SlideShare ist ein Scribd-Unternehmen logo
1 von 92
Downloaden Sie, um offline zu lesen
@#A
 My Industry - Dutch Manufacturing 2010
@#A
Themastudie My Industr y
Dutch Manufacturing 2010




                           Economisch Bureau ING
                           november 2006
Colofon
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY




                                           Redactie                                                               Opmaak en druk
                                              drs. P.G. Drontmann                                                    Papyrus B.V., Diemen
                                              drs. D.J.J. Kemps
                                              G.P.M. van Nieuwland                                                Cover/logo
                                              drs. M.J.P.M. Peek                                                     Bureau Mijksenaar


                                           Auteurs                                                                ISBN
                                              mw. drs. A. Geerts                                                     9069-1917-5-x
                                              H.P. Bijvoet
                                                                                                                  Projectpartners (Branche)verenigingen
                                           Branchemanagers                                                           mw. dr. ir. N.C.N. Alma-Zeestraten MBA– VNCI
                                              drs. D.J.J. Kemps                                                      drs. F.J. Bakkes – KVGO
                                              G.P.M. van Nieuwland                                                   M. Boerstra - FNLI
                                                                                                                     A.I.M. Braakman - FEDA
                                           Bestellingen                                                              G.J. Braam – FME-CWM
                                              www.ingbank.nl/ bedrijven en instellingen                              M.V. Cobelens - PlasticsEurope
                                              (intern ING via BI/kenniscentrum)                                     drs. R. Coster – VNCI
                                                                                                                     drs. G.H. van Egerschot - NVTB
                                                                                                                     mr. drs. R.A.J. Goes – NVTB
                                              Disclaimer                                                             H. Griffioen – KVGO
                                              De informatie in dit rapport geeft de persoonlijke mening
                                              weer van de analist(en) en geen enkel deel van de beloning             ir. P. ’t Hart - VNSI
                                              van de analist(en) was, is, of zal direct of indirect gerelateerd      drs. Th. van den Hoven – FME-CWM
                                              zijn aan het opnemen van specifieke aanbevelingen of menin-
                                              gen in dit rapport. De analisten die aan deze publicatie heb-          mw. drs. L.M. Huiskens – Premsela Stichting
                                              ben bijgedragen voldoen allen aan de vereisten zoals gesteld           drs. R. Huisman - BNO
                                              door hun nationale toezichthouders aan de uitoefening van
                                              hun vak. Deze publicatie is opgesteld namens ING Bank N.V.,            mr. H.J. Keijer – Koninklijke Metaalunie
                                              gevestigd te Amsterdam en slechts bedoeld ter informatie
                                              van haar cliënten. ING Bank N.V. is onderdeel van ING Groep            K.J. Koekkoek - KVGO
                                              N.V. Deze publicatie is geen beleggingsaanbeveling noch                ir. G.J. Koopman – Koninklijke VNP
                                              een aanbieding of uitnodiging tot koop of verkoop van enig
                                              financieel instrument. Deze publicatie is louter informatief           ir. drs. M.W.C.M. Nieuwesteeg - NVC
                                              en mag niet worden beschouwd als advies. ING Bank N.V.                 Ph. den Ouden - FNLI
                                              betrekt haar informatie van betrouwbaar geachte bronnen
                                              en heeft alle mogelijk zorg betracht om er voor te zorgen dat          drs. D.A. Rodenrijs – VNU Exhibitions
                                              ten tijde van de publicatie de informatie waarop zij haar visie
                                              in dit rapport heeft gebaseerd niet onjuist of misleidend is.          drs. P.M. van Roon – FME-CWM
                                              ING Bank N.V. geeft geen garantie dat de door haar gebruikte           drs. W.F. de Ruijter - NRK
                                              informatie accuraat of compleet is. De informatie in dit rap-
                                              port kan gewijzigd worden zonder enige vorm van aankon-                mr. R.J. Schuitema – Koninklijke Metaalunie
                                              diging. ING Bank N.V. noch één of meer van haar directeuren            mr. R. Schouten - VNSI
                                              of werknemers aanvaardt enige aansprakelijkheid voor enig
                                              direct of indirect verlies of schade voortkomend uit het ge-           drs. H.A. van Sluys - GMV
                                              bruik van (de inhoud van) deze publicatie alsmede voor druk-
                                              en zetfouten in deze publicatie. Auteursrecht en rechten ter           J.A. van der Spek – FME-CWM
                                              bescherming van gegevensbestanden zijn van toepassing op               mr. S.V. Swolfs - FKL
                                              deze publicatie. Overneming van gegevens uit deze publicatie
                                              is toegestaan, mits de bron wordt vermeld. In Nederland is             drs. C.A.J.M. Tubbing – Nevat
                                              ING Bank N.V. geregistreerd bij en staat onder toezicht van De         R.H. van der Werff – Koninklijke Metaalunie
                                              Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten.
                                              De tekst is afgesloten op 31 oktober 2006.                             M. Wilbords – KVGO
Inhoud                         




                                                                                                             T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Voorwoord	                                         5    5	 Duurzaamheid	                                43
                                                           5.1	   Kansen door duurzaamheid	             43
Managementsamenvatting	                            7       5.2	   Milieu en imago	                      46
                                                           5.3	   Sociaal gezicht industrie	            48
1	 Inleiding	                                     10
                                                        6.	 Sectorspecifieke perspectieven	             51
2	 Globalisering	                                 13       6.1	   Rubber- en Kunststofindustrie	        51
   2.1	   Internationale economische                       6.2	   Voedings- en Genotmiddelenindustrie	 54
   	      verhoudingen	                           13       6.3	   Scheepsbouw	                          57
   2.2	   Internationale rolverdeling in de keten	 15      6.4	   Hout(producten)- en Bouwmaterialen-
   2.3	   Ondernemingsklimaat in internationaal            	      industrie	                            60
   	      perspectief	                            19       6.5	   MKB-Metaal	                           63
                                                           6.6	   Technologische Industrie	             66
3	 Mens	23                                                 6.7	   Grafimedia	                           69
   3.1	   Arbeidsmarkt en onderwijs	23                     6.8	   Chemie	                               72
   3.2	   Imago	27                                         6.9	   Papier- en Karton(waren)industrie	    75
   3.3	   Ondernemerschap	29                               6.10	 Verpakkingsketen	                      78
   3.4	   Samenwerken	34
                                                           Bijlage 1	 Geraadpleegde bronnen	            81
4	 Vernieuwing	35                                          Bijlage 2	 Verantwoording enquête	           83
   4.1	   Technologie	35                                   Bijlage 3	 Projectpartners	                  84
   4.2	   Sociale innovatie	39                             Bijlage 4	 ING sectorstudies	                90
   4.3	   Design	                                 40
Voorwoord                          




                                                                                                           T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
‘One Voice’ voor en door de Nederlandse               Het rapport is geschreven op basis van de uitkom-
i
­ ndustrie.                                           sten van een grote landelijke enquête (bijna 1.400
De Nederlandse industrie bestaat uit vele ver-        respondenten!) en de sectorspecifieke visies en
schillende branches en subbranches. Elke branche      SWOT-analyses van de samenwerkende branche-
opereert in een specifieke markt en is ­afhankelijk   verenigingen.
van specifieke trends en ontwikkelingen. De
chemische industrie is sterker getroffen door         Naast de algemene aanbevelingen en conclusies
stijgende energieprijzen dan bijvoorbeeld de          voor de gehele Nederlandse maakindustrie, bevat
grafische industrie. De sterk op export gericht       het onderzoeksrapport tien specifieke analyses
kunststofindustrie zal zwaarder worden getroffen      van industriële sectoren binnen de Nederlandse
door importrestricties van andere landen dan bij-     maakindustrie.
voorbeeld de veelal meer lokaal opererende plaat-
bewerkende industrie.                                 Beleidsprioriteit voor de Nederlandse maak­
                                                      industrie!
Er zijn echter meer overeenkomsten dan                ING Bank draagt de Nederlandse industrie een
v
­ erschillen!                                         warm hart toe en is daarom een enthousiast
Dit inzicht en de behoefte aan een beter imago        voorstander van samenwerking. Samenwerking
van de Nederlandse maakindustrie bij het brede        t
                                                      ­ ussen brancheverenigingen, samenwerking ­tussen
publiek, de borging van het belang van de indu-       bedrijven, maar ook samenwerking tussen alle
strie voor de Nederlandse economie en de wens         ‘stakeholders’ binnen de Nederlandse maakindu-
om een krachtig signaal af te geven richting de       strie. Dit onderzoeksrapport moet in het verleng-
politiek om meer prioriteit te geven aan industrie-   de van deze samenwerking gezien worden als een
beleid, heeft geleid tot een unieke samenwerking      gezamenlijke borging van het industriebelang.
‘My Industry’ en een uniek onderzoeksrapport
‘My Industry, Dutch Manufacturing 2010’.              Onze oprechte dank gaat uit naar …
                                                      Naast de input en het enthousiasme van de
Waarom zo’n ‘fancy’ titels in het Engels?             samenwerkende brancheverenigingen, willen wij
Nederland is te klein voor de industrie en tegen-     ook onze dank uitspreken richting het Ministerie
woordig kunnen we zelfs veel ondernemingen uit        van Economische Zaken, VNU Exhibitions, de
het MKB typeren als heuse multinationals!             Premsela Stichting en de leden van het Comité
                                                      van Aanbeveling. Zonder hun steun waren wij
Vijftien grote en overkoepelende branchevereni-       nooit gekomen tot dit eindresultaat; ‘One Voice’
gingen uit de industrie hebben de handen ineen-       voor en door de Nederlandse industrie.
geslagen en presenteren u met trots het gezamen-
lijke onderzoeksrapport naar de toekomst van de       De samenwerkende brancheverenigingen en de
Nederlandse maakindustrie.                            ING Bank, als initiatiefnemer en schrijver van het
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY




                                           onderzoeksrapport, wensen u veel leesplezier en   Samenwerkende (branche) verenigingen:
                                           nieuwe energie om de uitdagingen voortvarend      BNO
                                           aan te gaan en een hoofdrol te claimen voor de    FEDA
                                           industrie nu en in de toekomst.                   Federatie NRK
                                                                                             FME-CWM
                                           ING Branchemanagement Industrie:                  FNLI
                                           Michel van Nieuwland                              GMV
                                           David Kemps                                       Koninklijke Metaalunie
                                                                                             Koninklijke KVGO
                                           Economisch Bureau ING:                            Koninklijke VNP
                                           Anna Geerts                                       NEVAT
                                           Marcel Peek                                       NVC
                                                                                             NVTB
                                                                                             PlasticsEurope
                                                                                             VNCI
                                                                                             VNSI
Managementsamenvatting                 




                                                                                                             T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Industrie van groot economisch belang                  gisch industriebeleid op zijn plaats. Uitgangspunt
De industrie biedt anno 2006 werkgelegenheid           hiervan zou vertrouwen in de industrie moeten
aan maar liefst één miljoen personen en kent een       zijn, zodat ondernemers geen last hebben van
indirecte werkgelegenheid die minstens zo groot        dirigisme (strakke sturing in wet- en regelgeving)
en stijgend is. Bovendien heeft de industrie een       maar de ruimte krijgt om te ondernemen. Van de
aandeel in de Nederlandse export van 70% en            industrie kan vervolgens worden verwacht dat
neemt het bijna driekwart van de RD-­uitgaven         wordt geïnvesteerd in een duurzame verbetering
van het bedrijfsleven voor zijn rekening. De           van de concurrentiepositie, door te investeren in
industrie heeft Nederland in dit opzicht dus veel      vernieuwing en samenwerking (scholen, kennis­
te bieden. In het voorliggende onderzoek ‘My           instellingen, de keten en collega’s). Daarbij is
Industry’ is nader ingegaan op het perspectief dat     bovendien de zichtbaarheid van de sector van
de industrie Nederland in de aanloop naar 2010 te      belang; onzichtbare bedrijven betekenen een
bieden heeft en omgekeerd; wat heeft Nederland         onzichtbare industrie.
de industrie te bieden.
                                                       Opleiding en arbeidsmarkt

Perspectief industrie in Nederland goed                De industrie zal nog veel meer dan nu moeten
In de oranje en witte box op de volgende pagina        investeren in samenwerking met scholen. Het
die beide aan een balans hangen zijn de belang-        tekort aan goed gekwalificeerd personeel vormt
rijkste uitkomsten van het onderzoek opgenomen.        immers een rem op de ontwikkelingsmogelijk-
Voor ieder positief punt in de oranje box is een       heden van de industrie. Enerzijds is sprake van
keerzijde in de witte box zichtbaar. De ene keer       een gebrek aan belangstelling voor technische
weegt het positieve punt zwaarder, de andere keer      opleidingen, anderzijds zal de aansluiting tussen
het negatieve. Om de balans richting 2010 ver-         scholen en bedrijven moeten worden verbeterd.
der in positieve zin te laten doorslaan zijn acties    Hiervoor is een grotere structurele betrokkenheid
nodig, vooral omdat de wereld om ons heen niet         van bedrijven bij scholen noodzakelijk om de
stilstaat. Het rapport vormt in die zin een begin-     kwaliteit van de opleiding verder op te schroeven
punt. Om de aanzet naar deze acties te geven zijn      en het zichtbaar maken van aantrekkelijke carriè-
een aantal aanbevelingen opgenomen.                    res in de techniek. Beide zaken zorgen ervoor dat
                                                       het beroepsonderwijs aantrekkelijker wordt. Het
Aanbevelingen                                          Platform Bèta Techniek, dat is opgezet om te wer-
                                                       ken aan een verbetering van de beschikbaarheid
Herwaardering industrie                                van bètatechnici, kan daarbij een faciliterende rol
Het is duidelijk dat de industrie Nederland richting   spelen.
2010 veel perspectief te bieden heeft. Dit vraagt
om een brede maatschappelijke herwaardering            Samenwerking
van de industrie om als Nederland ook een              Horizontaal

positief perspectief te (blijven) bieden voor de       Om de steeds grotere en internationaal opererende
industrie. Nederland moet gáán voor de industrie       afnemers in de industrie te bedienen is een zekere
dus is een ‘commitment’ aan een wervend strate-        minimum schaalgrootte nodig. Dit kan zowel wor-
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY




                                           POSITIEF                                                   NEGATIEF
                                           Welk perspectief biedt de industrie Nederland?             Welk perspectief biedt de industrie Nederland?
                                           1.	 Industrie wil blijven                                  1.	 Keerzijde globalisering
                                           	 Meerderheid industrie ziet blijvend positief                 a-	 Bewustzijn over gevolgen globalisering
                                               perspectief voor merendeel eigen productie in                  b
                                                                                                              ­ eperkt, vooral bij kleinere bedrijven
                                               Nederland                                                  b-	 Onvoldoende ‘level playing field’ op onder
                                                                                                              meer energiegebied
                                           2.	 Kennisintensieve dienstverlening steeds                2.	 Onvoldoende herbezinning strategie
                                               belangrijker
                                               ­­                                                         a-	 Deel bedrijven doet niet mee, transformatie
                                           	 Transformatie industrie gaande; meer toe­                        vindt bovendien traag plaats
                                               gevoegde waarde door meer kennisintensieve                 b-	 Regisseursrol is niet eenvoudig; veel kennis
                                               dienst­verlening (zoals onderhoud) en toename                  nodig om deze goed te beheersen.
                                               aandeel hoger opgeleid personeel
                                           3.	 Industrie investeert in kennis                         3.	 Scholing moet beter
                                               a-	 Investeringen in training en opleiding perso­          a-	 Gebrekkige kwantitatieve en kwalitatieve
                                                   neel vinden op grote schaal plaats en nemen                aansluiting aanbod arbeidsmarkt op vraag
                                                   toe                                                        richting 2010
                                               b-	 Veel bedrijven bieden stageprogramma’s                 b-	 Samenwerking met scholen nog vaak
                                                                                                              i
                                                                                                              ­ncidenteel
                                           4.	 Onderscheidend vermogen door flexibili-                4.	 Te weinig nieuwe zelfscheppende ­bedrijven
                                               teit, topkwaliteit en partnership                      	 Ondernemerschap in high-tech sector blijft achter
                                           	 Concurrentie op partnership wint aan belang,
                                               flexibiliteit blijft de sterkste troef van bedrijven
                                           5.	 Samenwerking in de keten noodzaak                      5.	 Noodzaak krachtenbundeling als gevolg van
                                           	 Hoge en toenemende mate van samenwerking                     globalisering onvoldoende erkend
                                               in de keten, met zowel afnemers als toeleve­               a-	 Horizontale samenwerking (collega-bedrijven)
                                               ranciers met als doel het goed bedienen van de                 blijft achter
                                               eindklant                                                  b-	 Kleinere bedrijven werken relatief weinig
                                                                                                              s
                                                                                                              ­ amen
                                           6.	 Industrie = innovatie                                  6.	 Toename RD beperkt
                                           	 Driekwart RD-uitgaven zijn voor rekening van            	 Substantiële verhoging RD-uitgaven bij slechts
                                               de industrie, daarnaast vindt proces- en sociale           klein deel bedrijven en sterke concentratie uit­
                                               i
                                               ­nnovatie plaats                                           gaven bij grote bedrijven
                                           7.	 Design = innovatie+                                    7.	 Creatieve kansen onvoldoende benut
                                           	 Design in Nederland goed gewaardeerd, dus                	 Gebruik design voor waardecreatie nog ­beperkt,
                                               biedt veel kansen                                          ook bij OEM’ers
                                           8.	 Duurzaamheid levert geld op                            8.	 Kansen duurzaamheid nog te onbekend
                                           	 Duurzaamheid gezien als kans door meerder­               	 Groot deel ondernemers nog steeds onbekend
                                               heid ondernemers (‘people, planet, profit’)                met de commerciële mogelijkheden die duur­
                                                                                                          zaamheid voor het eigen bedrijf biedt

