1. Inhoudsopgave:
1. Wat is Web 2.0 ......................................................................... 1
1.1. Kenmerken Web2.0 toepassingen .............................................................................. 2
1.1.1. Web2.0 is gratis! ................................................................................................ 2
1.1.2. Web2.0 is heel gebruiksvriendelijk!................................................................... 2
1.1.3. Web2.0 blijft in de bètafase! .............................................................................. 3
1.1.4. Web2.0 is sociaal! .............................................................................................. 3
2. Voorbeelden van Web 2.0 toepassingen................................... 4
3. Waarom Web 2.0 in de klas gebruiken? ................................... 7
3.1. Voordelen van Web 2.0 toepassingen ........................................................................ 7
3.2. Nadelen van Web 2.0 toepassingen............................................................................ 8
4. Filmpjes in de klas?.................................................................. 9
4.1. Waarom gebruik ik de site (www.youtube.com) niet om de filmpjes te tonen?........ 9
4.2. Waarom zou ik dan toch de filmpjes vanop YouTube gebruiken in de klas?.......... 10
4.3. Waarom gebruik ik de filmpjes vanop YouTube niet? ............................................ 11
5. Bloggen .................................................................................. 12
5.1. Wat is een blog? ....................................................................................................... 12
5.2. Wat heb je nodig om met een blog aan de slag te gaan?.......................................... 12
5.3. Soorten blogs............................................................................................................ 12
5.4. Voordelen van een blog in het secundair onderwijs?............................................... 13
5.5. Nadelen van een blog in het secundair onderwijs? .................................................. 13
5.6. Waarvoor kan je nu een dergelijke blog gebruiken?................................................ 13
6. Wiki........................................................................................ 14
6.1. Wat is een Wiki? ...................................................................................................... 14
6.2. Wat heb je nodig om met een wiki aan de slag te gaan?.......................................... 14
6.3. Waarom zou ik een wiki gebruiken in mijn klaspraktijk?........................................ 14
6.4. Waarom zou ik een wiki niet gebruiken in mijn klaspraktijk? ................................ 15
6.5. Waarvoor kan je een wiki gebruiken?...................................................................... 15
7. Podcasting ............................................................................. 17
7.1. Wat is Podcasting? ................................................................................................... 17
7.2. Wat is het verschil tussen ‘podcasting’, ‘on demand streaming’ en ‘webcast’?...... 17
7.3. Wat heb je nodig om aan podcasting te doen? ......................................................... 18
7.4. Voordelen van podcasting? ...................................................................................... 18
7.5. Nadelen van podcasting?.......................................................................................... 18
7.6. Waarvoor kan je podcasts gebruiken?...................................................................... 18
8. RSS ........................................................................................ 19
8.1. Wat is RSS ............................................................................................................... 19
8.2. Wat heb je nodig om met RSS te werken?............................................................... 19
8.3. Voordelen van RSS? ................................................................................................ 19
8.4. Nadelen van RSS? .................................................................................................... 20
8.5. Waarvoor kan je RSS gebruiken? ............................................................................ 20
2. 9. Google Documents ................................................................. 21
9.1. Wat is Google Documents?...................................................................................... 21
9.2. Welke documenten kan je zoal allemaal maken?..................................................... 21
9.3. Wat heb je nodig om met Google Documents te werken? ....................................... 21
9.4. Waarom zou je met google documents werken?...................................................... 21
10. Werken met Google Documents ............................................. 22
10.1. Hoe starten?.......................................................................................................... 22
10.2. Het overzichtsvenster ........................................................................................... 22
10.2.1. De menubalk .................................................................................................... 23
10.2.2. De navigatiestructuur ....................................................................................... 25
10.2.3. De bestanden .................................................................................................... 26
11. Praktisch deel ........................................................................ 27
11.1. Werken rond Web 2.0 in de klas. ......................................................................... 27
11.1.1. De inleiding ...................................................................................................... 27
11.1.2. Het werkblaadje................................................................................................ 28
11.1.3. Het opgeloste werkblaadje ............................................................................... 30
11.2. Hoe haal ik een Youtube - filmpje van de site? ................................................... 33
11.3. Steek je foto’s in een online-emmer: Photobucket............................................... 38
11.3.1. Wat is Photobucket?......................................................................................... 38
11.3.2. Hoe plaats ik mijn foto’s online? ..................................................................... 38
11.3.3. Waar kan ik die foto’s embedden? ................................................................... 43
3. Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
1. Wat is Web 2.0
Er is al enige tijd spraken van een “nieuw” fenomeen op het internet: Web 2.0.
Wat is nu juist die Web 2.0? Om dat te gaan verklaren, moeten we eerst eens
gaan kijken hoe internet er in zijn kinderschoentjes uitzag. Daarom maken we
hieronder een vergelijking tussen Web1.0 en Web 2.0
Web 1.0 Web 2.0
1. Één auteur 1. Vele auteurs die aan dezelfde
(éénrichtingsverkeer): de webpagina werken
auteur publiceert op het (tweerichtingsverkeer):
WWW, de lezer leest de Iedereen kan aanpassingen
webpagina, zonder doen aan de webpagina’s
feedback/aanpassingen te Het internet staat dus dichter
geven. bij de “gewone” mens.
2. Niet interactief 2. Interactief
3. Niet voorzien van Tags 3. Voorzien van Tags om zo
(kernwoorden) sneller informatie te vinden.
4. Slechts een beperkte groep 4. Iedereen is webmaster!
webmasters
Web 2.0 is dus een verzamelnaam voor websites die veranderen naar
een volledig platform met interactieve webapplicaties voor
eindgebruikers op het WWW.
Sander Garrevoet Eindwerk: 1
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
4. 1.1. Kenmerken Web2.0 toepassingen
1.1.1. Web2.0 is gratis!
Een belangrijk kenmerk van Web2.0 is dat de software of de toepassing gratis
door iedereen te gebruiken is.
We spreken in dit opzicht over freeware-programma’s of
opensource-programma’s. Iedereen die dat wenst kan het
programma downloaden, gebruiken, en zij die dat willen/kunnen
mogen het programma aanpassen naar zijn/haar noden, er de
fouten uithalen. Indien zij dat willen kunnen zij zelfs het
verbeterde programma terug doorsturen naar de fabrikant of de
website die het programma verspreid.
De Web2.0-toepassingen die internetgeoriënteerd zijn worden in regel ook
gratis aan iedereen verstrekt. Het is echter wel zo dat elke gebruiker altijd een
gebruikersnaam en een wachtwoord moet opgeven om van de toepassing
gebruik te kunnen maken. Die gebruikersnaam en dat wachtwoord zijn niet
bedoeld om het aantal gebruikers te limiteren of te controleren, maar eerder
omdat bij de meeste Web2.O toepassingen een aantal individueel verschillende
voorkeuren te kunnen bijhouden en dat te kunnen aanbieden aan elke gebruiker.
Hoe de ontwikkelaars dan wel aan het nodige geld komen om de mensen te
betalen die aan de software/dienst meewerken te betalen is eenvoudig te
beantwoorden: sponsoring of reclame. Een klein deel van de webpagina wordt
gereserveerd voor reclame. Zo komen de ontwikkelaars aan de nodige budgetten
om de diensten/producten te ontwikkelen en draaiende te houden.
1.1.2. Web2.0 is heel gebruiksvriendelijk!
Een tweede kenmerk van Web2.0 is dat de software of de toepassing heel
gebruiksvriendelijk wordt gemaakt. De makers van die software of de
toepassing hebben in dit verband ingezien dat zoveel mogelijk personen van de
toepassingen gebruik moeten maken.
We spreken in dit geval over de termen “Look&Feel”
en “What You See Is What You Get”. Zoals je kan
afleiden uit de vertaling van de twee termen is de
software heel visueel en heel intuïtief opgebouwd. Het
is de bedoeling dat iedereen, zowel de professionele
internetgebruiker die in staat is om zelf webdiensten te
ontwikkelen tot de complete internetleek, van de
Web2.0 diensten/producten kan gebruikmaken zonder
al teveel voorkennis nodig te hebben.
In dit kader moeten we ook spreken over de laagdrempeligheid van Web2.0.
Het is immers zo dat Web2.0 toepassingen heel weinig eisen stellen aan de
computerconfiguratie van de thuisgebruiker. Aangezien het merendeel van de
Web2.0 toepassingen zich op het internet bevinden is het voldoende dat je
een basiscomputer ter beschikking hebt met een (snelle)
internetverbinding. Meer heb je niet nodig. Geen gegoochel met Voodoo-
beeldkaarten, Gigabytes aan RAM-geheugen, … wanneer we met Web2.0 bezig
zijn dus.
Sander Garrevoet Eindwerk: 2
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
5. 1.1.3. Web2.0 blijft in de bètafase!
Zoals ik al aanhaalde in de vorige twee puntjes is Web2.0 in regel dus gratis en
heel gebruiksvriendelijk. Bovendien is het zo dat iedereen aanpassingen kan
aanbrengen aan de producten/diensten en die kan doorgeven naar de
fabrikanten/auteurs van de producten/diensten.
Daardoor is het zo dat Web2.0 toepassingen altijd in de bètafase blijven omdat
er constant nieuwe mogelijkheden aangeboord kunnen worden waardoor
de toepassing niet verder geraakt dan de testfase.
We leven bovendien ook in een periode waarin er steeds meer mogelijkheden
opduiken waarvan de codes vrij te gebruiken zijn. Daardoor wordt er steeds
meer mogelijk doordat al die mogelijkheden met elkaar gecombineerd kunnen
worden. Zo kan je bijvoorbeeld filmpjes vanop YouTube eenvoudig embedden op
een wiki, op een blog, … zijn de berichten die je tikt op je blog te bekijken via
een feedreader zoals Netvibes, worden er constant nieuwe widgets ontwikkeld
die vrij te gebruiken en te embedden zijn op andere platforms…
Zoals je dus merkt blijft alles steeds in de ontwikkelings- of bètafase en is
het door de snelheid van ontwikkeling van nieuwe mogelijkheden dus niet
mogelijk om een stabiele eindversie van de Web2.0-toepassing te
ontwikkelen en te distribueren.
