Deze tool maakt onderdeel uit van de toolkit van de auditor en dient als hulpmiddel bij het uitvoeren van het onderzoek naar de rode draad conform het onderzoeksmodel uit de beoordelingsrichtlijn. Dit onderzoek wordt vormgegeven aan de hand van 15 onderzoeksonderwerpen, welke zijn opgenomen in het onderzoeksprogramma. Eén daarvan is de analyse van het productportfolio (7). Deze tool dient als ondersteuning bij het onderzoek naar dat onderwerp.
1. Tool
Analyse van het productportfolio
Deze tool maakt onderdeel uit van de toolkit van de auditor en dient als hulpmiddel bij het uitvoeren van
het onderzoek naar de rode draad conform het onderzoeksmodel uit de beoordelingsrichtlijn. Dit onder-
zoek wordt vormgegeven aan de hand van 15 onderzoeksonderwerpen, welke zijn opgenomen in het
onderzoeksprogramma. Eén daarvan is de analyse van het productportfolio (7). Deze tool dient als on-
dersteuning bij het onderzoek naar dat onderwerp.
Informatie vinden in het Improvement Dashboard.
Informatie over het productportfolio vindt u in het Improvement Dashboard bij de volgende indicatoren:
Hoofdstuk: 3. Product
3.1.2.a. Productportfolio volgens opdrachtformulering
3.1.2.a.1. Geeft aantoonbaar antwoord op klantvraag per leefgebied uit de aanwezige
opdrachtformuleringen
3.1.3.a. Productportfolio volgens missie
3.1.3.a.1. Bevat de typering per fase van welzijns- en gezondheidsdoelen per leefgebied
3.1.3.a.2. Bevat leveringsvoorwaarden volgens beleidsregels en financiering
3.1.3.a.3. Bevat leveringsvoorwaarden die in lijn zijn met de aanwezige afgesloten verzekeringen
3.1.3.a.4. Bevat een overzicht van beoogde resultaten in doelen en effecten in combinatie met de
ingeschatte benodigde kosten en dit sluit aan op de missie
3.2.2.d. Waarborgen verantwoordelijkheden
3.2.2.d.1. Medewerkers hebben het deskundigheidsniveau zoals in het productportfolio vastgesteld
3.2.2.d.2. Met externe verantwoordelijken zijn werkafspraken vastgelegd en is er een
samenwerkingsovereenkomst
3.2.2.d.3. Er is een eindverantwoordelijke die de regie heeft over het plan
3.2.2.d.4. Er is een eerste aanspreekpunt voor de uitvoering van het totaal voor de klant
3.2.2.d.5. Waarden van deze medewerker sluiten aan op de waarden van de klant
3.2.2.d.6. Eindverantwoordelijke levert minimaal eigen gestelde norm vanuit het productportfolio
3.2.2.d.7. Eerste aanspreekpunt levert minimaal eigen gestelde norm vanuit het productportfolio
3.2.2.d.8. Het is de klant duidelijk hoe verwijs- en rapportageafspraken plaatsvinden
1Tool | Analyse van het productportfolio
2. Hoofdstuk: 5. Middelen
5.1.1.a. Inventarisatie benodigde middelen
5.1.1.a.1. Inventarisatie van benodig¬de middelen is uitgevoerd
5.1.1.a.2. Geïnventariseerde middelen zijn gekoppeld aan de klanttyperingen
5.1.1.a.3. Eisen zijn gesteld aan de benodigde middelen
Hoofdstuk: 3. Product
3.1.4.b. Juiste professionele inzet
3.1.4.b.1. Bevat welke deskundigheden minimaal nodig zijn
3.1.4.b.2. Minimale deskundigheden zijn onderbouwd en voldoen aan de algemeen geldende standaarden
rondom bekwaam- en bevoegdheden
3.1.4.c. Binnen het vakgebied gebruikelijke methodieken
3.1.4.c.1. Bevat informatie over de te hanteren methodieken die in het vakgebied gebruikelijk zijn
3.1.4.c.2. Voldoet aan de wettelijke kaders
2 Tool | Analyse van het productportfolio
3. Op welke manier kunt u een productportfolio analyseren volgens
de uitgangspunten van het Improvement Model? Hoe kunt u zien of
er een productportfolio in de lijn van het Improvement Model bij de
organisatie aanwezig is?
