2. Ik doe mijn ogen open. Plotseling lijk ik heel ergens anders te zijn. Een soort
droomwereld. In de verte hoor ik nu alleen maar het geruis van kletterend water.
3. Verderop staat een vrouw met haar rug naar me toe. Op een of andere manier
lijkt het meeste licht uit de kamer op haar gericht.
4. Er is iets met haar. Iets dat me naar haar toe trekt. Bijna een magisch gevoel. Ik
sta op van mijn bed en loop naar haar toe. Heel voorzichtig tik ik haar op haar
schouder. Ze maakt een snelle draai en kijkt me recht in mijn ogen.
5. Haar ogen... daar is iets mee. Het is net alsof ze dwars door me heen kijken.
Alsof ze alles zien wat ik denk en voel. Ik krijg er de rillingen van. “Hallo Lilly.”
zegt ze met een vriendelijke stem. Hoe weet ze mijn naam vraag ik me af.
6. Snel loop ik naar een van de andere fonteinen. Toch voel ik nog steeds haar blik
in mijn nek prikken, waardoor ik zeker weet dat ze achter me staat. Zachtjes hoor
ik haar voetstappen tikken.
7. Ze gaat naast me zitten en blijft voor zich uitstaren. Snel draai ik mijn hoofd weg.
Met haar hand waad ze zachtjes door het water van de fontein. “Eindelijk heb ik je
gevonden, ik heb zo lang naar je gezocht.” zegt ze.
8. Toch maakt het me wel nieuwsgierig. “Wie bent u?” fluister ik. “Het is niet de tijd
kind. Je bent er nog niet klaar voor.” antwoord ze. “Waarom niet?” antwoord ik,
lichtjes verontwaardigd. “Het is niet de tijd kind.” herhaald ze.
9. “Maar waarvoor niet?!” “Geen vragen meer kind, het is tijd om te gaan.”
antwoord ze “Maar hoe?” vraag ik als ik zie dat mijn bed is verdwenen.
10. “Neem die deur daar.” zegt ze. Plots merk ik op dat al het licht rond haar
vertrokken schijnt te zijn richting de deur. Rustig wandel ik naar de deur. Als ik
hem achter me dicht geslagen heb, val ik in een rustige droomloze slaap, in het
bed in mijn kamer.
11. De vrouw kijkt me na. “Succes kind.” fluistert ze zachtjes.