1.1.4. Web2.0 is sociaal!
Web2.0 is in principe sociaal! Vroeger was het de gewoonte dat je naar de
internetpioniers of internetgebruikers keek als zijnde asociale en sociaal
gestoorde personen die vooral bezig zijn met het programmeren van software
en zich zo ver mogelijk houden van de dagelijkse bezigheden en de rest van de
maatschappij.
Nu, met Web2.0, is het zo dat steeds meer mensen zich vaak bezighouden
op het internet. Het is dan ook zo dat er veel Web2.0-toepassingen zijn waarbij
je in contact kan komen met andere computergebruikers. Zo heb je het over
heel de wereld immens populaire Facebook waarop je jou profiel opgeeft en het
ook de bedoeling is dat je met andere gebruikers in contact komt. En zo zijn er
nog vele andere Web2.0-toepassingen waarbij het de bedoeling is dat je in
contact komt met andere mensen, nieuwe mensen leert kennen via andere
mensen, …
Web2.0 is dus sociaal! Een aantal kernwoorden voor het
hele Web2.0 gebeuren is sharing en collaborating.
Daarmee bedoelen we dat het de bedoeling is dat je alles
wat je doet op het internet deelt met anderen (sharing) en
dat je ook samen gaat werken aan projecten met anderen (collaborating).
Wanneer je dus iets op het internet tegenkomt, geeft Web2.0 ons de
mogelijkheid om dat de delen met onze collega’s, vrienden, familie, … en hen op
die manier ook kennis te laten maken met onze ontdekking. Bovendien is het zo
dat je samen aan projecten online kan werken. Ik denk daarbij aan Google
Documents waarbij je samen aan documenten online kan werken (Zie: Google
Documents).
Sander Garrevoet Eindwerk: 3
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
6. 2. Voorbeelden van Web 2.0 toepassingen
Als je op het internet begint te zoeken naar sites die te maken hebben met Web
2.0, krijg je enorm veel hits van Google terug. Om een beetje orde in die chaos
te scheppen, heb ik gekozen om een bepaalde opdeling te maken tussen al de
Web 2.0 toepassingen. Ik geef ook telkens een voorbeeld van een site die tot
deze categorie behoort. Meer voorbeelden vind je op http://web2.garrevoet.be
1. Data-omzettingsites: Via deze sites kan je om het even welk bestand
omzetten naar een zelfgekozen bestandstype, zonder daar enig programma
voor nodig te hebben op de pc.
(bvb http://www.media-convert.com)
2. Verzamelsites Web 2.0: Op deze sites wordt er verzameld wat er
allemaal bestaat op het internet dat te maken heeft met Web 2.0. Zoals met
alles op het internet is de ene site hiervoor al beter/uitgebreider/selectiever
dan een andere.
(bvb http://www.web20opschool.be)
3. URL-verzamel/uitwisselsites: Op deze sites kan je jouw favoriete sites
plaatsen en die dan uitwisselen met anderen zodat zij de sites ook kunnen
leren kennen. Dit doe je door middel van tags.
(bvb http://del.icio.us)
4. Artikels: Op deze sites worden artikels geplaatst die te maken hebben
met Web 2.0
(bvb http://www.manssen.nl )
5. Online radio/streaming/Mp3: Op deze sites kan je online naar
radiozenders luisteren, zelf je favoriete muziek laten afspelen, …
(bvb http://www.deezer.com, http://www.last.fm)
6. Platformsites: Op deze sites maak je zelf een account aan, en kan je dan
zelf de inhoud van je pagina aanpassen dmv interactieve modules toe te
voegen en daar inhoud aan te geven (bvb de veranderingen van een website
(via RSS) omgekeerd chronologisch laten verschijnen in een module)
(bvb http://www.netvibes.com)
7. Filmpjessites: Dit is één van de bekendste toepassingen van Web 2.0.
Op deze sites kunnen geregistreerde gebruikers zelfgemaakte/gemonteerde
filmpjes uploaden, voorzien van tags (kernwoorden waardoor gebruikers de
filmpjes gemakkelijk terugvinden) en kan iedereen die filmpjes bekijken.
(bvb http://www.youtube.com)
8. Online programma’s: Op deze sites kan je online programma’s
gebruiken en eventueel je gemaakte bestanden delen met anderen. Je hebt
dus geen programma’s hiervoor nodig op je pc (behalve een internet browser
dan).
(bvb http://docs.google.com, http://www.zoho.com,
http://www.buzzword.com)
Sander Garrevoet Eindwerk: 4
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
7. 9. Wiki’s en fora: Ook deze vorm is al wijd verspreid en welgekend door de
modale internetgebruiker. Op deze sites is het namelijk zo dat je (althans wat
wiki’s betreft) alles kan veranderen wat al op de wiki staat. Je kunt dit
meestal als geregistreerde gebruiker, maar net zo goed als ongeregistreerde
gebruiker. Wat fora betreft is het zo dat een beperkt aantal mensen (meestal
administrators) controle uitoefent op het forum en nieuwe topics kunnen
instellen. De leden die op het forum zijn geregistreerd kunnen dan reageren
op het topic.
(bvb http://nl.wikipedia.org)
10. Online (lucht)foto’s/kaarten: Dit is een toepassing die toch bij veel
mensen tot de verbeelding spreekt. Op deze sites kan je naar luchtfoto’s
zoeken en bekijken. De foto’s zijn in sommige gevallen vrij gedetailleerd.
(bvb zoek maar eens naar je eigen woning op http://maps.live.com)
11. Trackings: Deze sites houden eigenlijk de geschiedenis van jou
surfgedrag bij om zo nog beter in te spelen op jou behoeften/interesses. Zo
wordt er bijvoorbeeld bijgehouden van welke site je op de trackingsite terecht
bent gekomen en naar welke site je vanop de trackingsite doorklikt. (bvb:
http://www.surftail.com).
12. Online storage & delivery: Via deze sites kan je (grote) bestanden op
een bepaalde plaats op het internet plaatsen waarvan je dan via het internet
je gegevens ook weer kan opvragen. Ook is het mogelijk om via deze sites
grote bestanden naar jou of iemand anders’ e-mailadres te sturen. De
ontvanger krijgt dan een melding dat er een bestand voor hem/haar
klaarstaat op de server van de website waar hij het kan halen. Meestal wordt
er een link naar het bestand in het e-mailbericht meegestuurd.
(bvb http://www.xdrive.com, http://in.solit.us, http://www.yousendit.com)
13. Bloggen: Via deze sites kan je eenvoudig, met een paar muisklikken je
eigen blog activeren en aanmaken. Bloggen staat voor een online dagboek
waarin je naar hartenlust berichtjes kan plaatsen over al je belevenissen,
commentaar op bvb politieke kwesties, de voortgang van een groepswerk,
alles wat je wilt vertellen aan de wereld kan je doen op een blog. (bvb
http://www.blogger.com)
14. Spaces/profielsites: Deze sites hebben een link met bloggen en
platformsites, maar zijn toch niet volledig hetzelfde. Op een spaces/profielsite
plaats je zelf gegevens over jezelf en je kan – als je dat wilt – een blog (zowel
een videolog als een blog als een fotoblog, soms ook een podcast) of eigen
muziek toevoegen aan je profielpagina. Je kiest dus zelf wat je op jou
profielsite zet.
(bvb http://spaces.live.com, http://www.myspace.com)
Sander Garrevoet Eindwerk: 5
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
8. 15. Podcasting: Een podcast is een audiobestand dat je zelf aanmaakt (bvb
op je eigen computer) en waarin je een soort eigen radio-uitzending maakt
dat je daarna gratis (!) aanbiedt op het internet. Die radio-uitzending kan
vanalles bevatten, zoals je ook verschillende soorten radioprogramma’s hebt
(liedjeslijsten, documentaires, een gesproken verslag van je belevenissen, …
je kan het zo gek niet bedenken of het kan.) Die podcast wordt dan
aangeboden op een site waarop de bezoeker zich dan kan abonneren op de
podcast. De podcast kan de luisteraar dan beluisteren op zijn iPod, maar
evengoed gewoon op de PC, of op een andere MP3-speler. Wanneer er een
nieuwe versie van de podcast beschikbaar is, zorgt de feed er voor dat de
nieuwe podcast automatisch gedownload wordt naar de computer van de
geabonneerde. (bvb http://podcasting.muggsy.be,
http://www.podcasting.be/vl.php).
16. Feed & RSS: Een webfeed is een alternatieve, versimpelde weergave
van online inhoud. Het is de meest gebruikte vorm van websyndicatie.
Een site plaatst zijn inhoud, vaak in een verkorte of beschrijvende versie, in
een online bestand: de feed. Met behulp van een feed-lezer kun je de feed
vervolgens lezen. Door meerdere webfeeds, van verschillende aanbieders, te
verzamelen, kun je bijvoorbeeld in één oogopslag al het nieuws én alle
nieuwe weblog-berichten overzien. De feed-lezer werkt de feeds op periodieke
basis bij, bij een nieuw item wordt de gebruiker meestal met een melding op
de hoogte gebracht. Vaak hebben sites meerdere feed-kanalen, bijvoorbeeld
één voor het algemene nieuws, en een feed voor sportnieuws. Verschillende
sites bieden nog een verdere specificatie van de feed-inhoud, bijvoorbeeld
met behulp van één of meer trefwoorden.
