dient het?)  Bepaalde klerenwinkel passé  bezoek vermindert Netwerk karakter (input van elders)
Motivatie S3: Rol van beschikbaarheid van denkvermogen Cognitieve belasting als populaire manipulatie Keuze tussen A en B Verschilt over personen Verschilt binnen personen over tijd
Shiv en Fedorikhin JCR 1999 Keuze tussen twee opties
Motivatie Optie 1 Relatief minder positieve score op ‘affect’ (S-R) Relatief hogere score op ‘cognitie’ (nadenken) Optie 2 Relatief hogere score op ‘affect’ Relatief minder positieve score op ‘cognitie’
Motivatie Manipulatie 1 Fysieke aanwezigheid Verhoogt invloed van affect Manipulatie 2 Mentale belasting Vermindert beschikbaarheid van denkvermogen
Motivatie Check: Affectieve en cognitieve score Check: Aantal gedachten + reproductie Keuze Waarom die keuze: geëvalueerd door derde
Motivatie
Motivatie Mentale load: minder gedachten Mentale load + fysiek aanwezig: Meer affectieve gedachten
Motivatie Vervolgexperiment Is het robuust?  Individuele verschillen Impulsieve mensen Deel van het design wordt overgenomen:  Altijd fysiek aanwezig, mentale belasting wel of niet Meting van individueel verschil
Motivatie
Motivatie Conclusie Affectieve en cognitieve invloeden op consumptiekeuze Bevat stabiele kenmerken en veranderlijke kenmerken Ogenblikkelijke preferenties veranderen  zelfcontrole, wanneer de affectieve en cognitieve invloeden verschillen
Zelfcontrole bij consumenten
Hoch en Loewenstein JCR 1991 Cognitief en affectief, of Rationele en hedonische motieven Soms tegengesteld Snoep, luxe, pensioensparen Tijdsinconsistentie Preferenties kunnen veranderen
Tijdsinconsistentie Utiliteit beslissing Diploma Fuif NU Shift TIJD
Referentiepuntmodel Dunne lijn: Basistoestand Dikke lijn: Wens is opgewekt Wens: mentale aanpassing aan het bezit Verlies en verkrijgen is niet symmetrisch
Referentiepuntmodel Wens wordt ook opgewekt door Temporele proximiteit Wat verkies je? 	nu of   			na het examen?      nu of   			in de volgende les?  Sociale vergelijking Hoe belangrijker de andere (bvb vedette) hoe groter de wens
Dynamiek van het referentiepuntmodel Onmiddellijke beloning laten liggen, is aversief Aversiviteit houdt aan tot aan consumptie van grotere goed
Dynamiek van het referentiepuntmodel Aversiviteit vermindert Klein goed is uit het zicht Referentiepunt gaat weer naar nul
Dynamiek van het referentiepuntmodel Aversiviteit vermeerdert Deprivatie neemt toe  Referentiepunt gaat naar rechts
Wilskracht Keuzes maken is vaak kwestie van ordenen Toenadering – vermijdingsconflict Zelfcontrole situatie Hoe wordt dat opgelost?  Route 1: Wens verminderen  Route 2: Wilskracht
Wil-Wens-Model van zelfcontrole
WENS verminderen Vermijden van gevaarlijke situaties Solden / café  Geyskens et al. 2008 ( syllabus de competente consument). Blootstelling kan helpen. Uitstellen van de keuze  “afkoelen” Werkt beter als deprivatie afneemt na verloop van tijd
WENS verminderen Substitutie Kan desire ook aanscherpen (‘appetizers’) Afleiding Gedachten van het aantrekkelijke aspect afleiden   = psychologische afstand vergroten Mischel, W. Shoda, Y. Peake, P.K. (1988) “The nature of Adolescent competencies predicted by preschool delay of grafitication”. Journal of Personality and Social Psychology, 54(4), 687-696.
WENS verminderen Procedure Kinderen van 5 jaar  Keuze tussen 1 snoepje of 2 als ze een kwartier wachtten Bevindingen Snoep als speelgoed zien, helpt Kinderen die dit spontaan konden, blijken het later ook verder te brengen
Wilskracht uitoefenen Precommitment Lok van de sirenes Kost inbouwen (fysiek of sociaal) Blootstelling verminderen (Wertenbroch –> syllabus) Regels Godsdienst Moraliteit Schuldanticipatie
Wilskracht uitoefenen Bewuste tegenargumentatie Kostenberekening  Bv. Sigaretten   Denken aan het goede (time binding)  Bv. gezonde oude dag
Wilskracht uitoefenen is kostelijk Wilskracht uitoefenen kost moeite Rol van cognitieve capaciteit in de wil/wens balans Cfr. Mentale belasting (Shiv & Fedorikhin JCR 1999  syllabus) Ego depletion effect: wilskracht tijdelijk uitputbaar (Bruyneel et al. IJRM 2006  syllabus)
Wilskracht uitoefenen is kostelijk Ego depletion Fenomeen dat een zelfcontrole opdracht zelfregulatie vermindert in een daaropvolgende fase.  Alle vormen van zelfcontrole maken gebruik van dezelfde resource Baumeister, R.F. (2002). Yielding to temptation: Self-control failure, impulsive buying, and consumer behavior. Journal of Consumer Research 28,  670-676.
Wilskracht uitoefenen is kostelijk Economische beslissingen Invloed op bereidheid te betalen Fase 1: ondertitels negeren, niet denken aan een witte beer, emotie veinzen Fase 2: Hoeveel betalen ze echt?  Vohs and Faber 2007, JCR Invloed van affectieve productkenmerken
Bruyneel et al. IJRM 2006 Beslissen op zich is ook depleting Een reeks aankoopbeslissingen (Experiment 2) Deelnemers moesten zesmaal beslissen hoeveel snoep ze wilden kopen Experimentele conditie: zelf kiezen Controleconditie: evenveel gram  scheppen als de vorige
Kiezen is kostelijk Laatste keuze:  Overprijsd zeer aantrekkelijk snoep  Mignonettes (pretest) Deel van keuze was echt  Per persoon werd één aankoop uitgeloot Het minimum kopen is het meest rationele
Resultaten experiment 2
Andere studies Experiment 1:  6 keuzes tussen licht verschillende producten van één categorie Dan een keuze tussen overprijsd zeer aantrekkelijk product en gewoon geprijsd neutraal product
Andere studies Chocolade sinterklaas versus chocolade zwartepiet Rationeel: kies zwartepiet (zelfde functie, goedkoper) Sinterklaas wordt vaker gekozen na een reeks keuzes
Andere studies Experiment 3: Zowel kiezen van zeer aantrekkelijk als redelijk aantrekkelijk snoep Effect alleen voor het zeer aantrekkelijk snoep
Experiment 3
Conclusie Bruyneel et al. Kiezen is niet onschuldig Affectieve kenmerken winnen aan impact na het maken van keuzes Wilskracht-gebaseerde strategieën versus wens-gebaseerde strategieën
Wens voorkomen Relatieve ‘vices’ en ‘virtues’ ‘Zondes’ en ‘deugden’ Volkspsychologie Beschikbaarheid verhoogt consumptie Kleine hoeveelheden houdt consumptie in toom Wertenbroch (Marketing Science, 1998) Hoeveelheidskortingen zijn bedreigend
Studie 1 Manipulatie 1: frame 25% vet versus 75% vetvrij Vice versus virtue Een zakje chips voor $1 Korting voor drie zakjes  Beperkt $2.80 Diep $1.80 Rantsoeneren  minder prijsgevoelig
Studie 1 Vice product is minder prijsgevoelig
Studie 2 Replicatie  Frame-manipulatie behouden 25% vet versus 75% vetvrij Koeken in plaats van chips Impulsiviteit wordt gemeten Impulsieven (hedonics) versus de gecontroleerden (prudents) Reservatieprijs: hoeveel pakjes wil je kopen aan een bepaalde prijs (0.25-5): 0, 1, of 2?  Rantsoeneren  vooral impulsieven minder prijsgevoelig bij regular fat
Studie 2 Impulsieven willen meer betalen Twee pakjes “vice” relatief minder waard (impulsieven) Blijkbaar omgekeerd bij gecontroleerden
Studie 3 In de echte wereld Set van productparen Bvb dressing: gewoon en light Prijsinformatie uit winkels gehaald Welke discounting komt er voor in de retailsector?  Prijs voor vices voor kleine pakjes is hoger Maar discount is steiler (curves kruisen) Retailers gedragen zich alsof consumenten meer discount nodig hebben om vice producten te kopen
Studie 4 In de echte wereld Set van productparen (subset)  Ounce gekocht in functie van ‘cent per ounce’ Voor vices willen mensen meer betalen
Conclusie Wertenbroch (sommige) consumenten reguleren consumptie via verminderde blootstelling Willen daarvoor betalen Deel van een algemene strategie ‘counter active self-control’ (commitment) Trope and Fishbach, JPSP
Les 4 Social Self en Consumentengedrag
ZELFCONCEPT Idee dat elk mens uniek is (een ‘zelf’ heeft) is vrij recent in de geschiedenis, en eigen aan het Westen Grieken, Renaissance, Verlichting Vgl. met Islam, Confucius, …. Zelf concept:  het geheel van overtuigingen die ik heb over mezelf (als uniek persoon) Complexe kennisstructuur, vele dimensies Zelfwaardegevoel (self esteem) De positiviteit/negativiteit van het zelfconcept Individueel verschillend Ook beïnvloedbaar door de situatie (bv. Na succes of falen)
Reel en ideaal zelfconcept ‘ideal self’: mijn concept van wie ik zou willen zijn ‘Aspirational self’: wat ik wil bereiken… ‘actual self’: hoe ik momenteel over mezelf denk en voel.   Consumentencultuur Reclame: veel referentie naar ‘aspirational self’   Modellen en scenes in reclame:  uiterlijk, sociale status, maatschappelijke rol (bv., ‘goede moeder’, ‘coole gast’, …)
Multiple selves Zelfconcept is gefragmenteerd In verschillende context kunnen verschillende ‘deel-zelven’ geactiveerd worden en ons gedrag bepalen. Bv., werk-context, familiecontext, vriendenclubcontext, …. Bv., ras, geloof, sexuele orientatie, ….   Self consciousness: (Pijnlijk) bewustzijn van zichzelf, bv. In publieke omstandigheden (voor een groot publiek staan, camera, …).  Neiging tot sociaal wenselijk gedrag.  Ook een individueel verschilvariabele.
Extended self Idee dat objecten (en andere mensen in onze omgeving) deel beginnen uitmaken van ons zelfconcept.  ‘Name effect’ (Nuttin):  mensen reageren positiever op de letters van hun naam dan op andere letters.   Personaliseren van objecten: auto’s, bureau’s, huizen, …    Speciale aandacht en zorg voor ‘zelfbelangrijke’ objecten Trofeeen, memorabilia, …. Business cards in Japan:  zijn deel van het zelf, moeten dus met respect behandeld worden.
Consumptie en zelfconcept Ben je wat je consumeert? Consumeer je ‘wat je bent’? We beoordelen anderen (wat voor soort persoon is dat) op basis van hun (consumptie)gedrag. FUNDAMENTELE ATTRIBUTIEFOUT Neiging om ‘persoon’ als oorzaak van het gedrag te zien, eerder dan situatie.   We presenteren onszelf (creëren een imago, tonen ons ‘zelf’) door ons consumptiegedrag.  Kan meer of minder ‘oprecht’ zijn.
Verschillende identiteiten mogelijk: 	- succesvol manager, leider 	- zwart  	- vader 	- amateurvoetballer 	- ….   Kan je door een ASPECT van iemands identiteit belangrijk te maken in de context, zijn of haar beoordeling van een product veranderen dat aan die identiteit appeleert? Bv.  “Zwart” geactiveerd (door enige Afrikaan te zijn in gezelschap van blanken).  Verhoogt dan voor mij de aantrekkingskracht van “zwart” gepositioneerde producten?
Merkattitude?
vs Merkattitude?
vs SALIENCE of ethnic identity ?   Merkattitude?
SALIENCE of ethnic identity ? Merkattitude?
SALIENCE of ethnic identity ? Merkattitude?
Studie 1 Deelnemers doen mee aan een ‘grafologie’ test.   Daarvoor moeten ze enkele paragrafen schrijven. Taak: beschrijf enkele gebeurtenissen die de relatie met uw familieleden kenschetsen Groep1: “hoe liet die gebeurtenis je toe jouw gevoel van VERBONDENHEID met de familie te vergroten” Groep 2:  hoe liet die gebeurtenis je toe jouw gevoel van ONAFHANKELIJKHEID tov de familie te vergroten”
Taak is ogenschijnlijk afgelopen Dan een ‘filler taak’ (10 minuten) Een tweede onderzoeker komt binnen en laat 3 producten beoordelen.   Een PALM PILOT 2 filler producten
PALM PILOT Deelnmers opnieuw random in 2 groepen: Groep A:  beschrijving in termen van verbondenheid Groep B: neutrale productbeschrijving
In studie 1:  Tegelijk een suggestie van BELANGRIJKHEID als ACTIVATIE VAN HET CONCEPT Welke van de 2 drijft het effect? In studie 2: apart gemanipuleerd.  Beide zijn noodzakelijk voor het effect  Week 1 Week 3 Activatie van het concept (salience).   Beoordeling van een product (een website van Smithsonian Institute en Magazine) Al dan niet relevant voor concept Identiteit “Leader of the future” Mate van identificatie gemeten
Wat weten we nu?   “ZELF” is een som van identiteiten, die elk meer of minder actief kunnen zijn Chronisch Situationeel Campagnes zijn effectief en producten zijn aantrekkelijk wanneer ze zo gepresenteerd worden dat ze relevant zijn  voor een identiteit die op dat moment actief is
Maar wat betekent “relevant zijn”? Relevant = Keuzes die ons toelaten ons gewenste zelfconcept in stand te houden Hier:  “ SHAKEN” Self-view confidence  + productkeuzes die al dan niet nodig zijn om dat beeld te herstellen.
Achtergrond Veel onderzoek veronderstelt (en vindt) ‘congruentie’-effecten: keuzes die consistent zijn met het geactiveerde ‘zelf’  . Maar er zijn ook inconsistente resultaten. Het effect kan blijkbaar ook de andere kant opgaan: Keuzes maken om een geactiveerd zelfconcept te ‘corrigeren’   186
Theoretical Background We hebben graag vertrouwen in ons eigen zelfbeeld.  Maar soms wankelt ons zelfbeeld.   Bijvoorbeeld, beeld van onszelf als intelligent “iemand die gezond leeft”   Wanneer dat zelfbeeld gaat wankelen, proberen we te herstellen. Direct herstellen van een ‘shaken self’ (seeking objective information, e.g. reading sophisticated books as a proof of intelligence) Indirect herstellen: via een ongerelateerde zelf-waarde 15.06.2010 187
Previous Research Bedreigingen van het zelfconcept leiden tot corrigerende actie. Bv., Macbeth effect (Zhong and Liljenquist, 2006) 15.06.2010 188
Previous Research Bedreigingen van het zelfconcept leiden tot corrigerende actie, en die actie ‘werkt’  : Bv., Macbeth effect (Zhong and Liljenquist, 2006) 15.06.2010 189
Previous Research Bedreigingen van het zelfconcept leiden tot corrigerende actie: Bv., Macbeth effect (Zhong and Liljenquist, 2006) Maar dat was een resultaat in het morele domein (mogelijk heel krachtige motivator).  In dit onderzoek uitgebreid naar alledaagse consumptiedomeinen.  15.06.2010 190
Experiment 1 H1: Subtiele manipulaties van zelfbeeld kunnen de keuze voor zelfbeeldbevestigende producten sturen.   ‘Grafologie’ studie 15.06.2010 191
Experiment 1 Results 15.06.2010 192
Experiment 2 Kan een ‘shaken self’  ook indirect hersteld worden? Werkt het ook in een ander domein (gezondheid)?   15.06.2010 193
Experiment 2 Results 15.06.2010 194
Experiment 3 Replicates the previous findings by using a different manipulation of self-confidence (i.e. confidence vs. Doubt priming task)  as well as participants’ before-after choice confidence. 15.06.2010 195
Experiment 3 Results (smart) (exciting) Twijfel wordt toegeschreven aan het geactiveerde concept, en hersteld door relevante producten te kiezen. 15.06.2010 196
Preferences for Enhancement Pharmaceuticals : The Reluctance to Enhance Fundamental Traits RIIS Jason ; SIMMONS Joseph P. ; GOODWIN Geoffrey P. Journal of Consumer Research 2008, vol. 35, no 3, pp. 495-508  6/15/2010 Sinem Acar 197
Niet klinisch gebruik van medicatie  (e.g. Ritalin for exams, beta-blockers for performance anxiety, SSRIs to increase outgoingness) Understanding the psychology of demand for enhancement drugs  Identiteit is belangrijk voor mensen  We willen er consistent mee handelen We proberen vertrouwen in ons zelfbeeld in stand te houden of te corrigeren Hoever zouden we gaan Pillen nemen om ons ‘te verbeteren’ Pillen om een ‘beter zelf’ te creeren?   Introduction 6/15/2010 198
A pill for anything …?   Stel dat je een eigenschap van jezelf zou kunnen veranderen door een pil te nemen, wat zou je dan veranderen?
Stel dat je een eigenschap van jezelf zou kunnen veranderen door een pil te nemen, wat zou je willen veranderen?    Farmaceutische industrie Andere zelf‘verbeterings’industrieen Ethische vraag
Study 1: Voorwelkeeigenschappenzouden we eenpilnemen?   H1: People will be less willing to enhance traits that are more fundamental to the self. Controle metingen:  concerns about morality, concerns about being affected in unexpected ways, general concerns about taking pills.  201
Study 1 6/15/2010 Sinem Acar 202
Study 1 6/15/2010 Sinem Acar 203
Study 1 (cont’d) r=0.88 6/15/2010 204
Deze reden wordt vooral gegeven voor items die hoog scoren op de identiteitsindex
Deze reden wordt vooral gegeven voor items die NIET hoog scoren op de identiteitsindex
Results:  ANOVA revealed a significant interaction btw trait and tagline. Participants who read the enhancement tagline were more interested in the concentration drug than in the social comfort drug (confirms previous findings of study 1-3).  This effect was reduced for participants who encountered the enablement tagline, and they were not more interested in the concentration drug than the social comfort drug. Thus, H3 was confirmed.  Study 4 (cont’d) 6/15/2010 209
HORMONEN, AANDACHT, EN STATUS Les 5 pag. 210
First Impressions: Status Signaling Using Brand Prominence  Han, Young Jee, Joe Nunes & Xavier Dreze 211
'I Am Rich' iPhone Application Retails for $1,000 Upset that the Apple iPhone is just no longer exclusive enough? Feeling cheated that the price has dropped to $200 and the hoi polloi can afford it? Well, then, Apple has the perfect downloadable application for you. Called "I Am Rich" and created by some fellow named Armin Heinrich, it costs a mere $999.99 and displays a glowing red gem. That's all it does. "The red icon on your iPhone or iPod Touch always reminds you (and others when you show it to them) that you were able to afford this. It's a work of art with no hidden function at all." 15.06.2010 212
Introduction Conspicuous consumption, Veblen (1899). Rationale:  Big market: ”…$233 billion worldwide luxury market” (Passariello, Dodes, and Meichtry 2008). Taxonomy of luxury product users.  15.06.2010 214
4Ps of luxury signalling: Conceptual Framework 15.06.2010 215
4Ps of luxury signalling Patricians (1st tier ): experts; horizontal signalling; use more expensive, subtle branded products Parvenus (2nd tier ): novices to luxury brands; crave status; buy less expensive, conspicuously branded  (Brand prominence) products; signal horizontally and to those below Poseurs (3d tier ): use counterfeits to signal status; copies of products used by parvenus Plebs (4th tier): does not participate in luxury goods market. 216
Quiet Handbag Loud Handbag 15.06.2010 217