Waar komt dit thema terug in de rode draad?
Binnen de rode draad worden de volgende vragen gesteld over het productportfolio:
Bij thema 1 ‘Positionering klant, positionering organisatie en Good Governance’
• Zijn de producten conform klantvraag en missie?
Na de uitgangspunten rondom de klantvraag en missie, komen we nu bij de praktische vertaling.
Sluiten de producten – zoals de organisatie heeft vastgelegd in haar productportfolio – aan op de
uitgangspunten van de klantvraag en de missie? Het Improvement Model onderzoekt vooral de
samenhang hiertussen. Door het gebruik van eerdergenoemde klanttyperingen is de vergelijking op
een abstracter niveau te maken. Bij het vaststellen van het productportfolio moet nadrukkelijk rekening
gehouden worden met het feit of het product geleverd wordt aan de klant als patiënt/cliënt (publiek)
of aan de klant als consument (privaat). De lijn vanuit de juridische positionering van de klant wordt
doorgetrokken naar het productportfolio en op die manier consequent doorgevoerd. Hierbij wordt
afgewogen of er vanuit de publieke sociale voorziening of verzekering aanspraak op het product gemaakt
kan worden. Voor het overige dient het product vanuit de private sector ingezet te worden. De publieke
en private producten van een organisatie – en daarmee de financiële stromen – dienen goed gescheiden
te zijn.
• Is de positionering van de middelen kloppend?
Onder middelen worden de hulpmiddelen verstaan die worden ingezet bij de zorg. Dit kunnen
(technische) instrumenten en hulpmiddelen zijn, maar ook huisvesting valt hieronder. Het antwoord op
deze vraag kan alleen worden gevonden door consequent vanuit de juridische positie van de klant te
redeneren. In het productportfolio is de vertaling gemaakt vanuit deze juridische positie van de klant naar
het te leveren product. De middelen, waaronder huisvesting, dienen hierop aan te sluiten. Duidelijk dient
te zijn of middelen publiek of privaat worden ingezet.
3Tool | Analyse van het productportfolio
4. Deze vraag kan dus nader uitgewerkt worden in de volgende deelvragen (u vindt deze deelvragen ook in
de bijlage van thema 1):
3.1.a.1. Heeft de organisatie in haar productportfolio duidelijk laten zien dat zij onderscheid maakt in
publieke en private producten? Danwel dat zij aantoonbaar maakt dat zij één van beiden niet
biedt?
5.a.1. Heeft de organisatie in de inventarisatie van de middelen duidelijk laten zien dat zij onder¬scheid
maakt in middelen die nodig zijn voor publieke en private producten? Dit geldt met name voor
het type huisvesting. Voor aanbieders van zorg die in het geheel geen huisves¬ting leveren, is dit
onderdeel niet van toepassing.
Bij thema 3 ‘Kwaliteit, veiligheid en risico-management’
• Voldoet het product aan eisen?
Vervolgens laat de organisatie binnen haar productportfolio zien dat het voldoet aan alle kwaliteits- en
veiligheidseisen die worden gesteld. De organisatie dient nadrukkelijk zelf te reflecteren op haar product
en de eisen die worden gesteld. Weet de organisatie welke eisen gesteld worden? En waarom? En kan zij
weloverwogen in haar eigen productportfolio de vertaling laten zien? Onderbouwt zij welke keuzes zij
maakt en is de onderbouwing juist? Met andere woorden; worden er geen relevante eisen over het hoofd
gezien? De organisatie is dus vrij om haar producten zelf vorm te geven, mits zij zich bewust is van de
omgeving waarin zij opereert en zich bewust is van het belang van het leveren van kwalitatief goede en
veilige producten en diensten.
Deze vragen kunnen dus nader uitgewerkt worden in de volgende deelvragen (u vindt deze deelvragen
ook in de bijlage van thema 3):
3.1.d.1. Is duidelijk dat de juiste minimale deskundigheden worden ingezet volgens de laatste
standaarden?
3.1.d.2. Is duidelijk dat de organisatie aangeeft aan de hand van de geldende methodieken en
protocollen te werken?
Wat u dan te doen staat is op basis van deze antwoorden na te gaan of bijstelling van de meting van de
indicatoren in het Improvement Dashboard noodzakelijk is. Welke indicatoren u dient bij te stellen, leest u
in de bijlage per thema van de rode draad. Een verwijzing hiernaar vindt u onderaan deze tool.
