6. Fouten:
- een grote loods -> RKZ
- Claire -> Manja
- Groningen een metro?
Te negatief?
Negatieve recensies geen aandacht voor Valens’ humor
7. Kritiek op de bedoelingen van de schrijver met het
boek
Kritiek op de personages
Kritiek op de stijl
Kritiek op de structuur/compositie
Kritiek op het slot
8. ‘Wat het allemaal te betekenen heeft, blijft ongewis.’
‘Waar moet dit verhaal heen, en wat hebben wij er mee
te maken?’
‘Niet duidelijk waar Valens met zijn verhaal heen wil.’
‘Het lijkt wel of een of andere wijsneus van de
uitgeverij hem op het laatste moment aan het werk
heeft gezet.’
9. Valens:
- ‘Van oorsprong ben ik geen romanschrijver’
- ‘Ik heb de wens telkens onbekend terrein te betreden,
Iets nieuws te doen, zonder plan of berekening’
- ‘Er was druk: Anton, schrijf nou toch ’ns een roman’
Recensenten:
‘een onvergetelijk avontuur’
‘gewoon een zeer onderhoudend boek’
10. ‘ … de personages lijken te bizar’
‘ … maar de deelnemers aan de werkgroep Man&Post
krijgen geen smoel en blijven van bordkarton’
11. Valens:
- ‘Isebrand is een vrij normale jongen’
- ‘Sommige van mijn vrienden zijn bijzondere types,
die heel grappige dingen bedenken en wonderlijke
ideeën hebben. Veel mensen vinden hen dan raar. En
niet geslaagd’
Valens laat de ontwikkeling van I. en M. parallel lopen
aan de verschillende betekenissen die beiden aan ont
toekennen: ‘Het boek Ont is het verhaal van hoe voor
de een eindigt wat voor de ander begint.’ (Fortuin)
12. ‘Vaak net zo omslachtig als zijn held Isebrand in het
leven staat’
‘De stijl en woordkeus lijken soms wat houterig’
‘Het is een struikelen door de taal’
13. Valens:
- ‘Er is een link tussen mijn schrijven en schilder zijn.
Ik schrijf vrij visueel, terwijl mijn schilderijen dan weer
vertellend zijn’
- ‘Stijl is nogal belangrijk voor mij. Ik ben enorm
gesteld op de Nederlandse taal. De stijl in mijn boek is
een mengeling van verschillende registers. Deze
overdaad past bij mijn romanfiguren, die een bijna
manische bezetenheid tentoonspreiden’
14. ‘ … ook compositorisch valt er iets af te dingen: niet
ieder hoofdstuk is onmisbaar’
‘Rijst de vraag of de vele verhaallijnen – waarvan
enkele helaas onvoldoende uitgewerkt – ruim 350
pagina’s rechtvaardigen’
‘Het is een rommeltje dat Valens presenteert’
‘De verhaalelementen blijven losse elementen’
‘Het verhaal zwabbert alle kanten op en komt tenslotte
nergens op uit’
15. Structuurelementen:
- weersgesteldheden (stortbui – ijzel)
- verenverzameling/levensmotto Sylvio
- rol I.’s zwager en schoonzus
- dwarsverbanden: aantasting souvereiniteit
Nederland door euro / autonomie Groningen
- verwijzingen naar de Bijbel
- enz.
16.
17. (I.’s verhandeling over) GG Allin in relatie tot de
middeleeuwse troubadours/hoofse liefde: ‘scumfuc
tradition’ -> legitimatie songs Allin voor I. -> betekenis
Allin voor I.
‘Hagiografie’ Allin t.o. hagiografie Godelieve van Gistel
door Gesina
Dawkins komt terug in Een moderne troubadour
Cryptogrammen Gesina: ontladen en verstandhouding
‘Hoofse liefde’ Boudewijn
18. ‘Het is geen roman die drijft op een plot, nee …’
‘Het is een net iets te gezocht slot van een lichtvoetig
verhaal over aandoenlijke mannen van vlees en bloed’
‘Lage doorleesfactor omdat de plot, zo die er al in zit,
zwak is en vaak op de achtergrond raakt
‘Jammer dat Valens niet leek te weten wat hij met het
eind aan moest. De climax laat aan geloofwaardigheid
te wensen over’
19. Zeven keer*) komt er in het boek een vooruitwijzing
voor - in de vorm van een ontmoeting van Isebrand
met Manja of gedachten aan haar - naar het voor uw
uitwerker dus niét ongeloofwaardige, doch zeer
acceptabele slot.
*) Op de pagina’s 45, 130, 144, 199, 245, 275 en 285