1. 8-11-2010 1MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 3: Circulatiestelsel
In hoofdstuk 2 over cellen en weefsels werd al duidelijk hoe belangrijk het is dat
cellen continu omspoeld worden door vers vocht en dat de bloedsomloop hiervoor
de belangrijkste voorwaarde is. Vanuit dit perspectief gaan we kijken naar:
• de route waarlangs en de manier waarop bloed wordt voortbewogen
• de bouw en het functioneren van het hart en de diverse bloedvaten
• de oorsprong en de weg van de lymfe
• de samenstelling en de functies van het bloed
2. 8-11-2010 2MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Circulatiestelsel
Stromingen in weefsels en cellen: het hele lichaam doorstroomt voortdurend.
In goed doorbloede weefsels (spierweefsel) gaat dit aanzienlijk sneller dan in weinig
doorbloede weefsels (peesweefsel).
Zelfs in geheel niet doorbloede weefsels (epitheel, gewrichtskraakbeen) vindt
verversing plaats. Verversing van de tussencelruimte maakt verversing binnen de
cellen mogelijk. Diffusie van stofjes (zuurstof, koolzuur, zouten) stromen zelfs sneller
van bloed naar cellen, dan vocht dat doet.
3. 8-11-2010 3MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Circulatiestelsel
Overige vloeistofstromen: lymfe, in lichaamsholten en spleten, vocht in slijmvliezen.
Er is een continue vloeistofstroom van lymfe in de lymfevaten, maar ook vindt door
vochtvorming en verversing trage vloeistofstroming plaats in lichaamsholten en
spleten. We hebben het dan over:
• (pericard) vocht rondom hart en pericardholte (hartzakje)
• buikvocht (peritoneaal) rondom veel buik- en bekkenorganen (tussen buikvliezen)
• gewrichtssmeer (synovia) in gewrichtsspleet, in slijmbeurzen en peesschedes
• (pleura)vocht rondom de longen in de pleuraholte (tussen long- en borstvlies)
• hersenvocht (liquor) in de ruimte rondom hersenen, ruggenmerg en hersenvliezen
4. 8-11-2010 4MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Circulatiestelsel
Maar ook buiten de bloedbaan, weefsels, cellen, lymfe, holten en spleten om vinden
vochtstromen plaats. Het gaat dan om afscheiding van slijm en andere producten
door slijmvliezen en exocriene klieren. Deels wordt dit vocht weer in het bloed
opgenomen. Denk bijv. aan de vele liters spijsverteringssappen, afgescheiden door de
speekselklieren en diverse andere spijsverteringsorganen. Dit vocht wordt via de
darmwand weer in het bloed opgenomen nadat het eerst was afgescheiden door de
diverse slijmvliezen en klieren.
5. 8-11-2010 5MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Circulatiestelsel
Hoe het vocht wordt voortbewogen: hart, ademhaling en spierbeweging.
In de totale voortbeweging van vocht is het hart veruit de belangrijkste motor.
Zonder hartwerking stopt de circulatie in een paar seconden tijd!
Toch is het hart niet de enige motor die het vocht voortbeweegt.
Ook de ademhaling (inademing) en het regelmatig aanspannen en ontspannen van
spieren (tijdens lichaamsbeweging) werken als hulpmotor bij een goede circulatie van
bloed en ander vocht in het lichaam
6. A- Spijsverteringsorganen, lymfeklieren, slijmvliezen, pericardholte (hart) en buik
B- bloedbaan, cellen, tussencelruimte, lymfebanen, lichaamsholten en spleten
C- klieren en slijmvliezen ( o.a. spijsverteringskanaal) en hersenvocht (liquor)
D- Longen (pleuravocht), hart (picardvocht), synovia (gewrichtssmeer)
Circulatiestelsel
8-11-2010 6MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Noem 5 of meer locaties in het lichaam waar vloeistof stroomt:
9. A- het concentratieverschil van o.a zuurstof en koolzuur: de diffusie
B- de zuurstofvoorziening in de longen, ook wel de longcirculatie genoemd
C- ademhaling (inademing) en lichaamsbeweging (aan- en ontspannen spieren)
D- het lymfestelsel en hormoonstelsel, d.m.v. signalen en boodschapperstoffen
Circulatiestelsel
8-11-2010 9MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Welke 2 andere factoren (naast het hart) helpen ook mee de
vloeistofstroming (circulatie) in beweging te houden?