Er zijn twee open standaarden voor feeds: RSS en Atom. Deze XML-formaten
bepalen de opbouw van het feed-bestand. Dit is voor de eindgebruiker van
weinig belang, aangezien de feed-lezer het bestand leesbaar maakt en
nagenoeg alle feed-lezers met beide formaten overweg kunnen. (bvb
http://www.netvibes.com, http://www.feedread.nl)
Zoals je waarschijnlijk wel al door hebt staan al deze mogelijkheden niet alleen
en zijn die categorieën niet sluitend. Het komt meermaals voor dat één site tot
meer dan één categorie behoort en dus moeilijk in te delen is. Er zijn enorm veel
sites waar je bijvoorbeeld EN kan bloggen EN filmpjes kan op bekijken, of waar
je EN kan bloggen EN een profiel kan op plaatsen. De mogelijkheden zijn
eindeloos, en het leuke is dat je alle gegevens van een bepaalde site kan
gebruiken om te plaatsen op jou site, zonder daarvoor vervolgd te worden. Meer
nog: het wordt zelfs aangemoedigd!
Sander Garrevoet Eindwerk: 6
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
9. 3. Waarom Web 2.0 in de klas gebruiken?
3.1. Voordelen van Web 2.0 toepassingen
• Leerlingen zijn heel vaak zelf bezig met Web 2.0 toepassingen, je
speelt dus in op hun leefwereld (denk maar aan het immens populaire
Netlog);
• Ook in de volwassen leefwereld leeft het fenomeen Web 2.0 enorm
(denk maar aan YouTube.be, Zattevrienden.be, datingsites, ….);
• Je hebt geen zware PC nodig om met Web 2.0 toepassingen aan de slag
te gaan. Je hebt enkel een basispc nodig om ermee aan de slag te gaan;
• Web 2.0 toepassingen bieden zeker een meerwaarde bij
groepswerken. Er wordt geregistreerd wanneer wie wat gedaan
heeft (zie: GoogleDocs, Blogs, wiki’s) en er is dus een eerlijkere
spreiding van werk voor leerlingen en gemakkelijkere controle op
het geleverde werk voor de leerkracht;
• Web 2.0 toepassingen zijn online beschikbaar en dus vanaf om het
even welke PC te bereiken. Geen excuses meer wanneer leerlingen hun
werkstuk toevallig niet mee hebben. Leerlingen hebben het bij
groepswerken vaak moeilijk om een plaats en tijdstip te vinden om samen
te komen; wanneer je werkt met Web 2.0 toepassingen is dat probleem
opgelost: leerlingen kunnen eraan werken wanneer en waar hen dat
uitkomt;
• Ook voor individuele opdrachten kan je Web 2.0 toepassingen
gebruiken. Er wordt immers heel duidelijk bijgehouden wanneer er aan
gewerkt werd en door wie;
• Web 2.0 toepassingen zijn per definitie gratis en door iedereen te
gebruiken! Dit mag zeker niet onze hoofdreden zijn om ermee aan de
slag te gaan in de klaspraktijk, maar het is wel handig meegenomen;
• Web 2.0 toepassingen zijn ontworpen opdat iedereen met een beetje
ICT-kennis en logisch denkvermogen heel snel en doelgericht met de
toepassingen aan de slag kan. Alle toepassingen zijn van het WYSIWYG
(What You See Is What You Get) principe en zijn ook heel Look&Feel
qua navigatie en instellingen naar de gebruiker toe. De toepassingen zijn
dus heel gebruiksvriendelijk;
• Web 2.0 toepassingen zijn heel vaak “open source” waardoor iedereen
verbeteringen kan aanbrengen aan de programma’s/websites en dus
worden de programma’s/websites altijd maar beter en
gebruiksvriendelijker;
• De Web 2.0 toepassingen zijn legaal te gebruiken door iedereen. Je
hoeft je dus geen zorgen te maken over auteursrechten, licenties, …
• Er komen steeds meer en betere toepassingen uit waaruit je kan
kiezen om te gebruiken. Concurrentie tussen bepaalde sites (bvb Google
en Youtube) zorgt ervoor dat de ontwikkelaars steeds gedwongen
worden om nieuwe en steeds betere en meer mogelijkheden te
ontwikkelen voor hun toepassing;
Sander Garrevoet Eindwerk: 7
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
10. • Door Web 2.0 toepassingen te gebruiken vervullen we onze rol van leraar
als innovator;
3.2. Nadelen van Web 2.0 toepassingen
• Het grote nadeel en gevaar van Web 2.0 toepassingen, is dat iedereen
op elk moment en op alle verschillende manieren zich kan uiten. Ook
(pedagogisch) ongepaste reacties kunnen dus voorkomen, en
daarvoor moeten we onze leerlingen toch wat beschermen. Ik denk hierbij
bijvoorbeeld aan een vechtpartij op de grote markt van Sint-Niklaas
tussen twee klassen van de secundaire school VTS die op voorhand werd
aangekondigd op de profielsite Netlog.
• Web 2.0 toepassingen bevinden zich op het internet, en je moet daar dus
een internetverbinding voor hebben en de server van je toepassing moet
voldoende verbindingen aankunnen;
• Wanneer je een opdracht geeft die leerlingen moeten maken mbv een
Web 2.0 toepassing, ga je ervan uit dat een leerling toegang heeft
tot het internet. Ook al hebben heel veel leerlingen van thuis uit toegang
tot het internet, er zal steeds een deel van je leerlingen geen
internettoegang thuis hebben. Dit nadeel wordt deels opgeheven door
de beschikbaarheid van computerklassen op school en in
bibliotheken, openbare plaatsen, maar hier schiet men toch nog te
kort;
• Je moet bij het uitkiezen van de toepassingen waarmee je gaat werken
goed nagaan hoe betrouwbaar de server, firma is die de toepassing
aanbiedt. Web 2.0 leven op het internet en op het internet is alles
vluchtig en vergankelijk. Daarom gebruik ik in dit eindwerk vooral
toepassingen van de grote firma’s zoals Google en Microsoft omdat een
dergelijke bekende naam toch een zekerheid geeft over het voortbestaan
van de toepassingen;
• Doordat alles op het internet staat, moet je geregeld enkele zaken
overpompen naar je eigen pc naar evaluatie toe;
Sander Garrevoet Eindwerk: 8
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
11. 4. Filmpjes in de klas?
YouTube, de bekende filmpjessite op het internet waarop iedereen die zelf een
filmpje in elkaar kan boksen dat filmpje online kan zetten, is momenteel een
enorme hype op het internet. Heel veel gesprekken, ook tussen leerlingen,
beginnen tegenwoordig met “Heb je dat filmpje gezien op YouTube, gewoon “dat
woord” intikken…”. Leerlingen zitten soms urenlang op de site te kijken naar
filmpjes en vinden dat echt fijn. Ga maar eens met leerlingen in een
computerklas binnen en geef ze de eerste tien minuten een beetje vrijheid. Je
zult zien dat er binnen de kortste keren een aantal leerlingen op YouTube naar
filmpjes aan het kijken zijn!
YouTube leeft dus echt onder leerlingen, en laat ons eerlijk zijn: ook onder
leerkrachten en volwassenen leeft de hype enorm. Waarom zouden we dat dan
ook niet gaan gebruiken in onze lessen? Waarom zouden we geen gebruik maken
van de hype en de nieuwe mogelijkheden van het internet om het ons enerzijds
makkelijker te maken, en toch iets heel motiverend en leuk te doen?
Hoe gebruik ik YouTube-filmpjes in de klas?
Het is aangewezen om een filmpje vanop YouTube van het internet te halen en
als losstaand videofragmentje buiten de website te gebruiken.
4.1. Waarom gebruik ik de site (www.youtube.com) niet
om de filmpjes te tonen?
Sander Garrevoet Eindwerk: 9
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
12. • De site gebruiken om filmpjes te tonen in de klas vereist dat je in die klas
beschikt over een (snelle) internetverbinding, een computer, een
beamer en geluidsboxen om het filmpje te tonen. Iets wat gezien onze
huidige beschikbaarheid van moderne media en constant bezette
computerklassen in de secundaire scholen geen evidentie is;
• de lay-out van de site zelf werkt storend als je
een filmpje wilt tonen. YouTube suggereert zelf
altijd een aantal andere filmpjes, wat ons dan
weer teveel zou kunnen afleiden, niet alle
filmpjes zijn trouwens ook geschikt voor
leerlingen;
• wat indien YouTube plat ligt?
• wat indien de internetverbinding van de
school niet meer of niet naar behoren werkt
op het moment dat je het filmpje nodig hebt?
• waarom zou je een computerklas bezet houden om enkel een filmpje
van vijf tot tien minuten te tonen aan een klas? De computerklassen zijn
in ieder geval altijd al druk bezet, en als iedereen om kort een filmpje te
tonen aan de leerlingen een computerklas gaat gebruiken zal er heel wat
wrevel onder collega-leerkrachten ontstaan.
4.2. Waarom zou ik dan toch de filmpjes vanop YouTube
gebruiken in de klas?
• Je kunt de filmpjes vanop YouTube halen en ze zonder internet nodig
te hebben in een klas tonen;
• YouTube is een enorm archief aan (bruikbare) filmpjes die je zorgvuldig
kan uitkiezen en gebruiken in een klas;
• werken met filmpjes is een motiverende leeractiviteit voor leerlingen;
• filmpjes vanop YouTube zijn gratis te gebruiken door iedereen. Indien er
een filmpje staat op YouTube dat niet door iedereen mag gebruikt worden,
wordt dit gemeld aan de redactie van YouTube (zie de link “Flag as
inappropriate” dat onder elk filmpje staat) door de gebruikers van
YouTube (lees: sociale controle);
• je vindt op YouTube meer filmpjes en meer bruikbaar materiaal dan in
een doorsnee videotheek;
• YouTube is een enorme hype, zowel onder leerlingen als onder
leerkrachten, volwassenen, … Het is dan ook bijzonder fijn en motiverend
als je daarmee iets kan doen;
• als je met een filmfragment wilt werken heb je in ieder geval een DVD
en TV + Dvd-speler nodig, hetzelfde geldt voor YouTubefilmpjes;
• YouTubefilmpjes zijn beperkt in lengte, wat het ook weer een
aangename afwisseling maakt tijdens de lessen;
Sander Garrevoet Eindwerk: 10
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
13. 4.3. Waarom gebruik ik de filmpjes vanop YouTube niet?