Study 1: negative correlatrion btw brand prominence and price? Tests whether luxury goods with conspicuously displayed branding are less expensive than goods by the same manufacturer with more subtle branding.  Method:  236 LV and 229 Gucci handbag photos downloaded  Price info is given 3 independent judges rate brand prominence on 7-point Likert scale (r>0.9).  15.06.2010 218
Study 1: Results Prominence (β= -122.26, p<0.01):  The most expensive products have less prominent brand names.   Prominence x Brand interaction (β= 95.89, p<0.01)  slopes are different from each other  An increase in brand prominence of 1 on the 7-point scale equates $122.26 decrease in price for Gucci and a $26.27 decrease in LV.  15.06.2010 219
4Ps of luxury signalling: Conceptual Framework 15.06.2010 220
Study 2 Counterfeits copy the lower-priced, louder luxury variants within the product line of the brands they knock off. Why?  Because poseurs are the consumer base for counterfeits and they take their cues from parvenus. Method: data collected in study 1,  data set provided by intellectual property enforcement officials in Thailand as well as Thai counterfeit items offered for sale at a popular US website (knockoffbags.com). Data set: 682 data points representing counterfeits of Gucci and LV bags.  15.06.2010 221
Study 2: Results 222
Study 2: Results (cont’d) ANOVA Counterfeit bags are significantly louder than the ones that haven’t been copied.
Study 2: Results (cont’d) ANOVA When counterfeits create fake-fakes, their creations are also loud, as loud as the ones they copy
Study 2: Results (cont’d) Which originals are copied? Do counterfeits pick products to copy based on price? and/or brand prominence?  they look at brand prominence only ! 15.06.2010 225
Study 3 Aim To test the relationship between consumers’ need for status, their expertise with luxury product, and their preferences. Expertise determinants: Knowledge of price & cues of quality Expectation: The greater the “need for status”, the more attractive a consumer would find a “louder bags” 15.06.2010 226
Quiet Handbag Loud Handbag 15.06.2010 227
Study 3 (cont’d) Method Experiments, 35 undergraduate students 4 pairs of Gucci handbag picturs (Loud, Quiet) Independent Variables Expertise was measured by two self reported measures Need for status scale (Eastman et al. 1999) Dependent Variable Participants should announce their preference as a gift in each pair 15.06.2010 228
Study 3: Results 15.06.2010 229
Study 4 Prediction: Patricians, due to their expertise, can recognize products and their relative prices without Loud brand displays Expectation Patricians are better in identifying expensive luxury products with subtle brand cues in comparison with Parvenus and Poseurs. 15.06.2010 230
Study 4 (cont’d) Experiment Participants (according to MR company data) MBA students as (non-patricians) Residents of ”palos verdes” penninsula in Los Angeles, Zipcode 90274 9 pictures  (one nice trick) 6 included 3 pairs of from individual brands (Chanel, Louis Vuitton, and Coach) 3 fillers Two conditions Brand names provided vs. Not provided Dependent Variable To rank the 9 handbags from most to least expensive 15.06.2010 231
Gucci Handbags 15.06.2010 232
Study 4: Results 15.06.2010 233
Evolutionary psychology Men and women have the same goal Transmit their genes Create offspring that is able to reproduce Find a suitable mate Intersexual selection = mate choice What traits do members of a given sex seek in opposite sex members?
What attracts men? Fertile women + good genes Preferred traits Relatively young Facial symmetry WHR of .7 pag. 236
What women want willing to invest in her and offspring + good genes Preferred traits Facial symmetry Good financial prospects (caretaking = providing adequate economical resources) ,[object Object]
Status
Wealthpag. 237
Cross-cultural research (37 cultures, Buss, 1989)
Mate attraction tactics Mate attraction goal active Evaluation of potential mates Display of own mating value Look for signs of mating value Display signs of mating value MEN Looks for signs of fertility? WOMEN Accentuate their bodies (Grammer, Renniger, & Fischer, 2004) WOMEN Looks for signs of financial prosperity? MEN Self-reported ambition, importance to financial success and social status (Roney, 2003) Increased intention to purchase luxury goods (Griskevicius et al., 2007) Lapdancers study
Mate attraction tactics Mate attraction goal active Evaluation of potential mates Display of own mating value Look for signs of mating value Display signs of mating value MEN Looks for signs of fertility? WOMEN Accentuate their bodies (Grammer, Renniger, & Fischer, 2004) WOMEN Looks for signs of financial prosperity? MEN Self-reported ambition, importance to financial success and social status (Roney, 2003) Increased intention to purchase luxury goods (Griskevicius et al., 2007) Lapdancers study
The personal ads (Greenlees & McGrew, 1994)
Men’sattention to luxurygoods pag. 242
stimulus Work in progress Kim Janssens en collega’s  pag. 243
What have you seen??
Dependent measure 10 displays ,[object Object]
After exposure: 20 seconds to write down what you sawNumber of functional products ,[object Object],Number of luxury/status products ,[object Object],pag. 246
Mate attraction tactics Sensory stimuli opposite sex (Roney, 2003) MEN Mate attraction goal active Perceptual readiness Increased perception of goal-relevant means Increased attention to luxury goods ?
Hypotheses What if the mate attraction goal is met? Less attention to attractive alternatives (cf. Maner, Gailliot, Rouby & Miller, 2007) Perhaps also decreased perceptual readiness H2: exposure to mating cues affects perceptual readiness for single men only
procedure Participants: 133 males, mean age=20 Procedure: 2 conditions:                    control (plainly dressed female experimenter)                  mating cue (sexily dressed female experimenter)
PLAIN SEXY
procedure Participants: 133 males, mean age=20 Procedure: 2 conditions:                    control (plainly dressed female experimenter)                  mating cue (sexily dressed female experimenter) visual display task relationship status measure:     1 (single) – 7 (married), 3 (relationship since a couple of  days/weeks)
         Not Single          Single
IMPLICATION:  Attention to product > attractiveness of product > possible marketing implications.   Intriguing question ,[object Object],Inhibition effect? Disinhibition possibility  Eg., feelings of power.
woMen’sattention to luxurygoods pag. 254
Hormonal influences on women’s behavior pag. 255
Mate attraction tactics Fertility WOMEN Mate attraction goal active Looking for potential mates Increased perception of mate value Increased selective/spontaneous attention to luxury goods ?
procedure Participants: 163 females, mean age=21 	124 (Pill) + 39 (normal cycle) Procedure: 3 “conditions”:                    menstrual phase (1-5)                  fertile phase (9-15)                  luteal phase (18-28)
Distribution of participants pag. 259
What have you seen??
pag. 261
Selective attention to luxury/status goods Men ,[object Object]
Restricted to single/noncommitted men
Mechanism: Wealth = means to attract matesWomen ,[object Object]
Restricted to non-pill users
Mechanism: wealth = desired traitpag. 262
Participants evaluate pictures of male and female students (scale 1-7) Neutral expression Unfamiliar Plain black clothes No accessories Participants are first year students, male and female Moment in menstrual cycle assessed for women + pill use.  Only non-pill users in dataset.
Implications Fertile women rate female facial attractiveness as lower Other research:  they also rate their own ‘attractiveness’ as lower Market for beauty enhancers Attraction of mates Intrasexual competition Market for accessories and clothes? Hormone levels and kind in different contraceptives.
Les 6 De evolutionaire achtergrond van consumentengedrag
Uitgangspunt  Psychologische aspecten zijn geëvolueerd zoals de rest van het lichaam Voorkeuren, gevoeligheden, …  Om bepaalde (stabiele) adaptatieproblemen op te lossen Bvb verhongering tegengaan, aantrekken partner, opgenomen worden in de groep
Gevolgen voor consumenten?   De theorie in een notendop Overleven en consumptie Buss: overzicht van evolutionaire hypotheses Weber et al.: de coefficient van variatie  Streven naar voortplanting en consumptie Griskevicius et al.: conspicuous consumption
Wat is evolutie?  Natuurlijke en seksuele selectie Charles Darwin:  Natuurlijke selectie: The origin of species Seksuele selectie: The descent of man Kerninzichten Variatie in trekken Mutatie, drift Recombinatie (seksuele voortplanting) Interactie met omgeving (immuniteit tegen aids)
Wat is evolutie?  Trekken (gedeeltelijk) overerfbaar Hebben een differentiële impact op overleving en/of voortplanting   selectie Inclusive fitness ‘Goede’ trekken verspreiden zich over de generaties in de populatie
Wat is evolutie?  Soms: Individuele verschillen vallen weg Bv. aantal vingers Soms: beperkt aantal strategieën naast elkaar Frequentieafhankelijk Bv geslacht Gevoelig voor concrete cue Geboren in periodes met weinig zonlicht: onbekende smaken aantrekkelijker (Goukens et al. 2009) Soms: individuele verschillen worden uitvergroot Bv. IQ, athletische kracht ontwikkelingsafhankelijk
Case natuurlijke selectie  Vliegen bij vogels Alleen eindproduct nuttig Exaptatie van een andere functie Verschillende theorieën Veren ontstaan als thermoregulatie Isolatie versus afkoeling? Beter luchtverplaatsingsvermogen verspreidt zich Verhoogde de kans op ‘ontdekking’ van zweven Zweven krijgt verplaatsingsfunctie Wordt daarop geselecteerd  Testbaar: anatomie van de veren
Case seksuele selectie  Pauwenstaart Drager ondervindt last Kostelijke signalentheorie Samenwerkingsprobleem  ‘Sterke’ kandidaten dragen een kost Kost zegt eerlijk dat de kandidaat sterk genoeg is ‘Zwakke’ kandidaten meer baat bij het niet dragen van de kost ‘Sterke’ kandidaten worden gekozen Kiezen soms zelf ook
Link met psychologie?  Vliegen Minder angst om te vallen Voorkeur voor hoogtes (om te vertrekken) Pauwenstaart Bereidheid om hem open te zetten Interesse van de hennen
Kritieken   Creationisme Intelligent design Fantasierijke verhalen over de ‘ancestrale omgeving’ Post-hoc
Replieken   Voorspellende kracht Leeuwerikmannetjes verschillen in gewicht van de staart Zware staart is costly signal Theorie zegt: sterken kunnen de kost dragen Experiment: verander gewicht van de staart Artificieel zwaar gemaakt, en zoals voorspeld:  Paren meer (zijn aantrekkelijker) Sterven sneller (konden niet goed vliegen)
Replieken
Replieken
Replieken   Hypothese : Cheater detection module Cooperatie levert op, maar is riskant Adaptief probleem: uitbuiters detecteren Niet goed in logica, tenzij in de vorm van ‘sociale regels breken’
Overleven (natuurlijke selectie)  Buss: Combating the hostile forces of nature Adaptieve problemen: Eten en wonen Voedsel Wat is eetbaar? Goede ‘ROI’? Risicovol
Voedsel vinden  Biologische invalshoek Specialisten (bvb carnivoren) Generalisten, omnivoren Selecteren uit een breder gamma Smaak relatief belangrijker Lopen een groter risico op Vergiftiging Bacteriële infectie  Ontwikkelen diverse strategieën
Voedsel vinden  Andere omnivoor: de rat Voorkeur voor zoet Afkeer voor bitter Detecteren tekort aan  Vloeistof Calorieën Zout Gaan specifiek op zoek naar die stoffen bij gebrek
Voedsel vinden  Neofobie Correctie op exploratie Preparedness (Garcia-effect) Ratten leren misselijkheid koppelen aan smaak Niet aan licht bvb Ratten houden niet meer van die smaak Samplen ook kleine hoeveelheden van de nieuwe mogelijke voedingsbron Doen dat één per één
Voedsel vinden  De mens Voorkeur voor zoet, vet, en afkeur voor bitter Vet versterkt de smaak Smaakconditionering komt ook voor Vooraf eten (vetreserves opslaan) Voedseltoevoer bij mensen onzeker Groot voordeel van opslaan Verdeling van het vet verschillend bij man en vrouw Eten bij beschikbaarheid, niet bij honger
Voedsel vinden  Centrale rol: Economisch Religieus Linguïstisch Moeilijk te slikken, we spuwen iemand uit, … Sociaal Status
Case: voorkeur voor kruiden  Antimicrobische hypothese Kruiden doden bacteriën Vlees trekt bacteriën aan Kruiden helpt om vlees te bewaren Kruiden helpt om ziekte te voorkomen Voorspelling: vooral in warmere klimaten en vooral voor vlees
Voorkeur voor alcohol  Rijpend fruit bevat 0.6% alcohol Rijpend fruit is een belangrijke bron van energie en vitamines Geur van ethanol helpt lokalisatie Selectie voor alcoholtolerantie (vgl voorkeur voor suiker)
Jagershypothese: bevoorrading  Vleesconsumptie veel hoger dan bij naaste verwante soorten Traditionele stammen: mannen jagen Hypothese stelt dat jacht cruciaal was bij ‘menswording’ Samenwerking Werktuigen Seksuele arbeidsverdeling
Jagershypothese: statuscompetitie  Show-off hypothese  Zie kostelijke signalen theorie Succesvolle jager deelt vlees buiten de familie Jacht levert status op voortplanting
Verzamelaarshypothese   Menswording komt door verzamelaars(ters) Meer dan helft van voedsel plantaardig Werktuigen dienen voor de verwerking Vrouwen passen verzamelintensiteit aan aan het succes van de man bij vleesverwerving Wellicht mix van beide
Psychologische gevolgen   Behalve fysieke verschillen, zijn er weinig systematische verschillen tussen man en vrouw Vrouwen zijn beter in geheugen voor positie van objecten Mannen zijn beter in oriënteren
Weber et al.: coefficient van variatie  Samplen Welk pakje kies je?
Weber: coefficient van variatie 2  Rood pakje: 10% 12 euro, 90% 0 euro Blauw pakje: 1 euro zeker Van welk pakje kies je een kaart?
Risico     Zoeken van voedsel (links of rechts, beek 1 of beek 2, etc.) Twee beken, vangst even goed. In de ene beek zit altijd een beetje vis, in de andere beek zit vaak niets, heel soms enorm veel Moderne (nog niet onderzochte) versie Merk A altijd ok (6/10). Merk B meestal beter (8/10, 95%), maar af en toe faalt het (0/10, 5%)
Risico     Maat van risico? Maten van variabiliteit Spreiding rond de verwachte waarde standarddeviatie (SD) Coëfficiënt van variatie SD/EV (verwachte waarde) Intuïtie: variantie wordt minder belangrijk als de verwachte waarde groot wordt Vgl 100 euro verschil op een gemiddeld bedrag van 100 euro vs 100000 euro
Risico     Wat is de kans dat er gekozen wordt voor het zekere ding?  Afhankelijk van energiebalans Als positief: nood aan onderhoudsportie Als negatief: nood aan overlevingsportie Weber et al. : Meta-analyse over papers Statistisch overzicht over de literatuur
Omgaan met risico: dieren CV voorspelt risicokeuzes Van de keuzevariantie wordt verklaard door CV: 33% als energiebalans positief is 42% als energiebalans negatief is Subset van studies met dezelfde voedselbron, bij bijen en wespen CV verklaart 72%, SD en EV niets.
Risico     Situaties vergelijkbaar met dieren Verschil: op voorhand informatie over kansen Verklaart slechts 16% van de keuzevariantie bij winsten, bij verliezen, nog minder Vervormt de menselijke geest de processen?  Zo ja heel relevant, want veel risico-informatie verzamelen we door ervaring
Studie 1     6 paren kaarten Info vooraf over de kansen, vs. geen informatie Na sampling, kozen van elk pakje een kaart Teerling bepaalde uitbetaling
keuzes
keuzes
Studie 1     Risicoavers gedrag volgt de CV, niet de SD Bevestigd door modelering Voorkeur actualiseert bij elke trekking Ervaringsleren In dit geval, gedragen mensen zich zoals dieren heel gevoelig voor grote afwijkingen
Studie 2     Zelfde set up Informatie vooraf  geven GEEN effect van de CV  Wel van de EV
Adaptief?      Zipfs wet Numerieke verdelingen in de natuur zijn heel scheef
Verbale informatie?     Waarom gedragen we ons anders als we de informatie hebben?  Leren van anderen Misschien spreken we elkaar over de ‘CV’ en niet over de ‘SD’.  “Merk A is niet betrouwbaar” Vergelijkt variantie binnen het merk, vergeleken met gemiddelde waarde?
Conclusie      Onze beslissingspsychologie draagt de stempel van onze evolutie Kan evolutiepsychologie ook een meerwaarde bieden (nieuwe voorspellingen, met implicaties voor de marketingpraktijk?) Griskevicius V et al. Journal of Marketing Research 2009
Emotie and advertenties Marketing probleem: Advertenties worden in een context getoond TV: Voetbalwedstrijd, film, spelprogramma Advertenties worden maar oppervlakkig verwerkt Mensen gebruiken heuristieken Werkzame heuristieken Populair (social proof) schaars
Concrete vraagstelling Vreesinducerende film versus romantische film Reclame met populariteits- versus schaarsheidscue Theorie 1: arousal verhoogt de impact van heuristieken Vrees , romantiek > controle voor beide contexten Theorie 2: negatieve valentie verhoogt nadenken Romantisch: vrees, romantiek > controle Vrees: geen effect
Evolutionaire hypothese Emoties dienen om het organisme optimaal te laten reageren op bepaalde belangrijke prikkels Meer aandacht voor bepaalde cues Bepaalde gedragingen liggen meer voor de hand
Evolutionaire hypothese Vrees: in de groep opgaan (minder kwetsbaar voor gevaar) Doen wat de anderen doen Opvallen / uniek zijn: grotere kwetsbaarheid Romantisch gevoel: uniekheid benadrukken Uniek proberen zijn Conformeren : lagere aantrekkelijkheid
Evolutionaire hypothese Advertenties met populariteitscue (“bestseller”) aantrekkelijker in een vreescontext minder aantrekkelijk in een romantische context Advertenties met schaarsheidscue (“wees anders”) Aantrekkelijker in een romantische context Minder aantrekkelijk in een vreescontext
Experiment 1 Emoties induceren (film, verhaal) Vrees en romantisch gevoel Advertentie / productbeschrijving met een slogan Populariteit / schaarsheid / geen
Experiment 1 Goed gevalideerde cues om heuristieken aan te spreken, werken niet altijd Werken soms tegen Experiment 2 Replicatie Verfijning van de heuristieken
Experiment 2 Populariteitscue Gedrag “iedereen doet het” Attitude “iedereen praat erover” Zal werken bij gedrag, niet bij attitude Schaarscheidscue Uniek “moeilijk te krijgen Op “laatste dag” Zal werken bij uniek, niet bij ‘op’.