4 Tool | Analyse van het productportfolio
5. Wat is een productportfolio en waarom?
Een productportfolio is een cruciaal instrument binnen het Improvement Model. Het portfolio is namelijk
het middel om het Improvement Model te kunnen laten aansluiten op de diversiteit aan zorgvragen, aan
mensen, aan specifieke oplossingen en daar op een gestandaardiseerde manier toch een toets op te
kunnen loslaten. De brug tussen gestandaardiseerd/toetsbaar en individueel maatwerk.
In het productportfolio geeft de organisatie zelf richting. Ze vertaalt in het portfolio concreet de
klantvraag en de missie naar een concreet product. Dat product bevat dan een aantal concrete
onderdelen. En deze onderdelen worden vervolgens gebruikt om de werking in de praktijk te toetsen.
Het verbindt de klantvraag en de missie met de praktijk.
Het productportfolio dient wel aan een aantal eisen te voldoen. Deze staan nadrukkelijk in de norm
omschreven. Als het productportfolio al niet aan de eisen voldoet, dan is de levering is de praktijk
sowieso erg risicovol.
Daarom is het zaak het productportfolio op kwaliteit te toetsen. Is dat goed, dan hoeven we in de praktijk
alleen te kijken in welke mate de praktijklevering afwijkt van dit portfolio.
Klantvraag Missie
Productportfolio
Levering in de praktijk
5Tool | Analyse van het productportfolio
6. Analysevragen
Ten aanzien van een productportfolio in algemene zin geldt dit:
In deze indicator maken we de stap van de wat meer abstracte ‘klanttyperingen’ en ‘missie’ naar hele
concrete meetbare producten. Wat biedt u aan wie? Waarom? Met welk doel? En wat is ervoor nodig?
Met welke deskundigheden? Tegen welke voorwaarden? Tegen welke kosten? Om wat te bereiken?
Voor al deze details bekeken worden, speelt allereerst de vraag of het product aansluit op de klantvraag
en op de missie. Het product is de concretisering van die twee en de basis om de volgende hoofdstukken
tegen af te zetten. Met recht de verbindende schakel tussen de uitgangspunten en de daadwerkelijke
uitkomsten van de uitvoering in de praktijk. Juist daarom schrijft het Improvement Model niet voor
op het ‘hoe’. In de uitgangspunten bepaalt u zelf de invulling – uiteraard gebaseerd op de klant – en in
de uitvoering toetst het model de uitkomsten met deze uitgangspunten. Het model toetst of er een
consistente lijn wordt gehanteerd. Wat bij de uitgangspunten wordt gesteld, komt dat ook in de praktijk
terug?
Ten aanzien van de middelen geldt dit:
Vanuit het productportfolio dient de lijn te worden doorberedeneerd in het onderscheid tussen publiek
en privaat naar de middelen. Wanneer de organisatie aangeeft dat dit niet van toepassing is omdat
dergelijke middelen niet worden ingezet (en er dus echt alleen maar sprake is van publieke zorgtaken en
geen andere aanpalende diensten waar middelen voor nodig zijn), dan geen afwaardering uitvoeren.
Wanneer er sprake is van een vorm van huisvesting dan dient er wel onderscheid gemaakt te worden.
Binnen dit onderscheid kan er ook nog bekeken worden of de huisvesting individueel is, of collectief
(zoals een laagdrempelige inloopvoorziening binnen de maatschappelijke opvang). In het geval van
huisvesting is het namelijk zo dat deze nog slechts deels in de financiering van de zorg is betrokken. Een
deel van de huisvesting (hogere ZZP’s) valt nu nog onder publieke middelen. Een groot deel is of wordt
binnenkort privaat. Voor de businesscase die kloppend is vanuit de klantvraag, dienen zaken die niet bij de
zorg horen apart te worden gedefinieerd. Huisvesting hoort daarbij.
