Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
20140917 PhD presentatie
1. Specificity and Vantage Perspective
of Autobiographical Memories in
Borderline Pathology
Kris Van den Broeck
17 september 2014
Supervisor: Prof. dr. Filip Raes
Co-supervisors: Prof. dr. Laurence Claes
and Prof. dr. Guido Pieters
2. Amy
• Eetprobleem, drugs en
alcohol, zelf-verwondend
gedrag
• Opleiding afgebroken,
wisselende jobs
• Conflicten thuis,
dakloos
• Abortussen
• Schommelend tussen
extreme emoties
3. Borderline Persoonlijkheidsstoornis
• Prevalentie:
– 0.4 – 5.9% in de algemene populatie
– 15 – 25% in de residentiële psychiatrie
• Drie symptomenclusters:
– Verstoorde emotieregulatie
– Interpersoonlijke moeilijkheden
– Gedragsproblemen
8. Bij MDS en PTSS
• Verminderde specificiteit
• Relatief groter aandeel 3de-persoonsherinneringen
Rol in
emotie-regulatie?
9. Bij MDS en PTSS
• Verminderde specificiteit
• Relatief groter aandeel 3de-persoonsherinneringen
?????
“Be“mAirdmd”eld”
Rol in
emotie-regulatie?
10. En wat met BPS-patiënten?
• Co-morbiditeit (afgelopen jaar):
– 19.3% heeft een majeure depressieve stoornis (MDS)
– 31.6% heeft een post-traumatische stress-stoornis (PTSS)
• Bevindingen inzake specificiteit zijn
inconsistent
• Perspectiefname is nog nooit onderzocht
11. Hypothesen
1. Specificiteit is verlaagd
a. Bij BPS+MDS in vergelijking met BPSMDS
b. Bij BPS+PTSS in vergelijking met BPSPTSS
2. Meer 3de-persoonsperspectief
a. Bij BPS+MDS in vergelijking met BPSMDS
b. Bij BPS+PTSS in vergelijking met BPSPTSS
14. Conclusies
• De aanwezigheid van BPS leidt tot afwijkende
observaties.
Verminderde
specificiteit
3de-persoons-perspectief
BPS + MDS - -
BPS + PTSS - +
15. Conclusies
• De aanwezigheid van BPS leidt tot afwijkende
observaties.
Verminderde
specificiteit
3de-persoons-perspectief
BPS + MDS - - Andere soort
depressie?
BPS + PTSS - +
16. Conclusies
• De aanwezigheid van BPS leidt tot afwijkende
observaties.
Verminderde
specificiteit
3de-persoons-perspectief
BPS + MDS - - Andere soort
depressie?
BPS + PTSS - +
Emotieregulatie
vooral via
perspectief?
17. Conclusies
• De aanwezigheid van BPS leidt tot afwijkende
observaties.
Verminderde
specificiteit
3de-persoons-perspectief
BPS + MDS - - Andere soort
depressie?
BPS + PTSS - +
Emotieregulatie
vooral via
perspectief?
Emotie-regulerende
functie voor BPS-patiënten
beperkt
18. Conclusies
• De aanwezigheid van BPS leidt tot afwijkende
observaties.
Verminderde
specificiteit
3de-persoons-perspectief
BPS + MDS - - Andere soort
depressie?
BPS + PTSS - +
Emotieregulatie
vooral via
perspectief?
Emotie-regulerende
functie voor BPS-patiënten
beperkt
Mogelijk ook
andere functies
binnen BPS
19. Specificity and Vantage Perspective
of Autobiographical Memories in
Borderline Pathology
Kris Van den Broeck
17 september 2014
Welkom op de verdediging van mijn proefschrift met als titel ‘Specificity and Vantage Perspective of Autobiographical Memories in Borderline Pathology’.
In deze presentatie schets ik eerst kort de belangrijkste concepten van mijn onderzoeksveld. Vervolgens licht ik enkele resultaten toe.
Maak kennis met Amy.
Amy is 20 jaar wanneer ik haar ontmoet in het ziekenhuis. In het verleden had ze periodes van restrictief eten en eetbuien, maar dat is nu onder controle. Ze kende ook een periode waarin ze veel drugs nam, en overdag dronk. Ook dat is nu beter. De littekens op haar armen verraden echter dat ze zich recent nog heeft gesneden.