Experiment 2 Los van hoofdeffecten “velen doen het” werkt beter bij bevreesden, maar niet “velen praten erover” “uniek aanbod” werkt beter bij romantisch voelenden maar niet “laatste kans”
Griskevicius et al: discussie Evolutionare theorie laat toe om gerichte voorspellingen te maken Specifieke emoties dienen om bepaalde cues uit de omgeving bij voorkeur te stimuleren Heel specifiek patroon, niet consistent met bestaande theorieën
Keuzegedrag: het zoeken naar variëteit Les 7 31 maart 2010
Overzicht Inleiding The psychological pleasure and pain of choosing: When people prefer choosing at the cost of subsequent outcome satisfaction (Botti & Iyengar, 2004) The Impact of Private versus Public Consumption on Variety Seeking Behavior (Ratner & Kahn, 2002) Wanting a bit(e) of everything. Extending the valuation effect to variety-seeking (Goukens et al, 2007)
1.1 Definitie “Varietyseeking (VS)” “The tendency of people to seek diversity in their choices of services of goods over time”  (Kahn, Kalwani and Morrison, 1986)
1.1 Definitie “Varietyseeking (VS)” ,[object Object]
Constante keuzeset: constante preferenties
Economisch niet rationeelBij een constante keuzeset vermindert het kopen van X op T1  de kans dat X gekocht wordt op T2
1.1 Varietyseekingfor the sake of variety Ratner et al. (1999) Kahn et al. (1997) ,[object Object]
Verschillende keren hetzelfde favoriete liedje: Online enjoyment zakt (Verzadiging is een belangrijk proces)
Als hetzelfde favoriete liedje afgewisseld door minder favoriet: meer enjoyment dan als niet afgewisseld
Conclusie
Mensen kiezen variëteit om de variëteit
Hoewel variëteit…
Leidt tot minder algemeen genot (door slechte liedjes)
Niet leidt tot piekervaringen (door contrast)
…Denken mensen dat gevarieerde sets beter zijn
Keer na keer uit 2 liedjes kiezen om te beluisteren
Deelnemers verkiezen om niet steeds favoriete liedje te horen, maar wisselen af met minder geprefereerde,[object Object]
Dit is individueel verschillend, persoonlijkheids-kenmerkMethode om het in overeenstemming brengen van het actuele niveau van stimulatie (ASL) met het optimale niveau van stimulatie (OSL)
1.3 Bekende effecten op VS ,[object Object],Positieve stemming   verwerking van aangeboden alternatieven   VS  ,[object Object],Veel stimulatie in omgeving   nood aan stimulatie   ,[object Object]
Sociaal effect
Motivatie in de productcategorie
Bevestiging van de autonomie,[object Object]
1.3.2 Motivatie-effect Valuation effect ,[object Object]
Vb. bij nicotinedeprivatie worden sigaretten gezien als langer
Vb. bij honger is onmiddellijk verlangen naar voedsel hoger
Uitbreiding van een set
Opwaardering van alle items in een set
Relatieve preferentiesterkte vermindert
Minder dominante opties worden ook aanvaardbaar
Vb. Vakantie in de woestijn indien nood aan rustpauze
Voorspelling: deprivatie in X verhoogt VS in X
Komt door verhoogde aantrekkelijkheid van eten in het algemeen
Honger verhoogt VS bij voedsel (Goukens et al., 2007),[object Object]
Wat als men dit in functie zet van de uitbreiding van “keuze”? ,[object Object]
Hoe evolueren de negatieve gevoelens
Veel activiteiten -> hoge verwachtingen -> Minder enthousiasmebijpositieveervaringen
Meer ‘kosten’ indienpositieveervaringen minder langdurendanverwacht
Meer opties adaptatie sterkerWat is de geaggregeerde functie? ,[object Object]
Meer bijmaximizers
Link met depressie,[object Object]
Overzicht Inleiding The psychological pleasure and pain of choosing: When people prefer choosing at the cost of subsequent outcome satisfaction (Botti & Iyengar, JPSP, 2004) The Impact of Private versus Public Consumption on Variety Seeking Behavior (Ratner & Kahn, JCR, 2002) Wanting a bit(e) of everything. Extending the valuation effect to variety-seeking (Goukens et al, JCR, 2007)
2. The psychological pleasure and pain of choosing When people prefer choosing at the cost of subsequent outcome satisfaction (Botti & Iyengar, 2004) Vaststellingen Mensen prefereren zelf te kiezen Vrijheid om te kiezen maakt mensen gelukkiger met hun keuze (ivm mensen die niet kiezen) ….wanneer het aantal keuzes beperkt is Vraag: Geldt dit ook wanneer alle opties negatief zijn? Vergelijken negatieve/positieve opties Vrijheid positief? Vrijheid negatief? Mogelijkheid om minst slechte te kiezen Focussen op negatieve van de beste optie Verhoogde stress als alle opties negatief zijn Onwil om zelf te kiezen als opties negatief (!) ->Extreme keuzes
1A 1B 2 Set van aantrekkelijke of onaantrekkelijke opties Mensen denken dat ze zelf willen kiezen in plaats van iemand anders te laten kiezen en verwachten dat kiezen meer voldoening oplevert dan niet kiezen.  Keuzemaker ervaren enkel meer voldoening (door te kiezen) binnen een keuzeset met positieve opties. Bij negatieve opties is het omgekeerd.  De omkering wordt verklaard door affect Hypotheses
2.2. Experiment 1a Opzet Results …in beide condities willen PP zelf kiezen  Scenario test: kiezen tussen pastas Twee condities Pp houdt van pasta Pp houdt niet van pasta Vragen Zou je zelf willen kiezen tussen de pastas (ipv je kamergenoot) Zou je gelukkiger zijn met de keuze als je zelf kon kiezen (ipv je kamergenoot) ….voorspellen ze dat dit hen gelukkiger zal maken
2.3. Experiment 1b Results: Kiezen maakt je niet gelukkiger bij negatieve keuze Opzet Experimenteel scenario: Idem als 1a maar met keuze between subjects 2(keuze) (Zelf – door kamergenoot) x2(valence) Pp zijn ontevreden/tevreden dat ze niet/wel moesten kiezen Als alle keuzes negatief zijn leidt  opgelegde keuze tot grotere tevredenheid Keuze conditie “What pasta do you choose?” -- Q1: Happy with having to choose? Q2: Happy with pasta? Niet Keuze conditie “Your roommate chooses pasta X” -- Q1: Happy withnotchoosing? Q2: Happy with pasta?
2.4. Experiment 2 Opzet Als alle keuzes negatief zijn, leidt een opgelegde keuze tot grotere tevredenheid. Waarom?  Hypothese: …De grotere investering van de kiezers in vgl met de niet kiezers resulteert in de generatie van een groter aantal positieve gedachten geassocieerd met de voordelen van de voorkeuroptie en een groter aantal negatieve gedachten geassocieerd met de nadelen vd negatieve opties… Dus: Moeten nadenken over onaantrekkelijke keuzes leidt tot minder tevredenheid 2x2x2 (=8 condities) Keuze vs geen keuze Positieve opties(4 goede yoghurt smaken) vs negatieve opties (4 onaangename yoghurt smaken) Vrije elaboratie vs opgelegde elaboratie Pre-test voor stimuli
2.4. Experiment 2 Procedure ,[object Object]
Verschillende instructies naargelang elaboratie
Vrije elaboratie (“yourchoice” vs “random assignment”)
opgelegde elaboratie (“yourchoice” vs “allowed to chooseorrandomlyassigned”)
Sheet of paper with pro/cons of each yoghurt als manipulation check
Pre-survey (onanticipatedsatisfaction level)
Denkprocess keuze
free elaboration: Recallonthoughtsduringselectionprocess:
vertellen wat ze dachten toen de yoghurt gekozen werd (door hen zelf of de proefleider).Vb: “Ik denk dat chocolade lekkerder is dan munt”/Vb2: “Ik hoop dat ze niet de chili smaak kiezen”
Pp genereren positieve en negatieve attributen
Bepaalt Ratio de tevredenheid en hoeveelheid gegeten yoghurt (testen mbv lineair model)?
Ratio bepaalt sterk de tevredenheid/hoeveelheid
Opgelegde : Pp moesten 5 positieve en negatieve eigenschappen van de 4 yoghurts (in hun conditie) opschrijven
Proef zoveel yoghurt als je wil
Post-survey to measurepreferenceforchoosing and experiencedsatisfaction
Measuringquantity of yoghurt eaten to getbehavioralmeasure of satisfaction,[object Object]
Bij strikt negatieve keuzes, focussen mensen op negatieve eigenschappen.
Nadenken over negatieve eigenschappen leidt tot minder tevredenheid,[object Object]
Overzicht Inleiding The psychological pleasure and pain of choosing: When people prefer choosing at the cost of subsequent outcome satisfaction (Botti & Iyengar, 2004) The Impact of Private versus Public Consumption on Variety Seeking Behavior (Ratner & Kahn, 2002) Wanting a bit(e) of everything. Extending the valuation effect to variety-seeking (Goukens et al, 2007)
Studie Consumenten verwachten dat anderen een gevarieerde keuze als gunstiger zien dan een beperkte keuze Consumenten zoeken meer naar variëteit wanneer hun keuzes onderhevig zijn aan sociale controle dan wanneer ze persoonlijk zijn (Sociale wenselijkheid om niet herhaaldelijk favoriete items te kiezen) Sociale druk om interessant te lijken veroorzaakt meer variëteit in zoekgedrag bij consumenten met een hoge zelfmonitoring dan bij consumenten met een lage zelfmonitoring Het verlangen om interessant te lijken veroorzaakt bij consumenten met een hoge zelfmonitoring meer variëteit in zoekgedrag dan het verlangen om rationeel te lijken Consumenten verwachten dat anderen meer variëteit kiezen dan zijzelf Een sociale cue die aantoont dat het gepast is om een favoriet te hebben, zorgt voor een vermindering van sociale druk om een gevarieerde keuze te maken (Pre-test) , 2 1 2 2 3 3 3.1. Hypothesen
3. The Impact of Private versus Public Consumption on Variety Seeking Behavior (Ratner & Kahn, 2002)
3.2. Studie 1: hypothese 2 Resultaten: Meer verschillende items kiezen door sociale controle Methode Aantal verschillende candies Studenten mogen 5 items kiezen (combinaties mogelijk) Keuze maken en scoren (Per item schaal van 0 (niet lusten) tot 100 (wel lusten)) Roze en groene blaren Groen = private conditie Roze = publieke conditie Roze blad geven aan iemand met een groen blad  deze komt naar voor en geeft beide keuzes door Op basis van ordening: in de publieke conditie meer items kiezen die men minder hoog scoort
3.2. Studie 2: hypothese 1, 3a en 3b Hoge SM kiezen meer in “interessant” cond Methode 3 Condities 1. Privaat: geen evaluatie van de keuze Publiek  2a– hoe interessant is de keuze? 2b– hoe rationeel is de keuze? Studentenmogen 5 items kiezen ,[object Object],Enkel publieke condities Hoe gaat een ander mijn keuze evalueren?  questionnaire op 7 punten schaal, 8 items Alle condities (publiek en privaat) Hoe zou ik iemand evalueren die  5 dezelfde kiest? 5 verschillende types kiest? Liking van de candies: 1 (niet lusten) - 7 (wel lusten) Filler taak Zelfmonitoring schaal Aantal verschillende candies ,[object Object]
Iemand die 5 verschillende types zou kiezen wordt niet positiever beoordeeld dan iemand die 5 dezelfde types zou kiezen. Meer variëteit is beter maar niet noodzakelijk 5 verschillende types (2 kan ook) ,[object Object]
Agenda Inleiding The psychological pleasure and pain of choosing: When people prefer choosing at the cost of subsequent outcome satisfaction (Botti & Iyengar, 2004) The Impact of Private versus Public Consumption on Variety Seeking Behavior (Ratner & Kahn, 2002) Wanting a bit(e) of everything. Extending the valuation effect to variety-seeking (Goukens et al, 2007)
4. Wanting a bit(e) of everything. Extending the valuation effect to variety-seeking (Goukens et al, 2007)
4.1 Inleiding Goals system theory Doelen, middelen en keuzes maken Hypotheses ,[object Object]
Doelen beïnvloeden de manier waarop individuen de wereld evalueren
Objecten die instaan voor bevredigen van doelen als waardevoller
Fishbach, Shah, & Kruglanski (2004)
“Addingalternativesthatalso serve as meansfor the satisfaction of a particular goal, dilutes the degree of associationbetween the goal and anygivenmeans to reach the goal.”
Een verlangen-geïnduceerde verhoging van de aantrekkelijkheid van de verlangde object-klasse, …., maar verzwakt tevens de graad van associatie tussen het verlangen en het favoriete middel om dit verlangen te bevredigen. Deze verzwakte associatie leidt verlangende consumenten om
minder trouw te zijn aan hun favorieten
meer geneigd te zijn om een bredere set van alternatieven te beschouwen Valuation effect …anactive goal increases the attractiveness of any and everymeansable of satifyingit… Minder gunstige opties, die doel bevredigen, kunnen ook in keuzeset binnendringen
4.1. Pilootstudie Resultaat Opzet Hongerige deelnemers evalueerden een groter aantal items als bevredigend dan verzadigde deelnemers Zorgt verlangen naar voedsel voor een stijging van aantal bevredigende alternatieven? 96 deelnemers 2 condities: hongerige versus verzadigde 28 afbeeldingen van snacks Taak: Rode (houdt niet van) of groene knop (houdt van)
4.2. Studie 1: Doel Effect van honger op VS (Aantal verschillende sandwiches) Onderliggende proces: verandering in voedsel aantrekkelijkheid Meten van sandwich aantrekkelijkheid  Manipulatie:belegen sandwiches (2 dagen) zien verhoogtvoedselwensbijlaagwalging-gevoeligemensen,  verlaagtvoedselwensbijhoogwalging-gevoeligemensen (pretest) 124 studenten 2x2x2: honger x aanwezigheidvoedsel x walginggevoeligheid Manipulatie hongerig   verzadigd Deelnemersmochtennieteten 4h. voor het experiment Helftkreegeengrootstuk cake in het begin aanwezig   nietaanwezig: plateau met sandwiches Walginggevoeligheid: vragenlijst Deelnemers Design
4.2. Studie 1: Procedure ,[object Object]
Verzadigde conditie: stuk cake sandwich bar + smaaktest (20 vragen) met “Filler taak” (20 min.) < verzadigingsgevoeltreedtnietonmiddellijk op
Aanwezigheid conditie: plateau zien ‘Catering’ formulier
persoonlijke voorkeur
5 punten schaal
Walging vragenlijst
Individuele verschillen
Extra beloning (van sandwich bar)
kans op 5 gratis sandwiches voor de komende week,[object Object]
Honger correleert met VS behalve in high-disgust x present conditie,[object Object]
4.3. Studie 2 Doel uitbreidennaarandereproducten (Dranken en Reizen) Bij een fitness centrum (mensen hebben dorst) In een reisbureau (mensen hebben zin om te reizen) ,[object Object],Quasi-experiment 2 x 2: Fitness vs reisbureau x dranken vs. Reisactiviteiten ,[object Object]
fruitdranken
reisactiviteiten (Strand, natuur, sport,…)
In beideconditiesookvragennaardorst en zinom op vakantietegaan
Wedstrijd
Drankenpakket (6 van 8)
Reis (vakantie naar Sri Lanka met vlucht, hotel, 4 activiteiten kiezen)Survey Deelnemers Design Procedure
4.3. Studie 2 Result Zin in drank of reizen verhoogt  ,[object Object]
daarom het zoeken van variëteit (statistische mediatie) van drinken resp. reisactiviteiten,[object Object]
Bezitalsuitbreiding van het individu Consumentengedrag Les 8
Overzicht Waarom bezittingen verwerven? Relatie tussen bezittingen en de consument Hoe worden bezittingen verworven? Implicaties naar consumentengedrag ,[object Object],[object Object]
Centrale vragen: Elk mens voelt in meerdere of mindere mate de nood te verwerven Bezit is een zeer hoog goed in onze samenleving ,[object Object]
Hoe worden bezittingen verworven?
Wat is de functie van bezit?
Welke implicaties heeft dit voor consumentengedrag?,[object Object]
Kennis, imago, onzekerheid, utiliteit
Rol bezit bestuderen als middel tot effectieve communicatie met consument:
meer/minder/juiste producten kopen,[object Object]
Vorige Lessen: Evolutie Streven naar overleven als individu en soort: procreatie en consumptie Variatie in reproductie Minder of meer aangepast ,[object Object]
Trekken worden gestimuleerd of afgezwakt,[object Object]
Vorige Lessen: Evolutie Accumuleren van resources laat fitheid zien Biedt buffer tegen veranderende omgeving Geeft invloed op omgeving Resources beschikbaar, maar… …enkel “nuttig” als we toegang hebben die genoeg exclusief is!!!
Bezit Burgerlijk Wetboek artikel 544 : Eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de verordeningen. …inclusief vervreemding, vernietiging,…
Verwerven ,[object Object]
Om te signaleren
Om te accumuleren,[object Object]
ook gesublimineerde/geëvolueerde “hogere orde” motivaties
Psychologische benadering (distaal vs proximaal),[object Object]
Gemeenschappelijk: Maximaliseren van het zelf, als individu en als soort Overstijgen van sterfelijkheid Belangrijke component: controle/zelfbeschikking
Algemene Drijfveren
Nastreven vervulling noden geeft voldoening Maximale ontplooiing op alle vlak Consumenten zien in producten vaak vervulling noden ,[object Object]
Bezittingen als relatie tussen mens en zijn maximale ontplooiing,[object Object]
Wall Street The point is, ladies and gentleman, that greed, for lack of a better word, is good. Greed is right, greed works. Greed clarifies, cuts through, and captures the essence of the evolutionary spirit. Greed, in all of its forms; greed for life, for money, for love, knowledge has marked the upward surge of mankind. And greed, you mark my words, will not only save Teldar Paper, but that other malfunctioning corporation called the USA. Thank you very much Gordon Gekko / Michael Douglas,  Wall Street 1987
Paper 1 : The ExtendedSelf Russel Belk (1988) JCR Qualitatiefonderzoek (Quantitatief) Literatuuroverzicht Combinerenbestaandeinzichtenterstimuleringnieuwonderzoek
Paper 1 : The ExtendedSelf Citaatalsuitgangspunt: “a man's Self is the sum total of all that he CAN call his, not only his body and his psychic powers, but his clothes and his house, his wife and children, his ancestors and friends, his reputation and works, his lands, and yacht and bank-account. All these things give him the same emotions. If they wax and prosper, he feels triumphant; if they dwindle and die away, he feels cast down,-not necessarily in the same degree for each thing, but in much the same way for all.” (James, 1980 p. 291-292) Trachtenbegrijpenrelatiebezittingen en zelf ,[object Object]
Teneinde impact consumptie op het bestaantebegrijpen,[object Object]
Paper 1 : Zelfconceptie “Mine” = “Me” alsuitgangspunt Controle is cruciaal (McLelland, 1951) Ellis (1985) vondpercepties van bezit in ,[object Object]
Verlies van bezit
Alstechniek van depersonalizatie (leger, gevangenis, home,…)
Roeptrouwproces op
Investering van het zelf in objecten
Objectenmakenleidt tot gevoel van bezit (schepper),[object Object]
Zelfvsandere: via competitieomomgeving
Ontwikkelingidentiteit: doen en hebben
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides
Alle slides