12. Uitwisseling: koolzuur en zuurstof in
longen en lichaam: donkerrood bloed
wordt in de longen voorzien van
zuurstof en kleurt licht. Stroomt door
naar de linkerhelft van het hart, waar
vandaan het naar alle weefsels van het
lichaam wordt gepompt en zuurstof
afstaat, kleurt weer donker en ….
8-11-2010 12MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
13. A- Longcirculatie
B- Zuurstofcirculatie
C- Bloedcirculatie of bloedsomloop
D- Koolzuurcirculatie
….stroomt weer via de rechter helft
van het hart naar de longen en het
proces herhaalt zich.
Hoe noemen we dit proces?
8-11-2010 13MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
16. A- de vloeistofstroming van de tussencelruimte
B- de vloeistofstroming van de lymfebanen
C- de vloeistofstroming van klieren en slijmvliezen (o.a. spijsverteringskanaal)
D- voor alle vochtstromingen in het lichaam
Voor welke vloeistofstroom is dit
proces een voorwaarde?
8-11-2010 16MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
19. A- de lichaamscirculatie en de longcirculatie van de bloedsomloop
B- de zuurstofcirculatie en koolzuurcirculatie van de bloedsomloop
C- de grote circulatie en de kleine circulatie van de bloedsomloop
D- antwoord A en C zijn correct. Beide benamingen worden gehanteerd
Bloedcirculatie: zuurstof en koolzuurgas
verversing is de meest urgente taak waarop
de bouw van de bloedsomloop ook gericht is.
Vanwege hun essentiële functie vormen de
longen een speciale plek in de bloedsomloop.
In welke twee circulaties wordt de bloeds-
omloop dan ook wel onderscheiden?
8-11-2010 19MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
22. A- in de haarvaatjes van de weefsels dichtbij de weefselcellen d.m.v. diffusie
B- bij de uitwisseling van zuurstof en koolzuur in een automatische oversteek
C- door het concentratieverschil van zuurstof en koolzuur in de haarvaatjes
D- vanuit de haarvaatjes van de longen aan de lucht in de longblaasjes
Het transport van: zuurstof en koolzuur
Het bloed bevat enorm veel rode bloedcellen
die gespecialiseerd zijn in dat transport. Als
ze in de longen aankomen zijn ze zuurstofarm
en bevatten juist veel koolzuur.
Op welke plaats in de longen staan de rode
bloedcellen deels hun koolzuur af en nemen
daar tegelijkertijd zuurstof uit op?
8-11-2010 22MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
25. A- in de haarvaatjes van de weefsels dicht in de buurt van de weefselcellen
B- in de haarvaatjes van de longen dicht in de buurt van de longblaasjes
C- in de haarvaatjes van de weefsels staan rode bloedcellen zuurstof af
D- in de haarvaatjes van de longen nemen rode bloedcellen zuurstof op
Uitwisseling: zuurstof en koolzuurgas
dit proces voltrekt zich vanzelf door het
principe van diffusie, waardoor het lichaam
er geen extra energie in hoeft te investeren.
Waar zijn de rode bloedcellen zuurstofarm en
bevatten ze veel koolzuur?
8-11-2010 25MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
28. A- in de haarvaatjes van de weefsels dicht in de buurt van de weefselcellen
B- in de haarvaatjes van de longen dicht in de buurt van de longblaasjes
C- in de haarvaatjes van de weefsels staan rode bloedcellen zuurstof af
D- in de haarvaatjes van de longen nemen rode bloedcellen zuurstof op
Uitwisseling: zuurstof en koolzuurgas
Voor dit diffusie-proces is het van belang dat
er luchtverversing in de longen plaats vindt.