Op haar zeventiende stopte Amy van de ene dag op de andere met school. Sindsdien werkte ze in verschillende horeca-gelegenheden, maar geen enkele job houdt ze lang vol. Het onderbreken van haar opleiding en haar middelengebruik hebben thuis tot ernstige ruzies geleid. Op een dag zette moeder haar aan de deur. Ze is toen een tijdje dakloos geweest, tot ze bij een vriend mocht intrekken. Het was niet de bedoeling, maar ze raakte zwanger. Recent onderging ze een tweede abortus, van alweer een andere vriend.
Vaak weet Amy niet goed waar ze het heeft. Ze kan plots erg boos worden, of zich intens verdrietig voelen. Om weer rustig te worden, kiest ze soms impulsief voor zelfverwonding, en een keer zelfs had ze er bijna een einde aan gemaakt. Ze komt in therapie omdat ze – terecht – denkt dat deze schommelingen haar relaties en dagdagelijkse bezigheden ernstig bemoeilijken.
Echter, ook de therapie loopt niet van een leien dakje. Na een paar weken komt ze niet meer terug uit weekend. Twee weken later meldt ze zich weer aan, maar weer vier weken later is ze plots spoorloos verdwenen. Via mail laat ze weten dat ze met nieuwe moed aan een nieuwe job begonnen is en een nieuwe vriend heeft…
Amy heeft een borderline persoonlijkheidsstoornis. Dit is een ernstige, veel voorkomende, complexe persoonlijkheidsstoornis die veel lijden veroorzaakt bij de patiënt in kwestie én bij zijn/haar omgeving.
BPD-patiënten hebben dikwijls een kort lontje, en ze voelen ook intenser dan de meeste andere mensen. Op relationeel vlak vertaalt zich dat in relaties die nu eens passioneel zijn, en dan weer op springen staan. Om hun gevoelswereld te kalmeren, kiezen ze, soms zeer impulsief, hun toevlucht tot zelfverwondend gedrag of suicidepogingen.
Ons onderzoek spitste zich toe op het autobiografisch geheugen van deze patiënten, d.i. dat deel van het geheugen dat instaat voor het beheer van herinneringen aan persoonlijk meegemaakte gebeurtenissen.
Deze – simplistische – schematische weergave toont hoe persoonlijke herinneringen bij kunnen dragen aan de ontwikkeling van ons zelfconcept. Als iemand bijvoorbeeld veel van deze herinneringen heeft, kan je je voorstellen dat hij zichzelf gaat beschouwen als arm. Misschien stelt hij zich tot doel rijk te worden, en onderneemt hij stappen in die richting. Nieuwe ervaringen worden geëncodeerd tot nieuwe autobiografische herinneringen. Hierdoor zullen onze opvattingen over onszelf aangepast worden.
Verder neemt men aan dat autobiografische herinneringen ook gebruikt worden wanneer we met problemen worden geconfronteerd. Stel dat deze persoon door een gokverslaving weer aan lager wal geraakt. Hij kan dan zoeken in zijn databank van herinneringen wat hij in soortgelijke situaties wel en niet heeft gedaan, en hoe succesvol elke actie was. In functie daarvan kan hij dan beslissen hoe hij de nieuwe problemen zal benaderen.
Onderzoek van de afgelopen 30 jaar toont aan de patiënten met een majeure depressieve stoornis - kortweg MDS of simpelweg depressie - en mensen met een post-traumatische stressstoornis of PTSS - zeg maar een gecompliceerde verwerking van traumatische ervaringen - in vergelijking met gezonde mensen, minder goed specifieke herinneringen kunnen ophalen, en ook vaker een observatorperspectief hanteren wanneer ze herinneringen ophalen.
Om dit toe te lichten, leg ik graag even uit hoe we dit meten.
We doen dit met de autobiografische geheugentaak.
In deze taak krijgen proefpersonen woorden aangeboden, bijvoorbeeld ‘vermoeiend’. Ze worden vervolgens uitgenodigd om bij elk woord een herinnering op te halen. Die mag verwijzen naar iets wat lang geleden is, of iets recents, naar iets belangrijks of iets triviaals. We vragen echter wel dat ze een specifieke herinnering ophalen, d.i. een herinnering aan een welbepaalde gebeurtenis die één keer als dusdanig is gebeurd en korter geduurd heeft dan één dag. Bij ‘vermoeiend’ zou Jasper zo kunnen verwijzen naar de voorbereidingen van zijn 4de verjaardagsfeest.