Weitere ähnliche Inhalte

Ähnlich wie Alle slides

Bijeenkomst 12 Februari Presentatie Bert Pol
Bijeenkomst 12 Februari Presentatie Bert PolBijeenkomst 12 Februari Presentatie Bert Pol
Bijeenkomst 12 Februari Presentatie Bert Pol
Michelle
 
NIMA MDG trendsessie 10 december 2009 / Tony Bosma Ordina
NIMA MDG trendsessie 10 december 2009 / Tony Bosma   OrdinaNIMA MDG trendsessie 10 december 2009 / Tony Bosma   Ordina
NIMA MDG trendsessie 10 december 2009 / Tony Bosma Ordina
NIMA
 
Inleiding in de_consumentenpsychologieversie_2009
Inleiding in de_consumentenpsychologieversie_2009Inleiding in de_consumentenpsychologieversie_2009
Inleiding in de_consumentenpsychologieversie_2009
rieslinglover
 
Koop mij martin lindstrom samenvatting
Koop mij martin lindstrom samenvattingKoop mij martin lindstrom samenvatting
Koop mij martin lindstrom samenvatting
e3j1
 

Ähnlich wie Alle slides (20)

Productieve Creativiteit, door Dany Jacobs
Productieve Creativiteit, door Dany JacobsProductieve Creativiteit, door Dany Jacobs
Productieve Creativiteit, door Dany Jacobs
 
Productieve Creativiteit, door Dany Jacobs
Productieve Creativiteit, door Dany JacobsProductieve Creativiteit, door Dany Jacobs
Productieve Creativiteit, door Dany Jacobs
 
Startpresentatie afstudeerkring de nieuwe werknemer
Startpresentatie afstudeerkring de nieuwe werknemerStartpresentatie afstudeerkring de nieuwe werknemer
Startpresentatie afstudeerkring de nieuwe werknemer
 
Selling Blue Elephants
Selling Blue ElephantsSelling Blue Elephants
Selling Blue Elephants
 
Bijeenkomst 12 Februari Presentatie Bert Pol
Bijeenkomst 12 Februari Presentatie Bert PolBijeenkomst 12 Februari Presentatie Bert Pol
Bijeenkomst 12 Februari Presentatie Bert Pol
 
NIMA MDG trendsessie 10 december 2009 / Tony Bosma Ordina
NIMA MDG trendsessie 10 december 2009 / Tony Bosma   OrdinaNIMA MDG trendsessie 10 december 2009 / Tony Bosma   Ordina
NIMA MDG trendsessie 10 december 2009 / Tony Bosma Ordina
 
Inleiding in de_consumentenpsychologieversie_2009
Inleiding in de_consumentenpsychologieversie_2009Inleiding in de_consumentenpsychologieversie_2009
Inleiding in de_consumentenpsychologieversie_2009
 
Brand Activism Presentatie Peeter Verlegh.pptx
Brand Activism Presentatie Peeter Verlegh.pptxBrand Activism Presentatie Peeter Verlegh.pptx
Brand Activism Presentatie Peeter Verlegh.pptx
 
Keuzetraject sociale verandering_promoversie
Keuzetraject sociale verandering_promoversieKeuzetraject sociale verandering_promoversie
Keuzetraject sociale verandering_promoversie
 
Scriptie marketing trends Identiteitsmarketing
Scriptie marketing trends IdentiteitsmarketingScriptie marketing trends Identiteitsmarketing
Scriptie marketing trends Identiteitsmarketing
 
Koop mij martin lindstrom samenvatting
Koop mij martin lindstrom samenvattingKoop mij martin lindstrom samenvatting
Koop mij martin lindstrom samenvatting
 
Buyology martin lindstrom samenvatting E3J1
Buyology martin lindstrom samenvatting E3J1Buyology martin lindstrom samenvatting E3J1
Buyology martin lindstrom samenvatting E3J1
 
Afscheidsspeech IPM
Afscheidsspeech IPMAfscheidsspeech IPM
Afscheidsspeech IPM
 
Presentatie nedvang pragma02022010
Presentatie nedvang pragma02022010Presentatie nedvang pragma02022010
Presentatie nedvang pragma02022010
 
Dialogue Donderdag #28 Gerben Langendijk
Dialogue Donderdag #28 Gerben LangendijkDialogue Donderdag #28 Gerben Langendijk
Dialogue Donderdag #28 Gerben Langendijk
 
presHVAtechbedrijfskunde
presHVAtechbedrijfskundepresHVAtechbedrijfskunde
presHVAtechbedrijfskunde
 
Tell-a-friend 9 april 2009 - Veranderend klantgedrag
Tell-a-friend 9 april 2009  - Veranderend klantgedragTell-a-friend 9 april 2009  - Veranderend klantgedrag
Tell-a-friend 9 april 2009 - Veranderend klantgedrag
 
Consumentengedrag slides
Consumentengedrag slidesConsumentengedrag slides
Consumentengedrag slides
 
COVID-19 Route Kaart Dilemma's en Oplossingen
COVID-19 Route Kaart    Dilemma's en OplossingenCOVID-19 Route Kaart    Dilemma's en Oplossingen
COVID-19 Route Kaart Dilemma's en Oplossingen
 
Wat is maatschappelijk ondernemen?
Wat is maatschappelijk ondernemen?Wat is maatschappelijk ondernemen?
Wat is maatschappelijk ondernemen?
 