Ten aanzien van het voldoen aan de kwaliteits- en veiligheidseisen geldt dit:
In de productbeschrijving dient te zijn vastgelegd welke producten de organisatie zelf kan bieden. Op
welke manier geeft de organisatie antwoord op de brede klantvraag? Binnen dit productportfolio moet
vooral ook duidelijk zijn welke deskundigheden nodig zijn om het product te bieden. De organisatie kan
deze deskundigheden zelf ‘op de loonlijst’ hebben, maar uiteraard ook op een andere manier aan zich
verbinden. Door inhuur van ZZP-ers, of door samenwerkingen aan te gaan met andere organisaties. De
minimale deskundigheden die worden ingezet binnen een product dienen echter wel te voldoen aan de
minimale (beroeps)standaarden die daarvoor gelden. Juiste kwalificaties dienen zo gewaarborgd te zijn.
Hierbij dient ook goed gekeken te worden naar de richtlijnen die bijvoorbeeld verzekeraars stellen binnen
de GGZ. Wie mag wel en niet het hoofdbehandelaarschap vervullen? Wie van de ondersteunende experts
mag welk deel van het product bieden? De organisatie dient te onderbouwen met welke standaarden zij
hier rekening houdt.
6 Tool | Analyse van het productportfolio
7. Een tweede punt is dat niet alleen de deskundigheden goed onderbouwd moeten zijn, maar ook de
methodische basis die wordt gehanteerd. Op basis van welke (evidence of practise based) methodieken
en protocollen wordt het product geboden? Wat zijn de uitgangspunten van de organisatie in haar
productportfolio? Laat de organisatie daar al zien een duidelijk beeld te hebben van de kwalitatieve
standaarden die in de praktijk moeten worden toegepast? Of ze in de praktijk daadwerkelijk worden
toegepast is een tweede stap. Hierbij gaat het om de uitgangspunten.
Vragen over WIE DE KLANT IS ALGEMEEN (KLANTTYPE)
Dit deel is mogelijk al duidelijk. Het wordt hier opnieuw uitgevraagd om de vragen hieronder vanuit dit
perspectief van de klant te beantwoorden.
• Heeft de organisatie scherp wie haar klanten zijn en zijn deze klanten ingedeeld in typen waarbij
de in te zetten producten ook ongeveer gelijk zijn?
• Is hierin duidelijk gemaakt welke klantvragen op een publieke leest geschoeid zijn, en welke op
een private leest?
Vragen over HET PRODUCT
• Heeft de organisatie voor deze klanttypen een productportfolio opgesteld waaruit de volgende
zaken zichtbaar worden?:
- Voor wie het product bedoeld is (welk klanttype);
- Welke doelen er met het product behaald moeten worden op de verschillende
leefgebieden;
- Hoeveel doorlooptijd er voor nodig is om deze doelen te halen;
- Welke fasen / stappen er nodig zijn (eventueel) om deze doelen te halen (deze stappen
hoeven alleen onderscheiden te worden wanneer er echt andere doelen te benoemen zijn
per fase of wanneer er echt andere hoeveelheden uren per fase mee gemoeid zijn. Deze
twee aspecten zijn namelijk van invloed op het kunnen sturen op inhoudelijke resultaten of
op aantallen uren en kosten. Wanneer hier grote fluctuaties in zitten, dan dienen deze in het
productportfolio apart benoemd te worden. Wanneer er geen grote fluctuaties zijn, dan
hoeven er geen aparte fasen benoemd te worden);
- Welke deskundigheden er nodig zijn om het product te leveren;
- Hoeveel tijd er per deskundigheid noodzakelijk is (eventueel per fase) om het product te
leveren;
- Welke methodieken en protocollen worden ingezet om doelen te behalen;
- Welke middelen nodig zijn om het product te leveren en de doelen te behalen.
7Tool | Analyse van het productportfolio
8. • Maakt de organisatie in haar productportfolio zichtbaar wat private en wat publieke producten
zijn?
• Is dit onderscheid consistent met het private en publieke onderscheid dat bij de klantvraag is
gemaakt?
• Is het onderscheid ook doorvertaald in het productportfolio in uren en termijnen, zodat in de
begroting hiermee ook doorgerekend kan worden (zie onderzoeksonderwerp ‘begroting’).
Vragen over DE BENODIGDE MIDDELEN
Ten aanzien van de middelen die worden ingezet, kunnen de volgende vragen als verdieping worden
gesteld:
• Is er huisvesting nodig?
• Indien er huisvesting nodig is, is dan duidelijk welk deel publiek en welk deel privaat is? Is dit
consistent doorgeredeneerd vanuit de klantvraag?
• Sluit de redenatie van de organisatie aan bij de laatste stand van zaken in de wetgeving rondom
het scheiden van wonen en zorg?