                                           Welk perspectief biedt Nederland de industrie?             Welk perspectief biedt Nederland de industrie?
                                           9.	 Basis aanwezig                                         9.	 Regelgeving en onderwijs groot probleem
                                           	 Randvoorwaarden ondernemersklimaat op orde               a-	 Bottlenecks administratieve lasten en flexibilise­
                                               (inflatie, rente, betrouwbare instituties, hoog­           ring arbeid blijven aanwezig
                                               waardige kennisinstellingen etc.)                      b-	 Investeringen in onderwijs en commerciële
                                                                                                          e
                                                                                                          ­ xploitatie nieuwe technologie blijven achter
                                                                                                      c-	 Industriebesef Nederland nog steeds beperkt
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
den bereikt door overnames of fusies, maar tevens    Duurzaamheid

door slim gebruik te maken van netwerken van         Bedrijven zullen moeten blijven investeren in
(collega) bedrijven. Bedrijven zullen dus meer       duurzaamheid, om het draagvlak voor de her-
moeten investeren in samenwerkingsverbanden en       waardering van de industrie verder te ­verstevigen.
het participeren in netwerken. Het stimuleren van    Duurzaam ondernemen in de industrie is inmid-
deze samenwerking om hierdoor een betere con-        dels verschoven van ‘moeten’ en ‘zo horen’
currentiepositie te verkrijgen (door bijv. kennis-   naar daadwerkelijk lonen. De industrie zelf ziet
overdracht of fiscale voordelen) wordt van steeds    duurzaamheid voornamelijk als kans, omdat
groter belang.                                       het daadwerkelijk bij kan dragen aan de winst;
                                                     ofwel ‘people, planet, profit’. Dit is tevens een
Verticaal                                            belangrijk onderdeel van de herwaardering van
Samenwerking in de keten vindt al veel plaats en     de ­industrie; het verdienen van een ‘licence to
neemt verder toe in de aanloop naar 2010. Door       o
                                                     ­ perate’ ofwel ruimte om te ondernemen.
het toegenomen aantal schakels neemt echter ook
de complexiteit van de ketenregie toe. Om ambi-      Terugdringing regelgeving

ties op het niveau van de ketenregie en samen-       Aangezien de verlichting van de wet- en regel-
werking in de keten vorm te geven zal dus stevig     gevingsdruk nog niet echt gemerkt wordt door
moeten worden geïnvesteerd in de ketencompe-         industriële ondernemers, alle retoriek ten spijt,
tenties van ondernemingen.                           zal het tempo waarin resultaten op dit gebied
                                                     worden geboekt sterk omhoog moeten. Alleen op
(Branche)Organisaties en overheid                    die manier wordt het duidelijk dat de overheid
Samenwerking is niet alleen tussen bedrijven         vertrouwen heeft in de ondernemers en deze niet
en andere partners van belang, ook de vertegen-      bij voorbaat wantrouwt. Geen regels die het onder­
woordigers van bedrijven slaan de handen in          nemerschap frustreren, maar herdere, eenduidige
elkaar om een herwaardering van de industrie         en handhaafbare regels.
te realiseren. Dit basisrapport ‘My Industry’, is
pas het begin van de samenwerking tussen de          Herwaardering en imago

(branche)organisaties om met één stem namens         De brede maatschappelijke herwaardering van
de industrie te spreken. Op basis van de conclu-     de industrie, in combinatie met verbetering van
sies van dit rapport zullen een aantal concrete      het beroepsonderwijs en het zichtbaar maken van
acties gezamenlijk op touw worden gezet. Om          industriële bedrijven zal resulteren in een positief
de herwaardering van de industrie daadwerkelijk      imago voor de sector. Losse imagocampagnes
vorm te geven zouden de samenwerkende branche­       hebben in het verleden niet het gewenste effect
organisaties ook een aanspreekpunt bij de over-      gehad, zodat het de tijd is voor een fundamenteel
heid moeten hebben. Deze persoon zou een inter-      andere aanpak. Een gezamenlijke inspanning van
departementale rol moeten vervullen. Ondanks         alle ‘stakeholders’ gebaseerd op het gegeven dat
het nieuwe industriebeleid ingezet vanuit de         Nederland niet zonder de industrie kan, resulte-
Industriebrief, is de industrie op dit moment nog    rend in een herwaardering van de industrie is een
steeds onvoldoende verankerd in de overheid.         dergelijke aanpak. Samen zullen we het moeten
                                                     maken in Nederland!
10                                               Inleiding    1
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY




                                           Rond de verkiezingen van november 2006 kan de         Deel twee gaat over het aspect ‘mens’. Hierbij
                                           industrie het goed gebruiken om opnieuw op de         komen achtereenvolgens arbeidsmarkt en onder-
                                           kaart gezet te worden. Zeker in het licht van een     wijs aan de orde, het imago van de industrie,
                                           door globalisering veranderende ­internationale       ondernemerschap en samenwerking.
                                           concurrentie is het zinvol te bezien hoe de
                                           Nederlandse industrie ervoor staat op verschillen­    In het derde deel staat vernieuwing centraal.
                                           de aspecten. Belangrijker nog is wat de toekomst­     Technologische vernieuwing komt als eerste aan
                                           perspectieven zijn en welke verbeterpunten er zijn    de orde, waarna op sociale innovatie en design
                                           voor de industrie zelf, maar ook voor de overheid.    wordt ingegaan.
                                           Wat heeft de industrie Nederland te ­bieden en vice
                                           versa?                                                Duurzaamheid is het onderwerp van het vierde
                                                                                                 deel. In hoeverre is duurzaamheid ook lonend en
                                           De afgelopen jaren zijn verschillende initiatieven    hoe is de relatie tussen industrie een leefomge-
                                           ontplooid door de overheid en het bedrijfsleven       ving en industrie en sociale aspecten?
                                           om tot een versterking van de industriële basis
                                           van Nederland te komen. Enkele voorbeelden            “One voice”

                                           vanuit de overheid zijn de Industriebrief en het      Eén gezamenlijke stem van de industrie over
                                           instellen van het Innovatieplatform en program-       de toekomst van de Nederlandse industrie om
                                           ma’s om meer studenten voor technische studie-        hiermee een sterk signaal richting de politiek te
                                           richtingen te laten kiezen. De resultaten van de      geven is het doel van het rapport. In bijlage 3
                                           inspanningen zijn nog niet eenduidig zichtbaar, is    is een korte introductie van alle projectpartners
                                           de goede weg inmiddels ingeslagen of is er nog        o
                                                                                                 ­ pgenomen.
                                           een koersverandering nodig?
                                                                                                 Enquête onder 1400 ondernemers

                                           Anderzijds is het de vraag wat de industrie zelf      Centraal in het rapport staan de uitkomsten van
                                           doet in de aanloop naar 2010. Hoe ziet de indu-       een enquête onder bijna 1400 ondernemers, voor-
                                           strie er dan uit in een geglobaliseerde wereld, wat   namelijk leden van de meewerkende (branche)­
                                           zijn de onderscheidende aspecten van concurren-       verenigingen (zie bijlage 2 voor de verantwoor-
                                           tie en wat zijn eventuele verbeterpunten?             ding van het onderzoek). Daarnaast is uitgebreide
                                                                                                 deskresearch gehouden, zijn door de (branche)­
                                           Analyse van vier hoofdthema’s                         verenigingen SWOT’s opgesteld.
                                           Om deze vragen te beantwoorden is het rapport in
                                           vier delen geknipt. Het eerste deel (hoofdstuk 2)     Comité van aanbeveling

                                           behandelt de veranderende economische verhou-         Voor het onderzoek is een comité van aanbeve-
                                           dingen in een globaliserende wereld, de invloed       ling samengesteld dat bestaat uit dhr. Alexander
                                           hiervan op de structuur van de industrie en de        Rinnooy Kan (voorzitter SER), dhr. Sjoerd
                                           consequenties van het huidige ondernemings­           Vollebregt (CEO Stork NV), dhr. Rein Willems
                                           klimaat.                                              (CEO Shell Nederland NV), dhr. Chris
                                                                                                 Buijink (DG voor Ondernemen, Ministerie van
11




                                                T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Economische Zaken), dhr. Pieter Jan van den
Brink (Directeur ING Bank, verantwoordelijk
voor de divisie Mid Corporates) en alle voor­
zitters van de genoemde brancheverenigingen.
2    Globalisering      13




                                                                                                            T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
2.1 Internationale economische verhoudingen          (figuur 2.1). Midden- en Oost-Europa presteert
                                                     fors beter dan de Eurozone door het ‘catching-up-
Bewustzijn gevolgen globalisering beperkt            effect’.
Onderscheidend vermogen en optimaal inspelen
op de mogelijkheden van globalisering voor wat       Figuur 2.1 Bijdrage aan wereld BBP in 1980 en 2025
betreft afzetmarkten en kostenbesparing zullen       (op basis van koopkrachtpariteit)
bepalend zijn voor het uiteindelijke toekomstbeeld
voor de Nederlandse industrie. Vooral de grotere
bedrijven in de industrie zijn zich bewust van
de kansen en bedreigingen van de voortgaande
globalisering van de economie. Zorgwekkend
is dat bij kleinere bedrijven dat besef er in veel
m
­ indere mate is. Vooral in de drukkerijbranche
en de bouwmaterialenindustrie is de indruk dat
het van weinig invloed is. Nu zijn deze sectoren     Bron: ING Economists

ook traditioneel sterk regionaal gebonden, van­      COE = Centraal- en Oost-Europa = BUL, TSJ, HON, KZK,

wege grondstoffen of afnemers, maar dat wil niet     POL, ROE, RUS, SLK, TUR, OEK

zeggen dat de veranderende economische krachts­
verhoudingen niet van invloed zijn.                  Vooral de industrie in West-Europa wordt gecon-
                                                     fronteerd met de toenemende concurrentiekracht
Vanuit de overheid is een stimulerend en interna­    van opkomende landen die stoelt op een combina-
tionaal sterk concurrerend ondernemingsklimaat       tie van ‘goedkope’ arbeid en een veelal adequaat
van belang (zie §2.3). Cruciaal is dat beleids­      en stijgend scholingsniveau.
voornemens van de overheid (Lissabon-Agenda)
ook daadwerkelijk tot uitvoering komen en dat er     Overheid pro globalisering..

geen obstakels worden opgeworpen voor inter­         De Nederlandse overheid staat positief ­tegenover
nationaal opererende bedrijven (‘level playing       het proces van verdergaande globalisering, omdat
field’).                                             dit zowel in Nederland als in ontwikkelings­landen
                                                     en andere opkomende markten groei oplevert.
Spectaculaire economische verschuiving               Keerzijde van deze open aanpak is dat veel
Voortgaande liberalisering van het ­internationale   Nederlandse bedrijven onderdeel worden van
kapitaal- en handelsverkeer, alsmede sterk           buitenlandse concerns, waardoor de binding met
d
­ alende kosten van transport en communicatie        Nederland verminderd met mogelijk negatieve
(internet) stuwen het internationaal zakendoen       gevolgen voor de werkgelegenheid.
over langere afstanden op.
                                                     In een wereld waarin landsgrenzen steeds ­minder
Het belang van China en India in de wereldeco-       van belang zijn en binnen Nederland de groei­
nomie neemt spectaculair toe, de VS weet in de       mogelijkheden veelal gering zijn, ligt de uit-
pas te blijven, maar de Eurozone verliest terrein    daging voor de overheid in het creëren van een
14
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY




                                           internationaal concurrerend en stimulerend onder-     lisering vooral als een bedreiging.
                                           nemingsklimaat met als kernpunten onderwijs,          Zorgwekkend is dat één op de drie ondernemers
                                           flexibiliteit en innovatie (zie § 2.3).               in de Nederlandse industrie verwacht dat globa-
                                                                                                 lisering nauwelijks van invloed zal zijn op het
                                           De ambitie van Nederland is om in 2010 tot de         bedrijf. Dit geldt in sterkere mate voor de klei-
                                           Europese koplopers te behoren op het gebied           nere bedrijven. Met recht kan de vraag gesteld
                                           van de kenniseconomie. In de praktijk blijkt dat      worden of de Nederlandse industrie, en dan
                                           relatief weinig vorderingen zijn gemaakt met het      v
                                                                                                 ­ ooral het kleinbedrijf, wel goed voorbereid is op
                                           realiseren van de doelstellingen. Slechts op twee     de grote veranderingen die gaande zijn.
                                           van de veertien zogenoemde Lissabonindicatoren,
                                           te weten de arbeidsparticipatie en het BBP per        Figuur 2.3 Mate van internationalisering, in % van
                                           hoofd, behoort Nederland tot de voorhoede. De         respondenten
                                           voorsprong op deze twee gebieden is echter
                                           k
                                           ­ leiner geworden.


                                           ..slechts één op de drie ondernemers enthousiast

                                           Nog geen 40% van de industriële ondernemers
                                           ziet in de voortgaande globalisering vooral een
                                           kans, al is dit aandeel onder grotere bedrijven
                                           hoger dan onder kleinere (figuur 2.2). Relatief
                                           positief gestemd zijn de producenten van elek-
                                           trische apparaten en transportmiddelen. Vooral
                                           onder drukkerijen en de metaalproductenindustrie
                                           is sprake van minder optimisme. Bijna een kwart       Bron: Enquête Themastudie Productieverplaatsing

                                           van de totale industrie ziet de toenemende globa-
                                                                                                 In het verlengde daarvan maakt een deel van de
                                           Figuur 2.2 Visie op globalisering, in % van respon­   Nederlandse industrie gebruik van internationale
                                           denten                                                mogelijkheden, blijkt uit de ING Themastudie
                                                                                                 Productieverplaatsing. Zo schakelt 40% van
                                                                                                 de bedrijven buitenlandse toeleveranciers in
                                                                                                 (outsourcing) en heeft ruim een kwart een eigen
                                                                                                 buitenlandse vestiging (figuur 2.3).