Alle slides

  • 2.
  • 3.
  • 4.
  • 5. The Intuition Trap Bv. Pampers - ontwikkeld omwille van - tijdsbesparing - gebruiksgemak - faalde aanvankelijk in de markt - pas later, na onderzoek: - “happy babies”
  • 6. The intuition trap We zijn allemaal consumenten, EN amateur-psychologen. Maar ons eigen individueel perspectief is beperkt. Het is moeilijk om ons te verplaatsen in ‘de klant’, zeker voor managers in grote bedrijven Onderzoek Hoch (1988): marktonderzoekers voorspellen alledaags gedrag slechter dan de consumenten zelf. Hun eigen leef- en denkwereld is niet representatief. Intuitieve verhalen zijn eenvoudig, unifactorieel, gedurfd. Gevaar voor ‘scenario thinking’ en ‘planning fallacy’. Wetenschappelijke verhalen zijn complex en voorzichtig!
  • 7. Wetenschap en marketingstrategie Goed marktonderzoek is belangrijk en nuttig Maar je hebt inferenties nodig Van de sample naar de populatie Van vandaag naar de toekomst Van de onderzoekscontext naar de realiteit Business Strategy betekent durven en risico nemen.
  • 8. Wetenschap en marketingstrategie Inzicht in de wetenschap van het consumentengedrag dient als ACHTERGRONDKENNIS voor marketingbeslissingen Beslissingen over 4 ‘p’s Product Bvb. smaak Prijs Bvb. eerlijkheidsoverwegingen Plaats Bvb. contexteffecten Promotie Bvb. kwaliteitsperceptie
  • 9. Wetenschap en marketingstrategie Intuïtie ‘ziet’ gemakkelijk correlaties, bv. tussen reclame en verkoop Opvallende ‘exemplars’ domineren besluitvorming ‘ziet’ gemakkelijk causatie waar enkel correlatie bestaat. Managers houden niet van onzekerheid Maar je kan die niet zomaar ‘wegdenken’ Wetenschappelijk inzicht nodig voor onzekerheidsreductie
  • 10. Consumentenonderzoek vs marktonderzoek beschrijven C M voorspellen c M verklaren C m controleren c M CONTROLE vraagt nochtans verklaring! Louter predictie is gebaseerd op historische gegevens.
  • 11. Relaties tussen alle betrokken partijen behavior Marketing organisaties Marketing strategie Public Policy Overheid Consumen-tengedrag Consumenten
  • 12. Producten en diensten Marketing stimuli Consumenten respons Affect (gevoelens) Gedrag (acties) Cognitie (gedachten)
  • 13. Wetenschappelijk onderzoek naar consumentengedrag Vanuit de Economie Management Science (bedrijfskunde) Psychologie Cognitieve Psychologie (neuroscience) Sociale Psychologie (sociale) Antropologie
  • 14. Leren en customer value (Guy Rombouts) Les 2 Wat leren consumenten? Wat is een merknaam waard? Waar letten consumenten op?
  • 15. Doelen, motivatie, zelfcontrole (S.Dewitte) Les 3 en 4 Wat veroorzaakt impulsaankopen? Hoe werken verleidingen? Hoe werken doelen in op beslissingen? Hoe helpen doelen tegen marketinginvloeden? Hoe reguleren mensen zichzelf? Hoe belangrijk zijn cognitieve processen hierbij?
  • 16. Social self and status (Luk Warlop) Les 5 en 7 Heeft het gebruik van merken iets te maken met identiteit? Subtiele gevolgen van intraseksuele competitie Willen mensen zichzelf verbeteren met producten?
  • 17. Evolutionaire achtergrond van consumentenbeslissingen (S.Dewitte) Les 6 Hoe beïnvloedt ons evolutionair verleden ons consumentengedrag? Wat is de invloed van het andere gelacht op consumptie? Kunnen we iets leren van dieren bij het bestuderen van consumentengedrag
  • 18. Keuze en zucht naar variëteit (S. Dewitte) Les 8 Waarom kiezen mensen niet altijd hun favorieten? Willen mensen altijd zelf kiezen en is dat altijd het beste? Wat is de rol van verlangens in beslissingen?
  • 19. The extended self (Bart Claus) Les 9 Wat betekent mijn in ‘Mijn band is plat’? Wat doet het aanraken van een product? Wat is de meerwaarde van iets zelf te maken (het ikea effect)
  • 20. Sociale invloeden op consumentenbeslissingen (Luk Warlop) Les 10 Kunnen mensen elkaar onbewust beïnvloeden bij consumentenbeslissingen? Wat is de rol van slank in de media op welbevinden? Wat is de invloed van de loutere aanwezigheid van anderen?
  • 21. Toepassingen Les 11 en 12: adverteren Les 13: de competente consument
  • 22.
  • 28.
  • 29. Trends in psychologie Minder sociaal geworden Rol van anderen, bvb familie Rol van attitudes Meer cognitief geworden Rol van het geheugen Rol van elaboratie Rol van risicoperceptie Consumentengedrag volgt deze trends
  • 30. Trends in psychologie Minder koud geworden Rol van expertise Rol van opvattingen Meer ‘warm’ geworden Rol van emoties en affect Rol van gedragsconflict Rol van arousal Consumentengedrag volgt deze trends
  • 31. Andere invloeden Economie Rationeel model van het menselijk gedrag Behavioral decision theory Behavioral economics Antropologie Postmodern Interpretatie Andere thema’s
  • 32. Opkomst van BDT Behavioral decision theory Tversky en Kahneman 100 dollar of 50% kans op 200 dollar? Uitgangspunt: in vraag stellen van rationaliteit Kijkt meer naar keuze (vs attitudevorming) Effecten (vb endowment effect) vs theorieën Stimulus (vs geheugen) Vullen elkaar aan
  • 33. Post-modernisme Belk CB is ‘Discipline unto itself’ ‘Not a subdiscipline of marketing, advertising, psychology, sociology, anthropology, (economics)’ ‘Not a handmaiden of business, government, or consumers’
  • 34. Post-modernisme Subjectivism Focus on experience Topics: Rafting, brand communities Methods: hermeneutics, participant observation, …
  • 35. Toegepast veld? Artikels met nieuwe consumententheorie Artikels met nieuw fenomeen Versus Artikels die (psychologiche of economische) theorie toepassen Voorbeeld: contexteffecten (Simonson)
  • 36. Compromis-effect 5 megapixels 344 euro 7,1 megapixels 385 euro 8 megapixels 446 euro 50% 50% 20% 70% 10%
  • 38. Toegepast veld? Verwant onderscheid: marketing relevantie vs algemene implicaties ‘Brand equity’, ‘Context effecten’ Moet het bruikbaar zijn? nuttig? Managers, consumenten, beleid
  • 39. Toegepast veld? Grootste verschillen met psychologie Thema Realiteitswaarde van het gedrag
  • 40. Identiteit van consumentengedrag ten opzichte van de economie Rieskamp, J., Busemeyer, J.R.; & Mellers, B.A. (2006). Extending the bounds of rationality: evidence and theories of preferential choice. Journal of Economic Literature, 44, 631-661 Uitgangspunt: rationele consument (microeconomie)
  • 41. Rationaliteit Optie 1: citytrip naar Londen, 70 euro, 2 personen (1 nacht), 4 april Optie 2: citytrip naar Zürich (Alpen), 150 euro, 2 personen (1 nacht), 4 april
  • 42. Rationaliteit Optie 1: citytrip naar Zürich (Alpen), 150 euro, 2 personen (1 nacht), 4 april Optie 2: wellness weekend in eigen land, 110 euro, 2 personen (1 nacht), 4 april
  • 43. Rationaliteit Optie 1: citytrip naar Londen, 70 euro, 2 personen (1 nacht), 4 april Optie 2: wellness weekend in eigen land, 110 euro, 2 personen (1 nacht), 4 april
  • 44. Rationaliteit Consistentie / coherentie met ‘doel’ Keuzeset ABC “Als ApB, en BpC, dan ApC” Utility, dus U(A) > U(B) > U(C)
  • 45. Perfecte consistentie Er is variabiliteit (25%) Methodes (bvb keuze versus prijs) Situaties Oplossing: stochastische modellen p(A/[A,B]) = F(u(A), u(B))
  • 46. Sterke stochastische transitiviteit ‘strong stochastic transivitity’ If p(A/[A,B]) ≥ .50 and p(B/[B,C]) ≥ .50, then p(A/[A,C]) ≥ max(p(A/[A,B]); p(B/[B,C]) Voorbeeld Spel A: 29% op €3 Spel B: 5% op €17.50 Spel C: 9% op €9.70 71% 0, EV: .87 95% 0, EV: .875 91% 0, EV: .873
  • 47. Sterke stochastische transitiviteit Wordt geschonden ApB: .59 BpC: .72 ApC: .51 Lokale vergelijkingen
  • 48. Onafhankelijkheid van irrelevante alternatieven Set ABCD If p(A/[A,C]) ≥ p(B/[B,C]), then p(A/[A,D]) ≥ p(B/[B,D]) Sterkere versie mogelijk, waarbij de verhouding bewaard blijft
  • 49. Onafhankelijkheid van irrelevante alternatieven Het Rode blauwe bus probleem Vb auto of bus? Versus auto, rode bus, blauwe bus Kans op auto is hoger in set 1 Compromis effect (zie hoger)
  • 50. Regulariteit X en Y zijn keuzesets: Als Y deel van X p(A/Y) ≥ p(A/X) Schending: attractie-effect Asymmetrisch dominantie-effect
  • 51. Attractie-effect 5 megapixels 344 euro 7,1 megapixels 385 euro 7,1 megapixels 426 euro 50% 50% 25% 70% 5%
  • 53. Zwakke stochastische transitiviteit ‘weak stochastic transitivity’ If p(A/[A,B]) ≥ .50 and p(B/[B,C]) ≥ .50, then p(A/[A,C]) ≥ .50 Schending?
  • 54. Zwakke stochastische transitiviteit Set van spelen: A 7/24 op 5€ B 8/24 op 4.75€ C 9/24 op 4.5€ D 10/24 op 4.25€ E 11/24 op 4€ A>B>C>D>E paarsgewijs maar E > A
  • 55. Zwakke stochastische transitiviteit Inconsistente schendingen In heel artificiële situaties Voorlopige conclusie: mensen volgen het principe van zwakke stochastische transitiviteit
  • 56. Rationaliteit? Zijn we fundamenteel irrationeel? Negeren we onze utiliteiten? Heel kwetsbaar voor onregelmatigheden die ons misleiden?
  • 57. Bounded rationalityecological rationality Nee! Onze rationaliteit is flexibel Mag veranderen Honger : norm verlagen van wat eetbaar is Keuzeset is niet arbitrair Zegt iets over werkelijkheid Belang van de dimensies
  • 59. Conclusie les 1 Familietrekken uit psychologie Methode Theoretische trends Focus op proces, detaillistisch Familietrekken uit economie Uitgangspunt van rationaliteit Motief om dit te bevragen Relevant economisch gedrag Moderne synthese Warmere topics Focus op wat mensen kunnen
  • 60. Les 2Geheugen van de consument en consumentenleren 12 maart 2008
  • 61. Overzicht De fundamenten Bespreking artikels Hoch, S.J. & Deighton, J. (1989).Managing what consumers learn from experience. Journal of Marketing, 53, 1-20. Keller, K.L.(1993). Conceptualizing, measuring, and managing customer-based brand equity. Journal of Marketing, 57, 1-22. Warlop L., Ratneshwar S., & Van Osselaer S. (2005). Distinctive brand cues and memory for product consumption experiences. International Journal of Research in Marketing, vol. 22, no. 1 (Mar.), pp. 27 - 44. 1. Het geheugen van de consument 2. Consumentenleren
  • 62. Overzicht De fundamenten Bespreking artikels Inleiding KTG vs LTG Principes vh LTG Organisatieprincipe Contextspecificiteit Associatieprincipe Hoch, S.J. & Deighton, J. (1989).Managing what consumers learn from experience. Journal of Marketing, 53, 1-20. Keller, K.L.(1993). Conceptualizing, measuring, and managing customer-based brand equity. Journal of Marketing, 57, 1-22. Warlop L., Ratneshwar S., & Van Osselaer S. (2005). Distinctive brand cues and memory for product consumption experiences. International Journal of Research in Marketing, vol. 22, no. 1 (Mar.), pp. 27 - 44. 1. Het geheugen van de consument 2. Consumentenleren
  • 63.
  • 64. Ideeën en geheugen van consument veranderen
  • 67. Belangrijk management probleem: hoe nieuwe associaties creëren, en andere doen verdwijnen?
  • 68.
  • 69. 1.3 Principes vh LTG Organisatieprincipe Experiment Bower, Clark, Lesgold, and Winzenz (1969) Percent 4 x lijst van mineralen bv. goud, lei, koper, lood,… Condities Gestructureerde lijst Random lijst Hoeveel herinneren? 100 Gestructureerd Random 50 0 1 3 4 . 2 herhalingen
  • 70. 1.3 Principes vh LTG Organisatieprincipe Merk-gebaseerde Taxonomische personenwagens personenwagens Ford Renault Blikjes PET fles … Opel Glazen fles BMW Postmix
  • 71. 1.3 Principes vh LTG Contextspecificiteit* Experiment Godden and Baddeley (1975) Probabiliteitvan herinnering Duikers Woorden leren: Droog vs. Nat (6 meter onder water) Herinnering: Droog vs. Nat Natte herinnerings-context 100% Droge herinnerings- context 0% Encoderins- context Nat Droog *Belang van context bij opslag en herinnering
  • 72. 1.3 Principes vh LTG Interbrew Jupiler licht Mijn thuis is … Stella Artois Pils Bier van het land van … Café hoofdpijn Bier Leuven Guiseppe Drank Dorst Associatieprincipe Elk idee, concept, … wordt in het geheugen opgeslaan als een ‘node’ ‘Nodes’ gelinkt door associaties vormen zo een associatief netwerk
  • 73. 1.3 Principes vh LTG Associatieprincipe Denken aan 2 concepten associatie vormt zich in het geheugen Wanneer frequentie denken stijgt associatie versterkt Wanneer associatiesterkte versterkt (of afstand ) snelheid antwoord stijgt Priming Associatieve interferentie
  • 74. 1.3 Principes vh LTG Associatieprincipe Priming Sneller reageren op een bepaalde stimulus als men deze eerder heeft waargenomen Meyer and Schvaneveldt (1971): zijn de woorden “echt” of niet Woordenparen die verband houden worden sneller herkend verpleegster – boter plame – reab brood – boter Priming/facilitatie van activatie van het ene concept met verbonden concepten Activatie van een concept kan onze indrukken van andere concepten beïnvloeden
  • 75.
  • 76.
  • 77. 1.3 Principes vh LTG Associatieprincipe Associatieve interferentie Evaluaties van Enkel gerucht Gerucht en ontkenning Gerucht en interferentie Controle groep (Tybout, Calder, & Sternthal 1981)
  • 78.
  • 79. Keller, K.L.(1993). Conceptualizing, measuring, and managing customer-based brand equity. Journal of Marketing, 57, 1-22.
  • 80. Warlop L., Ratneshwar S., & Van Osselaer S. (2005). Distinctive brand cues and memory for product consumption experiences. International Journal of Research in Marketing, vol. 22, no. 1 (Mar.), pp. 27 - 44.1. Het geheugen van de consument 2. Consumentenleren
  • 81. 2.1 Emoties Klassieke conditionering Associatie tussen 2 objecten Stappen US (Betekenisvolle prikkel)  R US + CS (betekenisarme, opvallende prikkel)  R CS  R Onderlinge temporeel verband is belangrijk
  • 82.
  • 83. Veranderingen in preferenties door het samen voorkomen van
  • 84. US met bepaald affect (positief of negatief)
  • 86.
  • 87. Negatieve prikkel geassocieerd met het gedrag is minder sterk. (Sterke associatie tussen kredietkaarten en voordelen van uitgeven - onmiddellijk)
  • 88.
  • 89. 2.1 Emoties Pure blootstellingseffect Herhaalde blootstelling aan een prikkel maakt die positief (vooral voor neutrale stimuli) Streven naar optimale opwinding (aangeboren nastreven van nieuwheid)
  • 90. 2.2 Motivatie Rol bij overtuiging 3 kopen, 2 betalen Rij trager voor ons Verwen jezelf …
  • 91.
  • 92. Inconsistenties zijn onaangenaam (want creëren onzekerheid)
  • 96. Differentiëren + + - ? - + + spinazie Popeye
  • 97. 2.2.2 Consistentiestreven Cognitieve-dissonantietheorie Drijfveer: attitude-gedragsinconsistentie verminderen van interne dissonantie door verhogen van attitude-gedrag consistentie (feitelijk) Genomen beslissingen duwen ons in één richting mbt attitude tov gekozen alternatief (kan ook onbewust) Verschil wegredeneren Gekozen alternatief wordt aantrekkelijker Verworpen alternatief wordt minder aantrekkelijk Inruilen
  • 98. 2.2.2 Consistentiestreven Impression-managementtheorie Mensen managen hun imago consistente indruk geven, inconsistente indruk vermijden Producten signaleren wie je ‘bent’, wie je niet bent Is dissonantiereductie eigenlijk I.M.? IM: verhogen van positief beeld naar anderen door gedrag-attitude consistentie (perceptie)
  • 99.
  • 102. ‘Nood aan cognitie’: kennis is belangrijk
  • 105. ‘Functionaliteit’: nut is belangrijkSoorten functies Kennisfunctie (Shortcut naar kennis): Vereenvoudigen van grote hoeveelheid informatie in attitude Waarde-uitdrukkingsfunctie (imago): controle over indrukken die anderen hebben Ego-beschermingsfunctie (Angst, wishfull thinking,…: Leren omgaan met frustratie, agressie,… Utilitaire functie (instrumenteel): beloning versus straf
  • 106.
  • 108.
  • 109. Keller, K.L.(1993). Conceptualizing, measuring, and managing customer-based brand equity. Journal of Marketing, 57, 1-22.
  • 110. Warlop L., Ratneshwar S., & Van Osselaer S. (2005). Distinctive brand cues and memory for product consumption experiences. International Journal of Research in Marketing, vol. 22, no. 1 (Mar.), pp. 27 - 44.1. Het geheugen van de consument 2. Consumentenleren
  • 111. Paper maakt twee punten Kan leren door ervaring met het product ook beinvloedt worden door een manager? Wat zijn de strategische implicaties daardoor afhankelijk van de relatieve marketpositie?
  • 112.
  • 113. Algemeen idee: tonen dat onder omstandigheden waar het leren misgaat kunnen managers ingrijpen
  • 114.
  • 115. 3.2. Model met drie factoren Familiariteit: Aantal ervaringen met producten Motivatie: Bereidheid om te leren over producten (Doelen die men wil bereiken door het leren) Ambiguïteit: Hoe duidelijk, objectief, toegankelijk en veranderlijk is de informatie? Concurrentiële positie Interne psychologische Externe
  • 116.
  • 117. Nieuwe info: “Nikes zijn waterdicht!”
  • 118. Kritische info: zijn andere schoenen ook waterdicht?
  • 119. Waarde nieuwe info hangt af van kritische infoAnalyse van het model
  • 120. Wanneer is men meest vatbaar voor leren door ervaring?
  • 121. 3.3. Strategische implicaties TOP-DOG: rem leren af UNDER-DOG: faciliteer leren
  • 122. 4. Conceptualizing, measuring, and managing customer-based brand equity* Brand equity (Merk-kapitaal) Toegevoegde financiële waarde (effect van…) Marketing effecten die enkel te wijten zijn aan de kennis van de consument over het merk Versus onbekend/niet bestaand merk *Keller, 1993
  • 123.
  • 124. …is een kenmerk van…
  • 125. Brand equity tree Is a node present? And how easily is it accessed? Brand recall Which brands of soft drinks do you know? Top of mind? Brand Awareness Do you know this brand X? Brand recognition Brand Equity f() Favora- bility Strength Unique-ness Non prod. rel. Attributes Prod. Rel. How rich is the node? Brand Image Functional Emotional Benefits Symbolic Attitudes Total
  • 126. 4.2. Customer-based brand equity Managen Breed perspectief nemen Lang termijn perspectief nemen Brand image doel op voorhand bepalen Alle tactische opties bekijken voor efficientie Tracking van veranderingen Extensie beoordelen op fit
  • 127.
  • 128. Gebaseerd op literatuur en associatief model van het geheugen
  • 131. beter onthouden van kwaliteit (studie 1)
  • 132. Ook na 2 weken?
  • 134. beter onthouden van kwaliteit? (studie 2)*Warlop et al., 2005
  • 135.
  • 136.
