3. Tags
Gebruik: Tags zijn korte vraagjes die je aan een zin
vastplakt.
Vorm: hulpwerkwoord + persoonlijk voornaamwoord
- bij bevestigende zinnen is de tag negatief
- bij ontkennende zinnen (not) is de tag positief
4. Tags
Hoe maak je een tag?
Je herhaalt het hulpwerkwoord uit de zin.
5. Tags
Hoe maak je een tag?
Je herhaalt het hulpwerkwoord uit de zin.
You have an English test tomorrow, haven’t you?
He isn’t your boyfriend, is he?
6. Tags
Hoe maak je een tag?
Je herhaalt het hulpwerkwoord uit de zin.
You have an English test tomorrow, haven’t you?
He isn’t your boyfriend, is he?
Geen hulpwerkwoord in de zin? vorm van: to do
You want to go home, don’t you?
7. Tags
Gratis tip van Sebel:
Hulpwerkwoorden zijn werkwoorden waar je n’t achter kunt zetten
do don’t
have haven’t
is isn’t
etc.
10. Tags
Stappenplan:
Stap 1: Ga op zoek naar het werkwoord
Stap 2: Is het werkwoord positief of negatief?
werkwoord positief > ‘Tag’ negatief
werkwoord negatief > ‘Tag’ positief
11. Tags
Stappenplan:
Stap 1: Ga op zoek naar het werkwoord
Stap 2: Is het werkwoord positief of negatief?
werkwoord positief > ‘Tag’ negatief
werkwoord negatief > ‘Tag’ positief
Stap 3: Is het werkwoord een hulpwerkwoord?
wel een hulpwerkwoord > herhalen in de ‘Tag’
geen hulpwerkwoord
> gebruik ‘to do’
12. Tags
Stappenplan:
Stap 1: Ga op zoek naar het werkwoord
Stap 2: Is het werkwoord positief of negatief?
werkwoord positief > ‘Tag’ negatief
werkwoord negatief > ‘Tag’ positief
Stap 3: Is het werkwoord een hulpwerkwoord?
wel een hulpwerkwoord > herhalen in de ‘Tag’
geen hulpwerkwoord
> gebruik ‘to do’
Stap 4: In welke tijd staat het hulpwerkwoord?
zet de ‘Tag’ in dezelfde tijd