Daarvoor is wel enige spier-energie nodig (in-
en uitademing)
Waar zijn de rode bloedcellen zuurstofrijk en
bevatten ze weinig koolzuur?
8-11-2010 28MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
31. A- in de haarvaatjes van de weefsels dichtbij weefselcellen: zuurstof-opname
B- in de haarvaatjes van de longen dichtbij de longblaasjes: zuurstof-afgifte
C- in de haarvaatjes van de weefsels nemen rode bloedcellen koolzuur op
D- in de haarvaatjes van de longen staan rode bloedcellen koolzuur af
•Uitwisseling: zuurstof en koolzuurgas
In de haarvaatjes van de longen bij de long-
blaasjes en in de haarvaatjes van de weefsels
bij de weefselcellen vindt dit plaats.
Waar nemen de rode bloedcellen juist
koolzuur op?
8-11-2010 31MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
34. 8-11-2010 34MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Dat het bloed uit de darmen en rest van het
spijsverteringskanaal en milt niet direct naar
de onderste holle ader gaat,
maar eerst naar de lever
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Niet alle organen en lichaamsdelen
zijn weergegeven
Slagaders, aders en lymfevaten lopen
In werkelijkheid vlak naast elkaar en
bevinden zich zowel
links als rechts in het lichaam
de Aorta, holle aders en poortader
Lopen ongeveer
midden in het lichaam
Merk op dat het hart zelf van zuurstof en
voedingsstoffen wordt voorzien
door de kransslagader
35. 8-11-2010 35MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Wat is niet zichtbaar in deze vereenvoudigde
schematische weergave van de bloedsomloop?
A- de lymfevaten zijn niet weergegeven
B- de Aorta ligt niet aan de rechterkant
C- niet alle organen en lichaamsdelen
D- het spijsverteringsstelsel
38. 8-11-2010 38MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Waar lopen in werkelijkheid de slagaders en
aders in de menselijke bloedsomloop?
A- vlak naast elkaar, zowel rechts als links
B- parallel aan de lymfevaten links
C- parallel aan de lymfevaten rechts
D- naast de lymfevaten in het midden
41. 8-11-2010 41MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Waardoor wordt het hart zelf voorzien van
zuurstof en voedingsstoffen?
A- direct via de grote lichaamsader (Aorta)
B- via de longslagader en kransader
C- via de longader en Aorta
D- direct via de kransslagader
44. 8-11-2010 44MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Hoe komt het bloed van darmen, spijs-
vertering en milt in de onderste holle ader ?
A- eerst via de leverslagader
B- eerst via het orgaan de lever
C- eerst via poortader en leverslagader
D- voor zuivering eerst via de nieren
47. 8-11-2010 47MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Hier worden verschillende bloed- en weefsel
bestanddelen uitgewisseld waaronder
zuurstof en koolzuur
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Lichaamscirculatie: van linker harthelft via
weefsels naar rechter harthelft
In het lichaam stroomt het bloed via de
slagaders (Arteriën) van het hart af naar de
verschillende weefsels en via de aders (Venen)
terug naar het hart
In de lichaamscircuatie is de linker harthelft
het beginpunt. Pompt het zuurstofrijke bloed
in de grote lichaamsslagader (of Aorta) die in
meerde kleine slagaders opsplitst.
Van hieruit stroomt het bloed door tientallen
opeenvolgende aftakkingen tot het via de
kleinste slagaders terecht komt in talloze
haarvaten ( of Capillairen)
48. 8-11-2010 48MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Toch is de term grote circulatie verwarrend als
je bedenkt dat een gedeelte van het bloed in
één slag niet verder komt dan de slagaders,
haarvaten en aders rondom het hart
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Vanuit de haarvaten van de weefsels stroomt
het zuurstofarme bloed via de aders (venen)
richting het hart
Het stroomt daarbij parallel aan de slagaders
via de kleinste adertjes die zich bijeen voegen
tot steeds grotere aders die het bloed doen
uitmonden in de rechter harthelft
De bloedstroom stopt hier natuurlijk niet
maar we zeggen wel dat de lichaamscirculatie
hier eindigt
Lichaamscirculatie wordt ook wel de grote
circulatie genoemd omdat het bloed door het
hele lichaam gepompt is. Een klein deel is
daarbij zelfs helemaal tot in de tenen geweest
49. 8-11-2010 49MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Via vier longaders mondt het bloed dan weer
uit in de linker harthelft. Hier eindigt dan de
longcirculaltie en begint de lichaamscirculatie
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Longcirculatie: van rechter harthelft via de
longen naar de linker harthelft.