  • 137. 5.3. Studie 2: vorm en kleur Zelfs als merknamen gelijkaardig zijn, helpen…verschillende vormen en/ofverschillende kleuren om de producteigenschappen te memoriseren Experiment Producten, Taak en Procedure als in studie 1 Geen meting na 2 weken Condities Verpakkingen verschillende vormen Verpakkingen verschillende kleuren Verpakkingen hetzelfde
  • 138. 5.4. Studie 3: irrelevante prijs Accuraatheid vermindert door foutieve prijs, maar verscheiden verpakkingen herstellen dit. Na 2 weken zorgen verscheiden verpakkingen voor langer onthouden van kwaliteit Vraag: Helpt verscheiden vormen en kleuren om de kwaliteit te memoriseren, ook als de prijs een andere rangorde suggereert? Experiment Producten, Taak en Procedure als in studie 1 (Andere vruchtensappen) Ook meting na 2 weken Condities Verpakkingen verschillende vormen & kleuren Uitbreiding Experiment 1 & 2 met prijs als een additionele (irrelevante) cue Prijs is een bijzonder verschil tussen product: Wordt niet enkel gebruikt als differentiatie Beïnvloedt ook perceptie/memorisatie/beoordeling van kwaliteit Geen correlatie tussen prijs en kwaliteit: Accuraatheid gebaseerd op de prijs = 0 Verschil in kleur en in vorm
  • 139. Les 3 Motivatie, doelen en zelfcontrolebijconsumenten
  • 140. Motivatie Drijfveer van gedrag Incentive Lekkere geur 20% korting Hoge prijs Toenadering en vermijding Drie systemen (Wood & Neal, Psychological Bulletin 2007)
  • 141. Motivatie Gewoonte Cue in de omgeving activeert het gedrag Spontaan doelgericht handelen Cue in de omgeving activeert het doel Nadenkend doelgericht handelen informatie wordt geïntegreerd
  • 142. Motivatie Situatie 1: kamer met etensgeur Motiveert om Het voedsel te zoeken Bij het vinden: om het te consumeren Speekselreacties Verhoogde aandacht Verhoogde kans om het te nemen  gewoonte / reflex, S - R controleerbaar, maar het kost moeite
  • 143. Motivatie Situatie 1 Activeert het eetdoel (S - S) Wordt beïnvloed door de motivationele context Honger? Verzadigd? Net zout gegeten? Sociaal gepast (bvb namiddag)? Activeert restrictiedoel Mate van bedreiging (bvb je lijn) Aanwezigheid van anderen Is controleerbaar, en is flexibel
  • 144. Motivatie Situatie 1 Herinnert aan een wens (bvb ‘ik heb een oven nodig’) (herhaalde) motivatie om te plannen Verhoogt kans op informatie zoeken  kost moeite om uit te voeren
  • 145. Motivatie Situatie 2: ‘oneetbaar’ voedsel Motiveert om Weg te gaan Uit te spuwen Te kokhalzen  gewoonte / reflex, S - R controleerbaar, maar het kost moeite
  • 146. Motivatie Situatie 2 Activeert het exploratiedoel (S - S) Wordt beïnvloed door de motivationele context Positief affect Sociale boodschap (‘ik ben interessant’) Activeert hygiënedoel Is controleerbaar, en flexibel
  • 147. Motivatie Situatie 2 Herinnert aan een wens (bvb. ‘Ik wil iets nieuws om te eten’ of bvb ‘ik wil tonen dat ik durf’) (herhaalde) motivatie om te plannen Verhoogt kans op informatie zoeken  kost moeite om uit te voeren
  • 148. Motivatie Prikkels kunnen motiveren Ze kunnen dat via een directe route Drijft het gedrag, ‘default’, mindless Ze kunnen dat via de cognitieve route Doet nadenken, kan op termijn gedrag beïnvloeden Attitude – gedrag / intentie – gedrag / normen Initieel effect Er is een spontane route: flexibel tussenstadium
  • 149.
  • 150. Geselecteerd onderzoek Voedsel: Fysieke aanwezigheid verhoogt consumptie (Shiv en Fedorikhin 1999, studie 1  syllabus) Geur verhoogt (specifieke) consumptie (Goukens et al. 2007, studie 2b  syllabus thema kiezen ) Aanwezigheid van anderen verhoogt het zoeken van variëteit in maaltijden (Ariely en Levav 2000)
  • 151. Motivatie Relatief gewicht van de drie systemen S1: Rol van de aanwezigheid van een S-R Reflexen, zoals walging Onafhankelijk van honger Aangeleerde link, zoals bij sterk merk Coca Cola: positieve affectieve reactie Onafhankelijk van dorst
  • 152. Motivatie S2: Rol van de aanwezigheid van een S-S Zijn er chronische doelen geassocieerd? Auto  favoriet merk, relevant als de nood er is Betekenis van het gedrag (welk doel dient het?) Bepaalde klerenwinkel passé  bezoek vermindert Netwerk karakter (input van elders)
  • 153. Motivatie S3: Rol van beschikbaarheid van denkvermogen Cognitieve belasting als populaire manipulatie Keuze tussen A en B Verschilt over personen Verschilt binnen personen over tijd
  • 154. Shiv en Fedorikhin JCR 1999 Keuze tussen twee opties
  • 155. Motivatie Optie 1 Relatief minder positieve score op ‘affect’ (S-R) Relatief hogere score op ‘cognitie’ (nadenken) Optie 2 Relatief hogere score op ‘affect’ Relatief minder positieve score op ‘cognitie’
  • 156. Motivatie Manipulatie 1 Fysieke aanwezigheid Verhoogt invloed van affect Manipulatie 2 Mentale belasting Vermindert beschikbaarheid van denkvermogen
  • 157. Motivatie Check: Affectieve en cognitieve score Check: Aantal gedachten + reproductie Keuze Waarom die keuze: geëvalueerd door derde
  • 159. Motivatie Mentale load: minder gedachten Mentale load + fysiek aanwezig: Meer affectieve gedachten
  • 160. Motivatie Vervolgexperiment Is het robuust? Individuele verschillen Impulsieve mensen Deel van het design wordt overgenomen: Altijd fysiek aanwezig, mentale belasting wel of niet Meting van individueel verschil
  • 162. Motivatie Conclusie Affectieve en cognitieve invloeden op consumptiekeuze Bevat stabiele kenmerken en veranderlijke kenmerken Ogenblikkelijke preferenties veranderen  zelfcontrole, wanneer de affectieve en cognitieve invloeden verschillen
  • 164. Hoch en Loewenstein JCR 1991 Cognitief en affectief, of Rationele en hedonische motieven Soms tegengesteld Snoep, luxe, pensioensparen Tijdsinconsistentie Preferenties kunnen veranderen
  • 165. Tijdsinconsistentie Utiliteit beslissing Diploma Fuif NU Shift TIJD
  • 166. Referentiepuntmodel Dunne lijn: Basistoestand Dikke lijn: Wens is opgewekt Wens: mentale aanpassing aan het bezit Verlies en verkrijgen is niet symmetrisch
  • 167. Referentiepuntmodel Wens wordt ook opgewekt door Temporele proximiteit Wat verkies je? nu of na het examen? nu of in de volgende les? Sociale vergelijking Hoe belangrijker de andere (bvb vedette) hoe groter de wens
  • 168. Dynamiek van het referentiepuntmodel Onmiddellijke beloning laten liggen, is aversief Aversiviteit houdt aan tot aan consumptie van grotere goed
  • 169. Dynamiek van het referentiepuntmodel Aversiviteit vermindert Klein goed is uit het zicht Referentiepunt gaat weer naar nul
  • 170. Dynamiek van het referentiepuntmodel Aversiviteit vermeerdert Deprivatie neemt toe Referentiepunt gaat naar rechts
  • 171. Wilskracht Keuzes maken is vaak kwestie van ordenen Toenadering – vermijdingsconflict Zelfcontrole situatie Hoe wordt dat opgelost? Route 1: Wens verminderen Route 2: Wilskracht
  • 173. WENS verminderen Vermijden van gevaarlijke situaties Solden / café Geyskens et al. 2008 ( syllabus de competente consument). Blootstelling kan helpen. Uitstellen van de keuze  “afkoelen” Werkt beter als deprivatie afneemt na verloop van tijd
  • 174. WENS verminderen Substitutie Kan desire ook aanscherpen (‘appetizers’) Afleiding Gedachten van het aantrekkelijke aspect afleiden = psychologische afstand vergroten Mischel, W. Shoda, Y. Peake, P.K. (1988) “The nature of Adolescent competencies predicted by preschool delay of grafitication”. Journal of Personality and Social Psychology, 54(4), 687-696.
  • 175. WENS verminderen Procedure Kinderen van 5 jaar Keuze tussen 1 snoepje of 2 als ze een kwartier wachtten Bevindingen Snoep als speelgoed zien, helpt Kinderen die dit spontaan konden, blijken het later ook verder te brengen
  • 176. Wilskracht uitoefenen Precommitment Lok van de sirenes Kost inbouwen (fysiek of sociaal) Blootstelling verminderen (Wertenbroch –> syllabus) Regels Godsdienst Moraliteit Schuldanticipatie
  • 177. Wilskracht uitoefenen Bewuste tegenargumentatie Kostenberekening Bv. Sigaretten Denken aan het goede (time binding) Bv. gezonde oude dag
  • 178. Wilskracht uitoefenen is kostelijk Wilskracht uitoefenen kost moeite Rol van cognitieve capaciteit in de wil/wens balans Cfr. Mentale belasting (Shiv & Fedorikhin JCR 1999  syllabus) Ego depletion effect: wilskracht tijdelijk uitputbaar (Bruyneel et al. IJRM 2006  syllabus)
  • 179. Wilskracht uitoefenen is kostelijk Ego depletion Fenomeen dat een zelfcontrole opdracht zelfregulatie vermindert in een daaropvolgende fase. Alle vormen van zelfcontrole maken gebruik van dezelfde resource Baumeister, R.F. (2002). Yielding to temptation: Self-control failure, impulsive buying, and consumer behavior. Journal of Consumer Research 28, 670-676.
  • 180. Wilskracht uitoefenen is kostelijk Economische beslissingen Invloed op bereidheid te betalen Fase 1: ondertitels negeren, niet denken aan een witte beer, emotie veinzen Fase 2: Hoeveel betalen ze echt? Vohs and Faber 2007, JCR Invloed van affectieve productkenmerken
  • 181. Bruyneel et al. IJRM 2006 Beslissen op zich is ook depleting Een reeks aankoopbeslissingen (Experiment 2) Deelnemers moesten zesmaal beslissen hoeveel snoep ze wilden kopen Experimentele conditie: zelf kiezen Controleconditie: evenveel gram scheppen als de vorige
  • 182. Kiezen is kostelijk Laatste keuze: Overprijsd zeer aantrekkelijk snoep Mignonettes (pretest) Deel van keuze was echt Per persoon werd één aankoop uitgeloot Het minimum kopen is het meest rationele
  • 184. Andere studies Experiment 1: 6 keuzes tussen licht verschillende producten van één categorie Dan een keuze tussen overprijsd zeer aantrekkelijk product en gewoon geprijsd neutraal product
  • 185. Andere studies Chocolade sinterklaas versus chocolade zwartepiet Rationeel: kies zwartepiet (zelfde functie, goedkoper) Sinterklaas wordt vaker gekozen na een reeks keuzes
  • 186. Andere studies Experiment 3: Zowel kiezen van zeer aantrekkelijk als redelijk aantrekkelijk snoep Effect alleen voor het zeer aantrekkelijk snoep
  • 188. Conclusie Bruyneel et al. Kiezen is niet onschuldig Affectieve kenmerken winnen aan impact na het maken van keuzes Wilskracht-gebaseerde strategieën versus wens-gebaseerde strategieën
  • 189. Wens voorkomen Relatieve ‘vices’ en ‘virtues’ ‘Zondes’ en ‘deugden’ Volkspsychologie Beschikbaarheid verhoogt consumptie Kleine hoeveelheden houdt consumptie in toom Wertenbroch (Marketing Science, 1998) Hoeveelheidskortingen zijn bedreigend
  • 190. Studie 1 Manipulatie 1: frame 25% vet versus 75% vetvrij Vice versus virtue Een zakje chips voor $1 Korting voor drie zakjes Beperkt $2.80 Diep $1.80 Rantsoeneren  minder prijsgevoelig
  • 191. Studie 1 Vice product is minder prijsgevoelig
  • 192. Studie 2 Replicatie Frame-manipulatie behouden 25% vet versus 75% vetvrij Koeken in plaats van chips Impulsiviteit wordt gemeten Impulsieven (hedonics) versus de gecontroleerden (prudents) Reservatieprijs: hoeveel pakjes wil je kopen aan een bepaalde prijs (0.25-5): 0, 1, of 2? Rantsoeneren  vooral impulsieven minder prijsgevoelig bij regular fat
  • 193. Studie 2 Impulsieven willen meer betalen Twee pakjes “vice” relatief minder waard (impulsieven) Blijkbaar omgekeerd bij gecontroleerden
  • 194. Studie 3 In de echte wereld Set van productparen Bvb dressing: gewoon en light Prijsinformatie uit winkels gehaald Welke discounting komt er voor in de retailsector? Prijs voor vices voor kleine pakjes is hoger Maar discount is steiler (curves kruisen) Retailers gedragen zich alsof consumenten meer discount nodig hebben om vice producten te kopen
  • 195. Studie 4 In de echte wereld Set van productparen (subset) Ounce gekocht in functie van ‘cent per ounce’ Voor vices willen mensen meer betalen
  • 196. Conclusie Wertenbroch (sommige) consumenten reguleren consumptie via verminderde blootstelling Willen daarvoor betalen Deel van een algemene strategie ‘counter active self-control’ (commitment) Trope and Fishbach, JPSP
  • 197. Les 4 Social Self en Consumentengedrag
  • 198.
  • 199. ZELFCONCEPT Idee dat elk mens uniek is (een ‘zelf’ heeft) is vrij recent in de geschiedenis, en eigen aan het Westen Grieken, Renaissance, Verlichting Vgl. met Islam, Confucius, …. Zelf concept: het geheel van overtuigingen die ik heb over mezelf (als uniek persoon) Complexe kennisstructuur, vele dimensies Zelfwaardegevoel (self esteem) De positiviteit/negativiteit van het zelfconcept Individueel verschillend Ook beïnvloedbaar door de situatie (bv. Na succes of falen)
  • 200. Reel en ideaal zelfconcept ‘ideal self’: mijn concept van wie ik zou willen zijn ‘Aspirational self’: wat ik wil bereiken… ‘actual self’: hoe ik momenteel over mezelf denk en voel. Consumentencultuur Reclame: veel referentie naar ‘aspirational self’ Modellen en scenes in reclame: uiterlijk, sociale status, maatschappelijke rol (bv., ‘goede moeder’, ‘coole gast’, …)
  • 201.
  • 202.
  • 203. Multiple selves Zelfconcept is gefragmenteerd In verschillende context kunnen verschillende ‘deel-zelven’ geactiveerd worden en ons gedrag bepalen. Bv., werk-context, familiecontext, vriendenclubcontext, …. Bv., ras, geloof, sexuele orientatie, …. Self consciousness: (Pijnlijk) bewustzijn van zichzelf, bv. In publieke omstandigheden (voor een groot publiek staan, camera, …). Neiging tot sociaal wenselijk gedrag. Ook een individueel verschilvariabele.
  • 204. Extended self Idee dat objecten (en andere mensen in onze omgeving) deel beginnen uitmaken van ons zelfconcept. ‘Name effect’ (Nuttin): mensen reageren positiever op de letters van hun naam dan op andere letters. Personaliseren van objecten: auto’s, bureau’s, huizen, … Speciale aandacht en zorg voor ‘zelfbelangrijke’ objecten Trofeeen, memorabilia, …. Business cards in Japan: zijn deel van het zelf, moeten dus met respect behandeld worden.
  • 205. Consumptie en zelfconcept Ben je wat je consumeert? Consumeer je ‘wat je bent’? We beoordelen anderen (wat voor soort persoon is dat) op basis van hun (consumptie)gedrag. FUNDAMENTELE ATTRIBUTIEFOUT Neiging om ‘persoon’ als oorzaak van het gedrag te zien, eerder dan situatie. We presenteren onszelf (creëren een imago, tonen ons ‘zelf’) door ons consumptiegedrag. Kan meer of minder ‘oprecht’ zijn.
  • 206.
  • 207.
  • 208. Verschillende identiteiten mogelijk: - succesvol manager, leider - zwart - vader - amateurvoetballer - …. Kan je door een ASPECT van iemands identiteit belangrijk te maken in de context, zijn of haar beoordeling van een product veranderen dat aan die identiteit appeleert? Bv. “Zwart” geactiveerd (door enige Afrikaan te zijn in gezelschap van blanken). Verhoogt dan voor mij de aantrekkingskracht van “zwart” gepositioneerde producten?
  • 209.
  • 212. vs SALIENCE of ethnic identity ? Merkattitude?
  • 213. SALIENCE of ethnic identity ? Merkattitude?
  • 214. SALIENCE of ethnic identity ? Merkattitude?
  • 215.
  • 216.
  • 217.
  • 218. Studie 1 Deelnemers doen mee aan een ‘grafologie’ test. Daarvoor moeten ze enkele paragrafen schrijven. Taak: beschrijf enkele gebeurtenissen die de relatie met uw familieleden kenschetsen Groep1: “hoe liet die gebeurtenis je toe jouw gevoel van VERBONDENHEID met de familie te vergroten” Groep 2: hoe liet die gebeurtenis je toe jouw gevoel van ONAFHANKELIJKHEID tov de familie te vergroten”
  • 219. Taak is ogenschijnlijk afgelopen Dan een ‘filler taak’ (10 minuten) Een tweede onderzoeker komt binnen en laat 3 producten beoordelen. Een PALM PILOT 2 filler producten
  • 220. PALM PILOT Deelnmers opnieuw random in 2 groepen: Groep A: beschrijving in termen van verbondenheid Groep B: neutrale productbeschrijving
  • 221.
  • 222. In studie 1: Tegelijk een suggestie van BELANGRIJKHEID als ACTIVATIE VAN HET CONCEPT Welke van de 2 drijft het effect? In studie 2: apart gemanipuleerd. Beide zijn noodzakelijk voor het effect Week 1 Week 3 Activatie van het concept (salience). Beoordeling van een product (een website van Smithsonian Institute en Magazine) Al dan niet relevant voor concept Identiteit “Leader of the future” Mate van identificatie gemeten
  • 223.
  • 224. Wat weten we nu? “ZELF” is een som van identiteiten, die elk meer of minder actief kunnen zijn Chronisch Situationeel Campagnes zijn effectief en producten zijn aantrekkelijk wanneer ze zo gepresenteerd worden dat ze relevant zijn voor een identiteit die op dat moment actief is
  • 225. Maar wat betekent “relevant zijn”? Relevant = Keuzes die ons toelaten ons gewenste zelfconcept in stand te houden Hier: “ SHAKEN” Self-view confidence + productkeuzes die al dan niet nodig zijn om dat beeld te herstellen.
  • 226. Achtergrond Veel onderzoek veronderstelt (en vindt) ‘congruentie’-effecten: keuzes die consistent zijn met het geactiveerde ‘zelf’ . Maar er zijn ook inconsistente resultaten. Het effect kan blijkbaar ook de andere kant opgaan: Keuzes maken om een geactiveerd zelfconcept te ‘corrigeren’ 186
  • 227. Theoretical Background We hebben graag vertrouwen in ons eigen zelfbeeld. Maar soms wankelt ons zelfbeeld. Bijvoorbeeld, beeld van onszelf als intelligent “iemand die gezond leeft” Wanneer dat zelfbeeld gaat wankelen, proberen we te herstellen. Direct herstellen van een ‘shaken self’ (seeking objective information, e.g. reading sophisticated books as a proof of intelligence) Indirect herstellen: via een ongerelateerde zelf-waarde 15.06.2010 187
  • 228. Previous Research Bedreigingen van het zelfconcept leiden tot corrigerende actie. Bv., Macbeth effect (Zhong and Liljenquist, 2006) 15.06.2010 188
  • 229. Previous Research Bedreigingen van het zelfconcept leiden tot corrigerende actie, en die actie ‘werkt’ : Bv., Macbeth effect (Zhong and Liljenquist, 2006) 15.06.2010 189
  • 230. Previous Research Bedreigingen van het zelfconcept leiden tot corrigerende actie: Bv., Macbeth effect (Zhong and Liljenquist, 2006) Maar dat was een resultaat in het morele domein (mogelijk heel krachtige motivator). In dit onderzoek uitgebreid naar alledaagse consumptiedomeinen. 15.06.2010 190
  • 231. Experiment 1 H1: Subtiele manipulaties van zelfbeeld kunnen de keuze voor zelfbeeldbevestigende producten sturen. ‘Grafologie’ studie 15.06.2010 191
  • 232. Experiment 1 Results 15.06.2010 192