• De kwaliteit van filmpjes op YouTube is vaak beroerd en dus moeilijk
bruikbaar in de klas;
• je moet al een klas met laptop, beamer en geluidsboxen hebben om
de filmpjes te kunnen afspelen vanop de site, gezien de huidige status van
beschikbare laptops en beamers op secundaire scholen geen evidentie;
• je kunt de filmpjes uiteraard ook branden op DVD, maar dan moet je al
beschikken over een DVD-writer thuis of op school en een DVD-speler
en TV in de klas.
• als je echt een uitgebreide luistervaardigheidoefening wil doen in je
klas, heb je vaak een videofragment nodig dat langer duurt dan het
doorsnee YouTubefilmpje;
Sander Garrevoet Eindwerk: 11
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
14. 5. Bloggen
5.1. Wat is een blog?
Een weblog, ook wel blog genoemd, is een website waarop regelmatig - soms
meerdere keren per dag - nieuwe bijdragen verschijnen en waarop de geboden
informatie in omgekeerd chronologische volgorde (het nieuwste bericht
verschijnt als eerst) wordt weergegeven. Wie een weblog bezoekt, treft dan ook
op de voorpagina de recentste bijdrage(n) aan. De auteur, ook wel blogger
genoemd, biedt in feite een logboek van informatie die hij wil delen met zijn
publiek, de bezoekers van zijn weblog. Meestal gaat het dan om tekst, maar het
kan ook om foto's (een fotoblog), video (vlog) of audio (podcast) gaan. Weblogs
bieden hun lezers ook veelal de mogelijkheid om - al dan niet anoniem - reacties
onder de berichten te plaatsen of een reactie via een Trackback-mechanisme
achter te laten.
Het is het persoonlijke of juist het gespecialiseerde karakter dat weblogs
interessant maakt voor bezoekers.
(Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Bloggen)
5.2. Wat heb je nodig om met een blog aan de slag te
gaan?
Je hebt een computer met een (snelle) internetverbinding nodig;
Je hebt een account met gebruikersnaam en wachtwoord nodig bij
een blogaanbieder (bvb http://www.blogger.com)
5.3. Soorten blogs
Sta me toe te beginnen met te vertellen dat er enorm veel soorten blogs
bestaan. Een up-to-date overzicht van de verschillende soorten blogs vind je op
http://nl.wikipedia.org/wiki/Bloggen#Soorten_weblogs. Al die verschillende
soorten blogs beschrijven zou ons te ver leiden, bovendien kunnen we nooit alle
soorten blogs hier beschrijven omdat er constant nieuwe soorten bijkomen.
Grosso modo kunnen we de blogs indelen in twee categorieën: persoonlijke
blogs en blogs over een bepaald onderwerp.
• Persoonlijke blog
Zoals de naam zelf al zegt zullen blogs die we in deze categorie onderbrengen
vooral posts (berichten die door de blogger op de weblog worden geplaatst)
bevatten die over het persoonlijke leven van de blogger gaan. De blog wordt
gebruikt als een online persoonlijk dagboek.
Hierna volgen enkele voorbeelden:
o Lifelog
o Reisblogs
o Babysite
o Fotoblog
o Politiek weblog
Sander Garrevoet Eindwerk: 12
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
15. • Weblog over een bepaald onderwerp
In deze categorie van weblogs gaat de blog niet over het persoonlijke leven van
de blogger, maar wel over een bepaald onderwerp.
Hierna volgen enkele voorbeelden:
o Stadsblog
o Nieuwslog
o Wijkblog
o TV-blog
o Themablog
o Clublog
o Filmblog
(bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Bloggen)
5.4. Voordelen van een blog in het secundair onderwijs?
• Via een blog kan iedereen individueel zijn vorderingen bijhouden;
• Je start een blog heel snel en eenvoudig op, zo hoef je niet nodeloos
tijd te verspillen tijdens de weinige uurtjes informatica;
• Bloggen is over het algemeen plezant voor leerlingen;
• De informatie die je online zet, is direct voor iedereen beschikbaar;
• Geen gezeul meer met een papieren logboek waarbij je dat logboek
twee dagen voor controle eventjes snel invult;
• De leerkracht kan een betere controle uitvoeren op het proces van de
leerling adhv de tijdsaanduidingen in de blog;
• Via een blog kan je allerlei leuke widgets en functionaliteiten
toevoegen aan de blog zoals bvb embedded YouTube-filmpjes;
• Je lezer (dus ook de leerkracht) kunnen via een RSS-feed eenvoudig op
de hoogte blijven van de inhoud van de blog. Zo kan je jou
abonneren op die RSS-feed en krijg je de nieuwste content van de blog
rechtstreeks in je mailbox;
• Een blog is een redelijk nieuw fenomeen op het internet, en wat
nieuw is spreekt de leerlingen in ieder geval aan.
5.5. Nadelen van een blog in het secundair onderwijs?
• Qua look&feel en persoonlijke opmaak zit je bij een online dienst vrij
beperkt. Je kunt enkel maar instellen wat de onlinedienst aanbiedt;
• Net als bij een papieren logboek vergt het doorzettingsvermogen om de
blog regelmatig te blijven updaten.
5.6. Waarvoor kan je nu een dergelijke blog gebruiken?
Een blog is in het onderwijs zeker te gebruiken. Hieronder geef ik een aantal
voorbeelden van hoe je een blog kan aanwenden in jou klaspraktijk, los van het
vak informatica.
• Een logboek bijhouden tijdens een stage/eindwerk/groepswerk;
• Foto’s van een uitstap online zetten op een fotoblog;
• In functie van het vak economie een tijdje de kranten in het oog houden
en geregeld tips geven aan medestudenten;
• Voor het vak informatica kunnen leerlingen een blog bijhouden waarop ze
de nieuwigheidjes of problemen die ze tegenkomen online zetten en
waarop iedereen, ook de leerkracht kan reageren;
• …
Sander Garrevoet Eindwerk: 13
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
16. 6. Wiki
6.1. Wat is een Wiki?
Een wiki is een webtoepassing waarmee een verzameling van webpagina’s kan
bewerkt, aangevuld worden door iedereen die dit wenst, zonder dat die inhoud
van de webpagina’s wordt nagekeken door deskundigen of moet goedgekeurd
worden alvorens online te verschijnen.
Een belangrijk kenmerk van een Wiki is dat iedereen de informatie op die wiki op
een eenvoudige manier aanpassen met een updatepagina via de internetbrowser.
Het bekendste voorbeeld van zo’n Wiki is uiteraard Wikipedia, de online
encyclopedie (te bereiken via http://nl.wikipedia.org of
http://www.wikipedia.com). Die encyclopedie is op korte termijn en dankzij het
werk van vele mensen met gelijklopende ideeën en kennis uit meerdere landen
uitgegroeid tot één van de grootste en één van de meest betrouwbare
encyclopedieën ter wereld.
6.2. Wat heb je nodig om met een wiki aan de slag te
gaan?
Je hebt een computer met internetaansluiting nodig;
Je hebt een account met gebruikersnaam en wachtwoord nodig bij
een wikiplatform (bvb http://www.wikispaces.com)
6.3. Waarom zou ik een wiki gebruiken in mijn
klaspraktijk?
Een wiki is snel en eenvoudig op te starten;
Een wiki is eenvoudig te onderhouden en aan te passen zonder dat je
daarvoor speciale kennis moet hebben of zonder dure programma’s;
Er zijn verschillende diensten op het internet te vinden waarbij je gratis
een wiki kan opstarten (bvb http://www.wikispaces.com);
Informatie die online wordt gezet op een wiki is onmiddellijk
beschikbaar voor iedereen die er interesse voor heeft;
Doordat iedereen een wiki kan aanpassen, worden foutieve,
ongewenste bijdragen snel en eenvoudig verwijderd (sociale
controle);
Een wiki is heel toegankelijk, je hebt enkel een computer met
internetverbinding nodig om aan je wiki te werken;
Je kan jezelf op de hoogte houden van de wijzigingen op een wiki door
je in te schrijven op de sitefeed van je wiki (zie hoofdstuk feeds & RSS);
Een wiki is uitermate geschikt om leerlingen rond een bepaald thema
te laten samenwerken;
Sander Garrevoet Eindwerk: 14
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
17. Door een wiki te gebruiken in de les vervullen we onze rol van leraar als
innovator.
6.4. Waarom zou ik een wiki niet gebruiken in mijn
klaspraktijk?
Wanneer iedereen iets kan aanpassen op de Wiki, krijg je verschillende
schrijfstijlen binnen artikels;
Je kan te maken krijgen met ongewenste toevoegingen op de wiki;
De controle op de wiki kan heel tijdrovend zijn;
Aangezien er geen controle is door deskundigen kunnen er flagrante
fouten op je wiki staan;
De weg die jij voor ogen had die je wiki ging afleggen, kan opeens
volledig veranderen aangezien je met verschillende mensen
samenwerkt die elk hun eigen doel voor ogen hebben;
De opmaak die je kan toepassen op je wiki is beperkt, maar
voldoende.
6.5. Waarvoor kan je een wiki gebruiken?
Uiteraard kan je een wiki veel breder te gebruiken dan enkel met leerlingen. Zo
is het bijvoorbeeld mogelijk om een wiki ook te gebruiken om samen te werken
met medeleerkrachten, directie, ouders, externen en uiteraard ook leerlingen.
Hieronder volgt een opsomming van mogelijke manieren waarvoor je een wiki
kan gebruiken.
