2. Lena loopt de kleine kapsalon
binnen. Er rinkelt een bel
wanneer de deur zich opent en
een tweetal gezichten kijkt op.
Een flauwe glimlach verschijnt op
haar gezicht, terwijl ze de
nieuwsgierige blikken even
vluchtig aankijkt.
3. “Kan ik u helpen?” De jonge
kapster kijkt haar aan.“Als u tijd
heeft wil ik graag mijn haar laten
knippen en verven.” Antwoordt
Lena.“Neem daar maar even
plaats; ik kom zo snel mogelijk bij
u.” Lena knikt en neemt plaats op
een stoel.
4. Ze weet dat de kapster en haar
klant over haar praten. Natuurlijk,
ze is geen bewoner uit het dorp,
maar een vreemde, jonge vrouw
die het oude houthakkershuisje
bij Harold ’t Hof huurt. Maar het
kan haar niet schelen. De mensen
hier leven toch in het jaar nul.
5. Een kwartier later is ze alleen
met de kapster.“Komt u maar.”
Lena loopt naar de kapster toe.
“Knippen en verven, zei u?”
Vraagt de kapster. Lena knikt.
“Dit stuk mag eraf.” Lena laat het
met haar handen zien.“En ik wil
graag dat u mijn haar zwart
verft.”
6. De mond van de kapster valt
open. Even heeft Lena het idee
dat ze zo blijft staan, totdat ze
zichzelf vermant en haar
wenkbrauwen fronst.“Zwárt?”
Piept de kapster.“Zwart, ja.”“En
u weet zeker dat dit stuk er
helemaal vanaf mag?”Wijst de
kapster naar de lange, blonde
lokken van Lena.
7. “Heel zeker.”“Beseft u wel dat als
uw haar zo kort wordt, dat de
kans bestaat dat het dan gaat
krullen?”“Dat is geen probleem.”
De kapster knikt verslagen.
“Goed dan. Als dat is wat u wilt.”
Lena zwijgt, neemt plaats in de
kappersstoel en de kapster gaat
aan de slag.
8. Ik kan het niet, denkt Lena, terwijl
de kapster met haar nieuwe
kapsel bezig is. Ik kan niet terug
naar Zuiderdijk. Ik kan mezelf
niet aangeven bij de politie. Ik
kan het niet, ik durf het niet, ik wil
het niet… Ik wil hier blijven.
9. Want ja, ik denk dat ik hier
gelukkig kan worden,
uiteindelijk… De herinneringen
zullen vervagen, het
schuldgevoel zal slijten, mijn
gevoelens zal ik een plek kunnen
geven. Ik kan mijn leven niet
opgeven voor zo’n… zo’n… fout.
10. Dat blijf ik mezelf maar
wijsmaken; dat het een fout was.
Zolang ik dat blijf denken dan
gaat het goed met me. Dan voel ik
geen pijn, geen verdriet en slaap
ik ’s nachts zonder nachtmerries.
Op den duur waait het over, de
moord op Luke. Men zal het
vergeten. En ik hoop dat ik het
ooit zal kunnen vergeten…
11. “Kijkt u eens.” Haalt de kapster
Lena uit haar gedachten.“Bent u
tevreden?” Lena staart naar een
totaal ander persoon in de
spiegel. Ze herkent zichzelf zelfs
niet eens meer. Haar haar krult
inderdaad, het is ravenzwart en
het glanst prachtig.
12. “Heel tevreden. Dank u.” Lena
loopt met de kapster mee naar de
kassa en rekent af.“Ik had zo mijn
twijfels, maar het is werkelijk een
heel mooi kapsel, mevrouw.” Lena
glimlacht en verlaat dan de
kapsalon. Een nieuwe naam, een
nieuw kapsel, een nieuwe start…