  • 233. Experiment 2 Kan een ‘shaken self’ ook indirect hersteld worden? Werkt het ook in een ander domein (gezondheid)? 15.06.2010 193
  • 234. Experiment 2 Results 15.06.2010 194
  • 235. Experiment 3 Replicates the previous findings by using a different manipulation of self-confidence (i.e. confidence vs. Doubt priming task) as well as participants’ before-after choice confidence. 15.06.2010 195
  • 236. Experiment 3 Results (smart) (exciting) Twijfel wordt toegeschreven aan het geactiveerde concept, en hersteld door relevante producten te kiezen. 15.06.2010 196
  • 237. Preferences for Enhancement Pharmaceuticals : The Reluctance to Enhance Fundamental Traits RIIS Jason ; SIMMONS Joseph P. ; GOODWIN Geoffrey P. Journal of Consumer Research 2008, vol. 35, no 3, pp. 495-508  6/15/2010 Sinem Acar 197
  • 238. Niet klinisch gebruik van medicatie (e.g. Ritalin for exams, beta-blockers for performance anxiety, SSRIs to increase outgoingness) Understanding the psychology of demand for enhancement drugs Identiteit is belangrijk voor mensen We willen er consistent mee handelen We proberen vertrouwen in ons zelfbeeld in stand te houden of te corrigeren Hoever zouden we gaan Pillen nemen om ons ‘te verbeteren’ Pillen om een ‘beter zelf’ te creeren? Introduction 6/15/2010 198
  • 239. A pill for anything …? Stel dat je een eigenschap van jezelf zou kunnen veranderen door een pil te nemen, wat zou je dan veranderen?
  • 240. Stel dat je een eigenschap van jezelf zou kunnen veranderen door een pil te nemen, wat zou je willen veranderen? Farmaceutische industrie Andere zelf‘verbeterings’industrieen Ethische vraag
  • 241. Study 1: Voorwelkeeigenschappenzouden we eenpilnemen? H1: People will be less willing to enhance traits that are more fundamental to the self. Controle metingen: concerns about morality, concerns about being affected in unexpected ways, general concerns about taking pills. 201
  • 242. Study 1 6/15/2010 Sinem Acar 202
  • 243. Study 1 6/15/2010 Sinem Acar 203
  • 244. Study 1 (cont’d) r=0.88 6/15/2010 204
  • 245. Deze reden wordt vooral gegeven voor items die hoog scoren op de identiteitsindex
  • 246. Deze reden wordt vooral gegeven voor items die NIET hoog scoren op de identiteitsindex
  • 247.
  • 248.
  • 249. Results: ANOVA revealed a significant interaction btw trait and tagline. Participants who read the enhancement tagline were more interested in the concentration drug than in the social comfort drug (confirms previous findings of study 1-3). This effect was reduced for participants who encountered the enablement tagline, and they were not more interested in the concentration drug than the social comfort drug. Thus, H3 was confirmed. Study 4 (cont’d) 6/15/2010 209
  • 250. HORMONEN, AANDACHT, EN STATUS Les 5 pag. 210
  • 251. First Impressions: Status Signaling Using Brand Prominence Han, Young Jee, Joe Nunes & Xavier Dreze 211
  • 252. 'I Am Rich' iPhone Application Retails for $1,000 Upset that the Apple iPhone is just no longer exclusive enough? Feeling cheated that the price has dropped to $200 and the hoi polloi can afford it? Well, then, Apple has the perfect downloadable application for you. Called "I Am Rich" and created by some fellow named Armin Heinrich, it costs a mere $999.99 and displays a glowing red gem. That's all it does. "The red icon on your iPhone or iPod Touch always reminds you (and others when you show it to them) that you were able to afford this. It's a work of art with no hidden function at all." 15.06.2010 212
  • 253.
  • 254. Introduction Conspicuous consumption, Veblen (1899). Rationale: Big market: ”…$233 billion worldwide luxury market” (Passariello, Dodes, and Meichtry 2008). Taxonomy of luxury product users. 15.06.2010 214
  • 255. 4Ps of luxury signalling: Conceptual Framework 15.06.2010 215
  • 256. 4Ps of luxury signalling Patricians (1st tier ): experts; horizontal signalling; use more expensive, subtle branded products Parvenus (2nd tier ): novices to luxury brands; crave status; buy less expensive, conspicuously branded (Brand prominence) products; signal horizontally and to those below Poseurs (3d tier ): use counterfeits to signal status; copies of products used by parvenus Plebs (4th tier): does not participate in luxury goods market. 216
  • 257. Quiet Handbag Loud Handbag 15.06.2010 217
  • 258. Study 1: negative correlatrion btw brand prominence and price? Tests whether luxury goods with conspicuously displayed branding are less expensive than goods by the same manufacturer with more subtle branding. Method: 236 LV and 229 Gucci handbag photos downloaded Price info is given 3 independent judges rate brand prominence on 7-point Likert scale (r>0.9). 15.06.2010 218
  • 259. Study 1: Results Prominence (β= -122.26, p<0.01): The most expensive products have less prominent brand names. Prominence x Brand interaction (β= 95.89, p<0.01)  slopes are different from each other An increase in brand prominence of 1 on the 7-point scale equates $122.26 decrease in price for Gucci and a $26.27 decrease in LV. 15.06.2010 219
  • 260. 4Ps of luxury signalling: Conceptual Framework 15.06.2010 220
  • 261. Study 2 Counterfeits copy the lower-priced, louder luxury variants within the product line of the brands they knock off. Why? Because poseurs are the consumer base for counterfeits and they take their cues from parvenus. Method: data collected in study 1, data set provided by intellectual property enforcement officials in Thailand as well as Thai counterfeit items offered for sale at a popular US website (knockoffbags.com). Data set: 682 data points representing counterfeits of Gucci and LV bags. 15.06.2010 221
  • 263. Study 2: Results (cont’d) ANOVA Counterfeit bags are significantly louder than the ones that haven’t been copied.
  • 264. Study 2: Results (cont’d) ANOVA When counterfeits create fake-fakes, their creations are also loud, as loud as the ones they copy
  • 265. Study 2: Results (cont’d) Which originals are copied? Do counterfeits pick products to copy based on price? and/or brand prominence?  they look at brand prominence only ! 15.06.2010 225
  • 266. Study 3 Aim To test the relationship between consumers’ need for status, their expertise with luxury product, and their preferences. Expertise determinants: Knowledge of price & cues of quality Expectation: The greater the “need for status”, the more attractive a consumer would find a “louder bags” 15.06.2010 226
  • 267. Quiet Handbag Loud Handbag 15.06.2010 227
  • 268. Study 3 (cont’d) Method Experiments, 35 undergraduate students 4 pairs of Gucci handbag picturs (Loud, Quiet) Independent Variables Expertise was measured by two self reported measures Need for status scale (Eastman et al. 1999) Dependent Variable Participants should announce their preference as a gift in each pair 15.06.2010 228
  • 269. Study 3: Results 15.06.2010 229
  • 270. Study 4 Prediction: Patricians, due to their expertise, can recognize products and their relative prices without Loud brand displays Expectation Patricians are better in identifying expensive luxury products with subtle brand cues in comparison with Parvenus and Poseurs. 15.06.2010 230
  • 271. Study 4 (cont’d) Experiment Participants (according to MR company data) MBA students as (non-patricians) Residents of ”palos verdes” penninsula in Los Angeles, Zipcode 90274 9 pictures (one nice trick) 6 included 3 pairs of from individual brands (Chanel, Louis Vuitton, and Coach) 3 fillers Two conditions Brand names provided vs. Not provided Dependent Variable To rank the 9 handbags from most to least expensive 15.06.2010 231
  • 273. Study 4: Results 15.06.2010 233
  • 274.
  • 275. Evolutionary psychology Men and women have the same goal Transmit their genes Create offspring that is able to reproduce Find a suitable mate Intersexual selection = mate choice What traits do members of a given sex seek in opposite sex members?
  • 276. What attracts men? Fertile women + good genes Preferred traits Relatively young Facial symmetry WHR of .7 pag. 236
  • 277.
  • 278. Status
  • 280. Cross-cultural research (37 cultures, Buss, 1989)
  • 281. Mate attraction tactics Mate attraction goal active Evaluation of potential mates Display of own mating value Look for signs of mating value Display signs of mating value MEN Looks for signs of fertility? WOMEN Accentuate their bodies (Grammer, Renniger, & Fischer, 2004) WOMEN Looks for signs of financial prosperity? MEN Self-reported ambition, importance to financial success and social status (Roney, 2003) Increased intention to purchase luxury goods (Griskevicius et al., 2007) Lapdancers study
  • 282. Mate attraction tactics Mate attraction goal active Evaluation of potential mates Display of own mating value Look for signs of mating value Display signs of mating value MEN Looks for signs of fertility? WOMEN Accentuate their bodies (Grammer, Renniger, & Fischer, 2004) WOMEN Looks for signs of financial prosperity? MEN Self-reported ambition, importance to financial success and social status (Roney, 2003) Increased intention to purchase luxury goods (Griskevicius et al., 2007) Lapdancers study
  • 283. The personal ads (Greenlees & McGrew, 1994)
  • 285. stimulus Work in progress Kim Janssens en collega’s pag. 243
  • 286.
  • 287. What have you seen??
  • 288.
  • 289.
  • 290. Mate attraction tactics Sensory stimuli opposite sex (Roney, 2003) MEN Mate attraction goal active Perceptual readiness Increased perception of goal-relevant means Increased attention to luxury goods ?
  • 291. Hypotheses What if the mate attraction goal is met? Less attention to attractive alternatives (cf. Maner, Gailliot, Rouby & Miller, 2007) Perhaps also decreased perceptual readiness H2: exposure to mating cues affects perceptual readiness for single men only
  • 292. procedure Participants: 133 males, mean age=20 Procedure: 2 conditions: control (plainly dressed female experimenter) mating cue (sexily dressed female experimenter)
  • 294. procedure Participants: 133 males, mean age=20 Procedure: 2 conditions: control (plainly dressed female experimenter) mating cue (sexily dressed female experimenter) visual display task relationship status measure: 1 (single) – 7 (married), 3 (relationship since a couple of days/weeks)
  • 295. Not Single Single
  • 296.
  • 298. Hormonal influences on women’s behavior pag. 255
  • 299.
  • 300. Mate attraction tactics Fertility WOMEN Mate attraction goal active Looking for potential mates Increased perception of mate value Increased selective/spontaneous attention to luxury goods ?
  • 301. procedure Participants: 163 females, mean age=21 124 (Pill) + 39 (normal cycle) Procedure: 3 “conditions”: menstrual phase (1-5) fertile phase (9-15) luteal phase (18-28)
  • 303. What have you seen??
  • 305.
  • 307.
  • 309. Mechanism: wealth = desired traitpag. 262
  • 310.
  • 311.
  • 312.
  • 313. Participants evaluate pictures of male and female students (scale 1-7) Neutral expression Unfamiliar Plain black clothes No accessories Participants are first year students, male and female Moment in menstrual cycle assessed for women + pill use. Only non-pill users in dataset.
  • 314.
  • 315.
  • 316. Implications Fertile women rate female facial attractiveness as lower Other research: they also rate their own ‘attractiveness’ as lower Market for beauty enhancers Attraction of mates Intrasexual competition Market for accessories and clothes? Hormone levels and kind in different contraceptives.
  • 317. Les 6 De evolutionaire achtergrond van consumentengedrag
  • 318. Uitgangspunt Psychologische aspecten zijn geëvolueerd zoals de rest van het lichaam Voorkeuren, gevoeligheden, … Om bepaalde (stabiele) adaptatieproblemen op te lossen Bvb verhongering tegengaan, aantrekken partner, opgenomen worden in de groep
  • 319. Gevolgen voor consumenten? De theorie in een notendop Overleven en consumptie Buss: overzicht van evolutionaire hypotheses Weber et al.: de coefficient van variatie Streven naar voortplanting en consumptie Griskevicius et al.: conspicuous consumption
  • 320. Wat is evolutie? Natuurlijke en seksuele selectie Charles Darwin: Natuurlijke selectie: The origin of species Seksuele selectie: The descent of man Kerninzichten Variatie in trekken Mutatie, drift Recombinatie (seksuele voortplanting) Interactie met omgeving (immuniteit tegen aids)
  • 321. Wat is evolutie? Trekken (gedeeltelijk) overerfbaar Hebben een differentiële impact op overleving en/of voortplanting  selectie Inclusive fitness ‘Goede’ trekken verspreiden zich over de generaties in de populatie
  • 322. Wat is evolutie? Soms: Individuele verschillen vallen weg Bv. aantal vingers Soms: beperkt aantal strategieën naast elkaar Frequentieafhankelijk Bv geslacht Gevoelig voor concrete cue Geboren in periodes met weinig zonlicht: onbekende smaken aantrekkelijker (Goukens et al. 2009) Soms: individuele verschillen worden uitvergroot Bv. IQ, athletische kracht ontwikkelingsafhankelijk
  • 323. Case natuurlijke selectie Vliegen bij vogels Alleen eindproduct nuttig Exaptatie van een andere functie Verschillende theorieën Veren ontstaan als thermoregulatie Isolatie versus afkoeling? Beter luchtverplaatsingsvermogen verspreidt zich Verhoogde de kans op ‘ontdekking’ van zweven Zweven krijgt verplaatsingsfunctie Wordt daarop geselecteerd Testbaar: anatomie van de veren
  • 324. Case seksuele selectie Pauwenstaart Drager ondervindt last Kostelijke signalentheorie Samenwerkingsprobleem ‘Sterke’ kandidaten dragen een kost Kost zegt eerlijk dat de kandidaat sterk genoeg is ‘Zwakke’ kandidaten meer baat bij het niet dragen van de kost ‘Sterke’ kandidaten worden gekozen Kiezen soms zelf ook
  • 325. Link met psychologie? Vliegen Minder angst om te vallen Voorkeur voor hoogtes (om te vertrekken) Pauwenstaart Bereidheid om hem open te zetten Interesse van de hennen
  • 326. Kritieken Creationisme Intelligent design Fantasierijke verhalen over de ‘ancestrale omgeving’ Post-hoc
  • 327. Replieken Voorspellende kracht Leeuwerikmannetjes verschillen in gewicht van de staart Zware staart is costly signal Theorie zegt: sterken kunnen de kost dragen Experiment: verander gewicht van de staart Artificieel zwaar gemaakt, en zoals voorspeld: Paren meer (zijn aantrekkelijker) Sterven sneller (konden niet goed vliegen)
  • 330. Replieken Hypothese : Cheater detection module Cooperatie levert op, maar is riskant Adaptief probleem: uitbuiters detecteren Niet goed in logica, tenzij in de vorm van ‘sociale regels breken’
  • 331. Overleven (natuurlijke selectie) Buss: Combating the hostile forces of nature Adaptieve problemen: Eten en wonen Voedsel Wat is eetbaar? Goede ‘ROI’? Risicovol
  • 332. Voedsel vinden Biologische invalshoek Specialisten (bvb carnivoren) Generalisten, omnivoren Selecteren uit een breder gamma Smaak relatief belangrijker Lopen een groter risico op Vergiftiging Bacteriële infectie Ontwikkelen diverse strategieën
  • 333. Voedsel vinden Andere omnivoor: de rat Voorkeur voor zoet Afkeer voor bitter Detecteren tekort aan Vloeistof Calorieën Zout Gaan specifiek op zoek naar die stoffen bij gebrek
  • 334. Voedsel vinden Neofobie Correctie op exploratie Preparedness (Garcia-effect) Ratten leren misselijkheid koppelen aan smaak Niet aan licht bvb Ratten houden niet meer van die smaak Samplen ook kleine hoeveelheden van de nieuwe mogelijke voedingsbron Doen dat één per één
  • 335. Voedsel vinden De mens Voorkeur voor zoet, vet, en afkeur voor bitter Vet versterkt de smaak Smaakconditionering komt ook voor Vooraf eten (vetreserves opslaan) Voedseltoevoer bij mensen onzeker Groot voordeel van opslaan Verdeling van het vet verschillend bij man en vrouw Eten bij beschikbaarheid, niet bij honger
  • 336. Voedsel vinden Centrale rol: Economisch Religieus Linguïstisch Moeilijk te slikken, we spuwen iemand uit, … Sociaal Status
  • 337. Case: voorkeur voor kruiden Antimicrobische hypothese Kruiden doden bacteriën Vlees trekt bacteriën aan Kruiden helpt om vlees te bewaren Kruiden helpt om ziekte te voorkomen Voorspelling: vooral in warmere klimaten en vooral voor vlees
  • 338. Voorkeur voor alcohol Rijpend fruit bevat 0.6% alcohol Rijpend fruit is een belangrijke bron van energie en vitamines Geur van ethanol helpt lokalisatie Selectie voor alcoholtolerantie (vgl voorkeur voor suiker)
  • 339. Jagershypothese: bevoorrading Vleesconsumptie veel hoger dan bij naaste verwante soorten Traditionele stammen: mannen jagen Hypothese stelt dat jacht cruciaal was bij ‘menswording’ Samenwerking Werktuigen Seksuele arbeidsverdeling
  • 340. Jagershypothese: statuscompetitie Show-off hypothese Zie kostelijke signalen theorie Succesvolle jager deelt vlees buiten de familie Jacht levert status op voortplanting
  • 341. Verzamelaarshypothese Menswording komt door verzamelaars(ters) Meer dan helft van voedsel plantaardig Werktuigen dienen voor de verwerking Vrouwen passen verzamelintensiteit aan aan het succes van de man bij vleesverwerving Wellicht mix van beide
  • 342. Psychologische gevolgen Behalve fysieke verschillen, zijn er weinig systematische verschillen tussen man en vrouw Vrouwen zijn beter in geheugen voor positie van objecten Mannen zijn beter in oriënteren
  • 343. Weber et al.: coefficient van variatie Samplen Welk pakje kies je?
  • 344. Weber: coefficient van variatie 2 Rood pakje: 10% 12 euro, 90% 0 euro Blauw pakje: 1 euro zeker Van welk pakje kies je een kaart?
  • 345. Risico Zoeken van voedsel (links of rechts, beek 1 of beek 2, etc.) Twee beken, vangst even goed. In de ene beek zit altijd een beetje vis, in de andere beek zit vaak niets, heel soms enorm veel Moderne (nog niet onderzochte) versie Merk A altijd ok (6/10). Merk B meestal beter (8/10, 95%), maar af en toe faalt het (0/10, 5%)