                                                                                                 Slechts een kwart van de bedrijven in de industrie
                                                                                                 verwacht tot 2010 het aandeel van Nederland
                                                                                                 in de totale verkopen te zien dalen en dus de
                                                                                                 buiten­landse omzet sneller te zien groeien dan de
                                                                                                 binnen­landse (figuur 2.4). Naarmate het huidige
                                                                                                 aandeel van de binnenlandse omzet in het totaal
                                                                                                 hoger is, verwachten meer bedrijven dat deze
                                           Bron: Enquête My Industry
15




                                                                                                             T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Figuur 2.4 Aandeel binnenlandse omzet in totaal, 2006   Figuur 2.5 Ontwikkeling DBI Nederland (in $ mld),
en ontwikkeling hiervan tot 2010, in % van respon­      2003-2010
denten




                                                        Bron: Economic Intelligence Unit (EIU)



Bron: Enquête My Industry                               de stromen blijft vooralsnog binnen de EU-gren-
                                                        zen, al groeit het belang van Zuid-Oost-Azië en
(sterk) toe zal nemen. Sterk binnenlands georiën-       Centraal- en Oost-Europa.
teerde bedrijven blijven dus sterk op het binnen-
land inzetten. Op brancheniveau blijkt dat vooral       2.2 Internationale rolverdeling in de keten
de chemische en de machine-industrie een hoog
exportaandeel hebben.                                   Merendeel industrie wil blijven

                                                        In tegenstelling tot het algemene beeld van een
DBI-ontwikkeling positief                               vertrekkende industrie blijken bedrijven vol­
Nederland heeft zeer omvangrijke directe buiten­        doende vertrouwen te hebben om een belangrijk
landse investeringen (DBI), zowel ingaand als           deel van de activiteiten in Nederland uit te blij­
uitgaand (figuur 2.5). De uitgaande investeringen       ven voeren. Er is dus wel degelijk een toekomst­
zijn al jaren groter dan de inkomende, maar dit         perspectief voor de industrie in Nederland.
zal naar verwachting in 2010 andersom zijn. Dit
wijst op een verwachte positieve ontwikkeling van       Anderzijds spelen nog lang niet alle industriële
het investeringsklimaat in Nederland. Een moge-         bedrijven in op internationale veranderingen door
lijke verklaring hiervoor is de gunstige logistieke     het aanpassen van de organisatie en het produc­
positie van Nederland die van groot belang is in        ten- en dienstenpakket zo blijkt uit de enquête.
een globaliserende wereld.                              Vooral in de machine-industrie en elektrische en
                                                        optische sector is het aandeel bedrijven dat de
Het patroon van in- en uitstroom naar verschil-         omzet vanuit dienstverlening ziet groeien groot
lende regio’s is erg onregelmatig en afhankelijk        (ca. tweederde). In sectoren als de chemie en de
van conjuncturele ontwikkelingen. De bulk van           voedings- en genotmiddelenindustrie blijft dit
16
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY




                                           aandeel beperkt tot een kwart, wat verklaard kan                  Figuur 2.6 Aandeel Nederland in totale productie en
                                           worden door de procesmatige aard van de activi­                   verwachte ontwikkeling hiervan tot 2010, in % van
                                           teiten in deze sector.                                            respondenten


                                           Nieuwe verdeling industriële activiteiten

                                           Globalisering leidt tot een nieuwe verdeling van
                                           activiteiten over de wereld. Laagwaardige arbeids-
                                           intensieve activiteiten van enige omvang zijn
                                           steeds minder in Nederland houdbaar vanwege
                                           het relatieve hoge kostenniveau (zie tabel 2.1).
                                           Hierbij is ook de loonwig (verschil tussen betaal-
                                           de loonkosten en netto-inkomen) van belang.
                                           Deze ligt rond het Europese gemiddelde.


                                           Ook hoogwaardige arbeidsintensieve activiteiten
                                           die te verplaatsen zijn, worden in toenemende
                                           mate verplaatst. Overigens bedragen de loon-
                                           kosten in de meeste industriële bedrijven veelal                  Bron: Enquête My Industry

                                           ‘slechts’ 20% van de totale productiekosten. De
                                           branchespecifieke verschillen zijn echter groot                   Het grootste gedeelte van de productie is en blijft
                                           (chemie aanzienlijk lager, metaalbewerking aan-                   niettemin in Nederland. Bijna driekwart van alle
                                           zienlijk hoger).                                                  bedrijven voert meer dan 75% van de productie in
                                                                                                             Nederland uit (figuur 2.6). Bovendien zien deze
                                           Tabel 2.1 Uurloon en productiviteit in de industrie,              bedrijven dit Nederlandse productieaandeel tot
                                           2005                                                              2010 eerder toenemen dan afnemen, vergeleken
                                                                                                             met bedrijven die een groter deel van de produc-
                                                                       Uurloon ($) Productiviteit op         tie in het buitenland draaien. In de middengroep
                                                                                      jaarbasis              verwacht bijna de helft van de bedrijven dat het
                                                                                      ($ ppp ) *
                                                                                                             aandeel van de Nederlandse productie op het
                                                                                                             totaal afneemt.
                                               Nederland                      30.72                80.308
                                               Duitsland                      32.48                60.712    Lonen en afzetmarkt redenen voor vertrek

                                               VS                             23.17                95.257    De belangrijkste factoren die een rol spelen bij
                                               Tsjechië                        5.82                42.571    een eventuele productieverplaatsing zijn loon­
                                               China                           0.84                22.989    kosten en nieuwe markten (figuur 2.7). De laatste
                                               India                           0.59                19.688    speelt vooral bij grotere bedrijven, vooral omdat
                                                                                                             hierin een groter aandeel OEM’ers (­fabrikanten
                                           Bron: IMD 2006                                                    van eindproducten) is vertegenwoordigd.
                                           *
                                               	 Purchasing Power Parity (koopkrachtpariteit), d.w.z. in     Opvallend is dat belastingdruk en regelgeving
                                                 dezelfde hoeveelheid goederen en diensten die je voor een
                                                 $ kunt kopen.
17




                                                                                                                                  T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Figuur 2.7 Factoren die een grote rol spelen bij even­             Figuur 2.8 Ontwikkeling export- en import in de
tuele productieverplaatsing, in % respondenten                     i
                                                                   ­ndustrie, 1980-2003




Bron: Enquête My Industry



juist weer sterker spelen bij kleine bedrijven,                    Bron: OECD

die vanwege een beperkte schaalgrootte (wei-
nig overhead) relatief veel kosten hebben van-                     data een zeer groffe en wil dit niet zeggen dat alle
wege administratieve lasten. Uit de Themastudie                    activiteiten van een sector hiertoe behoren.
Productieverplaatsing bleek overigens dat onder-
nemers die daadwerkelijk een eigen productie­                      De ontwikkeling van de export laat bovendien
vestiging in het buitenland hebben, dit vaker                      een gemengd beeld zien. De groei zit vooral in
vanwege marktkansen doen dan vanwege lagere                        de re-export (doorvoer met hooguit een ­minimale
kosten.                                                            bewerking) en in veel mindere mate in de export
                                                                   van ‘eigen’ producten. De exportgroei van ‘eigen’
Goederenpakket richting high-tech                                  producten blijft al jaren achter bij de groei van
In zowel het Nederlandse export- als het import-                   de wereldhandel, wat verlies van marktaandeel
pakket verliezen low-tech producten aan belang                     betekent. Bovendien is de toegevoegde waarde
ten gunste van high-tech producten (figuur 2.8) .            1
                                                                   van € 1 export van eigen product € 0,65 tegen-
Verwacht wordt dat binnen enkele jaren het aan-                    over € 0,10 voor elke euro wederuitvoer. De
deel high-tech het aandeel low-tech zal inha-                      Nederlandse export naar de opkomende landen
len. Voor medium-tech producten ligt het                           is vooral gericht op Midden- en Oost-Europa,
niveau al jaren stabiel rond 35% van zowel de                      de groeikansen die Azië biedt worden nog maar
Nederlandse export als import (is niet opgenomen                   beperkt benut. Azië (waarbinnen in toenemende
in de figuur). Overigens is de indeling in high-,                  mate China) heeft wel een groot aandeel in de
m
­ edium- en low-tech omwille van de beschikbare                    Nederlandse import.

1
    	 High tech wordt hierbij gedefinieerd als kantoormachines, computers, audio, video- en telecommunicatie-apparaten en beno­
      digdheden, medische apparaten en instrumenten, precisie en optische instrumenten e.d., medium tech als chemie, machines,
      elektrische machines en apparaten en transportmiddelen, low tech als overig.
18
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY




                                           Figuur 2.9 Omzetaandeel dienstverlening in de            Over het geheel van de industrie is dan ook een
                                           i
                                           ­ndustrie anno 2006 en ontwikkeling hiervan tot 2010,    groeiend belang van diensten in de omzet zicht-
                                           in % van respondenten                                    baar (figuur 2.9). Hoewel het omzetaandeel van
                                                                                                    dienstverlening tot op heden veelal nog klein is,
                                                                                                    verwacht circa de helft van de bedrijven dat dit
                                                                                                    aandeel tot 2010 (sterk) toeneemt. Dat laat onver-
                                                                                                    let dat de andere helft een dergelijke verandering
                                                                                                    dus niet voorziet. Positief voor het kleinbedrijf is
                                                                                                    dat het aandeel dienstverlening hier groter is dan
                                           Bron: Enquête My Industry                                bij grotere bedrijven. Niettemin blijkt dat de helft
                                                                                                    van de bedrijven in de industrie niet zichtbaar
                                           Verschuiving richting diensten nog beperkt               inspeelt op de nieuwe ontwikkelingen door zijn
                                           Gezien het relatief hoge kostenniveau in                 activiteiten of organisatie aan te passen.
                                           Nederland zullen Nederlandse bedrijven zich
                                           steeds meer (moeten) richten op activiteiten             Figuur 2.10 Verdeling naar type bedrijf, 2006 en 2010,
                                           met een hoge toegevoegde waarde, bijvoorbeeld            in % van respondenten
                                           door tevens (productgerelateerde) diensten, zoals
                                           onderhoud of opleiding, te leveren. Dit biedt
                                           bovendien een manier om inzicht te krijgen in
                                           de behoefte van de afnemer en vormt hiermee de
                                           basis voor productverbetering. In een aantal indu-
                                           strieën (zoals aerospace en mobiele telefoons) is
                                           de omzet uit diensten in absolute zin al groter dan
                                           de omzet uit de verkoop van fysieke producten.
                                           Bovendien is de toegevoegde waarde bij diensten
                                           hoger dan bij verkoop van een product, terwijl de
                                           kennis om de diensten te verlenen in het verleng-        Bron: Enquête My Industry
                                           de ligt van de kennis die de fabrikant traditioneel
                                           al bezit. Veelal beseffen bedrijven echter niet hoe-     Strategische keuze voor regierol

                                           veel omzet en winst eigenlijk wordt gemaakt door         Als gevolg van de voortgaande expansie van
                                           productgerelateerde diensten, omdat hun admi-            Midden- en Oost-Europa en Azië zal de productie­
                                           nistratie er niet op ingericht is en diensten vaak       capaciteit van deze landen verder en fors ­stijgen.
                                           als bijproduct of kostenpost worden behandeld .      2
                                                                                                    Daarmee nemen de mogelijkheden voor het
                                           Niettemin zou een sterke ‘Maintenance, Repair            optimaal gebruik maken van de wereldwijde
                                           en Overhaul’ (MRO) wel eens een belangrijk               toeleveringsketen enorm toe. De regisseursrol
                                           s
                                           ­ trategisch pluspunt kunnen zijn van Nederland in       in de internationale toeleveringsketen wordt dan
                                           de concurrentie met opkomende landen in Oost-            ook steeds groter. Dit vraagt veel van bedrijven
                                           Europa en Azië.                                          omdat met een toenemend aantal schakels in

                                           2
                                               	 Capgemini
19




                                                                                                                       T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
de keten de complexiteit sterk wordt vergroot.                  arbeidsmarkt, het stimuleren van het vernieuwend
Verschillende bedrijven in vooral de metalektro-                vermogen van bedrijven en verlenen van onder-
industrie proberen op de ontwikkelingen in te                   steuning bij internationalisering. Bovendien zou
spelen door op te schuiven van parts supplier en                de overheid een faciliterende rol kunnen spelen
process supplier richting system supplier (figuur               bij het clusteren van bedrijven om ze hiermee te
2.10). Minder gunstig is dat de ambities van                    ondersteunen bij het opbouwen van een volledig
ondernemers om zich te ontwikkelen tot OEM’er                   servicepakket, waarmee bedrijven ook internatio-
blijkbaar beperkt zijn, aangezien dit aandeel                   naal de markt op kunnen. Ook samenwerking met
in de toekomst zelfs afneemt. Bovendien is het                  kennisinstellingen hoort hierbij.
a
­ andeel ondernemers dat niet weet waar het in de
toekomst naar toe gaat met het eigen bedrijf bijna              2.3 Ondernemingsklimaat in internationaal
10%.                                                            perspectief


De veranderende aard van de activiteiten stelt                  Ombuiging positie Nederland nodig

ook nieuwe eisen aan medewerkers. Naarmate                      Een sterke verbetering van het ondernemings­
meer een regiefunctie wordt ingenomen spelen                    klimaat kan een nieuwe impuls geven aan indu­
naast vakkennis en technische vaardigheden                      striële bedrijvigheid in Nederland. Nederlandse
steeds meer vaardigheden op het gebied van het                  industriële ondernemers investeren immers in het
overdragen van kennis en regievoering een rol.                  buitenland omdat daar, naast aantrekkelijke afzet­
Vanzelfsprekend is niet voor iedereen een regierol              markten, lagere loonkosten gelden en de wet- en
weggelegd; op basis van een goede strategische                  regelgeving veelal minder knellend is. Met name
afweging kan ook een andere rol voor duurzame                   in de chemische industrie is dit laatste het geval,
toekomst zorgen.                                                terwijl vooral in de metaalproductenindustrie een
                                                                versoepeling van het ontslagrecht wordt gezien
Transformatie vraagt pro-actieve overheid                       als verbeterpunt.
Om de toekomst van de Nederlandse industrie
veilig te stellen zal in het beleid nog meer de                 Gebrek aan ‘level playing field’ in de energie­
nadruk gelegd moeten worden op het ­verstevigen                 markt heeft bij de huidige hoge energieprijzen
van de kenniseconomie. Zonder kennis kan geen                   negatieve gevolgen voor de concurrentieposi­
toegevoegde waarde worden gecreëerd. De trans-                  tie voor meer dan eenderde van de industriële
formatie van de Nederlandse industrie naar een                  b
                                                                ­ edrijven.
kennisintensieve industrie die de ketenregie kan
voeren en/of technologisch geavanceerde pro-                    Internationale positie loopt terug

ductie kan verzorgen, kan dus niet zonder een                   Op de ranglijsten van internationale benchmark-
overheid die hier pro-actief op inspeelt. De rol                studies   3
                                                                              naar het concurrentievermogen van lan-
van de overheid ligt vooral op het terrein van een              den is Nederland begin deze eeuw afgezakt van
beter kwantitatief en kwalitatief evenwicht op de               een top 3 positie naar tussen 2003 en 2006 veelal

3
    	 Growth Competitiveness Index (GCI) en National Business Environment (NBE) World Economic Forum, 2006,
      Competitiveness, International Institute for Management Development (IMD), 2006.
20
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY




                                           een positie tussen 10 en 15 4 . Om niet verder af                  Administratieve lasten prioriteit

                                           te zakken en liever nog in de top terug te komen                   Eén van de grootste belemmeringen voor onder-
                                           zijn verbeteringen op verschillende terreinen nodig.               nemerschap, ook in de industrie, is dus (nog
                                                                                                              steeds) de administratieve lastendruk, de hand­
                                           Figuur 2.11 Verbeterpunten ondernemersklimaat, in %                having en ondoorzichtigheid op gebied van wet-
                                           van respondenten                                                   en regelgeving. Op dit punt scoort Nederland
                                                                                                              relatief slecht en is de positie in internationaal
                                                                                                              perspectief zelfs nog verslechterd tussen 1998
                                                                                                              en 2003. Dit komt vooral doordat andere landen
                                                                                                              belemmeringen sterker hebben gereduceerd dan
                                                                                                              Nederland. Het Kabinet Balkenende II heeft dan
                                                                                                              ook sterk ingezet op verlaging van de administra-
                                                                                                              tieve lastendruk met 25%. Maatregelen hiertoe
                                                                                                              zijn deels al ingegaan. Inmiddels (september
                                                                                                              2006) zou een administratieve lastenverlichting
                                                                                                              ter waarde van € 1,9 mrd van de € 4,1 mrd gerea­
                                                                                                              liseerd zijn, maar dit wordt vooralsnog niet als
                                           Bron: Enquête My Industry                                          zodanig ervaren door ondernemers.