Longcirculatie , of kleine circulatie genoemd
Vanuit de rechter harthelft wordt zuurstofarm
bloed uitgepompt naar de longen via de
longslagader, die zich vertakt in een linker en
rechter longslagader, elk met talloze vervolg
vertakkingen
Vanuit de kleinste longslagadertjes stroomt
het bloed de longhaarvaten (longcapillairen)
in : de zuurstof- en koolzuur uitwisselings plek
Daarna stroomt het zuurstofrijke bloed weer
naar het hart, parallel aan de longslagaders.
Daartoe voegen de kleinste adertjes zich
samen tot steeds grotere aders
50. 8-11-2010 50MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Uit de beschrijving van de longcirculatie valt
op te maken dat het slagaderlijk bloed daar
zuurstofarm is en aderlijk bloed zuurstofrijk
In tegenstelling tot de lichaamscirculatie waar
het slagaderlijk bloed zuurstofrijk is en het
aderlijk bloed juist zuurstofarm
Welke circulatie van de bloedsomloop
verzorgt deze functie:
Het brengen van zuurstof en het ophalen
van koolzuur bij de weefsels ?
A- de longcirculatie
B- de lichaamscirculatie
53. 8-11-2010 53MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Circulatie verloop :
Van rechter harthelft via de longslagader en
daaropvolgende slagadervertakkingen naar
de haarvaten van de longen en vanuit de
longhaarvaten via samenvoegende longaders
naar de linker harthelft
Bij welke circulatie van de bloedsomloop
hoort dit verloop?
A- de lichaamscirculatie
B- de longcirculatie
56. 8-11-2010 56MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Uit de beschrijving van de longcirculatie valt
op te maken dat het slagaderlijk bloed daar
zuurstofarm is en aderlijk bloed zuurstofrijk
In tegenstelling tot de lichaamscirculatie waar
het slagaderlijk bloed zuurstofrijk is en het
aderlijk bloed juist zuurstofarm
Welke circulatie van de bloedsomloop
verzorgt deze functie:
Het ophalen van zuurstof en afgifte van
koolzuur in capillairen bij de longblaasjes?
A- de longcirculatie
B- de lichaamscirculatie
59. 8-11-2010 59MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Circulatie verloop :
Van linker harthelft via de Aorta en daarop
volgende slagadervertakkingen naar de
haarvaten en vanuit de cappilairen via de
samenvoegende aders naar rechter harthelft
Bij welke circulatie van de bloedsomloop
hoort dit verloop?
A- de lichaamscirculatie
B- de longcirculatie
62. 8-11-2010 62MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Animatie: Schematische weergave bloedcirculatie
Hoe kan het dat naast de lichaamscirculatie
er wel een longcirculatie bestaat maar geen
aparte spijsverterings circulatie?
A- longen voorzien het bloed van zuurstof
B- spijsvertering loopt eerst via de lever
C- spijsvertering is in de lichaamscirculatie
D- antwoorden A t/ D zijn allen juist
65. 8-11-2010 65MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Die weefsel- of microcirculatie is
in essentie het volgende:
Iets verderop wordt dit vocht bijna
helemaal door de haarvaten terug
opgenomen. Zo ontstaat stroming
van vocht tussen en rond de cellen.
Haarvaatjes vinden we in bijna alle weefsels (m.u.v. epitheel en gewrichtskraakbeen).