Diavoorstellingen, powerpoints en foto’s publiceren;
• Communiceren met ouders;
• Ideeën en bronnen delen met collega’s;
• Lesgeven over Wiki’s, wikipedia;
• Boekrecencies publiceren;
• Opdrachten voor leerlingen posten en de oplossingen ervoor verzamelen;
• Een forum voor leerlingen zodat zij hun indrukken over boeken die ze moesten
lezen kunnen publiceren en reageren op reacties van medeleerlingen;
• Samenwerken aan een online woordenlijst voor leerlingen;
• Filmpjes vanop Youtube of andere filmpjessites op de wiki embedden zodat
leerlingen of collega’s eenvoudig de juiste video vinden;
• Verzamelen van URL’s waardoor leerlingen eenvoudig de juiste websites
vinden;
• Samenwerken met collega’s aan een tekst/cursus;
• Een soort intranet waarop collega’s belangrijke mededelingen, bestanden, …
kunnen plaatsen die het hele lerarenkorps of een deel ervan aanbelangen;
• Marktonderzoeken en peilingen uitvoeren bij collega’s, leerlingen;
• Een lijst met FAQ’s (Frequently Asked Questions) aanmaken en er de
bijhorende antwoorden bijzetten, of laten bijzetten;
• Binnen het vak geschiedenis samen kennis opbouwen in verband met WOI,
WOII, de renaissance, …
• Samenwerken met medeleerlingen aan goede samenvattingen van de
leerstof;
• Met een groep leerkrachten informatica aan een cursus hardware werken die
altijd actueel is en zonder dat er tijd verloren moet gaan aan vergaderen,
Sander Garrevoet Eindwerk: 15
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
18. • Een site over de €-landen waarbij telkens één leerling of enkele leerlingen
verantwoordelijk zijn voor de informatie van één land of voor een bepaald
onderdeel bij ieder land;
• …
Sander Garrevoet Eindwerk: 16
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
19. 7. Podcasting
7.1. Wat is Podcasting?
Podcasting is een samentrekking van twee woorden: iPod en Broadcasting.
Zoals we kunnen afleiden uit het woord zelf heeft podcasting dus te maken met
een iPod, dat we generaliseren tot alle draagbare MP3-spelers, en het engelse
woord voor uitzenden: broadcasting.
Podcasting is een techniek dat ervoor zorgt dat een MP3-bestand, of eventueel
een videobestand door middel van een softwareprogramma van op een
website op een draagbare MP3-speler terechtkomt.
De gebruiker kan het bestand (de uitzending) dan beluisteren waar en
wanneer het hem/haar uitkomt vanop een draagbare MP3-speler, computer of
PDA.
7.2. Wat is het verschil tussen ‘podcasting’, ‘on demand
streaming’ en ‘webcast’?
Het grote verschil tussen podcasting en on demand streaming is het aantal
keer dat je het bestand/de uitzending kan beluisteren.
Een podcast is, zoals ik in het vorige puntje “Wat is Podcasting” uitlegde een
bestandje dat je download naar je computer en dan eventueel op je
draagbare MP3-speler kan beluisteren. Je kan deze podcast zoveel keer
bekijken als je wil.
On demand streaming echter is ook een bestand dat je download naar je
computer. Alleen is het zo dat je dat bestand slechts één maal kan bekijken
en dat je het bestand niet volledig download en dan pas bekijkt, beluistert,
maar dat je terwijl je het bestand aan het downloaden bent je dat bestand
ook beluistert, bekijkt. Het downloaden stopt wanneer de stream ten
einde is of wanneer jij als gebruiker de stream stopt.
Het verschil tussen on demand streaming en een webcast is dat je een
webcast bekijkt op het moment dat de uitzending wordt uitgezonden en
dat je on demand streaming kan bekijken wanneer je wil. Bij beiden wordt
het bestand niet naar de harde schijf van de computer gedownload en kan
je het dus ook niet bewerken.
Sander Garrevoet Eindwerk: 17
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
20. 7.3. Wat heb je nodig om aan podcasting te doen?
Je hebt een computer nodig met een (snelle) internetverbinding;
Je hebt een headset met microfoontje nodig;
Je hebt een programma nodig om je uitzending op te nemen en te
bewerken (bvb het freewareprogramma audacity);
Je hebt een programma nodig om podcasts te downloaden en op je
iPod of andere draagbare MP3-speler af te spelen (podcatcher) (bvb het
freewareprogramma iTunes);
Wil je de podcast los van je pc beluisteren, dan heb je een draagbare
MP3-speler nodig. Je kan ze echter perfect vanop de pc beluisteren;
Je hebt een account bij een podcastplatform (bvb
http://www.podplaza.nl) nodig om jouw podcast te kunnen verspreiden.
7.4. Voordelen van podcasting?
Leerlingen lopen constant rond met iPod’s allerhande, waarom hun
eigen leefwereld dan niet gebruiken in de lessen;
Een nieuwe aanpak van de lessen zal motiverend werken voor
leerlingen;
Door leerlingen een eigen podcast te laten maken, oefenen ze
tegelijkertijd ook hun mondelinge Nederlands, Engels, Duits, Frans,
Spaans (naar keuze en afhankelijk van het onderwerp van de podcast);
Een podcast kan je meerdere keren beluisteren;
Leerlingen die niet aanwezig kunnen zijn in de lessen (door ziekte
bvb) kunnen de podcast thuis beluisteren (dit kan bijvoorbeeld handig
zijn indien de leerkracht de les opneemt);
Je hebt door middel van de RSS-technologie steeds de recentste
versie van de podcast in jou bezit.
7.5. Nadelen van podcasting?
Op het gebruik van muziek moet je auteursrechten betalen, er zijn
echter wel een aantal gratis tunes en muziekstukken te vinden op
het internet die wel gratis te gebruiken zijn door podcasters;
In tegenstelling tot andere Web2.0-toepassingen moet je voor deze
toepassing wel een tweetal programma’s op de computer installeren;
Je moet er als leerkracht over waken dat leerlingen geschikte podcasts
maken;
Het duurt wel even vooraleer leerlingen hun eigen podcast op het
internet geplaatst zullen hebben.
7.6. Waarvoor kan je podcasts gebruiken?
Je kan podcasts inschakelen bij het thuisonderwijs voor langdurig zieke
leerlingen;
Je kan leerlingen een virtuele gidsbeurt laten inspreken;
Je kan een soort schoolradio opzetten die je door leerlingen laat maken
en dit verspreiden via podcasts;
Maak een promotiepodcast voor je eigen school gericht naar
externen;
Laat leerlingen een boekverslag inlezen en laat dit beoordelen door
externe professionals;
Laat oudere leerlingen een verhaal voorlezen en laat dit beluisteren
door jongere leerlingen;
…
Sander Garrevoet Eindwerk: 18
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
21. 8. RSS
8.1. Wat is RSS
RSS staat voor Really Simple Syndication en is één van de twee open
standaarden van een webfeed. De andere standaard is Atom. Je herkent RSS
aan de icoontjes die je hierboven ziet staan.
Een site plaatst zijn inhoud, vaak in een verkorte of beschrijvende versie, in
een online bestand: de feed. Meestal plaatst een site slechts de titels van het
artikel en een korte inhoud in de feed. Voor meer informatie moet je dan
doorklikken naar de site.
Door je te abonneren op een feed blijf je steeds op de hoogte van de
nieuwste inhoud van een site. Om zo’n feed te kunnen lezen, moet je wel gebruik
maken van een feedreader.
Enkele voorbeelden van feedreaders: Internet Explorer, Netvibes, Netscape,…
XML is de opvolger van HTML en bepaalt de indeling van de inhoud. XML
bepaalt dus niet zoals HTML de lay-out, maar wel de content. Je hoeft je hier
echter geen zorgen om te maken aangezien alle feedreaders overweg kunnen
met XML en jij dus gewoon de inhoud te lezen krijgt zoals hij bedoeld is.
In tegenstelling tot vroeger, toen je zelf altijd naar elke site moest surfen
om te weten of er nieuwe inhoud was toegevoegd (wat een heel tijdrovende
bezigheid was) is er nu de webfeeds. Deze webfeeds brengen de nieuwe
inhoud naar jou toe. Zo bespaar je heel wat tijd!
8.2. Wat heb je nodig om met RSS te werken?
Je hebt een computer nodig met een (snelle) internetverbinding;
Je hebt een feedreader nodig (internet explorer, netvibes, …)
8.3. Voordelen van RSS?
Voor de gebruiker bespaart het surf- en zoektijd: als er nieuwe inhoud
is, krijg je automatisch een melding. Je hoeft dus niet meer websites af te
gaan om te kijken of er iets nieuws op staat.
De gebruiker krijgt snel een overzicht van informatie uit zijn interesse-
gebied.
De inhoud wordt in een simpele vorm aangeboden, met een link naar
de volledige inhoud. Zo kan de gebruiker sites met een vaak complexe
navigatiestructuur vermijden, en kan de gebruiker zijn eigen vormgeving
bepalen (afhankelijk van de feed-lezer).
Webfeeds hebben geen last van spamberichten. Niemand kan
ongewenste berichten naar een feed-lezer sturen. De gebruiker bepaalt
van wie hij/zij berichten ontvangt.
Sander Garrevoet Eindwerk: 19
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
22. 8.4. Nadelen van RSS?
Er is toch een beperkte computerkennis vereist om je te abonneren
op een webfeed;
Het gebruik van RSS vereist een verandering in je denkwereld. Niet jij
moet op zoek gaan naar de informatie, maar de informatie gaat op zoek
naar jou.
8.5. Waarvoor kan je RSS gebruiken?
Maak zelf een RSS-feed door gebruik te maken van
http://www.feedburner.com en plaats die op je wiki of blog zodat
gebruikers op de hoogte worden gehouden van veranderingen op je wiki of
blog;
Plaats een RSS-feed op de site van je school zodat externen en
internen op de hoogte worden gehouden van de veranderingen op de
schoolsite;
Je kan bezoekers van je blog, site, wiki zich laten inschrijven op een
mailinglist die je aanmaakt via RSS, waardoor personen die
ingeschreven zijn op de mailinglist automatisch een nieuwe e-mail
krijgen met de nieuwe inhoud van je blog, site, wiki.