                                           Een belangrijk onderdeel van het concurrentie-                     Nederland kent daarentegen van oudsher relatief
                                           vermogen is een gunstig ondernemingsklimaat                        weinig belemmeringen voor handel en investe-
                                           waarin de overheid een voorwaardenscheppende                       ringen. Zo heeft Nederland geen barrières tegen
                                           rol vervult. In figuur 2.11 is zichtbaar dat regel-                buitenlands eigendom van bedrijven, terwijl die
                                           geving voor ondernemers in de industrie bovenaan                   in bijvoorbeeld de VS, maar ook in Frankrijk wel
                                           staat als verbeterpunt. Dit blijkt te gelden voor                  aanwezig zijn. Ondanks de recente discussie over
                                           zowel kleine als grotere bedrijven. De chemische                   de negatieve kanten van hedgefunds komt hierin
                                           industrie blijkt het meest last van regelgeving en                 vooralsnog geen verandering.
                                           vergunningen te hebben (81%).
                                                                                                              Inflexibele arbeidsmarkt

                                           Op randvoorwaarden voor ondernemen scoort                          Wat de flexibiliteit van de arbeidsmarkt betreft,
                                           Nederland per saldo gemiddeld tot goed (CBS                        waarvoor de mate van werknemersbescherming
                                           2006). Belangrijke macro-economische condities                     als indicator geldt, neemt Nederland een midden­
                                           zijn onder meer een lage inflatie en rente, welke                  positie in. Als het gaat om individueel ontslag
                                           beiden in Nederland gunstig zijn. Ook zaken als                    bevindt Nederland zich echter bij de top. Ook uit
                                           innovatie, ondernemerschap en de beschikbaar-                      de enquête blijkt dat ondernemers hierin verbe-
                                           heid van kapitaal kunnen tot het ondernemings­                     tering wensen, vooral ondernemers met kleinere
                                           klimaat worden gerekend. Deze factoren komen in                    bedrijven (figuur 2.12). Zo is in de metaal de
                                           volgende hoofdstukken aan de orde.                                 concurrentiepositie tussen 2002 en 2004 sterk

                                           4
                                               	 Overigens is de ombuiging volgens de lijst van de World Eocnomic Forum al ingezet en staat Nederland daar inmiddels weer
                                                 op plaats 9.
21




                                                                                                           T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
verslechterd omdat ondernemers hun medewer-           Fiscaal beleid kan beter

kers te lang vast hielden toen het economisch         Fiscaal scoort Nederland in internationaal
minder ging. Daarnaast hebben ondernemers ook         p
                                                      ­ erspectief mager en onder het EU gemiddelde.
zelf ervoor gekozen mensen vast te houden in de       Het Nederlandse belastingtarief voor bedrijven
hoop op betere tijden en vanwege schaarste van        (vennootschapsbelasting, vpb) is gemiddeld in
goed personeel. De enquêteresultaten tonen dan        Europa (figuur 2.12). Vrijwel alle Europese lan-
ook aan dat vooral in de metaalproductenindustrie     den hebben de afgelopen jaren hun vpb-tarieven
versoepeling van het ontslagrecht hoog op de          met gemiddeld meer dan Nederland verlaagd. Om
agenda staat (62%). De overheid is bekend met         een vergroting van de achterstand te voorkomen
het probleem en in oktober 2006 gaat dan ook een      is nog een wetsvoorstel onderweg (‘Werken aan
aantal kleine versoepelingen van het ontslagrecht     winst’) voor verlaging van zowel de vpb (naar
in, waaronder een soepeler toets om te zien of        25,5% vanaf 2007, en het lage tarief naar 20%)
werkloosheid de werknemer is aan te rekenen en        als de inkomstenbelasting op ­ondernemingswinst
of hij of zij dus recht heeft op een WW-uitkering.    (winstvrijstelling van 10%). Daarnaast is de
Pro forma procedures hoeven hierover dan niet         belasting op lonen (‘loonwig’) net onder het
meer te worden gevoerd. De verwachting is echter      EU-15 gemiddelde. In de loonbelastingdruk is
niet dat hiermee dit knelpunt volledig is opgelost,   echter, anders dan bij veel andere landen, weinig
ook het probleem van hoge ontslagvergoedingen         neerwaartse beweging te bespeuren. Ongeveer
vraagt om een oplossing.                              eenderde van de ondernemers geeft bovendien aan
                                                      dat afschaffing van subsidies in combinatie met
Figuur 2.12 Benchmark nominale vpb-tarieven,          een lagere belastingdruk het perspectief voor het
1995, 2005                                            eigen bedrijf zou verbeteren.


                                                      Energieprijzen funest voor concurrentie

                                                      De hoogte van de energieprijzen ten opzichte
                                                      van andere landen is ook van belang voor de
                                                      internationale concurrentiepositie van industriële
                                                      bedrijven (vooral in energie-intensieve sectoren
                                                      zoals de chemie). Momenteel is de concurrentie-
                                                      positie van de energie-intensieve industrie op het
                                                      punt van de energieprijzen niet sterk, omdat door
                                                      gebrek aan ‘level playing field’ de stroomprijs
                                                      in Nederland hoger is dan in de ons omringende
                                                      landen. Meer dan eenderde vindt dat stijgende
                                                      energieprijzen en een ongelijk speelveld in de
                                                      wereld tot gevolg hebben dat de concurrentieposi-
Bron: Ministerie van Financiën                        tie fors verslechterd (figuur 2.13). In de chemie,
                                                      rubber- en kunststofindustrie en de papier- en
                                                      kartonindustrie ligt dit aandeel zelfs boven de
22
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY




                                           50%. Kostenstijgingen (w.o. van energie) kunnen             het verbeteren van infrastructurele knelpunten
                                           echter maar door een minderheid van de bedrijven            zijn door de overheid middelen uitgetrokken,
                                           vrijwel geheel worden doorberekend aan afnemers             maar de verwachting is dat die onvoldoende zijn
                                           en de verwachting is niet dat dit zal verbeteren.           om het bereikbaarheidsprobleem op te lossen.
                                           Zonder verbeteringen in het speelveld betekenen             Overigens speelt congestie slechts een minimale
                                           aanhoudend hoge energieprijzen dus een somber               rol in de beslissing de productie uit Nederland te
                                           perspectief voor energie-intensieve bedrijven.              v
                                                                                                       ­ erplaatsen.


                                           Figuur 2.13 Reactie op stelling stijgende energie­prijzen   De ICT-infrastructuur is in Nederland goed te
                                           doen de concurrentiepositie fors verslechteren en           noemen, vooral het hoge aandeel van breedband­
                                           a
                                           ­ andeel dat kostenstijgingen door kan berekenen, in        aansluitingen.
                                           2006 en 2010, in % van respondenten
                                                                                                       Figuur 2.14 Benchmark weginfrastructuur, 2003




                                           Bron: Enquête My Industry



                                           Infrastructuur op peil, maar…

                                           De ligging van Nederland is gunstig. Bovendien is
                                           er door de beperkte grootte van Nederland ­relatief
                                           veel asfalt per km 2, maar minder per werkzame
                                           persoon (figuur 2.14). Niettemin nemen ieder
                                           jaar de files toe en de bereikbaarheid af. Voor             Bron: IMD 2006
24                                                    Mens     3
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY




                                           3.1 Arbeidsmarkt en onderwijs                           Overigens blijken ook de lagelonenlanden er
                                                                                                   veelal een (in toenemende mate) hoogopgeleide
                                           Vergroting menselijk kapitaal in industrie              beroepsbevolking op na te houden. Jaarlijks
                                           Scholing, opleiding en training zijn van essen­         studeren ruim 351.000 ingenieurs in China en
                                           tieel belang om de benodigde vergroting van             112.000 in India (incl. IT’ers) af. Tegenover
                                           menselijk kapitaal te realiseren. Zeker ­naarmate       61.000 in de VS en bijna 200.000 in de EU
                                           de aard van de arbeid verandert en meer vraagt          (National Science Board). Het aantal bèta-afge-
                                           van werknemers in Nederland. Sterker inzetten           studeerden per 1.000 inwoners in de leeftijd van
                                           op het ­stimuleren van scholing van bestaande           20-29 jaar is met 7 in Nederland een stuk lager
                                           werk­nemers is noodzakelijk en vindt bij de meer­       dan in het VK en Frankrijk, maar ligt op hetzelfde
                                           derheid van de industriële bedrijven plaats.            niveau als in de VS.
                                           Overigens hebben niet alle werknemers de
                                           c
                                           ­ apaciteiten om in dit proces mee te gaan en zijn      Het aandeel van hoogopgeleiden in de wetenschap
                                           v
                                           ­ erschillen tussen branches groot.                     of technologie van de industriële werkgelegenheid
                                                                                                   ligt boven het EU-gemiddelde maar blijft sterk
                                           Gebrek aan gekwalificeerd personeel vormt een           achter bij Frankrijk, Duitsland en vooral Finland
                                           rem op de groei in de industrie. Om de beschik­         en Denemarken. Dit is een teken dat de kennis-
                                           baarheid van hoogopgeleide technici te vergro­          intensiteit bij industriële bedrijven in Nederland
                                           ten is door de overheid het Deltaplan Bèta en           verbetering behoeft. In de dienstensector behoort
                                           Techniek in stelling gebracht. Gezien de ervarin­       het aandeel wel tot de Europese top.
                                           gen met eerdere, min of meer vergelijkbare pro­
                                           gramma’s kan hiervan niet een heel grote omslag         Het totale aandeel hoogopgeleiden in de leeftijds-
                                           in de keuze voor techniek worden verwacht.              categorie 25-34 stagneert, waardoor Nederland
                                           Daarnaast zullen bedrijven zelf structureler met        een achterstand oploopt ten opzichte van andere
                                           lokale onderwijsinstellingen moeten samenwerken         westerse landen waar wel een opwaartse bewe-
                                           om de aansluiting tussen onderwijs en praktijk te       ging zichtbaar is. China en India blijven bij deze
                                           verbeteren en het beroepsonderwijs aantrekkelij­        relatieve cijfers achter bij de westerse landen,
                                           ker te maken.                                           vanwege de grote populatie-omvang. In absolute
                                                                                                   getallen is de groei zeer sterk.
                                           Hoog kennisniveau wint aan belang

                                           Voor de internationaal concurrerende Nederlandse        Dalende tendens publieke uitgaven onderwijs

                                           industrie is menselijk kapitaal een cruciale ­factor.   Hoewel het belang van onderwijs dus steeds
                                           Nederland heeft hoge ambities ten aanzien van           g
                                                                                                   ­ roter wordt, nemen de publieke uitgaven aan
                                           onderwijs. Immers, hoogwaardige arbeid in com-          onderwijs als percentage van het BBP de afge-
                                           binatie met geavanceerde technologie zijn dé            lopen jaren juist af! (figuur 3.1). Ook in andere
                                           wapens waarmee de concurrentiestrijd aangegaan          landen is een lichte daling zichtbaar, hoewel
                                           wordt met lagelonenlanden en waarmee het hoge           Frankrijk en de VS wel op een hoger niveau
                                           welvaartsniveau in stand kan blijven. Onderwijs         blijven. Het VK heeft Nederland inmiddels inge-
                                           is bovendien een noodzakelijke voorwaarde voor          haald. De dalende tendens in Nederland lijkt om
                                           innovatie.                                              te gaan slaan, aangezien vrijwel alle politieke
25




                                                                                                            T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
partijen plannen hebben de onderwijsuitgaven           beroepsonderwijs en de samenwerking tussen
drastisch te verhogen volgens de verkiezings­          bedrijfsleven en onderwijs.
programma’s.
                                                       Overigens heeft het CPB geen aanwijzingen
Figuur 3.1 Publieke uitgaven aan onderwijs als % van   gevonden voor een tekort aan bèta’s en is het
BBP, 1999-2004                                         zelfs zo dat hun arbeidsmarktpositie is verslech-
                                                       terd gezien de relatieve loonontwikkeling (CPB,
                                                       2005). Vergroting van het aantal afgestudeerde
                                                       bèta’s wordt niet effectief geacht ter stimulering
                                                       van RD aangezien ca. 60% van de afgestudeer-
                                                       den niet in RD-banen terechtkomt (anderzijds
                                                       dus 40% wel!). Het ROA (Researchcentrum voor
                                                       Onderwijs en Arbeidsmarkt) voorspelt niette-
                                                       min voor de komende jaren grote tekorten voor
                                                       de technische en industrieberoepen (zie ook
                                                       figuur 3.3).


                                                       Ook tegenwoordig ervaren werkgevers al pro-
                                                       blemen in het werven van personeel. Ook grote
                                                       bedrijven als ASML en Philips geven aan in de
                                                       huidige aantrekkende conjunctuur inmiddels grote
                                                       moeite te hebben met het invullen van vacatures
                                                       voor hoger technisch opgeleiden. Kleinere, min-
Bron: IMD 2006                                         der aansprekende bedrijven, hebben veelal nog
                                                       meer problemen. Aangezien de afgelopen decen-
Voor de industrie is het daarnaast van belang dat      nia al verschillende programma’s zijn ingezet
het beroepsonderwijs aansluit op de behoeften          om meer jongeren (en vrouwen) voor techniek
van bedrijven. Belangrijk daarbij is vooral dat        te laten kiezen, met beperkte resultaten, is het
er een goede relatie is tussen bedrijf en onder-       nog maar de vraag of het dit keer wel een grote
wijsinstelling, waardoor het beroepsonderwijs          v
                                                       ­ erandering teweeg brengt.
ook aantrekkelijker wordt voor jongeren. Om
voor de toekomst voldoende technici op te leiden       Laag aandeel kennismigranten

heeft de overheid het Platform Bèta Techniek      5
                                                       Hooggeschoolden worden internationaal steeds
opgezet in 2004. Dit platform heeft ­verschillende     mobieler. Om deze kenniswerkers aan te trekken
programma’s voor verschillende ­schoolniveaus          en vast te houden is het dus zaak een aantrekke-
(van primair onderwijs, via middelbaar (beroeps)­      lijk vestigingsklimaat te bieden en weinig drem-
onderwijs tot hbo en universiteit) ontwikkeld,         pels op te werpen. Vooralsnog is het buitenland
waarbij de meeste aandacht uitgaat naar het            voor Nederlandse kennismigranten aantrekkelij-

5
    	 www.platformbetatechniek.nl
26
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY




                                           ker dan andersom. Landen die hierin aanzienlijk         Figuur 3.3 Banen- en beroepsbevolkingontwikkeling
                                           beter presteren zijn Australië en Canada. Het           productie/onderhoud naar opleidingsniveau (gemiddeld
                                           verder verlagen van drempels voor buitenlandse          per jaar x1.000), 2006-2011
                                           kennis­werkers zou Nederlandse bedrijven de kans
                                           b
                                           ­ ieden om meer gebruik hiervan te maken.