Ze zijn véél dunner dan een haar en kenmerken zich verder doordat de wand ervan maar
één cellaag dik is. Ze geen kringspierweefsel in de wand hebben en doorlaatbaar zijn
voor vocht en kleine opgeloste stoffen uit bloed en tussencelruimte. Die doorlaatbaarheid
wordt veroorzaakt door heel kleine spleetjes tussen de cellen in de wand van elk haarvat.
Cellen en grotere eiwitten passen daar niet doorheen en blijven dus in de bloedbaan.
Weefselcirculatie:
Dat alle cellen continu worden
omstroomd door vocht gebeurt
dankzij de bloedcirculatie.
Dit minst zichtbare onderdeel van
de bloedsomloop is gelijkertijd één
van de belangrijkste.
In de haarvaten wordt een kleine
hoeveelheid vocht vanuit het bloed
in de tussencelruimte geperst.
66. 8-11-2010 66MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Het uitpersen gebeurt door d.m.v.
de slagaderlijke bloeddruk.
In het voorste deel van haarvaten
(het slagaderlijke deel) is de
bloeddruk nog zó hoog dat op die
plaats vocht wordt uitgeperst.
Het is van groot belang dat een
klein deel van het vocht vanuit het
bloed in de tussencelruimte kan
komen, dit werkt verversend voor
de cellen in de buurt.
Uitgeperst wordt maar ± 0,5 % van
het vocht van het doorstromende
bloed, maar per etmaal is dat voor
alle weefsels samen nog 50 liter.
Een milimetertje verderop, in het
laatste (aderlijke) deel van de
haarvaten, wordt het vocht alweer
terug opgezogen in de bloedbaan.
Doordat de bloeddruk op die plaats
alweer aanmerkelijk lager is dan in
het voorste deel van de haarvaten.
De vochtaanzuigende werking die voor de heropname
in het bloed nodig is, wordt geleverd door de plasma-
eiwitten die zich in grote hoeveelheden in de bloedbaan
bevinden, maar deze nauwelijks kunnen verlaten.
67. 8-11-2010 67MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Daarvoor gaat vocht uit de tussen-
celruimte naar de bloedbaan (COD) =
osmose: of colloïd osmotische druk
De vochtaanzuigende kracht die voor
heropname in het bloed nodig is
komt doordat er veel grote eiwitten
in het bloed zitten en maar heel
weinig eiwit in de tussencelruimte.
Daar de eiwitten qua grootte niet
door de haarvatwand naar buiten
kunnen, kunnen ze niet via diffusie
naar de tussencelruimte.
Door de ‘water aanzuigende werking’
van de grote eiwitten is er dus een
continue vochtstroom buiten de
bloedvaten om, in de tussencelruimte.
De lymfestoom:
Niet alle vocht wordt terug opgenomen
in het aderlijke deel van de haarvaten.
5 à 10% van het uitgeperste vocht zou
in de tussencel blijven hangen als het
niet werd afgevoerd via de lymfen.
± O,5 % vocht wordt uit het bloed van het haarvat
geperst in de tussencelruimte door de slagaderlijke
bloeddruk. Nog geen mm. verder is de bloeddruk
flink gedaald en wordt 90% weer via de haarvat-
wand opgenomen in het bloed. (COD) 10% wordt
echter via de lymfehaarvaatjes opgenomen.
68. 8-11-2010 68MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Het vaakst zien we oedeem in de
voeten waar de tegenwerkende
invloed van zwaartekracht op de
circulatie van lymfe en aderlijk
bloed het grootst is.
Oedeem: onvolledige afvoer
Als niet alle overtollige tussencelvocht
wordt afgevoerd ontstaat ophoping
van vocht tussen de cellen: oedeem
genoemd, zichtbaar als een zwelling.
Voor oedeemvorming zijn talloze
verschillende oorzaken, zoals o.a.:
• slechte aderlijke bloedstroom
• slechte lymfestroom of
• verlaagd eiwitgehalte van het bloed
Welke vier kenmerken van de dunne haarvaatjes in bijna alle weefsels
kun je bedenken , die van belang zijn voor de weefsel-circulatie ?