• Anticipeert de organisatie in haar redenatie al op de komende ontwikkelingen?
• Maakt zij in haar toekomststrategie de afwegingen op basis van de publieke en private
klantvragen? Zodat ze haar oplossingen in het kader van het product ook duidelijk baseert op de
klantvraag en niet op sec het ‘product’?
Een nadere analyse van de middelen volgt bij het onderdeel ‘productbeoordeling’.
Vragen over DE GESTELDE EISEN AAN DE DESKUNDIGHEID
• Geeft de organisatie er blijk van dat zij weet welke eisen aan haar gesteld worden door
wetgeving en stakeholders in het kader van in te zetten deskundigheden?
• Heeft de organisatie een eigen beleid over welke deskundigheden minimaal nodig zijn om de
zorg te leveren volgens de kwaliteitsstandaarden die zij zelf voorstaat?
• Legt zij binnen dit beleid de linken naar de erkende opleidingen en de inhoud daarvan?
• Sluiten de eindtermen van deze opleidingen aan op de kwaliteiten die medewerkers in huis
moeten hebben om het product verantwoord te leveren?
• Heeft de organisatie duidelijk welke kwalificaties dan eventueel ontbreken en vult zij dit dan
aan met interne opleidingen? Een nadere analyse hierover wordt gedaan binnen het onderwerp
‘Diploma’s en BIG registraties’
• Heeft de organisatie duidelijk voor ogen welke deskundigheden zij maximaal inzet om zo het
product rendabel te maken of te houden?
8 Tool | Analyse van het productportfolio
9. Vragen over DE METHODIEKEN EN PROTOCOLLEN
• Geeft de organisatie er blijk van dat zij weet welke eisen aan haar gesteld worden door
wetgeving en stakeholders in het kader van te hanteren methodieken en protocollen?
• Geeft de organisatie er blijk van dat zij haar kennis en input haalt bij de daarvoor opgerichte
kenniscentra; Vilans voor wat betreft de ‘verpleging en verzorging-gerelateerde producten’ en
het Trimbos instituut voor wat betreft de ‘producten vanuit de geestelijke gezondheidszorg’?
• Benoemt de organisatie in haar productportfolio concreet welke protocollen en methodieken
de basis zijn voor haar eigen product?
• Op welke manier waarborgt de organisatie dat deze protocollen en methodieken worden
toegepast?
• Op welke manier waarborgt de organisatie dat de toepassing van deze protocollen en
methodieken steeds geschiedt op basis van de laatste versies?
Analyse en conclusies
Trek nu een conclusie op basis van de volgende vragen:
9Tool | Analyse van het productportfolio
10. Bij thema 1 van de rode draad
3.1. Productportfolio a.: Zijn de producten conform klantvraag en
missie?
• Heeft de organisatie in haar productportfolio duidelijk laten zien dat zij onderscheid maakt in
publieke en private producten? Danwel dat zij aantoonbaar maakt dat zij één van beiden niet
biedt?
Zo nee, stel dan de indicatoren bij die horen bij dit onderdeel en die vermeld zijn in de bijlage bij dit
thema van de rode draad.
Bij thema 1 van de rode draad
5.Middelen a.: Klopt de juridische positionering van de middelen?
• Heeft de organisatie in de inventarisatie van de middelen duidelijk laten zien dat zij onder¬scheid
maakt in middelen die nodig zijn voor publieke en private producten?
Dit geldt met name voor het type huisvesting. Voor aanbieders van zorg die in het geheel geen
huisves¬ting leveren, is dit onderdeel niet van toepassing.
Zo nee, stel dan de indicatoren bij die horen bij dit onderdeel en die vermeld zijn in de bijlage bij dit
thema van de rode draad.
Bij thema 3 van de rode draad
3.1. Productportfolio d.: Voldoet het product aan kwaliteits- en
veiligheidseisen?
• Is duidelijk dat de juiste minimale deskundigheden worden ingezet volgens de laatste
standaarden?
• Is duidelijk dat de organisatie aangeeft aan de hand van de geldende methodieken en
protocollen te werken?
Zo nee, stel dan de indicatoren bij die horen bij dit onderdeel en die vermeld zijn in de bijlage bij dit
thema van de rode draad.
10 Tool | Analyse van het productportfolio