Depressieve en getraumatiseerde patiënten falen vaker in de opdracht dan gezonde controleproefpersonen. Zij halen vaker categorieën van gebeurtenissen op, bijvoorbeeld, bij ‘vermoeiend’, ‘elke keer als ik werk’.
Als alle herinneringen opgehaald zijn, vragen we hen om te oordelen welk perspectief men hanteerde bij het ophalen van herinneringen. Er zijn twee mogelijkheden. Soms herinneren we onze ervaringen vanuit het derde-persoonspectief, maar vaak gebruiken we spontaan het eerste-persoonspectief. Als men het eerste-persoonsperspectief gebruikt, ‘ziet’ men ahw alles wat men toen ook zag, vanuit de positie die men had in de ruimte tijdens het encoderen. Wanneer men het derde-persoonsperspectief gebruikt, ‘aanschouwt’ men de gebeurtenis vanuit een andere positie in de ruimte, en dan ziet men ook zichzelf.
Met betrekking tot het perspectief geldt dat 1ste-persoonsherinneringen vaak in sterkere mate emoties ontlokken, terwijl men veelal minder voelt wanneer men het 3de-persoonsperspectief hanteert. Trauma-patiënten gebruiken vaker dit laatste perspectief wanneer ze verhalen over hun trauma, maar ook depressieve patiënten hanteren vaker een 3de-persoonsperspectief.
Mogelijk is het soms zinvol om minder gedetailleerd herinneringen op te halen, en om het 3de-persoonsperspectief te gebruiken. Immers, zo wordt je niet steeds overspoeld door emoties als je aan een pijnlijke gebeurtenis terugdenkt.
Maar onderzoek suggereert dat depressieve en trauma-patiënten dit ook bij niet-pijnlijke herinneringen doen, wat hen relatief kwetsbaar maakt. Zo iemand is minder goed in staat om problemen op te lossen, op te volgen in welke mate doelen bereikt zijn, en zijn/haar zelfconcept te actualiseren. Kortom, zo iemand is minder goed aangepast, en loopt daardoor meer risico om psychische klachten te ontwikkelen. Ook dat wordt ondersteund door onderzoek.
Mogelijk is het soms zinvol om minder gedetailleerd te zijn bij het ophalen van sommige herinneringen. Immers, zo wordt je niet steeds overspoeld door emoties als je aan een pijnlijke gebeurtenis terugdenkt.
Maar onderzoek suggereert dat depressieve en trauma-patiënten dit ook bij niet-pijnlijke herinneringen doen, wat hen relatief kwetsbaar maakt. Zo iemand is minder goed in staat om problemen op te lossen, op te volgen in welke mate doelen bereikt zijn, en zijn/haar zelfconcept te actualiseren. Kortom, zo iemand is minder goed aangepast, en loopt daardoor meer risico om psychische klachten te ontwikkelen. Ook dat wordt ondersteund door onderzoek.
Met betrekking tot het perspectief geldt iets soortgelijk. 1ste-persoonsherinneringen ontlokken vaak in sterkere mate emoties, terwijl men vaak neutraler kan blijven wanneer men het 3de-persoonsperspectief hanteert. Trauma-patiënten gebruiken vaker dit laatste perspectief wanneer ze verhalen over hun trauma, maar ook depressieve patiënten hanteren vaker een 3de-persoonsperspectief.
Hoe zit het nu met die borderline-patiënten?
Wel, gegeven dat mensen met BPS vaak depressieve episodes doormaken, en dat veel van hen PTSS vertonen, zou je kunnen verwachten dat ook deze patiënten, tenminste wanneer ze depressief zijn of PTSS hebben, minder specifiek zijn en vaker het derde-persoonsperspectief hanteren bij het ophalen van herinneringen. Ze hebben bovendien duidelijk een verstoord probleemoplossend vermogen, en hun zelfconcept is instabiel.
De studies rond specificiteit zijn beperkt in deze doelgroep, en hun bevindingen zijn niet eenduidig. Perspectiefname tijdens het ophalen van herinneringen is nog nooit onderzocht bij BPS-patiënten.
Net zoals aangetoond bij depressieve en trauma-patiënten zonder BPS, verwachtten we minder specifieke en meer categorische herinneringen zullen worden opgehaald indien BPS-patiënten actueel depressief zijn, of PTSS hebben.
Bovendien verwachten we dat die patiënten ook vaker een 3de-persoonsperspectief zullen gebruiken wanneer ze herinneringen ophalen.