                                           Figuur 3.2 Aandeel bedrijven dat werknemers opleidt
                                           of traint en de ontwikkeling hierin, in % van respon­
                                           denten




                                                                                                   Bron: CWI


                                                                                                   Industrie: hoogwaardige banen in opkomst

                                           Bron: Enquête My Industry                               Uit figuur 3.3 blijkt dat het aantal banen voor
                                                                                                   hoger opgeleiden in de industrie de komende
                                           Industrie investeert meer in training                   jaren sterker zal groeien dan voor lager en middel­
                                           Om als werknemer aantrekkelijk te zijn op de            baar opgeleiden, terwijl in absolute aantallen
                                           arbeidsmarkt is regelmatige opleiding en training       de laatste categorieën nog steeds groter zijn.
                                           noodzakelijk. In Nederland volgen meer volwas-          Overigens is vooral de vervangingsvraag in de
                                           senen onderwijs of trainingen dan gemiddeld in          industrie hoog door een vergrijzend personeels­
                                           Europa en de tendens is tevens opwaarts. Binnen         bestand. Dit leidt vooral tot uittreding van lager
                                           de industrie volgen in ruim tweederde van de            en middelbaar opgeleiden. Vooralsnog zit de
                                           bedrijven werknemers regelmatig trainingen en           sterkste mismatch dan ook in deze categorie.
                                           opleidingen (figuur 3.2). Bovendien vindt nog           Bovendien zijn schoolverlaters steeds minder
                                           eens tweederde dat de noodzaak tot het opleiden         direct inzetbaar. Dit heeft een remmende ­werking
                                           van personeel toeneemt in de aanloop naar 2010.         op de groei van de industrie. Om dit te voor-
                                           Het houdt echter wel in dat nog steeds eenderde         komen moet de aansluiting tussen school en
                                           van de bedrijven niet doet aan het vergroten            praktijk dus drastisch verbeteren, onder meer
                                           van de kennis en/of vaardigheden van personeel          door ­nauwere samenwerking tussen scholen en
                                           en hiermee tegen een concurrentie-achterstand           bedrijfsleven, maar ook door een kwalitatief goed
                                           oploopt. Onder meer bij drukkerijen is dit aan-         docentenbestand.
                                           deel aan de hoge kant (42%), met aan de andere
                                           kant van het spectrum de chemische industrie met        Niettemin heeft de industrie in toenemende mate
                                           slechts 17% bedrijven waarbij werknemers niet           hoogwaardige werkgelegenheid te bieden. Dit
                                           regelmatig opleidingen volgen.                          blijkt ook uit de enquêteresultaten; tweederde
27




                                                                                                             T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Figuur 3.4 Ontwikkeling aandeel hoger opgeleiden in   Hoewel verschillende grote industriële ­bedrijven
eigen bedrijf, als aandeel van respondenten           (Shell, Philips, Unilever) vrijwel altijd in de
                                                      top vijf van meest aantrekkelijke werkgevers
                                                      staan, is het algemene beeld van de industrie niet
                                                      g
                                                      ­ eweldig. Bovendien komen industriële processen
                                                      steeds verder af te staan van consumenten, omdat
                                                      ze zich afspelen op ver weg gelegen industrie­
                                                      terreinen. Het imago van slechte arbeidsomstan-
                                                      digheden en ‘vies’ werk stamt uit vroegere tijden.
                                                      De feitelijke situatie in de industrie is vaak heel
Bron: Enquête My Industry                             anders dan het beeld dat leeft bij het publiek,
                                                      waardoor geconcludeerd kan worden dat sprake is
van de ondernemers verwacht dat het aandeel           van een imagoprobleem.
hoger opgeleiden in hun bedrijf zal toenemen
(figuur 3.4). Met name in de machine-industrie        Daarnaast worden studies in onder meer de
en de bouwmaterialenindustrie is dit het geval,       natuurwetenschappen als moeilijk gezien.
t
­ erwijl de drukkerijbranche achterblijft.            Bovendien wordt verwacht dat hiermee minder
                                                      makkelijk succes kan worden behaald dan met
3.2 Imago                                             algemene studies. Bij de beroepsopleidingen
                                                      speelt bovendien dat een sector als de metaal­
Imagoverbetering noodzakelijk                         bewerking wordt gezien als sterk conjunctuur-
Het imago van de industrie en in het bijzonder        gevoelig waardoor de baanzekerheid laag is. De
van de industrie als werkgever, helt te veel over     aantrekkingskracht van de industrie voor perso-
naar de negatieve kant. Om deze beweging om te        neel staat hierdoor onder druk.
buigen zijn acties nodig van vooral de industrie
zelf en daarnaast van brancheorganisaties en          De ontwikkelingen rond globalisering geven in dit
overheid.                                             opzicht een tweeledig signaal af;
                                                      n   	 Enerzijds wordt gesproken over ­toenemende
Bedrijven zien vooral veel brood in het ­aanhalen           kennisintensiteit en hoogwaardigheid (Innova­
van de banden met het onderwijs om hiermee                  tieplatform), wat positief is voor het imago;
j
­ ongeren tijdig vertrouwd te maken met de            n   	 Anderzijds wordt veel gesproken en geschre-
i
­ ndustrie.                                                 ven over productieverplaatsing in bepaalde
                                                            sectoren, waardoor in de media het idee
Goed imago trekt talent                                     o
                                                            ­ ntstaat dat de toekomst van Nederland niet
Om adequaat opgeleid personeel aan te trekken               in de industrie ligt, wat averechts werkt voor
en er ook voor te zorgen dat jongeren perspec-              het imago. Een voorbeeld is DAF Trucks dat
tief zien in de industrie is een aansprekend en             problemen heeft om vacatures te vervullen
w
­ ervend imago van de sector van belang.                    v
                                                            ­ anwege het slechte imago van de automotive-
                                                            sector.
28
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY




                                           De transformatie van de industrie naar een pro-                   toegenomen, vooral de structurele samenwerking
                                           ductieve, hoogtechnologische bedrijfstak is onvol-                met scholen.
                                           doende bekend bij het algemene publiek. Sterke
                                           punten krijgen weinig aandacht, bijvoorbeeld:                     Figuur 3.5 Activiteiten van industriële bedrijven ter
                                           n   	 Hoge productiviteit;                                        verbetering van het eigen imago, in 2006 en in 2010,
                                           n   	 Hoog innovatief vermogen;                                   in % van respondenten
                                           n   	 Maatschappelijke relevantie;
                                           n   	 Sterke verwevenheid met dienstensector.
                                           Ook de in het vorige hoofdstuk gesignaleerde
                                           tendens naar meer hoogwaardige werkgelegenheid
                                           in de industrie past in dit rijtje.


                                           Salarissen bèta’s relatief karig

                                           Het CPB signaleert een toenemend verschil in
                                           salaris tussen bèta’s en economen, waarbij de
                                           economen aan het langste eind trekken. De meest
                                           voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat
                                           de relatieve schaarste van bèta’s minder is dan
                                           die van economen, zoals het CPB concludeert 6 .
                                           Hoger opgeleide techneuten kunnen bovendien
                                           last hebben van het slechte imago van de lagere
                                           en middelbare techniekopleidingen.
                                                                                                             Bron: Enquête My Industry

                                           Voor het imago van technische studies werkt dit
                                           beloningsverschil logischerwijs averechts; het zal                Anno 2006 is circa 80% van de bedrijven actief
                                           mensen in ieder geval niet stimuleren om voor                     om het bedrijfsimago te verbeteren; dit aandeel
                                           een carrière in de techniek te kiezen. Zeker aan-                 stijgt naar verwachting verder tot bijna 90% in
                                           gezien technische studies als zwaar te boek staan.                2010. Bedrijven zien dus zelf ook de noodzaak
                                                                                                             van het verder verbeteren van het eigen imago en
                                           Industrie zet in op stageprogramma’s                              daarmee het imago van de industrie als geheel.
                                           Industriële ondernemers zitten zelf ook niet stil                 Wellicht niet zo verbazingwekkend is dat kleinere
                                           om het imago van hun eigen bedrijf te verbeteren.                 bedrijven aanzienlijk minder activiteiten ont-
                                           De meest populaire manier van imagoverbete-                       plooien om het eigen imago te verbeteren. Kleine
                                           ring op dit moment is door stageprogramma’s en                    bedrijven hebben nu eenmaal minder overhead om
                                           samenwerking met scholen (figuur 3.5). Ruim                       dergelijke activiteiten te organiseren. Toch ver-
                                           de helft van de geënquêteerde bedrijven biedt                     wachten ook kleine bedrijven in de toekomst meer
                                           stageprogramma’s aan. De verwachting van de                       te gaan doen, vooral op het gebied van samen­
                                           ondernemers is dat dit in 2010 nog aan belang is                  werking met scholen en van stageprogramma’s.

                                           6
                                               	 Het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt concludeert hetzelfde; technici krijgen in Nederland gemiddeld
                                                 10-15% minder betaald dan economen.
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006
ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006

Weitere ähnliche Inhalte

Andere mochten auch

ING rapport Productieverplaatsing: gevolgen globalisering voor de metalektro-...
ING rapport Productieverplaatsing: gevolgen globalisering voor de metalektro-...ING rapport Productieverplaatsing: gevolgen globalisering voor de metalektro-...
ING rapport Productieverplaatsing: gevolgen globalisering voor de metalektro-...ABN AMRO
 
Smart Future: slimme technologie raakt ons hele leven
Smart Future: slimme technologie raakt ons hele levenSmart Future: slimme technologie raakt ons hele leven
Smart Future: slimme technologie raakt ons hele levenABN AMRO
 
Abn amro rapport toeleverancier blijven of eigen product gaan maken, jan 2016
Abn amro rapport toeleverancier blijven of eigen product gaan maken, jan 2016Abn amro rapport toeleverancier blijven of eigen product gaan maken, jan 2016
Abn amro rapport toeleverancier blijven of eigen product gaan maken, jan 2016ABN AMRO
 
ABN AMRO rapport: Op weg naar de circulaire auto
ABN AMRO rapport: Op weg naar de circulaire autoABN AMRO rapport: Op weg naar de circulaire auto
ABN AMRO rapport: Op weg naar de circulaire autoABN AMRO
 
3D printing in Nederland een groeimarkt van 45 miljoen
3D printing in Nederland een groeimarkt van 45 miljoen3D printing in Nederland een groeimarkt van 45 miljoen
3D printing in Nederland een groeimarkt van 45 miljoenABN AMRO
 
ABN AMRO Zie ginds komt de 3D-printer, dec 2014
ABN AMRO Zie ginds komt de 3D-printer, dec 2014ABN AMRO Zie ginds komt de 3D-printer, dec 2014
ABN AMRO Zie ginds komt de 3D-printer, dec 2014ABN AMRO
 
2009: in scherven en ontspoort?
2009: in scherven en ontspoort?2009: in scherven en ontspoort?
2009: in scherven en ontspoort?ABN AMRO
 
ABN AMRO Rapport Raising the bars oktober 2008
ABN AMRO Rapport Raising the bars oktober 2008ABN AMRO Rapport Raising the bars oktober 2008
ABN AMRO Rapport Raising the bars oktober 2008ABN AMRO
 
ABN AMRO rapport investeren in metaalbewerkingsmachines, febr 2014
ABN AMRO rapport investeren in metaalbewerkingsmachines, febr 2014ABN AMRO rapport investeren in metaalbewerkingsmachines, febr 2014
ABN AMRO rapport investeren in metaalbewerkingsmachines, febr 2014ABN AMRO
 
ABN AMRO report: On the road to the circular car
ABN AMRO report: On the road to the circular carABN AMRO report: On the road to the circular car
ABN AMRO report: On the road to the circular carABN AMRO
 
ABN AMRO Stand van de industrie, feb 2014
ABN AMRO Stand van de industrie, feb 2014ABN AMRO Stand van de industrie, feb 2014
ABN AMRO Stand van de industrie, feb 2014ABN AMRO
 
Servitization: service is the future of manufacturing
Servitization: service is the future of manufacturingServitization: service is the future of manufacturing
Servitization: service is the future of manufacturingABN AMRO
 
ABN AMRO rapport social media in de industrie, 8 april 2013 (ZIE UPDATED VERS...
ABN AMRO rapport social media in de industrie, 8 april 2013 (ZIE UPDATED VERS...ABN AMRO rapport social media in de industrie, 8 april 2013 (ZIE UPDATED VERS...
ABN AMRO rapport social media in de industrie, 8 april 2013 (ZIE UPDATED VERS...ABN AMRO
 
ABN AMRO: Voorzichtig herstel lijkt in aantocht, 28 januari 2013
ABN AMRO: Voorzichtig herstel lijkt in aantocht, 28 januari 2013ABN AMRO: Voorzichtig herstel lijkt in aantocht, 28 januari 2013
ABN AMRO: Voorzichtig herstel lijkt in aantocht, 28 januari 2013ABN AMRO
 
Infographic 3D printing market in The Netherlands
Infographic 3D printing market in The NetherlandsInfographic 3D printing market in The Netherlands
Infographic 3D printing market in The NetherlandsABN AMRO
 
Industrial Internet of Things; noodzaak voor industrie, kans voor IT-sector f...
Industrial Internet of Things; noodzaak voor industrie, kans voor IT-sector f...Industrial Internet of Things; noodzaak voor industrie, kans voor IT-sector f...
Industrial Internet of Things; noodzaak voor industrie, kans voor IT-sector f...ABN AMRO
 
3D-printing, schrale keuze voor beleggers
3D-printing, schrale keuze voor beleggers3D-printing, schrale keuze voor beleggers
3D-printing, schrale keuze voor beleggersABN AMRO
 
Rubber: vandaag zwart, morgen groen (Kunststof Magazine, mei 2013)
Rubber: vandaag zwart, morgen groen (Kunststof Magazine, mei 2013)Rubber: vandaag zwart, morgen groen (Kunststof Magazine, mei 2013)
Rubber: vandaag zwart, morgen groen (Kunststof Magazine, mei 2013)ABN AMRO
 
20140814 volkskrant 3 d-printer in duikvlucht
20140814 volkskrant   3 d-printer in duikvlucht20140814 volkskrant   3 d-printer in duikvlucht
20140814 volkskrant 3 d-printer in duikvluchtABN AMRO
 

Andere mochten auch (19)

ING rapport Productieverplaatsing: gevolgen globalisering voor de metalektro-...
ING rapport Productieverplaatsing: gevolgen globalisering voor de metalektro-...ING rapport Productieverplaatsing: gevolgen globalisering voor de metalektro-...
ING rapport Productieverplaatsing: gevolgen globalisering voor de metalektro-...
 
Smart Future: slimme technologie raakt ons hele leven
Smart Future: slimme technologie raakt ons hele levenSmart Future: slimme technologie raakt ons hele leven
Smart Future: slimme technologie raakt ons hele leven
 
Abn amro rapport toeleverancier blijven of eigen product gaan maken, jan 2016
Abn amro rapport toeleverancier blijven of eigen product gaan maken, jan 2016Abn amro rapport toeleverancier blijven of eigen product gaan maken, jan 2016
Abn amro rapport toeleverancier blijven of eigen product gaan maken, jan 2016
 
ABN AMRO rapport: Op weg naar de circulaire auto
ABN AMRO rapport: Op weg naar de circulaire autoABN AMRO rapport: Op weg naar de circulaire auto
ABN AMRO rapport: Op weg naar de circulaire auto
 
3D printing in Nederland een groeimarkt van 45 miljoen
3D printing in Nederland een groeimarkt van 45 miljoen3D printing in Nederland een groeimarkt van 45 miljoen
3D printing in Nederland een groeimarkt van 45 miljoen
 
ABN AMRO Zie ginds komt de 3D-printer, dec 2014
ABN AMRO Zie ginds komt de 3D-printer, dec 2014ABN AMRO Zie ginds komt de 3D-printer, dec 2014
ABN AMRO Zie ginds komt de 3D-printer, dec 2014
 
2009: in scherven en ontspoort?
2009: in scherven en ontspoort?2009: in scherven en ontspoort?
2009: in scherven en ontspoort?
 
ABN AMRO Rapport Raising the bars oktober 2008
ABN AMRO Rapport Raising the bars oktober 2008ABN AMRO Rapport Raising the bars oktober 2008
ABN AMRO Rapport Raising the bars oktober 2008
 
ABN AMRO rapport investeren in metaalbewerkingsmachines, febr 2014
ABN AMRO rapport investeren in metaalbewerkingsmachines, febr 2014ABN AMRO rapport investeren in metaalbewerkingsmachines, febr 2014
ABN AMRO rapport investeren in metaalbewerkingsmachines, febr 2014
 
ABN AMRO report: On the road to the circular car
ABN AMRO report: On the road to the circular carABN AMRO report: On the road to the circular car
ABN AMRO report: On the road to the circular car
 
ABN AMRO Stand van de industrie, feb 2014
ABN AMRO Stand van de industrie, feb 2014ABN AMRO Stand van de industrie, feb 2014
ABN AMRO Stand van de industrie, feb 2014
 
Servitization: service is the future of manufacturing
Servitization: service is the future of manufacturingServitization: service is the future of manufacturing
Servitization: service is the future of manufacturing
 
ABN AMRO rapport social media in de industrie, 8 april 2013 (ZIE UPDATED VERS...
ABN AMRO rapport social media in de industrie, 8 april 2013 (ZIE UPDATED VERS...ABN AMRO rapport social media in de industrie, 8 april 2013 (ZIE UPDATED VERS...
ABN AMRO rapport social media in de industrie, 8 april 2013 (ZIE UPDATED VERS...
 
ABN AMRO: Voorzichtig herstel lijkt in aantocht, 28 januari 2013
ABN AMRO: Voorzichtig herstel lijkt in aantocht, 28 januari 2013ABN AMRO: Voorzichtig herstel lijkt in aantocht, 28 januari 2013
ABN AMRO: Voorzichtig herstel lijkt in aantocht, 28 januari 2013
 
Infographic 3D printing market in The Netherlands
Infographic 3D printing market in The NetherlandsInfographic 3D printing market in The Netherlands
Infographic 3D printing market in The Netherlands
 
Industrial Internet of Things; noodzaak voor industrie, kans voor IT-sector f...
Industrial Internet of Things; noodzaak voor industrie, kans voor IT-sector f...Industrial Internet of Things; noodzaak voor industrie, kans voor IT-sector f...
Industrial Internet of Things; noodzaak voor industrie, kans voor IT-sector f...
 
