1. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, woud de NSB dat Nederland strikt neutraliteit blijft. Haar
sympathie stond geheel aan de Duitse kant: zij verwachtte als resultaat van de oorlog een 'nieuw Europa'
op nationaalsocialistische grond onder Duitse aanvoer. Nederland zou daarin slechts een plaats vinden
als het de NSB aan de macht bracht. Tijdens de Duitse aanvalin 1940 werden ongeveer 10.000 NSB'ers
gevangengezet. Hun bevrijding door de Duitsers versterkte hun neiging om met de Duitsers samen te
werken. Op de 'hagespraak' van 22 juni 1940 bij Lunteren(Gelderland)zette Mussert zich volledig aan de
Duitse kant: voor hem en zijn aanhang was de oorlog met Duitsland afgelopen en had het Oranjehuis de
troon verspeeld. Een jaar na de Duitse inval (1941) in Nederland werden alle politieke partijen behalve de
NSB verboden.
Als bescherming tegens slachtpartijen bij een eventuele geallieerde invasie vroeg Mussert rond de
jaarwisseling 1941-1942 aan Seyss-Inquart, een Oostenrijkse jurist en nazi-politicus, om uitreiking van
wapens aan de NSB'ers. Deze voelde daar wel voor, maar Christiansen, een Duitse generaal, was tegen:
hij was bang dat de NSB'ers zich bij zo'n inval tegen de Duitsers zouden keren om zich tegenover de
geallieerden en de bevolking te rehabiliteren. Het werd vervolgens aan Hitler voorgelegd, die zich
eveneens negatief ten aanzien van het idee opstelde,het verzoek werd afgewezen.
De NSB werkte openlijk samen met de bezetters en wilde onder meer, vergeefs, bij de Duitse bezetter
voor een samenvoeging van Nederland, België en Frans-Vlaanderen tot een Groot-Nederland binnen een
Europese of Germaanse statenbond, welke natuurlijk onder leiding van het Duitse Rijk zou staan.
Mussert en zijn partij kregen echter wel steeds meer invloed in de lagere overheid(veel burgemeesters
waren NSB'ers), maar zij kregen geen echte regeringsbevoegdheden. In werkelijkheid deeldeSeyss-
Inquart de lakens uit, en werd Mussert door Hitler nauwelijks serieus genomen.
Op steun van het Nederlandse volk kon Mussert zich bij de Duitsers niet beroepen; integendeel, de NSB
werd algemeen gehaat. Bovendien werd zijn streven tegengewerkt door het op verduitsing gerichte
streven van de SS, dat ook binnen de NSB ondersteuning vond bij Rost van Tonningen, zoals ook bij de
in september 1940 opgerichteNederlandse SS onder leiding van Henk Feldmeijer. Wel werd de NSB in
december 1941 de enige toegelaten partij en kreeg Mussert een jaar later de eretitel Leider van het
Nederlandse volk, maar werkelijke macht bracht dit niet met zich mee. Na mei 1943 kreeg de SS-richting
onder de bezetters geheel de overhand en was de kans op een gematigdeer NSB-regering verkeken. De
echte rol van de NSB tijdens de bezetting was slechts die van hulptroep van de Duitsers. Vele NSB'ers
aanvaardden gretig lagere bestuursfuncties burgemeester, commissaris, enz. Duizenden van hen namen
dienst bij de Waffen-SS, vooral aan het oostfront. Vanaf de zomer van 1943 waren veel mannelijke leden
georganiseerd in deLandwacht, een zelfverdedigingsorganisatie, die de bezetters hielp de bevolking te
'beheersen', wat zich uitte in terreuracties tegen burgers.
Na Dolle dinsdag vluchtte veelleden van de NSB naar Duitsland, vooral niet-gewapende mannen,
vrouwen en kinderen, hoewel Mussert het deze mannen verboden had, Deze overhaaste vlucht bezorgde
de NSB veel negatieve publiciteit en bracht haar geloofwaardigheid de genadeklap toe. Mussert
installeerde daarom op 2 oktober 1944 een 'tijdelijke bijzondere rechtbank'. De drie rechters kregen de
opdracht:
te onderzoeken en te beoordelen, welke leden der Beweging, die op 1 September jl. belangrijke
vertrouwensposten innamen, zich in de maand September in positieve of negatieve zin hebben
onderscheiden.
2. Na de Nederland werd de NSB verboden en werden veel van haar leden wegens hulpverlening aan de
vijand berecht. Mussert zelf werd ter dood veroordeeld en dood geschoten, Van Geelkerken kreeg een
levenslange gevangenisstraf opgelegd. Meinoud Rost van Tonningen kwam op 6 juni 1945 in de
gevangenis van Scheveningen onder verdachte omstandigheden om het leven. Zodra een deel van
Nederland bevrijd was, werden NSB'ers en anderen, verdacht van 'hulpverlening aan de vijand',
gearresteerd door het Militair Gezag, de Binnenlandse Strijdkrachten en door groepjes burgers. Daarbij
waren plundering van woonhuizen en diefstal van persoonlijke bezittingen van NSB'ers geen
zeldzaamheid. Op grote schaal werden jonge en zelfs oudere vrouwen kaalgeschoren.
Door dwangarbeid in onder andere kamp Hooghalen raakten vele gevangenen uitgeput en stierven
de hongerdood. In het politieke gevangenenkampWesterbork bij Hooghalen stierven voornamelijk in de
herfst van 1945 talloze zieken, kinderen en bejaarden door systematische ondervoeding en
onhygiënische omstandigheden.[16] In het bewaringskamp Harskampwerden in de laatste maanden van
1945 en in begin 1946 door de bewakers Duitse Wehrmachtssoldaten, Nederlandse
krijgsgevangengemaakte, Waffen-SS'ers, Landwacht- en tevens NSB-gevangenen door nachtelijk
geweervuur in hun slaap vermoord.[17] Tussen24 april 1945 en 1 december 1948 bleef het voormalige
doorgangskamp Westerbork als straf- en bewaringskamp voor NSB'ers en oud-Waffen-SS-vrijwilligers in
gebruik. Tot 1946 werden daarbij naast NBS-verzetslieden ook de in Westerbork tot de bevrijding
achtergeblevenjoodse voormalige gevangenen ingezet.
De overheid maakte pas begin 1946 een einde aan de misstanden. In Kamp Erica bij Ommen kwamen
van1945 tot de zomer van 1946 honderden gevangenen, onder wie NSB-kinderen, om het leven door
onbehandelde tyfus. Slechts een zeer klein deel van de daders van misdrijven tegen NSB'ers werd
gestraft. In totaal werden rond de 150.000 mensen gevangen. Van pogingen om de NSB voort te zetten
is nauwelijks sprake geweest: de NSB verdween roemloos uit de Nederlandse politiek.