We onderzochten deze hypothesen in een groep van 54 BPS-patiënten. 18 van hen was depressief ten tijde van het onderzoek. Van iedereen werd de Autobiografische Geheugentaak afgenomen. Gemiddeld halen depressieve BPS-patiënten ongeveer 14 specifieke herinneringen op, maar dit is niet significant verschillend van wat niet-depressieve BPS-patiënten ophalen.
Ook het aantal categorische herinneringen verschilt niet in beide groepen.
19 BPS-patiënten hadden PTSS ten tijde van testing. Deze patiënten verschillen niet inzake specificiteit in vergelijking met BPS-patiënten zonder PTSS.
Data inzake het perspectief waarmee herinneringen worden opgehaald, zijn beschikbaar voor 34 BPS-patiënten, onder wie 11 ook een depressie hadden ten tijde van testing. We vonden geen verschil tussen deze patiënten en de BPS-patiënten zonder depressie; beide groepen gebruikten ongeveer de helft van de tijd een 3de-persoonsperspectief.
10 BPS-patiënten leden aan PTSS. Zoals verwacht, gebruikten deze patiënten significant vaker het 3de-persoonsperspectief bij het ophalen van herinneringen in vergelijking met BPS-patiënten zonder PTSS.
Ondanks de kleine steekproef – dat is belangrijk, gezien de grote waaier van verschijningsvormen die BPS kan hebben – suggereren onze bevindingen dat de aanwezigheid van BPS resulteert in afwijkende observaties.
Een co-morbide depressie lijkt niet samen te hangen met een verminderde geheugenspecificiteit, noch met een toename in het aantal 3de-persoonsherinneringen. Dit doet ons vermoeden dat een depressie bij BPS-patiënten misschien verschilt van een depressie bij niet-BPS-patiënten.
Een co-morbide PTSS lijkt niet samen te hangen met een verminderde geheugenspecificiteit, maar wel – zoals verwacht op grond van bevindingen bij trauma-ptn zonder BPS – met meer herinneringen vanuit een 3de-persoonsperspectief. Dit doet ons vermoeden dat emotieregulatie in geval van PTSS bij BPS-ptn eerder verloopt via perspectiefname dan via het manipuleren van de specificiteit.
Meer in het algemeen concludeerden we – op basis van deze en andere onderzoeksbevindingen – dat BPS-patiënten niet of slechts zeer beperkt gebruik maken van specificiteit om hun emoties te reguleren. We vermoeden verder dat perspectief binnen de BPS-pathologie ook nog andere functies kan dienen. In essentie denken we dat BPS-patiënten eerst tot een beter geïntegreerd zelf-concept moeten komen, alvorens ze deze strategieën op een flexibele manier kunnen aanwenden.
Dank u voor uw aandacht.
Ondanks de kleine steekproef – dat is belangrijk, gezien de grote waaier van verschijningsvormen die BPS kan hebben – suggereren onze bevindingen dat de aanwezigheid van BPS resulteert in afwijkende observaties.
Een co-morbide depressie lijkt niet samen te hangen met een verminderde geheugenspecificiteit, noch met een toename in het aantal 3de-persoonsherinneringen. Dit doet ons vermoeden dat een depressie bij BPS-patiënten misschien verschilt van een depressie bij niet-BPS-patiënten.
Een co-morbide PTSS lijkt niet samen te hangen met een verminderde geheugenspecificiteit, maar wel – zoals verwacht op grond van bevindingen bij trauma-ptn zonder BPS – met meer herinneringen vanuit een 3de-persoonsperspectief. Dit doet ons vermoeden dat emotieregulatie in geval van PTSS bij BPS-ptn eerder verloopt via perspectiefname dan via het manipuleren van de specificiteit.
Meer in het algemeen concludeerden we – op basis van deze en andere onderzoeksbevindingen – dat BPS-patiënten niet of slechts zeer beperkt gebruik maken van specificiteit om hun emoties te reguleren. We vermoeden verder dat perspectief binnen de BPS-pathologie ook nog andere functies kan dienen. In essentie denken we dat BPS-patiënten eerst tot een beter geïntegreerd zelf-concept moeten komen, alvorens ze deze strategieën op een flexibele manier kunnen aanwenden.
Dank u voor uw aandacht.
Ondanks de kleine steekproef – dat is belangrijk, gezien de grote waaier van verschijningsvormen die BPS kan hebben – suggereren onze bevindingen dat de aanwezigheid van BPS resulteert in afwijkende observaties.