Als je wilt controleren of je ze alle vier kon benoemen, klik hiernaast:
69. De volgende vier kenmerken:
8-11-2010 69MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
1. ze zijn slechts één cellaag dik
2. ze hebben geen kringspierweefsel
3. doorlaatbaar (vocht & stofjes)
4. kleine spleetjes in celwand
70. 8-11-2010 70MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Weefselcirculatie:
Dat alle cellen continu worden
omstroomd door vocht gebeurt
dankzij de bloedcirculatie.
Hoe wordt dit minst zichtbare onderdeel van de bloedsomloop,
die gelijkertijd één van de belangrijkste is, ook wel genoemd?
Als je wilt controleren of je het goed had klik hiernaast:
71. 8-11-2010 71MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Weefsel- of micro-circulatie:
Continu wordt een beetje vocht uit
het voorste deel van de haarvaatjes
in de tussencelruimte geperst.
Hoe komt dit proces van vocht-uitpersing uit het bloed van de
haarvaatjes in de tussencelruimte eigenlijk tot stand?
Als je wilt controleren of je het goed had klik hiernaast:
72. 8-11-2010 72MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Weefsel- of micro-circulatie:
Door de slagaderlijke bloeddruk in
het voorste deel van de haarvaatjes
wordt een klein deel van het vocht
uit het bloed in de tussencelruimte
geperst.
Nadat dit vocht de cellen omspoeld heeft, wordt het weer voor
practisch 90 % terug opgenomen in het aderlijke deel van de
haarvaatjes. Hoe kan dit al op zo’n korte afstand van ± één mm
gebeuren?
Als je wilt controleren of je het goed had klik hiernaast:
73. 8-11-2010 73MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Weefsel- of micro-circulatie:
Nadat dit vocht de cellen omspoeld
heeft, wordt het weer voor practisch
90 % terug opgenomen in het aderlijke
deel van de haarvaatjes, doordat de
aderlijk bloeddruk daar alweer veel
lager is.
Wat veroorzaakt die vochtaanzuigende werking in de bloedbaan
en hoe wordt dit proces ook wel genoemd?
Als je wilt controleren of je het goed had klik hiernaast:
74. 8-11-2010 74MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Weefsel- of micro-circulatie:
De vochtaanzuigende werking die
nodig is voor de heropname van het
vocht in de bloedbaan wordt geleverd
door de plasma-eiwitten, die in grote
hoeveelheden in de bloedbaan zitten
en maar heel weinig eiwitten in de
tussencelruimte. Wateraanzuigende
werking heet ook wel osmose of
colloïd osmotische druk (COD)
Niet alle uitgeperste vocht wordt terug opgenomen door de
haarvaatjes, hoe wordt de rest van c.a. 10 % weer opgenomen in
de bloedbaan en hoe verloopt dit ?
Als je wilt controleren of je het goed had klik hiernaast:
75. 8-11-2010 75MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Weefsel- of micro-circulatie:
Het geringe overschot (10 %) van het
vocht in de tussencelruimte wordt als
lymfe opgenomen door de lymfevaten
en via de lymfeklieren terug gebracht
naar het aderlijke bloed.
Hoe wordt de situatie waarin vocht blijft hangen in de
tussencelruimte genoemd en welke verschillende oorzaken kan dit
hebben ?
Als je wilt controleren of je het goed had klik hiernaast:
76. 8-11-2010 76MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Het vaakst zien we oedeem in de
voeten waar de tegenwerkende
invloed van zwaartekracht op de
circulatie van lymfe en aderlijk
bloed het grootst is.
Oedeem: onvolledige afvoer
Als niet alle overtollige tussencelvocht
wordt afgevoerd ontstaat ophoping
van vocht tussen de cellen: oedeem
genoemd, zichtbaar als een zwelling.