Wanneer je met podcasting werkt, en je plaatst de RSS-feed in een
podcatcher, dan zal je – indien je regelmatig synchroniseert – steeds de
nieuwste versie van de podcast ter beschikking hebben;
Je kunt een account aanmaken bij Netvibes.com en daarop alle feeds
plaatsen van onderwerpen waarin je geïnteresseerd bent. Je kunt dan
Netvibes.com instellen als je startpagina en dan krijg je steeds bij het
openen van je browser onmiddellijk de informatie die je
interesseert;
…
Sander Garrevoet Eindwerk: 20
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
23. 9. Google Documents
9.1. Wat is Google Documents?
Google documents is een online mogelijkheid die het bedrijf Google, ons
voornamelijk gekend van de zoekmachine Google, aanbiedt en waarmee je
documenten die je aanmaakt binnen Google Documents kan beheren,
bewerken, delen en aan samenwerken. Google Documents is een online,
gratis alternatief voor een groot deel van het MS Office-pakket.
Doordat Google Documents gratis is, is het een perfect alternatief voor het toch
duurdere MS Office
9.2. Welke documenten kan je zoal allemaal maken?
Je kunt in Google Documents drie soorten documenten aanmaken
• Tekstverwerking (aangeduid als Document)
• Rekenbladen (aangeduid als Spreadsheet)
• Presentaties (aangeduid als Presentatie)
In principe kan je er dus hetzelfde mee als met MS Word, MS Excel en MS
Powerpoint.
9.3. Wat heb je nodig om met Google Documents te
werken?
Uiteraard heb je altijd een aantal zaken nodig om met Google Documents te
werken.
• Je hebt een computer met (snelle) internetverbinding nodig;
• Je hebt een e-mailadres bij Gmail nodig (gratis te verkrijgen).
9.4. Waarom zou je met google documents werken?
• Google documents is een gratis alternatief voor MS Office;
• Met Google documents kan je steeds aan de meest recentste versie
van je document werken;
• Google documents is uitermate geschikt voor groepswerken;
• Je kan met Google documents heel doelgericht en efficiënt aan
documenten samenwerken;
Sander Garrevoet Eindwerk: 21
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
24. 10. Werken met Google Documents
10.1. Hoe starten?
Om met Google documents aan de slag te kunnen, moet je
eerst en vooral surfen naar http://docs.google.com.
Daar kan je inloggen bij Google Documents adhv jou G-
mailaccount.
Heb je nog geen G-mailaccount, dan kan je via dit
scherm zelf eenvoudig een G-mailaccount aanmaken door
op de knop “Google Docs nu ophalen!” te klikken en daar
jou eigen G-mailadres te registreren.
10.2. Het overzichtsvenster
Nadat je bent aangemeld kom je dan in het hieronder
staande scherm terecht. Dit is eigenlijk een grafische
weergave van een virtuele harde schijf waarop al jou
bestanden die je aanmaakt via Google Documents
worden bijgehouden.
Standaard staat Google Documents in het Engels, maar je
kunt dit veranderen. Daarvoor klik je op de link “Instellingen” en verander je
de taal naar “Nederlands”.
In het overzichtsvenster kunnen we drie delen onderscheiden. Je hebt de
menubalk (aangeduid als A) Je hebt de navigatiestructuur (links, aangeduid
als B) en de bestanden (rechts, aangeduid als C). Een indeling die we kennen
van Windows Verkenner bijvoorbeeld.
A
B
C
Sander Garrevoet Eindwerk: 22
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
25. Het is belangrijk dat je, net zoals je op je PC ook doet, je documenten goed
rangschikt en duidelijk ordent zodat je alles heel snel en intuïtief terug kan
vinden tussen je documenten.
10.2.1. De menubalk
We bekijken dit scherm even stap per stap. In de bovenste
werkbalk kan je de opties kiezen waarbij je jou bestanden kan
beheren. We noemen dit onze menubalk.
Met de knop “Nieuw” kan je een nieuw document aanmaken
binnen Google Docs. Je kunt dan kiezen om een nieuw
tekstbestand, rekenblad, presentatiebestand of een nieuwe map
aan te gaan maken.
Met de knop “Uploaden” kan je bestanden die je gemaakt hebt op je eigen
computer in bvb MS Word, MS Excel, MS Powerpoint, uploaden naar Google
Documents zodat je die documenten in Google Documents verder kan bewerken.
Met de knop “delen” kan je, zoals we eerder al aanhaalden, documenten gaan
delen met anderen. En dat ik juist één van de grootste voordelen van Google
Documents. Je kunt bestanden die je maakt binnen Google Documents delen met
anderen
Je moet daarvoor wel het vinkje voor het bestand dat je wilt delen aanvinken en
dan op de knop “delen” klikken. Het scherm dat nu verschijnt, kan je eigenlijk
zien als een e-mail dat je verstuurt naar degene
Sander Garrevoet Eindwerk: 23
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
26. Nu kan je geen aangeven met wie je het geselecteerde bestand wilt gaan
delen en welke rol je wilt toekennen aan degene met wie je het document
deelt.
Het e-maildres(sen) van diegene met wie je het document wilt gaan delen
typ je in het tekstvak bij Aan. Als je op de link “Kiezen uit contactpersonen”
klikt, kan je eenvoudigweg je contact uit je adresboek gaan kiezen en die
selecteren.
Daarna moet je gaan instellen wat degene die je uitnodigt allemaal mag gaan
doen met je document. Je moet aan die personen dus een rol gaan toekennen.
Je kan kiezen tussen twee rollen:
• Als bijdragers: diegene met wie je het document gaat delen zal het
document kunnen bekijken en er ook wijzigingen aan kunnen
aanbrengen;
• Als kijkers: diegene met wie je het document gaat delen zal enkel het
document kunnen bekijken, maar er geen aanpassingen aan gaan
aanbrengen.
Als je één van de twee rollen kiest, helpt Google Docs ons nog door te zeggen
wat de persoon zal kunnen doen. Er verschijnt tekst naast de
vervolgkeuzelijst.
In het tekstvak naast “Onderwerp” kan je het onderwerp van je e-mailbericht
aanpassen.
In het grote tekstvak eronder kan je tekst typen waarmee je de
geadresseerden duidelijk kunt maken waarover het bericht gaat.
Google Documents stuurt, nadat je op de knop “Uitnodigingen verzenden”
hebt geklikt, bij je bericht een directe link naar het gedeelde document naar
je geadresseerden (onderaan het bericht) De geadresseerde moet zich dan niet
meer inloggen, maar door gewoon op de link te klikken kan de geadresseerde
onmiddellijk aan het gedeelde bestand werken.
Met de knop “Ga naar” kan je jou bestanden, nadat je die ook weer
geselecteerd hebt, verplaatsen naar een map die je zelf aangemaakt hebt
binnen Google Documents.
Met de knop “Verbergen” kan je de geselecteerde bestanden verbergen.
Met de knop “Verwijderen” kan je de geselecteerde bestanden gaan
verwijderen
Met de knop “Naam wijzigen” kan je het geselecteerde bestand gaan
hernoemen.
Heb je nog steeds niet gevonden wat je wilt doen, dan kan je op de knop “Meer
acties” klikken, en dan kan je nog een aantal extra acties uitvoeren op je
geselecteerde bestand.
Sander Garrevoet Eindwerk: 24
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
27. Hier kan je de instellingen voor het delen gaan
instellen;
Met deze optie kan je jou document gaan publiceren op
het internet;
Met deze opties kun je jou document in allerlei
verschillende documentformaten opslaan.
Met deze optie bekijk je de verschillende versies van je
document;
Met deze optie kan je jou document gaan bekijken;
10.2.2. De navigatiestructuur
Het linker ondergedeelte van het overzichtsvenster is de navigatiestructuur.
Via die navigatiestructuur kan je enige orde brengen in je
documenten.
Standaard heeft Google Documents al een ordening voor je
documenten aangemaakt. Hij rangschikt de bestanden die in
Google Documents zitten in 4 categorieën:
• Alle items: hier maakt Google Documents een
onderscheid tussen de bestanden die door jou
gemaakt zijn, de bestanden die door jou geopend
zijn, de bestanden die je met ster hebt bedacht, de
verborgen bestanden en de bestanden die je
onlangs verwijderd hebt;
• Alle mappen: hier deelt Google Documents de
bestanden in mappen in. Deze mappen moet je zelf
aanmaken. Je kunt in deze categorie zelf je
onderverdeling bepalen naar hoe je jou bestanden
wil rangschikken;
• Items per type: hier rangschikt Google Documents
alle bestanden per type (document, spreadsheet,
presentatie)
• Gedeeld met: hier rangschikt Google Documents de
bestanden naar de persoon met wie je jou
bestanden hebt gedeeld.
Sander Garrevoet Eindwerk: 25
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
28. 10.2.3. De bestanden
In het rechterondervenster van het overzichtsvenster heb je dan het venster
waar je jou bestanden ziet staan. De bestanden staan, net zoals op jou pc,
gesorteerd. Hoe die bestanden gesorteerd staan, kan je eenvoudigweg
aanpassen door op de kolomkoppen te klikken (net zoals je dat in Windows
Verkenner ook doet). Op dit moment staan de bestanden gesorteerd op datum.
Google Documents geeft ons een aantal gegevens over onze documenten.
• Het selectievakje: door dit vakje bij het gewenste bestand te aan te
klikken kan je bepaalde zaken met je bestand doen zonder het
bestand te openen. (zie: menubalk)
• Het sterretje: door een sterretje aan een bestand te geven (door
simpelweg op het sterretje bij het bestand te klikken) geef je aan dat het
een belangrijk bestand is;
• Naam: hier geeft Google Documents de naam
van het document weer. Je ziet hier ook welk
type bestand elk bestand is aan het icoontje
dat voor de naam staat;
• Mappen/Gedeeld met: hier geeft Google
Documents weer wie het bestand heeft
aangemaakt als eerste. Vervolgens kunnen er
nog namen staan met wie je dat document
gedeeld hebt (als bijdragers en/of als kijkers);
• Datum: hier geeft Google Documents weer op welke datum of welk
tijdstip het document het laatst is aangepast.