Een co-morbide depressie lijkt niet samen te hangen met een verminderde geheugenspecificiteit, noch met een toename in het aantal 3de-persoonsherinneringen. Dit doet ons vermoeden dat een depressie bij BPS-patiënten misschien verschilt van een depressie bij niet-BPS-patiënten.
Een co-morbide PTSS lijkt niet samen te hangen met een verminderde geheugenspecificiteit, maar wel – zoals verwacht op grond van bevindingen bij trauma-ptn zonder BPS – met meer herinneringen vanuit een 3de-persoonsperspectief. Dit doet ons vermoeden dat emotieregulatie in geval van PTSS bij BPS-ptn eerder verloopt via perspectiefname dan via het manipuleren van de specificiteit.
Meer in het algemeen concludeerden we – op basis van deze en andere onderzoeksbevindingen – dat BPS-patiënten niet of slechts zeer beperkt gebruik maken van specificiteit om hun emoties te reguleren. We vermoeden verder dat perspectief binnen de BPS-pathologie ook nog andere functies kan dienen. In essentie denken we dat BPS-patiënten eerst tot een beter geïntegreerd zelf-concept moeten komen, alvorens ze deze strategieën op een flexibele manier kunnen aanwenden.
Dank u voor uw aandacht.
Ondanks de kleine steekproef – dat is belangrijk, gezien de grote waaier van verschijningsvormen die BPS kan hebben – suggereren onze bevindingen dat de aanwezigheid van BPS resulteert in afwijkende observaties.
Een co-morbide depressie lijkt niet samen te hangen met een verminderde geheugenspecificiteit, noch met een toename in het aantal 3de-persoonsherinneringen. Dit doet ons vermoeden dat een depressie bij BPS-patiënten misschien verschilt van een depressie bij niet-BPS-patiënten.
Een co-morbide PTSS lijkt niet samen te hangen met een verminderde geheugenspecificiteit, maar wel – zoals verwacht op grond van bevindingen bij trauma-ptn zonder BPS – met meer herinneringen vanuit een 3de-persoonsperspectief. Dit doet ons vermoeden dat emotieregulatie in geval van PTSS bij BPS-ptn eerder verloopt via perspectiefname dan via het manipuleren van de specificiteit.
Meer in het algemeen concludeerden we – op basis van deze en andere onderzoeksbevindingen – dat BPS-patiënten niet of slechts zeer beperkt gebruik maken van specificiteit om hun emoties te reguleren. We vermoeden verder dat perspectief binnen de BPS-pathologie ook nog andere functies kan dienen. In essentie denken we dat BPS-patiënten eerst tot een beter geïntegreerd zelf-concept moeten komen, alvorens ze deze strategieën op een flexibele manier kunnen aanwenden.
Dank u voor uw aandacht.
Ondanks de kleine steekproef – dat is belangrijk, gezien de grote waaier van verschijningsvormen die BPS kan hebben – suggereren onze bevindingen dat de aanwezigheid van BPS resulteert in afwijkende observaties.
Een co-morbide depressie lijkt niet samen te hangen met een verminderde geheugenspecificiteit, noch met een toename in het aantal 3de-persoonsherinneringen. Dit doet ons vermoeden dat een depressie bij BPS-patiënten misschien verschilt van een depressie bij niet-BPS-patiënten.
Een co-morbide PTSS lijkt niet samen te hangen met een verminderde geheugenspecificiteit, maar wel – zoals verwacht op grond van bevindingen bij trauma-ptn zonder BPS – met meer herinneringen vanuit een 3de-persoonsperspectief. Dit doet ons vermoeden dat emotieregulatie in geval van PTSS bij BPS-ptn eerder verloopt via perspectiefname dan via het manipuleren van de specificiteit.
Meer in het algemeen concludeerden we – op basis van deze en andere onderzoeksbevindingen – dat BPS-patiënten niet of slechts zeer beperkt gebruik maken van specificiteit om hun emoties te reguleren. We vermoeden verder dat perspectief binnen de BPS-pathologie ook nog andere functies kan dienen. In essentie denken we dat BPS-patiënten eerst tot een beter geïntegreerd zelf-concept moeten komen, alvorens ze deze strategieën op een flexibele manier kunnen aanwenden.
Dank u voor uw aandacht.
Welkom op de verdediging van mijn proefschrift met als titel ‘Specificity and Vantage Perspective of Autobiographical Memories in Borderline Pathology’.
In deze presentatie schets ik eerst kort de belangrijkste concepten van mijn onderzoeksveld. Vervolgens licht ik enkele resultaten toe.