  • 346. Risico Maat van risico? Maten van variabiliteit Spreiding rond de verwachte waarde standarddeviatie (SD) Coëfficiënt van variatie SD/EV (verwachte waarde) Intuïtie: variantie wordt minder belangrijk als de verwachte waarde groot wordt Vgl 100 euro verschil op een gemiddeld bedrag van 100 euro vs 100000 euro
  • 347. Risico Wat is de kans dat er gekozen wordt voor het zekere ding? Afhankelijk van energiebalans Als positief: nood aan onderhoudsportie Als negatief: nood aan overlevingsportie Weber et al. : Meta-analyse over papers Statistisch overzicht over de literatuur
  • 348. Omgaan met risico: dieren CV voorspelt risicokeuzes Van de keuzevariantie wordt verklaard door CV: 33% als energiebalans positief is 42% als energiebalans negatief is Subset van studies met dezelfde voedselbron, bij bijen en wespen CV verklaart 72%, SD en EV niets.
  • 349. Risico Situaties vergelijkbaar met dieren Verschil: op voorhand informatie over kansen Verklaart slechts 16% van de keuzevariantie bij winsten, bij verliezen, nog minder Vervormt de menselijke geest de processen? Zo ja heel relevant, want veel risico-informatie verzamelen we door ervaring
  • 350. Studie 1 6 paren kaarten Info vooraf over de kansen, vs. geen informatie Na sampling, kozen van elk pakje een kaart Teerling bepaalde uitbetaling
  • 351. keuzes
  • 352. keuzes
  • 353. Studie 1 Risicoavers gedrag volgt de CV, niet de SD Bevestigd door modelering Voorkeur actualiseert bij elke trekking Ervaringsleren In dit geval, gedragen mensen zich zoals dieren heel gevoelig voor grote afwijkingen
  • 354. Studie 2 Zelfde set up Informatie vooraf geven GEEN effect van de CV Wel van de EV
  • 355. Adaptief? Zipfs wet Numerieke verdelingen in de natuur zijn heel scheef
  • 356. Verbale informatie? Waarom gedragen we ons anders als we de informatie hebben? Leren van anderen Misschien spreken we elkaar over de ‘CV’ en niet over de ‘SD’. “Merk A is niet betrouwbaar” Vergelijkt variantie binnen het merk, vergeleken met gemiddelde waarde?
  • 357. Conclusie Onze beslissingspsychologie draagt de stempel van onze evolutie Kan evolutiepsychologie ook een meerwaarde bieden (nieuwe voorspellingen, met implicaties voor de marketingpraktijk?) Griskevicius V et al. Journal of Marketing Research 2009
  • 358. Emotie and advertenties Marketing probleem: Advertenties worden in een context getoond TV: Voetbalwedstrijd, film, spelprogramma Advertenties worden maar oppervlakkig verwerkt Mensen gebruiken heuristieken Werkzame heuristieken Populair (social proof) schaars
  • 359. Concrete vraagstelling Vreesinducerende film versus romantische film Reclame met populariteits- versus schaarsheidscue Theorie 1: arousal verhoogt de impact van heuristieken Vrees , romantiek > controle voor beide contexten Theorie 2: negatieve valentie verhoogt nadenken Romantisch: vrees, romantiek > controle Vrees: geen effect
  • 360. Evolutionaire hypothese Emoties dienen om het organisme optimaal te laten reageren op bepaalde belangrijke prikkels Meer aandacht voor bepaalde cues Bepaalde gedragingen liggen meer voor de hand
  • 361. Evolutionaire hypothese Vrees: in de groep opgaan (minder kwetsbaar voor gevaar) Doen wat de anderen doen Opvallen / uniek zijn: grotere kwetsbaarheid Romantisch gevoel: uniekheid benadrukken Uniek proberen zijn Conformeren : lagere aantrekkelijkheid
  • 362. Evolutionaire hypothese Advertenties met populariteitscue (“bestseller”) aantrekkelijker in een vreescontext minder aantrekkelijk in een romantische context Advertenties met schaarsheidscue (“wees anders”) Aantrekkelijker in een romantische context Minder aantrekkelijk in een vreescontext
  • 363. Experiment 1 Emoties induceren (film, verhaal) Vrees en romantisch gevoel Advertentie / productbeschrijving met een slogan Populariteit / schaarsheid / geen
  • 364.
  • 365. Experiment 1 Goed gevalideerde cues om heuristieken aan te spreken, werken niet altijd Werken soms tegen Experiment 2 Replicatie Verfijning van de heuristieken
  • 366. Experiment 2 Populariteitscue Gedrag “iedereen doet het” Attitude “iedereen praat erover” Zal werken bij gedrag, niet bij attitude Schaarscheidscue Uniek “moeilijk te krijgen Op “laatste dag” Zal werken bij uniek, niet bij ‘op’.
  • 367.
  • 368. Experiment 2 Los van hoofdeffecten “velen doen het” werkt beter bij bevreesden, maar niet “velen praten erover” “uniek aanbod” werkt beter bij romantisch voelenden maar niet “laatste kans”
  • 369. Griskevicius et al: discussie Evolutionare theorie laat toe om gerichte voorspellingen te maken Specifieke emoties dienen om bepaalde cues uit de omgeving bij voorkeur te stimuleren Heel specifiek patroon, niet consistent met bestaande theorieën
  • 370. Keuzegedrag: het zoeken naar variëteit Les 7 31 maart 2010
  • 371. Overzicht Inleiding The psychological pleasure and pain of choosing: When people prefer choosing at the cost of subsequent outcome satisfaction (Botti & Iyengar, 2004) The Impact of Private versus Public Consumption on Variety Seeking Behavior (Ratner & Kahn, 2002) Wanting a bit(e) of everything. Extending the valuation effect to variety-seeking (Goukens et al, 2007)
  • 372.
  • 373. 1.1 Definitie “Varietyseeking (VS)” “The tendency of people to seek diversity in their choices of services of goods over time” (Kahn, Kalwani and Morrison, 1986)
  • 374.
  • 376. Economisch niet rationeelBij een constante keuzeset vermindert het kopen van X op T1 de kans dat X gekocht wordt op T2
  • 377.
  • 378. Verschillende keren hetzelfde favoriete liedje: Online enjoyment zakt (Verzadiging is een belangrijk proces)
  • 379. Als hetzelfde favoriete liedje afgewisseld door minder favoriet: meer enjoyment dan als niet afgewisseld
  • 381. Mensen kiezen variëteit om de variëteit
  • 383. Leidt tot minder algemeen genot (door slechte liedjes)
  • 384. Niet leidt tot piekervaringen (door contrast)
  • 385. …Denken mensen dat gevarieerde sets beter zijn
  • 386. Keer na keer uit 2 liedjes kiezen om te beluisteren
  • 387.
  • 388. Dit is individueel verschillend, persoonlijkheids-kenmerkMethode om het in overeenstemming brengen van het actuele niveau van stimulatie (ASL) met het optimale niveau van stimulatie (OSL)
  • 389.
  • 391. Motivatie in de productcategorie
  • 392.
  • 393.
  • 394. Vb. bij nicotinedeprivatie worden sigaretten gezien als langer
  • 395. Vb. bij honger is onmiddellijk verlangen naar voedsel hoger
  • 397. Opwaardering van alle items in een set
  • 399. Minder dominante opties worden ook aanvaardbaar
  • 400. Vb. Vakantie in de woestijn indien nood aan rustpauze
  • 401. Voorspelling: deprivatie in X verhoogt VS in X
  • 402. Komt door verhoogde aantrekkelijkheid van eten in het algemeen
  • 403.
  • 404.
  • 405. Hoe evolueren de negatieve gevoelens
  • 406. Veel activiteiten -> hoge verwachtingen -> Minder enthousiasmebijpositieveervaringen
  • 407. Meer ‘kosten’ indienpositieveervaringen minder langdurendanverwacht
  • 408.
  • 410.
  • 411. Overzicht Inleiding The psychological pleasure and pain of choosing: When people prefer choosing at the cost of subsequent outcome satisfaction (Botti & Iyengar, JPSP, 2004) The Impact of Private versus Public Consumption on Variety Seeking Behavior (Ratner & Kahn, JCR, 2002) Wanting a bit(e) of everything. Extending the valuation effect to variety-seeking (Goukens et al, JCR, 2007)
  • 412. 2. The psychological pleasure and pain of choosing When people prefer choosing at the cost of subsequent outcome satisfaction (Botti & Iyengar, 2004) Vaststellingen Mensen prefereren zelf te kiezen Vrijheid om te kiezen maakt mensen gelukkiger met hun keuze (ivm mensen die niet kiezen) ….wanneer het aantal keuzes beperkt is Vraag: Geldt dit ook wanneer alle opties negatief zijn? Vergelijken negatieve/positieve opties Vrijheid positief? Vrijheid negatief? Mogelijkheid om minst slechte te kiezen Focussen op negatieve van de beste optie Verhoogde stress als alle opties negatief zijn Onwil om zelf te kiezen als opties negatief (!) ->Extreme keuzes
  • 413. 1A 1B 2 Set van aantrekkelijke of onaantrekkelijke opties Mensen denken dat ze zelf willen kiezen in plaats van iemand anders te laten kiezen en verwachten dat kiezen meer voldoening oplevert dan niet kiezen. Keuzemaker ervaren enkel meer voldoening (door te kiezen) binnen een keuzeset met positieve opties. Bij negatieve opties is het omgekeerd. De omkering wordt verklaard door affect Hypotheses
  • 414. 2.2. Experiment 1a Opzet Results …in beide condities willen PP zelf kiezen Scenario test: kiezen tussen pastas Twee condities Pp houdt van pasta Pp houdt niet van pasta Vragen Zou je zelf willen kiezen tussen de pastas (ipv je kamergenoot) Zou je gelukkiger zijn met de keuze als je zelf kon kiezen (ipv je kamergenoot) ….voorspellen ze dat dit hen gelukkiger zal maken
  • 415. 2.3. Experiment 1b Results: Kiezen maakt je niet gelukkiger bij negatieve keuze Opzet Experimenteel scenario: Idem als 1a maar met keuze between subjects 2(keuze) (Zelf – door kamergenoot) x2(valence) Pp zijn ontevreden/tevreden dat ze niet/wel moesten kiezen Als alle keuzes negatief zijn leidt opgelegde keuze tot grotere tevredenheid Keuze conditie “What pasta do you choose?” -- Q1: Happy with having to choose? Q2: Happy with pasta? Niet Keuze conditie “Your roommate chooses pasta X” -- Q1: Happy withnotchoosing? Q2: Happy with pasta?
  • 416. 2.4. Experiment 2 Opzet Als alle keuzes negatief zijn, leidt een opgelegde keuze tot grotere tevredenheid. Waarom? Hypothese: …De grotere investering van de kiezers in vgl met de niet kiezers resulteert in de generatie van een groter aantal positieve gedachten geassocieerd met de voordelen van de voorkeuroptie en een groter aantal negatieve gedachten geassocieerd met de nadelen vd negatieve opties… Dus: Moeten nadenken over onaantrekkelijke keuzes leidt tot minder tevredenheid 2x2x2 (=8 condities) Keuze vs geen keuze Positieve opties(4 goede yoghurt smaken) vs negatieve opties (4 onaangename yoghurt smaken) Vrije elaboratie vs opgelegde elaboratie Pre-test voor stimuli
  • 417.
  • 419. Vrije elaboratie (“yourchoice” vs “random assignment”)
  • 420. opgelegde elaboratie (“yourchoice” vs “allowed to chooseorrandomlyassigned”)
  • 421. Sheet of paper with pro/cons of each yoghurt als manipulation check
  • 425. vertellen wat ze dachten toen de yoghurt gekozen werd (door hen zelf of de proefleider).Vb: “Ik denk dat chocolade lekkerder is dan munt”/Vb2: “Ik hoop dat ze niet de chili smaak kiezen”
  • 426. Pp genereren positieve en negatieve attributen
  • 427. Bepaalt Ratio de tevredenheid en hoeveelheid gegeten yoghurt (testen mbv lineair model)?
  • 428. Ratio bepaalt sterk de tevredenheid/hoeveelheid
  • 429. Opgelegde : Pp moesten 5 positieve en negatieve eigenschappen van de 4 yoghurts (in hun conditie) opschrijven
  • 430. Proef zoveel yoghurt als je wil
  • 431. Post-survey to measurepreferenceforchoosing and experiencedsatisfaction
  • 432.
  • 433. Bij strikt negatieve keuzes, focussen mensen op negatieve eigenschappen.
  • 434.
  • 435. Overzicht Inleiding The psychological pleasure and pain of choosing: When people prefer choosing at the cost of subsequent outcome satisfaction (Botti & Iyengar, 2004) The Impact of Private versus Public Consumption on Variety Seeking Behavior (Ratner & Kahn, 2002) Wanting a bit(e) of everything. Extending the valuation effect to variety-seeking (Goukens et al, 2007)
  • 436. Studie Consumenten verwachten dat anderen een gevarieerde keuze als gunstiger zien dan een beperkte keuze Consumenten zoeken meer naar variëteit wanneer hun keuzes onderhevig zijn aan sociale controle dan wanneer ze persoonlijk zijn (Sociale wenselijkheid om niet herhaaldelijk favoriete items te kiezen) Sociale druk om interessant te lijken veroorzaakt meer variëteit in zoekgedrag bij consumenten met een hoge zelfmonitoring dan bij consumenten met een lage zelfmonitoring Het verlangen om interessant te lijken veroorzaakt bij consumenten met een hoge zelfmonitoring meer variëteit in zoekgedrag dan het verlangen om rationeel te lijken Consumenten verwachten dat anderen meer variëteit kiezen dan zijzelf Een sociale cue die aantoont dat het gepast is om een favoriet te hebben, zorgt voor een vermindering van sociale druk om een gevarieerde keuze te maken (Pre-test) , 2 1 2 2 3 3 3.1. Hypothesen
  • 437. 3. The Impact of Private versus Public Consumption on Variety Seeking Behavior (Ratner & Kahn, 2002)
  • 438. 3.2. Studie 1: hypothese 2 Resultaten: Meer verschillende items kiezen door sociale controle Methode Aantal verschillende candies Studenten mogen 5 items kiezen (combinaties mogelijk) Keuze maken en scoren (Per item schaal van 0 (niet lusten) tot 100 (wel lusten)) Roze en groene blaren Groen = private conditie Roze = publieke conditie Roze blad geven aan iemand met een groen blad deze komt naar voor en geeft beide keuzes door Op basis van ordening: in de publieke conditie meer items kiezen die men minder hoog scoort
  • 439.
  • 440.
  • 441. Agenda Inleiding The psychological pleasure and pain of choosing: When people prefer choosing at the cost of subsequent outcome satisfaction (Botti & Iyengar, 2004) The Impact of Private versus Public Consumption on Variety Seeking Behavior (Ratner & Kahn, 2002) Wanting a bit(e) of everything. Extending the valuation effect to variety-seeking (Goukens et al, 2007)
  • 442. 4. Wanting a bit(e) of everything. Extending the valuation effect to variety-seeking (Goukens et al, 2007)
  • 443.
  • 444. Doelen beïnvloeden de manier waarop individuen de wereld evalueren
  • 445. Objecten die instaan voor bevredigen van doelen als waardevoller
  • 446. Fishbach, Shah, & Kruglanski (2004)
  • 447. “Addingalternativesthatalso serve as meansfor the satisfaction of a particular goal, dilutes the degree of associationbetween the goal and anygivenmeans to reach the goal.”
  • 448. Een verlangen-geïnduceerde verhoging van de aantrekkelijkheid van de verlangde object-klasse, …., maar verzwakt tevens de graad van associatie tussen het verlangen en het favoriete middel om dit verlangen te bevredigen. Deze verzwakte associatie leidt verlangende consumenten om
  • 449. minder trouw te zijn aan hun favorieten
  • 450. meer geneigd te zijn om een bredere set van alternatieven te beschouwen Valuation effect …anactive goal increases the attractiveness of any and everymeansable of satifyingit… Minder gunstige opties, die doel bevredigen, kunnen ook in keuzeset binnendringen
  • 451. 4.1. Pilootstudie Resultaat Opzet Hongerige deelnemers evalueerden een groter aantal items als bevredigend dan verzadigde deelnemers Zorgt verlangen naar voedsel voor een stijging van aantal bevredigende alternatieven? 96 deelnemers 2 condities: hongerige versus verzadigde 28 afbeeldingen van snacks Taak: Rode (houdt niet van) of groene knop (houdt van)
  • 452. 4.2. Studie 1: Doel Effect van honger op VS (Aantal verschillende sandwiches) Onderliggende proces: verandering in voedsel aantrekkelijkheid Meten van sandwich aantrekkelijkheid Manipulatie:belegen sandwiches (2 dagen) zien verhoogtvoedselwensbijlaagwalging-gevoeligemensen, verlaagtvoedselwensbijhoogwalging-gevoeligemensen (pretest) 124 studenten 2x2x2: honger x aanwezigheidvoedsel x walginggevoeligheid Manipulatie hongerig  verzadigd Deelnemersmochtennieteten 4h. voor het experiment Helftkreegeengrootstuk cake in het begin aanwezig  nietaanwezig: plateau met sandwiches Walginggevoeligheid: vragenlijst Deelnemers Design
  • 453.
  • 454. Verzadigde conditie: stuk cake sandwich bar + smaaktest (20 vragen) met “Filler taak” (20 min.) < verzadigingsgevoeltreedtnietonmiddellijk op
  • 455. Aanwezigheid conditie: plateau zien ‘Catering’ formulier
  • 460. Extra beloning (van sandwich bar)
  • 461.
  • 462.
  • 463.
  • 466. In beideconditiesookvragennaardorst en zinom op vakantietegaan
  • 469. Reis (vakantie naar Sri Lanka met vlucht, hotel, 4 activiteiten kiezen)Survey Deelnemers Design Procedure
  • 470.
  • 471.
  • 472. Bezitalsuitbreiding van het individu Consumentengedrag Les 8
  • 473.
  • 474.
  • 476. Wat is de functie van bezit?
  • 477.
  • 479. Rol bezit bestuderen als middel tot effectieve communicatie met consument:
  • 480.
  • 481.
  • 482.
  • 483. Vorige Lessen: Evolutie Accumuleren van resources laat fitheid zien Biedt buffer tegen veranderende omgeving Geeft invloed op omgeving Resources beschikbaar, maar… …enkel “nuttig” als we toegang hebben die genoeg exclusief is!!!
  • 484. Bezit Burgerlijk Wetboek artikel 544 : Eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de verordeningen. …inclusief vervreemding, vernietiging,…
  • 485.
  • 487.
  • 489.
  • 490. Gemeenschappelijk: Maximaliseren van het zelf, als individu en als soort Overstijgen van sterfelijkheid Belangrijke component: controle/zelfbeschikking
  • 492.
  • 493.
  • 494. Wall Street The point is, ladies and gentleman, that greed, for lack of a better word, is good. Greed is right, greed works. Greed clarifies, cuts through, and captures the essence of the evolutionary spirit. Greed, in all of its forms; greed for life, for money, for love, knowledge has marked the upward surge of mankind. And greed, you mark my words, will not only save Teldar Paper, but that other malfunctioning corporation called the USA. Thank you very much Gordon Gekko / Michael Douglas, Wall Street 1987
  • 495. Paper 1 : The ExtendedSelf Russel Belk (1988) JCR Qualitatiefonderzoek (Quantitatief) Literatuuroverzicht Combinerenbestaandeinzichtenterstimuleringnieuwonderzoek
  • 496.
  • 497.
  • 498.
  • 500. Alstechniek van depersonalizatie (leger, gevangenis, home,…)
  • 502. Investering van het zelf in objecten
  • 503.

Hinweis der Redaktion

  1. Al dezemotivatieskunnenverklaardwordenvanuitevolutionairetheorie
  2. Auto als ultieme, moderne voorbeeld
  3. Auto als ultieme, moderne voorbeeld
  4. +Echtgenoten, jalouzie, eigenwaarde
  5. Bill Gates: drie kinderen
  6. Carmon &amp; Ariely: basketball tickets: nodifference
  7. …maar product niet focal
  8. …maar product niet focal
  9. A: perceivedownership B:Valuation