Sander Garrevoet Eindwerk: 26
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
29. 11. Praktisch deel
11.1. Werken rond Web 2.0 in de klas.
We spreken hier nu wel altijd maar over Web 2.0, maar wat is dat nu eigenlijk?
Tijdens mijn BSO-stageperiode ben ik samen met de leerlingen uit 3 Kantoor
eens samen op zoek gegaan naar wat Web 2.0 nu is, wat leerlingen er al van
kennen en of ze er eigenlijk wel in geïnteresseerd zijn.
Ik heb een les, die handelde over het leren werken met zoekmachines op het
internet ingekleed in het thema Web 2.0. In plaats van het traditionele lesverloop
bij zo’n les waarbij leerlingen moeten zoeken naar het adres van de lokale
bakker, beenhouwerij, supermarkt, … heb ik besloten om de leerlingen nu eens
kennis te laten maken met een aantal Web 2.0 toepassingen.
De leerlingen moesten aan de hand van een werkblaadje zoeken op het internet
adhv de zoekmachine Google (waarvan het bedrijf Google zelf ook een pionier is
op het vlak van Web 2.0 toepassingen).
11.1.1. De inleiding
Ik begon de les met onderstaande zelfsamengestelde afbeelding waarna ik aan
de leerlingen vroeg wat ze zagen, welke logo’s de leerlingen (her)kenden en wat
men kon doen met die Web 2.0 toepassing.
De leerlingen herkenden Netlog (natuurlijk), Blogger, YouTube, wikipedia en ze
dachten eerst dat we naar een filmpje vanop YouTube gingen kijken.
Deze les is een eerste keer gegeven op 15 februari 2008, het 1e uur in 3Kantoor
op het VHTI te Dendermonde
Sander Garrevoet Eindwerk: 27
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
30. 11.1.2. Het werkblaadje
Surfen op het internet:
Op zoek naar Web 2.0 (toepassingen)
1. Surf naar www.google.be en typ in het zoekvak de tekst: “wat is google”
(zonder aanhalingstekens). En kies de 3e mogelijkheid (jeroen.com)
Wat is Google nu eigenlijk?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
2. Typ nu eens in het zoekvak de tekst Web 2.0 in. Hoeveel resultaten krijg
je terug?
________________________________________________________________
3. Hoeveel resultaten krijg je als je in het zoekvak “Web 2.0” intypt?
________________________________________________________________
4. Hoeveel resultaten krijg je als je aangeeft dat je enkel pagina’s in het
Nederlands wil terugkrijgen?
________________________________________________________________
5. Waarom zouden we de aanhalingstekens erbij typen?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
6. Klik nu op het eerste resultaat dat je krijgt (je wordt doorgestuurd naar de
site van wikipedia.) Wat is Web 2.0? Geef enkele voorbeelden. Welke
Web 2.0 toepassingen gebruik je zelf?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
7. Keer nu terug naar www.google.be en typ in het zoekvak het volgende:
quot;web 2.0quot; + quot;wikiquot; + quot;kennisnetquot;. Klik op het eerste resultaat dat je
krijgt (kennisnet.wikia.com/webtweepuntnul/wiki). Op welke site kom je nu
terecht? Hoe noemen we dit?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
________________________________________________________________
Sander Garrevoet Eindwerk: 28
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
31. 8. Wat is het nut van de plustekens tussen de zoektermen?
________________________________________________________________
9. Wat is een wiki? Zoek dit op via www.google.be
________________________________________________________________
________________________________________________________________
10. Zoek eens via www.google.be op wat het internet ons vertelt over wat Netlog
in België te maken heeft met Web 2.0. (tip: geavanceerder zoeken)
________________________________________________________________
________________________________________________________________
11. Doe via www.google.be eens een gok op “podcasting”. Waar kom je terecht?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
12. Wat is podcasting? Waarvoor gebruik je dit, of zou je dit kunnen
gebruiken?
________________________________________________________________
________________________________________________________________
13. Doe nu nog eens een gok op het woord “blogger” via google. Waar kom
je terecht?
_______________________________________________________
_______________________________________________________
14. Wat is een blog? Waarvoor kan je dit gebruiken? Welke blogs ken je?
_______________________________________________________
_______________________________________________________
15. Is de bekende site van YouTube ook een voorbeeld van een Web 2.0
toepassing? Waarom? Wat is de URL van YouTube? Zoek dit op via
www.google.be
_______________________________________________________
_______________________________________________________
_______________________________________________________
16. Welke andere Web 2.0 toepassingen ken je nog of gebruik je?
_______________________________________________________
_______________________________________________________
_______________________________________________________
Sander Garrevoet Eindwerk: 29
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
32. 11.1.3. Het opgeloste werkblaadje
De oplossingen die hierbij gegeven worden zijn oplossingen die op het moment
dat de les werd gegeven klopten, maar bijvoorbeeld het aantal websites dat je
vindt met de tags “Web 2.0” veranderd constant. Hou hier dus rekening mee
indien je adhv dit werkblaadje wil werken in de klas.
Surfen op het internet:
Op zoek naar Web 2.0 (toepassingen)
17. Surf naar www.google.be en typ in het zoekvak de tekst: “wat is google”
(zonder aanhalingstekens). En kies de 3e mogelijkheid (jeroen.com)
Wat is Google nu eigenlijk?
Google is een zoekmachine
18. Typ nu eens in het zoekvak de tekst Web 2.0 in. Hoeveel resultaten krijg
je terug?
60.000.000 resultaten
19. Hoeveel resultaten krijg je als je in het zoekvak “Web 2.0” intypt?
21.100.000 resultaten
20. Hoeveel resultaten krijg je als je aangeeft dat je enkel pagina’s in het
Nederlands wil terugkrijgen?
272.000 resultaten
21. Waarom zouden we de aanhalingstekens erbij typen?
Omdat we zo doelgerichter zoeken. Je zoekt op exact hetgeen dat tussen de
aanhalingstekens staat.
22. Klik nu op het eerste resultaat dat je krijgt (je wordt doorgestuurd naar de
site van wikipedia.) Wat is Web 2.0? Geef enkele voorbeelden. Welke
Web 2.0 toepassingen gebruik je zelf?
De term Web 2.0 verwijst naar wat sommigen zien als de tweede fase in de
ontwikkeling van het World Wide Web. Het gaat over de verandering van een
verzameling websites naar een volledig platform voor interactieve
webapplicaties voor eindgebruikers op het World Wide Web. Volgens
sommigen zullen deze uiteindelijk losstaande lokaal geïnstalleerde software
overbodig maken. Bvb Netlog, YouTube, Wikipedia, MySpace
Sander Garrevoet Eindwerk: 30
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
33. 23. Keer nu terug naar www.google.be en typ in het zoekvak het volgende:
quot;web 2.0quot; + quot;wikiquot; + quot;kennisnetquot;. Klik op het eerste resultaat dat je
krijgt (kennisnet.wikia.com/webtweepuntnul/wiki). Op welke site kom je nu
terecht? Hoe noemen we dit?
We zijn terechtgekomen op http://kennisnet.wikia.com/webtweepuntnul/wiki ;
een Wiki.
24. Wat is het nut van de plustekens tussen de zoektermen?
Zo geef je aan dat je de resultaten moeten voldoen aan meerdere zoektermen.
25. Wat is een wiki? Zoek dit op via www.google.be
Een wiki is een website waarop bezoekers zelf op een eenvoudige manier
informatie kunnen toevoegen of aanpassen. Daarvoor is geen toestemming of
toegangscode nodig.
Wiki's worden onder andere gebruikt om virtueel samen te werken en om
kennis te delen. Een groep mensen onderhoudt bijvoorbeeld de gezamenlijke
kennis rond een bepaald onderwerp in de vorm van een wiki.
26. Zoek eens via www.google.be op wat het internet ons vertelt over wat Netlog
in België te maken heeft met Web 2.0. (tip: geavanceerder zoeken)
Dé Belgische Web 2.0-site van dit moment is echter Netlog, een Belgisch
alternatief voor de opkomende vriendensite Facebook.
27. Doe via www.google.be eens een gok op “podcasting”. Waar kom je terecht?
We komen terecht op de pagina op Wikipedia over Podcasting.
28. Wat is podcasting? Waarvoor gebruik je dit, of zou je dit kunnen
gebruiken?
De term podcasting is een samentrekking van iPod, de draagbare MP3-speler
van Apple, en 'broadcasting' (Engels voor uitzenden).
Podcasting staat, in de meest strikte zin, voor een systeem waarin podcasters
audiobestanden (MP3) met discussies, radioshows, muziekprogramma's
enzovoort beschikbaar stellen via internet, en tevens een news feed in RSS-
formaat creëren, die een verwijzing bevat naar de MP3-bestanden en automatisch
verwerkt kan worden door podcast-aggregators of podcatchers. Deze laatste
downloaden die audiobestanden dan automatisch en kopiëren ze
onmiddellijk naar een mp3-speler of melden aan de gebruiker dat hij ze op
de pc kan beluisteren.
In de breedste zin staat podcasting voor het verspreiden van digitale
bestanden die door speciale programma's afgehaald worden om ze later te
gebruiken. Dus dit kan audio zijn (MP3, Windows Media, Real Media), video
(MPEG, DivX, QuickTime enzovoort) of software.
Sander Garrevoet Eindwerk: 31
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
34. 29. Doe nu nog eens een gok op het woord “blogger” via google. Waar kom
je terecht?
We zijn terechtgekomen op www.blogger.com, een site waar je eenvoudig zelf
een blog kan aanmaken.