3D-printing, schrale keuze voor beleggers
3D-printing, schrale keuze voor beleggers3D-printing, schrale keuze voor beleggers
3D-printing, schrale keuze voor beleggers
 
Rubber: vandaag zwart, morgen groen (Kunststof Magazine, mei 2013)
Rubber: vandaag zwart, morgen groen (Kunststof Magazine, mei 2013)Rubber: vandaag zwart, morgen groen (Kunststof Magazine, mei 2013)
Rubber: vandaag zwart, morgen groen (Kunststof Magazine, mei 2013)
 
20140814 volkskrant 3 d-printer in duikvlucht
20140814 volkskrant   3 d-printer in duikvlucht20140814 volkskrant   3 d-printer in duikvlucht
20140814 volkskrant 3 d-printer in duikvlucht
 

Mehr von ABN AMRO

ABN AMRO rapport Bouwrobots winnen terrein, maart 2022
ABN AMRO rapport Bouwrobots winnen terrein, maart 2022ABN AMRO rapport Bouwrobots winnen terrein, maart 2022
ABN AMRO rapport Bouwrobots winnen terrein, maart 2022ABN AMRO
 
ABN AMRO rapport Ondernemers onderschatten het risico op cybercriminaliteit, ...
ABN AMRO rapport Ondernemers onderschatten het risico op cybercriminaliteit, ...ABN AMRO rapport Ondernemers onderschatten het risico op cybercriminaliteit, ...
ABN AMRO rapport Ondernemers onderschatten het risico op cybercriminaliteit, ...ABN AMRO
 
ABN AMRO rapport Services als verdienmodel voor de industrie, sept 2021
ABN AMRO rapport Services als verdienmodel voor de industrie, sept 2021ABN AMRO rapport Services als verdienmodel voor de industrie, sept 2021
ABN AMRO rapport Services als verdienmodel voor de industrie, sept 2021ABN AMRO
 
ABN AMRO AgriTech, Battle for agricultural robots begins, oct 2020 (en)
ABN AMRO AgriTech, Battle for agricultural robots begins, oct 2020 (en)ABN AMRO AgriTech, Battle for agricultural robots begins, oct 2020 (en)
ABN AMRO AgriTech, Battle for agricultural robots begins, oct 2020 (en)ABN AMRO
 
BN AMRO Nederland na corona in vier scenarios (industrie), juli 2020
BN AMRO Nederland na corona in vier scenarios (industrie), juli 2020BN AMRO Nederland na corona in vier scenarios (industrie), juli 2020
BN AMRO Nederland na corona in vier scenarios (industrie), juli 2020ABN AMRO
 
ABN AMRO rapport Winstmarge onder druk in tijden van hoogconjunctuur, maart 2019
ABN AMRO rapport Winstmarge onder druk in tijden van hoogconjunctuur, maart 2019ABN AMRO rapport Winstmarge onder druk in tijden van hoogconjunctuur, maart 2019
ABN AMRO rapport Winstmarge onder druk in tijden van hoogconjunctuur, maart 2019ABN AMRO
 
ABN AMRO rapport Aandrijftechniek, sept 2019
ABN AMRO rapport Aandrijftechniek, sept 2019ABN AMRO rapport Aandrijftechniek, sept 2019
ABN AMRO rapport Aandrijftechniek, sept 2019ABN AMRO
 
BN AMRO rapport Raising the bars, oktober 2008
BN AMRO rapport Raising the bars, oktober 2008BN AMRO rapport Raising the bars, oktober 2008
BN AMRO rapport Raising the bars, oktober 2008ABN AMRO
 
3D printing groeit gestaag door
3D printing groeit gestaag door3D printing groeit gestaag door
3D printing groeit gestaag doorABN AMRO
 
Metaalprinten maakt ultiem maatwerk mogelijk
Metaalprinten maakt ultiem maatwerk mogelijkMetaalprinten maakt ultiem maatwerk mogelijk
Metaalprinten maakt ultiem maatwerk mogelijkABN AMRO
 
3D-printing in Nederland: klein in omzet, groot in ideeën
3D-printing in Nederland: klein in omzet, groot in ideeën3D-printing in Nederland: klein in omzet, groot in ideeën
3D-printing in Nederland: klein in omzet, groot in ideeënABN AMRO
 
Vraag naar metaalpoeder groeit door 3D-printing
Vraag naar metaalpoeder groeit door 3D-printingVraag naar metaalpoeder groeit door 3D-printing
Vraag naar metaalpoeder groeit door 3D-printingABN AMRO
 
Wonderplastics: bioplastic komt niet vanzelf tot stand
Wonderplastics: bioplastic komt niet vanzelf tot standWonderplastics: bioplastic komt niet vanzelf tot stand
Wonderplastics: bioplastic komt niet vanzelf tot standABN AMRO
 
Abn amro rapport visie op industrie, mei 2014
Abn amro rapport visie op industrie, mei 2014Abn amro rapport visie op industrie, mei 2014
Abn amro rapport visie op industrie, mei 2014ABN AMRO
 
ABN AMRO Industrie Trends, cijfers & prognoses, nov 2013
ABN AMRO Industrie Trends, cijfers & prognoses, nov 2013ABN AMRO Industrie Trends, cijfers & prognoses, nov 2013
ABN AMRO Industrie Trends, cijfers & prognoses, nov 2013ABN AMRO
 
ABN AMRO Bedrijvigheid in de industrie blijft gunstig, 26 nov 2013
ABN AMRO Bedrijvigheid in de industrie blijft gunstig, 26 nov 2013ABN AMRO Bedrijvigheid in de industrie blijft gunstig, 26 nov 2013
ABN AMRO Bedrijvigheid in de industrie blijft gunstig, 26 nov 2013ABN AMRO
 

Mehr von ABN AMRO (16)

ABN AMRO rapport Bouwrobots winnen terrein, maart 2022
ABN AMRO rapport Bouwrobots winnen terrein, maart 2022ABN AMRO rapport Bouwrobots winnen terrein, maart 2022
ABN AMRO rapport Bouwrobots winnen terrein, maart 2022
 
ABN AMRO rapport Ondernemers onderschatten het risico op cybercriminaliteit, ...
ABN AMRO rapport Ondernemers onderschatten het risico op cybercriminaliteit, ...ABN AMRO rapport Ondernemers onderschatten het risico op cybercriminaliteit, ...
ABN AMRO rapport Ondernemers onderschatten het risico op cybercriminaliteit, ...
 
ABN AMRO rapport Services als verdienmodel voor de industrie, sept 2021
ABN AMRO rapport Services als verdienmodel voor de industrie, sept 2021ABN AMRO rapport Services als verdienmodel voor de industrie, sept 2021
ABN AMRO rapport Services als verdienmodel voor de industrie, sept 2021
 
ABN AMRO AgriTech, Battle for agricultural robots begins, oct 2020 (en)
ABN AMRO AgriTech, Battle for agricultural robots begins, oct 2020 (en)ABN AMRO AgriTech, Battle for agricultural robots begins, oct 2020 (en)
ABN AMRO AgriTech, Battle for agricultural robots begins, oct 2020 (en)
 
BN AMRO Nederland na corona in vier scenarios (industrie), juli 2020
BN AMRO Nederland na corona in vier scenarios (industrie), juli 2020BN AMRO Nederland na corona in vier scenarios (industrie), juli 2020
BN AMRO Nederland na corona in vier scenarios (industrie), juli 2020
 
ABN AMRO rapport Winstmarge onder druk in tijden van hoogconjunctuur, maart 2019
ABN AMRO rapport Winstmarge onder druk in tijden van hoogconjunctuur, maart 2019ABN AMRO rapport Winstmarge onder druk in tijden van hoogconjunctuur, maart 2019
ABN AMRO rapport Winstmarge onder druk in tijden van hoogconjunctuur, maart 2019
 
ABN AMRO rapport Aandrijftechniek, sept 2019
ABN AMRO rapport Aandrijftechniek, sept 2019ABN AMRO rapport Aandrijftechniek, sept 2019
ABN AMRO rapport Aandrijftechniek, sept 2019
 
BN AMRO rapport Raising the bars, oktober 2008
BN AMRO rapport Raising the bars, oktober 2008BN AMRO rapport Raising the bars, oktober 2008
BN AMRO rapport Raising the bars, oktober 2008
 
3D printing groeit gestaag door
3D printing groeit gestaag door3D printing groeit gestaag door
3D printing groeit gestaag door
 
Metaalprinten maakt ultiem maatwerk mogelijk
Metaalprinten maakt ultiem maatwerk mogelijkMetaalprinten maakt ultiem maatwerk mogelijk
Metaalprinten maakt ultiem maatwerk mogelijk
 
3D-printing in Nederland: klein in omzet, groot in ideeën
3D-printing in Nederland: klein in omzet, groot in ideeën3D-printing in Nederland: klein in omzet, groot in ideeën
3D-printing in Nederland: klein in omzet, groot in ideeën
 
Vraag naar metaalpoeder groeit door 3D-printing
Vraag naar metaalpoeder groeit door 3D-printingVraag naar metaalpoeder groeit door 3D-printing
Vraag naar metaalpoeder groeit door 3D-printing
 
Wonderplastics: bioplastic komt niet vanzelf tot stand
Wonderplastics: bioplastic komt niet vanzelf tot standWonderplastics: bioplastic komt niet vanzelf tot stand
Wonderplastics: bioplastic komt niet vanzelf tot stand
 
Abn amro rapport visie op industrie, mei 2014
Abn amro rapport visie op industrie, mei 2014Abn amro rapport visie op industrie, mei 2014
Abn amro rapport visie op industrie, mei 2014
 
ABN AMRO Industrie Trends, cijfers & prognoses, nov 2013
ABN AMRO Industrie Trends, cijfers & prognoses, nov 2013ABN AMRO Industrie Trends, cijfers & prognoses, nov 2013
ABN AMRO Industrie Trends, cijfers & prognoses, nov 2013
 
ABN AMRO Bedrijvigheid in de industrie blijft gunstig, 26 nov 2013
ABN AMRO Bedrijvigheid in de industrie blijft gunstig, 26 nov 2013ABN AMRO Bedrijvigheid in de industrie blijft gunstig, 26 nov 2013
ABN AMRO Bedrijvigheid in de industrie blijft gunstig, 26 nov 2013
 

