Isn't it strange, the place that feels like home is your embrace...
10gc Bruijn 3.8
1.
2. De vorige keer...
Suze en Sven maakten, na hun
verloving een romantische
wandeling in het park. Helaas
waren Fran, Quinn en Rick daar op
dat moment ook, bezig een man in
elkaar te slaan. Sven rende er op
af om de man te verdedigen.
Dit is alle informatie die je nodig
hebt voor deze update, veel plezier
met lezen!
Xx psarotje
3. “Laat die man toch met rust.” mompelt Sven. Quin
maakt geen aanstalten te stoppen. Sven fronst. “Laat
hem met rust.” Hij kijkt op, laat de man los en loopt
uitdagend naar Sven toe. Op dat moment komt Suze
aan. Ze legt een hand op zijn schouder. “Kom Sven,
laten we naar huis gaan.” fluistert ze, zacht en
indringend.
4. “Zo kleintje, bemoeien we ons tegenwoordig met
andermans zaken?” klinkt Quin. Suze rilt. Ze wil niet
dat er iets met Sven gebeurt, dat mag niet. Ze weet vrij
zeker, dat het in dat geval slimmer is naar huis te
gaan. Zachtjes trekt ze aan zijn schouder. “Ja,
problemen mee?” merkt Sven op, Suze's drang
negerend.
5. Fran komt dichterbij lopen en merkt Suze op. “Zo
Suze. Hier zien we elkaar weer. We hadden toch iets
afgesproken?” Suze bijt op haar lip. “I-ik heb er nooit
iets over gezegd.” Ze is bang. Doodsbang. Elke
seconde slaat haar hart 20 keer. Haar adem stopt
bijna, zo hard probeert ze stil te zijn.
6. “Suze?” Nu is het Sven's beurt om zenuwachtig te
klinken. “Suze, ken je deze mensen?” Suze bijt op haar
lip. Ze had het niet geheim kunnen houden, ze had het
moeten zeggen, moeten weten dat het uit zou komen.
Maar nu... niet nu, nu ze net zo gelukkig waren. Ze
reageert niet. “Laat ons met rust.” meld Sven dan, en hij
draait zich om om weg te lopen.
7. Quin nam zijn arm onmiddellijk vast. Hij klemde zijn
vingers om de pols als in een bankschroef. “Ho even,
jij bemoeit je met ons, en wíj moeten joú met rust
laten?” zijn stem klinkt sissend, laag, en woedend.
“Dan ben jij de gene die slecht bezig is.” Hij trekt een
kort mes uit zijn broekspijp. Klein maar vreselijk
scherp. Sven deinst achteruit. In een beweging pakt
Quin opnieuw zijn pols en snijdt met de dolk over
Sven's wang. Hij schreeuwt het uit van pijn.
8. Fran komt ook dichter bij Suze. “Je zou niets zeggen,
weet je nog?” Suze kijkt haar angstig aan. “Ik heb niets
ge-” “Niets!” gilt Fran. Suze bijt op haar lip. De
momenten daarna is zijn voor Suze wazig...
9. Het laatste dat ze zich herinnert is dat ze op de grond
ligt, waarbij Fran en Quin hoog boven haar staan. Pijn
trekt door haar maag, gezicht... Alles doet zeer, pijn,
zoveel pijn...
10. Waar ben ik? De pijn is weg, de omgeving zwart. Waar
is de pijn? Waar zijn Sven, Fran, Quin en Rik? Het is
koud. Alles is koud. Het is net of ik nergens op zit, in de
lucht zweef...
11. Zonder reden dwalen mijn gedachten plotseling af. Ik
denk aan mijn moeder. Ze was hard, maar altijd lief en
zachtaardig voor mij. Ze zou me nooit kwaad doen,
kwaad doen of verlaten.
12. Toch gebeurde het, de dag dat de ziekte fataal werd.
Kapot was ik ervan, kapot. Half zat ik nog in rouw toen
ze kwam, de werkster van het weeshuis, of door ons
toen beter genoemd, het kinderasiel. Ze waren goed
voor me, toch was het een moeilijke tijd. Totdat het
telefoontje kwam, het telefoontje van Mirthe Bruijn.