30. Wat is een blog? Waarvoor kan je dit gebruiken? Welke blogs ken je?
Een weblog, ook wel blog genoemd, is een website waarop regelmatig - soms
meerdere keren per dag - nieuwe bijdragen verschijnen en waarop de
geboden informatie in omgekeerd chronologische volgorde (het nieuwste
bericht verschijnt als eerst) wordt weergegeven. Wie een weblog bezoekt, treft
dan ook op de voorpagina de recentste bijdrage(n) aan. De auteur, ook wel
blogger genoemd, biedt in feite een logboek van informatie die hij wil
delen met zijn publiek, de bezoekers van zijn weblog. Meestal gaat het dan
om tekst, maar het kan ook om foto's (een fotoblog), video (vlog) of audio
(podcast) gaan. Weblogs bieden hun lezers ook veelal de mogelijkheid om - al
dan niet anoniem - reacties onder de berichten te plaatsen
31. Is de bekende site van YouTube ook een voorbeeld van een Web 2.0
toepassing? Waarom? Wat is de URL van YouTube? Zoek dit op via
www.google.be
Youtube (www.youtube.com) is een voorbeeld van een Web 2.0 toepassing
omdat iedereen (zelfgemaakte) filmpjes op YouTube kan plaatsen, bekijken
en erop kan reageren.
32. Welke andere Web 2.0 toepassingen ken je nog of gebruik je?
Persoonlijk antwoord.
Sander Garrevoet Eindwerk: 32
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
35. 11.2. Hoe haal ik een Youtube - filmpje van de site?
Bijvoorbeeld: een les rond het thema “Halloween” wordt ondersteund door een
filmpje dat op YouTube staat. Het gaat over een stukje uit de film “A nightmare
before christmas” door Tim Burton.
1. Je opent in Internet Explorer de pagina van YouTube waarop je filmpje
staat
2. dan ga je in het menu van internet Explorer naar “extra”
“internetopties”
3. Je kiest het tabblad “algemeen”
Sander Garrevoet Eindwerk: 33
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
36. 4. onder het onderdeeltje “browsergeschiedenis” klik je op de knop
quot;instellingenquot;
5. nu komt er een nieuw tabblad tevoorschijn, waarin je op de knop
quot;bestanden weergevenquot; klikt (nu kom je in de map terecht waar je
tijdelijke internetbestanden worden bijgehouden voor de leken onder
ons: als je een site bezoekt op het internet, een filmpje bekijkt op
internet, … slaat onze computer de bestanden die op die site staan, alle
afbeeldingen, filmpjes, …, op onder een tijdelijke internetmap op onze
harde schijf.);
Sander Garrevoet Eindwerk: 34
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
37. Je kunt ook rechtstreeks naar de desbetreffende map gaan. Het adres zie je
hierboven. Het woord “Sandergar” verander je dan door jouw
gebruikersnaam in windows XP.
6. je selecteert alle bestanden in de map (Tip: met de toetsencombinatie
“Control + a” heb je heel snel alle bestanden ineens geselecteerd) en je
verwijdert die (delete). Als windows vraagt of je zeker bent dat je de
geselecteerde bestanden wilt verwijderen, klik je op “Ja”;
7. Nadat je stap 6 hebt doorlopen keer je terug naar de site:
www.youtube.com op de pagina waarop je filmpje staat.
8. je laat de video die je wilt bekijken afspelen, of op zijn minst tot je ziet
dat je videootje bij je tijdelijke internetbestanden staat (hernieuwen
met F5) onder de naam quot;get_video?....quot; (meestal is dat het geval als je
ziet dat het videootje volledig is
ingeladen, dat zie je aan de
vooruitgangbalk onder het filmpje
die dan rood wordt ipv zwart);
Sander Garrevoet Eindwerk: 35
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
38. 9. DAT bestandje heb je nodig: dat bestandje is uw videootje, maar je
kunt dat nog niet gebruiken. Het bestandje staat in de
bestandsindeling quot;bestandquot;, waardoor je computer nog niet weet dat
het bestandje een videobestandje is;
10. je kopieert dat bestandje bvb op je bureaublad;
11. dan ga je naar www.media-convert.com;
Sander Garrevoet Eindwerk: 36
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
39. 12. je kiest daar bij quot;Source filequot; u bestandje, filetype “Flash Video
(.flv)” en bij “uitvoer” kies je voor “windows Divx”, filetype quot;Mpegquot;
of quot;Aviquot;;
13. je vinkt het vinkje bij quot;I accept the terms....quot; aan en je klikt op de
knop “OK”
14. media-convert.com begint nu het filmpje om te zetten en als hij
gedaan heeft komt er een link tevoorschijn waarmee je het
omgezette videobestandje kan downloaden naar je pc;
15. je slaat het bestandje op in een map op je computer;
16. Je filmpje is klaar om te gebruiken, enkel nog branden op DVD en je
kunt het gebruiken in de DVD-lezer van de klas!
Sander Garrevoet Eindwerk: 37
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
40. 11.3. Steek je foto’s en video’s in een online-emmer:
11.3.1. Wat is Photobucket?
Photobucket is een onlinedienst waarbij je jouw foto’s of video’s eenvoudig
online kan plaatsen. Photobucket biedt jou dan ook de optie om van die foto’s en
video’s een slideshow te maken die je kan embedden op andere platforms.
11.3.2. Hoe plaats ik mijn foto’s online?
1. Je zorgt ervoor dat je foto’s en video’s op je eigen computer staan of dat
je weet waar ze staan op het internet.
2. Je surft naar http://www.photobucket.com
3. Indien je nog geen lid bent van photobucket, klik je op de groene knop
“Join Now”
4. Nu kom je op een pagina terecht waarop je jouw
gebruikersnaam en paswoord kan kiezen.
5. Je kiest hier dan ook een gebruikersnaam en
paswoord
6. Indien de gebruikersnaam niet beschikbaar is,
meldt Photobucket dit onmiddellijk en suggereert
je een aantal alternatieven.
7. Vervolgens klik je op “Next Step”
Sander Garrevoet Eindwerk: 38
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
41. 8. Nu kom je op een pagina waarop je een beetje extra informatie moet
geven ivm je account. Photobucket geeft je ook steeds wat bijkomende
informatie in de gele kadertjes aan de rechterkant. Daarna klik je op de
knop “I accept! Sign me up!”
9. Nu kom je op de pagina terecht waar je jou foto’s en/of video’s kunt
uploaden.
10. Wat je eerst moet doen is een album aanmaken. Dat doe je
door een albumnaam in te typen en op “save” te klikken.
11. Nu kan je foto’s en video’s gaan uploaden. Je kunt hiervoor
kiezen of je die foto’s vanop je computer (optie “My computer”),
vanop het internet (optie “Web url”), vanop een gsm (optie “Mobile
Phone”) of uit een e-mail (optie “email) te halen.
Sander Garrevoet Eindwerk: 39
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
42. 12. Je klikt nu op de knop “Choose files” en selecteert de bestanden die je
nodig hebt (Tip: met CTRL + linkermuisklik) kun je meerdere bestanden
tegelijk selecteren. Je kunt ook het gewenste uitvoerformaat kiezen.
13. Photobucket begint nu je bestanden te uploaden.
14. Wanneer Photobucket klaar is met uploaden toont
Photobucket de afbeeldingen of video’s en geeft je de
kans om een titel, omschrijving en kernwoorden
aan je afbeeldingen toe te voegen. Om kernwoorden
toe te voegen, moet je wel eerst op de knop “Click to
add tags” klikken. (die tags gebruikt photobucket om de afbeelding in te
delen in categorieën en dat zo de afbeelding sneller gevonden kan
worden.)
Sander Garrevoet Eindwerk: 40
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
43. 15. Eens je op de knop “Save and continue” geklikt hebt, keer je terug
naar je album waar je alle afbeeldingen en video’s ziet die in je album
zitten. Je krijgt er ook allerlei codes bij die verwijzen naar de afbeeldingen
zodat je ze elders kunt gebruiken.
16. Nu kun je er eenvoudig een slideshow van maken, die je daarna kunt
delen op andere sites of platforms. Hiervoor klik je op de
knop “Slideshow” in het menu.
17. Je kiest hier de stijl van je slideshow.
18. Je zorgt ervoor dat al je afbeeldingen in de slideshow
zitten (door erop te klikken), daarna kies je de style (je ziet
een voorbeeld in het midden), daarna kies je “save
slideshow”.
19. In het volgende venster moet je jouw slideshow een
naam geven, en je klikt op Save.
Sander Garrevoet Eindwerk: 41
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
44. 20. Nu krijg je jouw slideshow te zien, met allerlei codes om de slideshow op
andere platforms te gaan gebruiken.
21. Door op het tabblad “Share” te klikken kan je jouw slideshow
onmiddellijk op een ander platform plaatsen. Je kan die bijvoorbeeld op je
blog plaatsen. Daarvoor kies je “Blogger”, je geeft je blogger-
gebruikersnaam in, je paswoord voor je blog. Daarna selecteer je op
welke van je blogs de slideshow gepost mag worden en je geeft een
titel weer. Daarna klik je op “Share”.
22. Je slideshow is nu gepubliceerd op je blog!
Sander Garrevoet Eindwerk: 42
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!
45. 11.3.3. Waar kan ik die foto’s embedden?
De slideshow die je aangemaakt hebt kan je gaan embedden
(plaatsen op een platform door enkel de link in te geven, het
platform gaat dan de inhoud halen op zijn originele locatie)
op verschillende platforms.
Hieronder zie je een lijstje met de platforms die Photobucket
onmiddellijk kan bereiken. Ook op andere platforms kan je
de slideshow plaatsen door de link zelf te gaan kopiëren en
als HTML-code in te geven.
De bekendste zijn uiteraard Myspace (het platform waar
iedereen zichzelf kan uiten in muziek, foto’s, video’s, … en
dat enorm veel gebruikt wordt door muzikanten), Facebook
(een soort chat/profielsite vooral door jongeren gebruikt) en
Blogger (een platform waarop je eenvoudig een blog kan
starten en onderhouden).
Sander Garrevoet Eindwerk: 43
Het internet heruitgevonden: Web 2.0
Express yourself!