Voor oedeemvorming zijn talloze
verschillende oorzaken, zoals o.a.:
• slechte aderlijke bloedstroom
• slechte lymfestroom of
• verlaagd eiwitgehalte van het bloed
77. Het hart: ligging van het hart
Het ligt voor in het mediastinum
omgeven door het hartzakje, dat
het hart verbindt met een deel van
het borstvlies van de longen, met het
borstbeen, het losmazig bindweefsel
van mediastinum en de bovenzijde
van het middenrif.
Vlak achter het hart langs lopen de
Aorta en slokdarm omlaag.
Aan de voor-bovenzijde bevindt zich
nog de zwezerik (thymus).
Algemene bouw:
vrij naar beneden hangende spier met 4 holle ruimtes en omgeven door bloedvaten
en hartzakje. Het hart is vooral een sterke holle spier (myocard), van binnen bekleed
met endotheel (endocard). Aan de buitenkant lopen de kransslagaders en kransaders
over het spierweefsel heen en zijn vergroeid met de binnenste laag van het hartzakje.
Ook bevat het hart speciaal zenuw-achtig weefsel dat zorgt voor de bijzondere
elektrische geleiding in het hart. (ritmisch, gecoördineerd samentrekken/ontspannen)
8-11-2010 77MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
78. 8-11-2010 78MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
In welke ruimte ligt het
hart ingebed ?
als je wilt controleren of je het goed
kon beantwoorden klik dan onder:
Het ligt in het
mediastinum
tussen de
longen
79. 8-11-2010 79MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Welke organen en
structuren omgeven het
hart?
als je wilt controleren of je het goed
kon beantwoorden klik dan onder:
Het hart ligt voor in het mediastinum omgeven door het hartzakje, dat
het hart verbindt met een deel van het borstvlies van de longen, met
het borstbeen, het losmazig bindweefsel van mediastinum en de
bovenzijde van het middenrif.
● Vlak achter het hart langs lopen de Aorta en slokdarm omlaag.
● Aan de voor-bovenzijde bevindt zich nog de zwezerik (thymus).
80. Vaatsteel: hoe ‘t hart vrij hangt
Van boven is het hart stevig
verbonden met grote bloedvaten.
Ze liggen in losmazig bindweefsel
behoorlijk stevig verankerd in het
mediastinum. Verder “hangt” het
hart daardoor “vrij” naar beneden
met hartpunt als beweeglijkste
plek.
Hartzakje:
binnenste (epicard) en buitenste
(pericard) vlies met daartussen
vloeistof (pericardvocht)
Het hart is grotendeels omgeven door een dubbelwandig hartzakje. Het binnenste
vlies wordt epicard genoemd en is hecht vergroeid met de hartspier (myocard) en de
daarover liggende bloedvaten (kransaderen en kransslagaderen) Na een omslagplooi
bij de grote bloedvaten zet het epicard zich voort als buitenste vlies van het hartzakje
en wordt dan pericard genoemd. De buitenste laag van het pericard is erg taai en is
vastgegroeid aan de structuren die het hart omgeven.
8-11-2010 80MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
81. hoe het hart vrij hangt:
Van boven is het hart stevig verbonden met grote bloedvaten. Ze liggen in
losmazig bindweefsel behoorlijk stevig verankerd in het mediastinum. Verder
“hangt” het hart daardoor “vrij” naar beneden met hartpunt als beweeglijkste
plek.
8-11-2010 81MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Leg uit hoe het hart
“vrij hangt”
als je wilt controleren of je het goed
kon beantwoorden klik dan onder:
82. Hartzakje bestaat uit:
Het binnenste vlies (epicard) en buitenste vlies (pericard) met
daartussen vloeistof (pericardvocht)
8-11-2010 82MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Uit welke delen bestaat
het hartzakje ?
als je wilt controleren of je het goed
kon beantwoorden klik dan onder:
83. Het binnenste vlies (of epicard) is hecht vergroeid met de hartspier (of
myocard) , het buitenste vlies ( of pericard) is taaier en vastgegroeid aan de
structuren die het hart omgeven. Tussen het epicardvlies en het pericardvlies
zit pericardvocht.