ING My Industry: Dutch Manufacturing 2010, nov 2006

  • 1. @#A My Industry - Dutch Manufacturing 2010 @#A
  • 2. Themastudie My Industr y Dutch Manufacturing 2010 Economisch Bureau ING november 2006
  • 3. Colofon T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY Redactie Opmaak en druk drs. P.G. Drontmann Papyrus B.V., Diemen drs. D.J.J. Kemps G.P.M. van Nieuwland Cover/logo drs. M.J.P.M. Peek Bureau Mijksenaar Auteurs ISBN mw. drs. A. Geerts 9069-1917-5-x H.P. Bijvoet Projectpartners (Branche)verenigingen Branchemanagers mw. dr. ir. N.C.N. Alma-Zeestraten MBA– VNCI drs. D.J.J. Kemps drs. F.J. Bakkes – KVGO G.P.M. van Nieuwland M. Boerstra - FNLI A.I.M. Braakman - FEDA Bestellingen G.J. Braam – FME-CWM www.ingbank.nl/ bedrijven en instellingen M.V. Cobelens - PlasticsEurope (intern ING via BI/kenniscentrum) drs. R. Coster – VNCI drs. G.H. van Egerschot - NVTB mr. drs. R.A.J. Goes – NVTB Disclaimer H. Griffioen – KVGO De informatie in dit rapport geeft de persoonlijke mening weer van de analist(en) en geen enkel deel van de beloning ir. P. ’t Hart - VNSI van de analist(en) was, is, of zal direct of indirect gerelateerd drs. Th. van den Hoven – FME-CWM zijn aan het opnemen van specifieke aanbevelingen of menin- gen in dit rapport. De analisten die aan deze publicatie heb- mw. drs. L.M. Huiskens – Premsela Stichting ben bijgedragen voldoen allen aan de vereisten zoals gesteld drs. R. Huisman - BNO door hun nationale toezichthouders aan de uitoefening van hun vak. Deze publicatie is opgesteld namens ING Bank N.V., mr. H.J. Keijer – Koninklijke Metaalunie gevestigd te Amsterdam en slechts bedoeld ter informatie van haar cliënten. ING Bank N.V. is onderdeel van ING Groep K.J. Koekkoek - KVGO N.V. Deze publicatie is geen beleggingsaanbeveling noch ir. G.J. Koopman – Koninklijke VNP een aanbieding of uitnodiging tot koop of verkoop van enig financieel instrument. Deze publicatie is louter informatief ir. drs. M.W.C.M. Nieuwesteeg - NVC en mag niet worden beschouwd als advies. ING Bank N.V. Ph. den Ouden - FNLI betrekt haar informatie van betrouwbaar geachte bronnen en heeft alle mogelijk zorg betracht om er voor te zorgen dat drs. D.A. Rodenrijs – VNU Exhibitions ten tijde van de publicatie de informatie waarop zij haar visie in dit rapport heeft gebaseerd niet onjuist of misleidend is. drs. P.M. van Roon – FME-CWM ING Bank N.V. geeft geen garantie dat de door haar gebruikte drs. W.F. de Ruijter - NRK informatie accuraat of compleet is. De informatie in dit rap- port kan gewijzigd worden zonder enige vorm van aankon- mr. R.J. Schuitema – Koninklijke Metaalunie diging. ING Bank N.V. noch één of meer van haar directeuren mr. R. Schouten - VNSI of werknemers aanvaardt enige aansprakelijkheid voor enig direct of indirect verlies of schade voortkomend uit het ge- drs. H.A. van Sluys - GMV bruik van (de inhoud van) deze publicatie alsmede voor druk- en zetfouten in deze publicatie. Auteursrecht en rechten ter J.A. van der Spek – FME-CWM bescherming van gegevensbestanden zijn van toepassing op mr. S.V. Swolfs - FKL deze publicatie. Overneming van gegevens uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron wordt vermeld. In Nederland is drs. C.A.J.M. Tubbing – Nevat ING Bank N.V. geregistreerd bij en staat onder toezicht van De R.H. van der Werff – Koninklijke Metaalunie Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. De tekst is afgesloten op 31 oktober 2006. M. Wilbords – KVGO
  • 4. Inhoud T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY Voorwoord 5 5 Duurzaamheid 43 5.1 Kansen door duurzaamheid 43 Managementsamenvatting 7 5.2 Milieu en imago 46 5.3 Sociaal gezicht industrie 48 1 Inleiding 10 6. Sectorspecifieke perspectieven 51 2 Globalisering 13 6.1 Rubber- en Kunststofindustrie 51 2.1 Internationale economische 6.2 Voedings- en Genotmiddelenindustrie 54 verhoudingen 13 6.3 Scheepsbouw 57 2.2 Internationale rolverdeling in de keten 15 6.4 Hout(producten)- en Bouwmaterialen- 2.3 Ondernemingsklimaat in internationaal industrie 60 perspectief 19 6.5 MKB-Metaal 63 6.6 Technologische Industrie 66 3 Mens 23 6.7 Grafimedia 69 3.1 Arbeidsmarkt en onderwijs 23 6.8 Chemie 72 3.2 Imago 27 6.9 Papier- en Karton(waren)industrie 75 3.3 Ondernemerschap 29 6.10 Verpakkingsketen 78 3.4 Samenwerken 34 Bijlage 1 Geraadpleegde bronnen 81 4 Vernieuwing 35 Bijlage 2 Verantwoording enquête 83 4.1 Technologie 35 Bijlage 3 Projectpartners 84 4.2 Sociale innovatie 39 Bijlage 4 ING sectorstudies 90 4.3 Design 40
  • 5.
  • 6. Voorwoord T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY ‘One Voice’ voor en door de Nederlandse Het rapport is geschreven op basis van de uitkom- i ­ ndustrie. sten van een grote landelijke enquête (bijna 1.400 De Nederlandse industrie bestaat uit vele ver- respondenten!) en de sectorspecifieke visies en schillende branches en subbranches. Elke branche SWOT-analyses van de samenwerkende branche- opereert in een specifieke markt en is ­afhankelijk verenigingen. van specifieke trends en ontwikkelingen. De chemische industrie is sterker getroffen door Naast de algemene aanbevelingen en conclusies stijgende energieprijzen dan bijvoorbeeld de voor de gehele Nederlandse maakindustrie, bevat grafische industrie. De sterk op export gericht het onderzoeksrapport tien specifieke analyses kunststofindustrie zal zwaarder worden getroffen van industriële sectoren binnen de Nederlandse door importrestricties van andere landen dan bij- maakindustrie. voorbeeld de veelal meer lokaal opererende plaat- bewerkende industrie. Beleidsprioriteit voor de Nederlandse maak­ industrie! Er zijn echter meer overeenkomsten dan ING Bank draagt de Nederlandse industrie een v ­ erschillen! warm hart toe en is daarom een enthousiast Dit inzicht en de behoefte aan een beter imago voorstander van samenwerking. Samenwerking van de Nederlandse maakindustrie bij het brede t ­ ussen brancheverenigingen, samenwerking ­tussen publiek, de borging van het belang van de indu- bedrijven, maar ook samenwerking tussen alle strie voor de Nederlandse economie en de wens ‘stakeholders’ binnen de Nederlandse maakindu- om een krachtig signaal af te geven richting de strie. Dit onderzoeksrapport moet in het verleng- politiek om meer prioriteit te geven aan industrie- de van deze samenwerking gezien worden als een beleid, heeft geleid tot een unieke samenwerking gezamenlijke borging van het industriebelang. ‘My Industry’ en een uniek onderzoeksrapport ‘My Industry, Dutch Manufacturing 2010’. Onze oprechte dank gaat uit naar … Naast de input en het enthousiasme van de Waarom zo’n ‘fancy’ titels in het Engels? samenwerkende brancheverenigingen, willen wij Nederland is te klein voor de industrie en tegen- ook onze dank uitspreken richting het Ministerie woordig kunnen we zelfs veel ondernemingen uit van Economische Zaken, VNU Exhibitions, de het MKB typeren als heuse multinationals! Premsela Stichting en de leden van het Comité van Aanbeveling. Zonder hun steun waren wij Vijftien grote en overkoepelende branchevereni- nooit gekomen tot dit eindresultaat; ‘One Voice’ gingen uit de industrie hebben de handen ineen- voor en door de Nederlandse industrie. geslagen en presenteren u met trots het gezamen- lijke onderzoeksrapport naar de toekomst van de De samenwerkende brancheverenigingen en de Nederlandse maakindustrie. ING Bank, als initiatiefnemer en schrijver van het
  • 7. T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY onderzoeksrapport, wensen u veel leesplezier en Samenwerkende (branche) verenigingen: nieuwe energie om de uitdagingen voortvarend BNO aan te gaan en een hoofdrol te claimen voor de FEDA industrie nu en in de toekomst. Federatie NRK FME-CWM ING Branchemanagement Industrie: FNLI Michel van Nieuwland GMV David Kemps Koninklijke Metaalunie Koninklijke KVGO Economisch Bureau ING: Koninklijke VNP Anna Geerts NEVAT Marcel Peek NVC NVTB PlasticsEurope VNCI VNSI
  • 8. Managementsamenvatting T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY Industrie van groot economisch belang gisch industriebeleid op zijn plaats. Uitgangspunt De industrie biedt anno 2006 werkgelegenheid hiervan zou vertrouwen in de industrie moeten aan maar liefst één miljoen personen en kent een zijn, zodat ondernemers geen last hebben van indirecte werkgelegenheid die minstens zo groot dirigisme (strakke sturing in wet- en regelgeving) en stijgend is. Bovendien heeft de industrie een maar de ruimte krijgt om te ondernemen. Van de aandeel in de Nederlandse export van 70% en industrie kan vervolgens worden verwacht dat neemt het bijna driekwart van de RD-­uitgaven wordt geïnvesteerd in een duurzame verbetering van het bedrijfsleven voor zijn rekening. De van de concurrentiepositie, door te investeren in industrie heeft Nederland in dit opzicht dus veel vernieuwing en samenwerking (scholen, kennis­ te bieden. In het voorliggende onderzoek ‘My instellingen, de keten en collega’s). Daarbij is Industry’ is nader ingegaan op het perspectief dat bovendien de zichtbaarheid van de sector van de industrie Nederland in de aanloop naar 2010 te belang; onzichtbare bedrijven betekenen een bieden heeft en omgekeerd; wat heeft Nederland onzichtbare industrie. de industrie te bieden. Opleiding en arbeidsmarkt Perspectief industrie in Nederland goed De industrie zal nog veel meer dan nu moeten In de oranje en witte box op de volgende pagina investeren in samenwerking met scholen. Het die beide aan een balans hangen zijn de belang- tekort aan goed gekwalificeerd personeel vormt rijkste uitkomsten van het onderzoek opgenomen. immers een rem op de ontwikkelingsmogelijk- Voor ieder positief punt in de oranje box is een heden van de industrie. Enerzijds is sprake van keerzijde in de witte box zichtbaar. De ene keer een gebrek aan belangstelling voor technische weegt het positieve punt zwaarder, de andere keer opleidingen, anderzijds zal de aansluiting tussen het negatieve. Om de balans richting 2010 ver- scholen en bedrijven moeten worden verbeterd. der in positieve zin te laten doorslaan zijn acties Hiervoor is een grotere structurele betrokkenheid nodig, vooral omdat de wereld om ons heen niet van bedrijven bij scholen noodzakelijk om de stilstaat. Het rapport vormt in die zin een begin- kwaliteit van de opleiding verder op te schroeven punt. Om de aanzet naar deze acties te geven zijn en het zichtbaar maken van aantrekkelijke carriè- een aantal aanbevelingen opgenomen. res in de techniek. Beide zaken zorgen ervoor dat het beroepsonderwijs aantrekkelijker wordt. Het Aanbevelingen Platform Bèta Techniek, dat is opgezet om te wer- ken aan een verbetering van de beschikbaarheid Herwaardering industrie van bètatechnici, kan daarbij een faciliterende rol Het is duidelijk dat de industrie Nederland richting spelen. 2010 veel perspectief te bieden heeft. Dit vraagt om een brede maatschappelijke herwaardering Samenwerking van de industrie om als Nederland ook een Horizontaal positief perspectief te (blijven) bieden voor de Om de steeds grotere en internationaal opererende industrie. Nederland moet gáán voor de industrie afnemers in de industrie te bedienen is een zekere dus is een ‘commitment’ aan een wervend strate- minimum schaalgrootte nodig. Dit kan zowel wor-
  • 9. T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY POSITIEF NEGATIEF Welk perspectief biedt de industrie Nederland? Welk perspectief biedt de industrie Nederland? 1. Industrie wil blijven 1. Keerzijde globalisering Meerderheid industrie ziet blijvend positief a- Bewustzijn over gevolgen globalisering perspectief voor merendeel eigen productie in b ­ eperkt, vooral bij kleinere bedrijven Nederland b- Onvoldoende ‘level playing field’ op onder meer energiegebied 2. Kennisintensieve dienstverlening steeds 2. Onvoldoende herbezinning strategie belangrijker ­­ a- Deel bedrijven doet niet mee, transformatie Transformatie industrie gaande; meer toe­ vindt bovendien traag plaats gevoegde waarde door meer kennisintensieve b- Regisseursrol is niet eenvoudig; veel kennis dienst­verlening (zoals onderhoud) en toename nodig om deze goed te beheersen. aandeel hoger opgeleid personeel 3. Industrie investeert in kennis 3. Scholing moet beter a- Investeringen in training en opleiding perso­ a- Gebrekkige kwantitatieve en kwalitatieve neel vinden op grote schaal plaats en nemen aansluiting aanbod arbeidsmarkt op vraag toe richting 2010 b- Veel bedrijven bieden stageprogramma’s b- Samenwerking met scholen nog vaak i ­ncidenteel 4. Onderscheidend vermogen door flexibili- 4. Te weinig nieuwe zelfscheppende ­bedrijven teit, topkwaliteit en partnership Ondernemerschap in high-tech sector blijft achter Concurrentie op partnership wint aan belang, flexibiliteit blijft de sterkste troef van bedrijven 5. Samenwerking in de keten noodzaak 5. Noodzaak krachtenbundeling als gevolg van Hoge en toenemende mate van samenwerking globalisering onvoldoende erkend in de keten, met zowel afnemers als toeleve­ a- Horizontale samenwerking (collega-bedrijven) ranciers met als doel het goed bedienen van de blijft achter eindklant b- Kleinere bedrijven werken relatief weinig s ­ amen 6. Industrie = innovatie 6. Toename RD beperkt Driekwart RD-uitgaven zijn voor rekening van Substantiële verhoging RD-uitgaven bij slechts de industrie, daarnaast vindt proces- en sociale klein deel bedrijven en sterke concentratie uit­ i ­nnovatie plaats gaven bij grote bedrijven 7. Design = innovatie+ 7. Creatieve kansen onvoldoende benut Design in Nederland goed gewaardeerd, dus Gebruik design voor waardecreatie nog ­beperkt, biedt veel kansen ook bij OEM’ers 8. Duurzaamheid levert geld op 8. Kansen duurzaamheid nog te onbekend Duurzaamheid gezien als kans door meerder­ Groot deel ondernemers nog steeds onbekend heid ondernemers (‘people, planet, profit’) met de commerciële mogelijkheden die duur­ zaamheid voor het eigen bedrijf biedt Welk perspectief biedt Nederland de industrie? Welk perspectief biedt Nederland de industrie? 9. Basis aanwezig 9. Regelgeving en onderwijs groot probleem Randvoorwaarden ondernemersklimaat op orde a- Bottlenecks administratieve lasten en flexibilise­ (inflatie, rente, betrouwbare instituties, hoog­ ring arbeid blijven aanwezig waardige kennisinstellingen etc.) b- Investeringen in onderwijs en commerciële e ­ xploitatie nieuwe technologie blijven achter c- Industriebesef Nederland nog steeds beperkt
  • 10. T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY den bereikt door overnames of fusies, maar tevens Duurzaamheid door slim gebruik te maken van netwerken van Bedrijven zullen moeten blijven investeren in (collega) bedrijven. Bedrijven zullen dus meer duurzaamheid, om het draagvlak voor de her- moeten investeren in samenwerkingsverbanden en waardering van de industrie verder te ­verstevigen. het participeren in netwerken. Het stimuleren van Duurzaam ondernemen in de industrie is inmid- deze samenwerking om hierdoor een betere con- dels verschoven van ‘moeten’ en ‘zo horen’ currentiepositie te verkrijgen (door bijv. kennis- naar daadwerkelijk lonen. De industrie zelf ziet overdracht of fiscale voordelen) wordt van steeds duurzaamheid voornamelijk als kans, omdat groter belang. het daadwerkelijk bij kan dragen aan de winst; ofwel ‘people, planet, profit’. Dit is tevens een Verticaal belangrijk onderdeel van de herwaardering van Samenwerking in de keten vindt al veel plaats en de ­industrie; het verdienen van een ‘licence to neemt verder toe in de aanloop naar 2010. Door o ­ perate’ ofwel ruimte om te ondernemen. het toegenomen aantal schakels neemt echter ook de complexiteit van de ketenregie toe. Om ambi- Terugdringing regelgeving ties op het niveau van de ketenregie en samen- Aangezien de verlichting van de wet- en regel- werking in de keten vorm te geven zal dus stevig gevingsdruk nog niet echt gemerkt wordt door moeten worden geïnvesteerd in de ketencompe- industriële ondernemers, alle retoriek ten spijt, tenties van ondernemingen. zal het tempo waarin resultaten op dit gebied worden geboekt sterk omhoog moeten. Alleen op (Branche)Organisaties en overheid die manier wordt het duidelijk dat de overheid Samenwerking is niet alleen tussen bedrijven vertrouwen heeft in de ondernemers en deze niet en andere partners van belang, ook de vertegen- bij voorbaat wantrouwt. Geen regels die het onder­ woordigers van bedrijven slaan de handen in nemerschap frustreren, maar herdere, eenduidige elkaar om een herwaardering van de industrie en handhaafbare regels. te realiseren. Dit basisrapport ‘My Industry’, is pas het begin van de samenwerking tussen de Herwaardering en imago (branche)organisaties om met één stem namens De brede maatschappelijke herwaardering van de industrie te spreken. Op basis van de conclu- de industrie, in combinatie met verbetering van sies van dit rapport zullen een aantal concrete het beroepsonderwijs en het zichtbaar maken van acties gezamenlijk op touw worden gezet. Om industriële bedrijven zal resulteren in een positief de herwaardering van de industrie daadwerkelijk imago voor de sector. Losse imagocampagnes vorm te geven zouden de samenwerkende branche­ hebben in het verleden niet het gewenste effect organisaties ook een aanspreekpunt bij de over- gehad, zodat het de tijd is voor een fundamenteel heid moeten hebben. Deze persoon zou een inter- andere aanpak. Een gezamenlijke inspanning van departementale rol moeten vervullen. Ondanks alle ‘stakeholders’ gebaseerd op het gegeven dat het nieuwe industriebeleid ingezet vanuit de Nederland niet zonder de industrie kan, resulte- Industriebrief, is de industrie op dit moment nog rend in een herwaardering van de industrie is een steeds onvoldoende verankerd in de overheid. dergelijke aanpak. Samen zullen we het moeten maken in Nederland!