13. Vanaf toen ging alles vrij goed. Ik denk aan de goede
band met Joël, de hoeveelheid vrienden en... Sven.
Eigenlijk ging alles perfect totdat Fran kwam.
14. Wat mijn ondergrond ook was, plots valt het onder me
weg. Ik val. Ik val, dieper en dieper, sneller en sneller...
16. Er klinken sirenes. De rust in het kleine parkje is
onmiddellijk verstoord. De enkele bezoekers die op dit
late uur nog rondlopen kijken verstoord op. Zoals bij
elk geval met politie en ambulance worden ze als
muggen naar het licht getrokken, nieuwsgierig naar
wat er is gebeurd. Daar treffen ze een groepje
jongeren en twee witte gezichten aan.
17. Nauwkeurig parkeert Leon zijn auto voor de deur van
ziekenhuis Cattown. Hij stapt uit en bekijkt het gebouw.
Hij had gehoopt hier na de geboorte van Joël niet nog
eens te komen.
18. Binnen loopt hij meteen richting de balie. De vrouw
kijkt op. “Goede morgen, ik zoek de kamer van Suze
Everts.” De vrouw typt iets in. “Everts met een r?” Leon
knikt. “Hier verderop in kamer 9.”
19. Zenuwachtig loopt Leon door de gang. Hij is iets later
dan de rest, al wist hij het als een van de eersten. Hij is
zenuwachtig. Bang voor wat hij gaat zien. Hij weet niet
precies wat er met Suze gebeurd is, waarom en hoe ze
er nu aan toe is.
20. Veel sneller dan gewild is Leon dan ook bij kamer 9.
De lichtblauwe letter... Leon weet nog dat Joël op
kamer 115 werd geboren. Heel voorzichtig duwt hij de
deur open.
21. Op de kamer van Suze is het al vrij druk. Sven, Joël,
Carine en Magda zijn al aanwezig. “Mag ze wel zoveel
bezoek hebben?” vraagt hij, stem aanzienlijk gedempt.
Magda haalt haar schouders op. “Probeer ons maar
eens weg te houden.”
22. Zachtjes loopt hij naar het bed in de kamer toe. Daar
ligt Suze. Haar ademhaling gaat zachtjes en
regelmatig. Twee schrammen met opgedroogd bloed
bevinden zich op haar gezicht. Volgens de informatie
op de notities heeft ze ook een groot verband om haar
maag, waar ze ook gewond is.
23. Sven heeft twee zachte littekens over zijn gezicht,
maar volgens de artsen zijn die snel weg. Hij word
morgen al ontslagen, Suze pas over vijf dagen. “Sven,
wat is gebeurd?” vraagt Leon. Sven bijt op zijn lip en
vertelt wat hij zich nog van het incident herinnerd.
24. Leon haat op Suze's koffer in de hoek zitten. “Maar
waarom? Waar kennen ze haar van?” de vragen zijn
meer gesteld aan zichzelf dan de rest. Het doet hem
pijn dat er iets met Suze is waar hij niets van weet.
25. “Ik had haar moeten helpen, beschermen. Ik houd van
haar.” mompelt Sven. Joël legt zijn hand op Sven's
arm. “Het komt goed. Jij wist het toch ook niet?”
26. Dan gebeurt er iets wat voor de rest van de kamer
een wonder is. Suze knippert voorzichtig met haar
ogen en doet ze dan open. Voorzichtig komt ze
overeind.
27. Voorzichtig gaat Suze zitten. “Waar ben ik? Wat is er
gebeurd?” kreunt ze. Een steek van pijn gaat door haar
maag als ze zich omdraait om de hele kamer te
bekijken. Magda zet haar voorzichtig terug op bed.
“Blijf nu maar liggen, je hebt een gebroken rib, je moet
rustig aandoen.” Gewillig gaat Suze op haar rug liggen.