8-11-2010 83MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Wat is het verschil tussen
pericard en epicard ?
als je wilt controleren of je het goed
kon beantwoorden klik dan onder:
84. Het hartzakje met de gladde vliezen en het pericardvocht ertussen
zorgen ervoor dat het hart soepel kan samentrekken ten opzichte van de
omgevende organen. De gladde vliezen voorkomen wrijving die het hart
te zwaar zou belasten.
8-11-2010 84MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Wat is de functie van het
hartzakje?
als je wilt controleren of je het goed
kon beantwoorden klik dan onder:
85. Op deze tekening is te zien dat het
hart in twee delen wordt verdeeld
door het harttussenschot in een
linker- en rechter- harthelft. Ook is
te zien dat de kleppen in één vlak
liggen: de bindweefselring, die
het hart verdeelt in een onder- en
bovenhelft.
Zo is het hart dus in vier ruimtes
verdeeld: 2 kamers (ventrikels) en
2 boezems (atria)
Let op de verschillende lagen van
de hartwand en hartzakje
In de pericardholte van het hartzakje zit het pericardvocht, waardoor het hart bij elke
beweging soepel kan glijden ten opzichte van zijn omgeving en er toch indirect mee
verbonden is. De gladde vliezen voorkomen dus wrijving, die het hart te zwaar zou
kunnen belasten. Niet weergegeven zijn: de plekken waar de kransslagaders vlak na de
aortakleppen uit de aorta ontspringen en de plaats in de rechterboezem waar de
kransaders samen in uitkomen
8-11-2010 85MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
86. 8-11-2010 86MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Uit welke weefsellagen
is de wand van het hart
opgebouwd, van
binnen naar buiten ?
als je wilt controleren of je het
goed kon beantwoorden
klik dan op het vraagteken
87. 8-11-2010 87MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Welke structuur
bevindt zich tussen
bovenste en onderste
harthelft?
als je wilt controleren of je het
goed kon beantwoorden
klik dan op het vraagteken
De
bindweefsel
ring
88. Aansluiting hart op bloedvaten:
● aders monden uit in boezems
onderste en bovenste holle ader
en kransader in rechter boezem
longaders (4x) in linker boezem
● boezems monden uit in kamers
rechter boezem in rechter kamer
linker boezem in linker kamer.
● kamers monden uit in slagaders
rechter kamer in longslagader
linker kamer in aorta
Harthelften: links/rechts en boven/onder De linker harthelft vormt het einde van de kleine-
en het begin van de grote circulatie. De rechter harthelft vormt het einde van de grote- en
het begin van de kleine circulatie. Het tussenschot scheidt die harthelften.
De bovenste helft: de boezems (atria) de onderste harthelft: de kamers (ventrikels).
Boven- en onderhelft van het hart zijn elektrisch van elkaar gescheiden door een ring van
bindweefsel, zodat de opdracht om samen te trekken niet gelijkertijd de boezems als de
kamers bereikt. Tussen boezems en kamers zitten beweeglijke hartkleppen
8-11-2010 88MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
89. 8-11-2010 89MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Welke bloedvaten
ontspringen aan de
rechter hartkamer ?
als je wilt controleren of je het
goed kon beantwoorden
klik dan op het vraagteken
De
longslagader
90. 8-11-2010 90MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Welk bloedvat
ontspringt aan de
linker hartkamer ?
als je wilt controleren of je het
goed kon beantwoorden
klik dan op het vraagteken
De aorta of
grote
lichaams
slagader
91. 8-11-2010 91MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Welke bloedvaten
monden uit in de
rechterboezem ?
als je wilt controleren of je het
goed kon beantwoorden
klik dan op het vraagteken
Onderste-
en bovenste
holle ader
en de
kransader
92. 8-11-2010 92MC-toets medische basiskennis, Hoofdstuk 3
Welke bloedvaten
monden uit in de
linkerboezem ?
als je wilt controleren of je het
goed kon beantwoorden
klik dan op het vraagteken
De longaders
(4x)
2x links ,
2x rechts