  • 11. 10 Inleiding 1 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY Rond de verkiezingen van november 2006 kan de Deel twee gaat over het aspect ‘mens’. Hierbij industrie het goed gebruiken om opnieuw op de komen achtereenvolgens arbeidsmarkt en onder- kaart gezet te worden. Zeker in het licht van een wijs aan de orde, het imago van de industrie, door globalisering veranderende ­internationale ondernemerschap en samenwerking. concurrentie is het zinvol te bezien hoe de Nederlandse industrie ervoor staat op verschillen­ In het derde deel staat vernieuwing centraal. de aspecten. Belangrijker nog is wat de toekomst­ Technologische vernieuwing komt als eerste aan perspectieven zijn en welke verbeterpunten er zijn de orde, waarna op sociale innovatie en design voor de industrie zelf, maar ook voor de overheid. wordt ingegaan. Wat heeft de industrie Nederland te ­bieden en vice versa? Duurzaamheid is het onderwerp van het vierde deel. In hoeverre is duurzaamheid ook lonend en De afgelopen jaren zijn verschillende initiatieven hoe is de relatie tussen industrie een leefomge- ontplooid door de overheid en het bedrijfsleven ving en industrie en sociale aspecten? om tot een versterking van de industriële basis van Nederland te komen. Enkele voorbeelden “One voice” vanuit de overheid zijn de Industriebrief en het Eén gezamenlijke stem van de industrie over instellen van het Innovatieplatform en program- de toekomst van de Nederlandse industrie om ma’s om meer studenten voor technische studie- hiermee een sterk signaal richting de politiek te richtingen te laten kiezen. De resultaten van de geven is het doel van het rapport. In bijlage 3 inspanningen zijn nog niet eenduidig zichtbaar, is is een korte introductie van alle projectpartners de goede weg inmiddels ingeslagen of is er nog o ­ pgenomen. een koersverandering nodig? Enquête onder 1400 ondernemers Anderzijds is het de vraag wat de industrie zelf Centraal in het rapport staan de uitkomsten van doet in de aanloop naar 2010. Hoe ziet de indu- een enquête onder bijna 1400 ondernemers, voor- strie er dan uit in een geglobaliseerde wereld, wat namelijk leden van de meewerkende (branche)­ zijn de onderscheidende aspecten van concurren- verenigingen (zie bijlage 2 voor de verantwoor- tie en wat zijn eventuele verbeterpunten? ding van het onderzoek). Daarnaast is uitgebreide deskresearch gehouden, zijn door de (branche)­ Analyse van vier hoofdthema’s verenigingen SWOT’s opgesteld. Om deze vragen te beantwoorden is het rapport in vier delen geknipt. Het eerste deel (hoofdstuk 2) Comité van aanbeveling behandelt de veranderende economische verhou- Voor het onderzoek is een comité van aanbeve- dingen in een globaliserende wereld, de invloed ling samengesteld dat bestaat uit dhr. Alexander hiervan op de structuur van de industrie en de Rinnooy Kan (voorzitter SER), dhr. Sjoerd consequenties van het huidige ondernemings­ Vollebregt (CEO Stork NV), dhr. Rein Willems klimaat. (CEO Shell Nederland NV), dhr. Chris Buijink (DG voor Ondernemen, Ministerie van
  • 12. 11 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY Economische Zaken), dhr. Pieter Jan van den Brink (Directeur ING Bank, verantwoordelijk voor de divisie Mid Corporates) en alle voor­ zitters van de genoemde brancheverenigingen.
  • 13.
  • 14. 2 Globalisering 13 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY 2.1 Internationale economische verhoudingen (figuur 2.1). Midden- en Oost-Europa presteert fors beter dan de Eurozone door het ‘catching-up- Bewustzijn gevolgen globalisering beperkt effect’. Onderscheidend vermogen en optimaal inspelen op de mogelijkheden van globalisering voor wat Figuur 2.1 Bijdrage aan wereld BBP in 1980 en 2025 betreft afzetmarkten en kostenbesparing zullen (op basis van koopkrachtpariteit) bepalend zijn voor het uiteindelijke toekomstbeeld voor de Nederlandse industrie. Vooral de grotere bedrijven in de industrie zijn zich bewust van de kansen en bedreigingen van de voortgaande globalisering van de economie. Zorgwekkend is dat bij kleinere bedrijven dat besef er in veel m ­ indere mate is. Vooral in de drukkerijbranche en de bouwmaterialenindustrie is de indruk dat het van weinig invloed is. Nu zijn deze sectoren Bron: ING Economists ook traditioneel sterk regionaal gebonden, van­ COE = Centraal- en Oost-Europa = BUL, TSJ, HON, KZK, wege grondstoffen of afnemers, maar dat wil niet POL, ROE, RUS, SLK, TUR, OEK zeggen dat de veranderende economische krachts­ verhoudingen niet van invloed zijn. Vooral de industrie in West-Europa wordt gecon- fronteerd met de toenemende concurrentiekracht Vanuit de overheid is een stimulerend en interna­ van opkomende landen die stoelt op een combina- tionaal sterk concurrerend ondernemingsklimaat tie van ‘goedkope’ arbeid en een veelal adequaat van belang (zie §2.3). Cruciaal is dat beleids­ en stijgend scholingsniveau. voornemens van de overheid (Lissabon-Agenda) ook daadwerkelijk tot uitvoering komen en dat er Overheid pro globalisering.. geen obstakels worden opgeworpen voor inter­ De Nederlandse overheid staat positief ­tegenover nationaal opererende bedrijven (‘level playing het proces van verdergaande globalisering, omdat field’). dit zowel in Nederland als in ontwikkelings­landen en andere opkomende markten groei oplevert. Spectaculaire economische verschuiving Keerzijde van deze open aanpak is dat veel Voortgaande liberalisering van het ­internationale Nederlandse bedrijven onderdeel worden van kapitaal- en handelsverkeer, alsmede sterk buitenlandse concerns, waardoor de binding met d ­ alende kosten van transport en communicatie Nederland verminderd met mogelijk negatieve (internet) stuwen het internationaal zakendoen gevolgen voor de werkgelegenheid. over langere afstanden op. In een wereld waarin landsgrenzen steeds ­minder Het belang van China en India in de wereldeco- van belang zijn en binnen Nederland de groei­ nomie neemt spectaculair toe, de VS weet in de mogelijkheden veelal gering zijn, ligt de uit- pas te blijven, maar de Eurozone verliest terrein daging voor de overheid in het creëren van een
  • 15. 14 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY internationaal concurrerend en stimulerend onder- lisering vooral als een bedreiging. nemingsklimaat met als kernpunten onderwijs, Zorgwekkend is dat één op de drie ondernemers flexibiliteit en innovatie (zie § 2.3). in de Nederlandse industrie verwacht dat globa- lisering nauwelijks van invloed zal zijn op het De ambitie van Nederland is om in 2010 tot de bedrijf. Dit geldt in sterkere mate voor de klei- Europese koplopers te behoren op het gebied nere bedrijven. Met recht kan de vraag gesteld van de kenniseconomie. In de praktijk blijkt dat worden of de Nederlandse industrie, en dan relatief weinig vorderingen zijn gemaakt met het v ­ ooral het kleinbedrijf, wel goed voorbereid is op realiseren van de doelstellingen. Slechts op twee de grote veranderingen die gaande zijn. van de veertien zogenoemde Lissabonindicatoren, te weten de arbeidsparticipatie en het BBP per Figuur 2.3 Mate van internationalisering, in % van hoofd, behoort Nederland tot de voorhoede. De respondenten voorsprong op deze twee gebieden is echter k ­ leiner geworden. ..slechts één op de drie ondernemers enthousiast Nog geen 40% van de industriële ondernemers ziet in de voortgaande globalisering vooral een kans, al is dit aandeel onder grotere bedrijven hoger dan onder kleinere (figuur 2.2). Relatief positief gestemd zijn de producenten van elek- trische apparaten en transportmiddelen. Vooral onder drukkerijen en de metaalproductenindustrie is sprake van minder optimisme. Bijna een kwart Bron: Enquête Themastudie Productieverplaatsing van de totale industrie ziet de toenemende globa- In het verlengde daarvan maakt een deel van de Figuur 2.2 Visie op globalisering, in % van respon­ Nederlandse industrie gebruik van internationale denten mogelijkheden, blijkt uit de ING Themastudie Productieverplaatsing. Zo schakelt 40% van de bedrijven buitenlandse toeleveranciers in (outsourcing) en heeft ruim een kwart een eigen buitenlandse vestiging (figuur 2.3). Slechts een kwart van de bedrijven in de industrie verwacht tot 2010 het aandeel van Nederland in de totale verkopen te zien dalen en dus de buiten­landse omzet sneller te zien groeien dan de binnen­landse (figuur 2.4). Naarmate het huidige aandeel van de binnenlandse omzet in het totaal hoger is, verwachten meer bedrijven dat deze Bron: Enquête My Industry
  • 16. 15 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY Figuur 2.4 Aandeel binnenlandse omzet in totaal, 2006 Figuur 2.5 Ontwikkeling DBI Nederland (in $ mld), en ontwikkeling hiervan tot 2010, in % van respon­ 2003-2010 denten Bron: Economic Intelligence Unit (EIU) Bron: Enquête My Industry de stromen blijft vooralsnog binnen de EU-gren- zen, al groeit het belang van Zuid-Oost-Azië en (sterk) toe zal nemen. Sterk binnenlands georiën- Centraal- en Oost-Europa. teerde bedrijven blijven dus sterk op het binnen- land inzetten. Op brancheniveau blijkt dat vooral 2.2 Internationale rolverdeling in de keten de chemische en de machine-industrie een hoog exportaandeel hebben. Merendeel industrie wil blijven In tegenstelling tot het algemene beeld van een DBI-ontwikkeling positief vertrekkende industrie blijken bedrijven vol­ Nederland heeft zeer omvangrijke directe buiten­ doende vertrouwen te hebben om een belangrijk landse investeringen (DBI), zowel ingaand als deel van de activiteiten in Nederland uit te blij­ uitgaand (figuur 2.5). De uitgaande investeringen ven voeren. Er is dus wel degelijk een toekomst­ zijn al jaren groter dan de inkomende, maar dit perspectief voor de industrie in Nederland. zal naar verwachting in 2010 andersom zijn. Dit wijst op een verwachte positieve ontwikkeling van Anderzijds spelen nog lang niet alle industriële het investeringsklimaat in Nederland. Een moge- bedrijven in op internationale veranderingen door lijke verklaring hiervoor is de gunstige logistieke het aanpassen van de organisatie en het produc­ positie van Nederland die van groot belang is in ten- en dienstenpakket zo blijkt uit de enquête. een globaliserende wereld. Vooral in de machine-industrie en elektrische en optische sector is het aandeel bedrijven dat de Het patroon van in- en uitstroom naar verschil- omzet vanuit dienstverlening ziet groeien groot lende regio’s is erg onregelmatig en afhankelijk (ca. tweederde). In sectoren als de chemie en de van conjuncturele ontwikkelingen. De bulk van voedings- en genotmiddelenindustrie blijft dit
  • 17. 16 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY aandeel beperkt tot een kwart, wat verklaard kan Figuur 2.6 Aandeel Nederland in totale productie en worden door de procesmatige aard van de activi­ verwachte ontwikkeling hiervan tot 2010, in % van teiten in deze sector. respondenten Nieuwe verdeling industriële activiteiten Globalisering leidt tot een nieuwe verdeling van activiteiten over de wereld. Laagwaardige arbeids- intensieve activiteiten van enige omvang zijn steeds minder in Nederland houdbaar vanwege het relatieve hoge kostenniveau (zie tabel 2.1). Hierbij is ook de loonwig (verschil tussen betaal- de loonkosten en netto-inkomen) van belang. Deze ligt rond het Europese gemiddelde. Ook hoogwaardige arbeidsintensieve activiteiten die te verplaatsen zijn, worden in toenemende mate verplaatst. Overigens bedragen de loon- kosten in de meeste industriële bedrijven veelal Bron: Enquête My Industry ‘slechts’ 20% van de totale productiekosten. De branchespecifieke verschillen zijn echter groot Het grootste gedeelte van de productie is en blijft (chemie aanzienlijk lager, metaalbewerking aan- niettemin in Nederland. Bijna driekwart van alle zienlijk hoger). bedrijven voert meer dan 75% van de productie in Nederland uit (figuur 2.6). Bovendien zien deze Tabel 2.1 Uurloon en productiviteit in de industrie, bedrijven dit Nederlandse productieaandeel tot 2005 2010 eerder toenemen dan afnemen, vergeleken met bedrijven die een groter deel van de produc- Uurloon ($) Productiviteit op tie in het buitenland draaien. In de middengroep jaarbasis verwacht bijna de helft van de bedrijven dat het ($ ppp ) * aandeel van de Nederlandse productie op het totaal afneemt. Nederland 30.72 80.308 Duitsland 32.48 60.712 Lonen en afzetmarkt redenen voor vertrek VS 23.17 95.257 De belangrijkste factoren die een rol spelen bij Tsjechië 5.82 42.571 een eventuele productieverplaatsing zijn loon­ China 0.84 22.989 kosten en nieuwe markten (figuur 2.7). De laatste India 0.59 19.688 speelt vooral bij grotere bedrijven, vooral omdat hierin een groter aandeel OEM’ers (­fabrikanten Bron: IMD 2006 van eindproducten) is vertegenwoordigd. * Purchasing Power Parity (koopkrachtpariteit), d.w.z. in Opvallend is dat belastingdruk en regelgeving dezelfde hoeveelheid goederen en diensten die je voor een $ kunt kopen.
  • 18. 17 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY Figuur 2.7 Factoren die een grote rol spelen bij even­ Figuur 2.8 Ontwikkeling export- en import in de tuele productieverplaatsing, in % respondenten i ­ndustrie, 1980-2003 Bron: Enquête My Industry juist weer sterker spelen bij kleine bedrijven, Bron: OECD die vanwege een beperkte schaalgrootte (wei- nig overhead) relatief veel kosten hebben van- data een zeer groffe en wil dit niet zeggen dat alle wege administratieve lasten. Uit de Themastudie activiteiten van een sector hiertoe behoren. Productieverplaatsing bleek overigens dat onder- nemers die daadwerkelijk een eigen productie­ De ontwikkeling van de export laat bovendien vestiging in het buitenland hebben, dit vaker een gemengd beeld zien. De groei zit vooral in vanwege marktkansen doen dan vanwege lagere de re-export (doorvoer met hooguit een ­minimale kosten. bewerking) en in veel mindere mate in de export van ‘eigen’ producten. De exportgroei van ‘eigen’ Goederenpakket richting high-tech producten blijft al jaren achter bij de groei van In zowel het Nederlandse export- als het import- de wereldhandel, wat verlies van marktaandeel pakket verliezen low-tech producten aan belang betekent. Bovendien is de toegevoegde waarde ten gunste van high-tech producten (figuur 2.8) . 1 van € 1 export van eigen product € 0,65 tegen- Verwacht wordt dat binnen enkele jaren het aan- over € 0,10 voor elke euro wederuitvoer. De deel high-tech het aandeel low-tech zal inha- Nederlandse export naar de opkomende landen len. Voor medium-tech producten ligt het is vooral gericht op Midden- en Oost-Europa, niveau al jaren stabiel rond 35% van zowel de de groeikansen die Azië biedt worden nog maar Nederlandse export als import (is niet opgenomen beperkt benut. Azië (waarbinnen in toenemende in de figuur). Overigens is de indeling in high-, mate China) heeft wel een groot aandeel in de m ­ edium- en low-tech omwille van de beschikbare Nederlandse import. 1 High tech wordt hierbij gedefinieerd als kantoormachines, computers, audio, video- en telecommunicatie-apparaten en beno­ digdheden, medische apparaten en instrumenten, precisie en optische instrumenten e.d., medium tech als chemie, machines, elektrische machines en apparaten en transportmiddelen, low tech als overig.
  • 19. 18 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY Figuur 2.9 Omzetaandeel dienstverlening in de Over het geheel van de industrie is dan ook een i ­ndustrie anno 2006 en ontwikkeling hiervan tot 2010, groeiend belang van diensten in de omzet zicht- in % van respondenten baar (figuur 2.9). Hoewel het omzetaandeel van dienstverlening tot op heden veelal nog klein is, verwacht circa de helft van de bedrijven dat dit aandeel tot 2010 (sterk) toeneemt. Dat laat onver- let dat de andere helft een dergelijke verandering dus niet voorziet. Positief voor het kleinbedrijf is dat het aandeel dienstverlening hier groter is dan Bron: Enquête My Industry bij grotere bedrijven. Niettemin blijkt dat de helft van de bedrijven in de industrie niet zichtbaar Verschuiving richting diensten nog beperkt inspeelt op de nieuwe ontwikkelingen door zijn Gezien het relatief hoge kostenniveau in activiteiten of organisatie aan te passen. Nederland zullen Nederlandse bedrijven zich steeds meer (moeten) richten op activiteiten Figuur 2.10 Verdeling naar type bedrijf, 2006 en 2010, met een hoge toegevoegde waarde, bijvoorbeeld in % van respondenten door tevens (productgerelateerde) diensten, zoals onderhoud of opleiding, te leveren. Dit biedt bovendien een manier om inzicht te krijgen in de behoefte van de afnemer en vormt hiermee de basis voor productverbetering. In een aantal indu- strieën (zoals aerospace en mobiele telefoons) is de omzet uit diensten in absolute zin al groter dan de omzet uit de verkoop van fysieke producten. Bovendien is de toegevoegde waarde bij diensten hoger dan bij verkoop van een product, terwijl de kennis om de diensten te verlenen in het verleng- Bron: Enquête My Industry de ligt van de kennis die de fabrikant traditioneel al bezit. Veelal beseffen bedrijven echter niet hoe- Strategische keuze voor regierol veel omzet en winst eigenlijk wordt gemaakt door Als gevolg van de voortgaande expansie van productgerelateerde diensten, omdat hun admi- Midden- en Oost-Europa en Azië zal de productie­ nistratie er niet op ingericht is en diensten vaak capaciteit van deze landen verder en fors ­stijgen. als bijproduct of kostenpost worden behandeld . 2 Daarmee nemen de mogelijkheden voor het Niettemin zou een sterke ‘Maintenance, Repair optimaal gebruik maken van de wereldwijde en Overhaul’ (MRO) wel eens een belangrijk toeleveringsketen enorm toe. De regisseursrol s ­ trategisch pluspunt kunnen zijn van Nederland in in de internationale toeleveringsketen wordt dan de concurrentie met opkomende landen in Oost- ook steeds groter. Dit vraagt veel van bedrijven Europa en Azië. omdat met een toenemend aantal schakels in 2 Capgemini
  • 20. 19 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY de keten de complexiteit sterk wordt vergroot. arbeidsmarkt, het stimuleren van het vernieuwend Verschillende bedrijven in vooral de metalektro- vermogen van bedrijven en verlenen van onder- industrie proberen op de ontwikkelingen in te steuning bij internationalisering. Bovendien zou spelen door op te schuiven van parts supplier en de overheid een faciliterende rol kunnen spelen process supplier richting system supplier (figuur bij het clusteren van bedrijven om ze hiermee te 2.10). Minder gunstig is dat de ambities van ondersteunen bij het opbouwen van een volledig ondernemers om zich te ontwikkelen tot OEM’er servicepakket, waarmee bedrijven ook internatio- blijkbaar beperkt zijn, aangezien dit aandeel naal de markt op kunnen. Ook samenwerking met in de toekomst zelfs afneemt. Bovendien is het kennisinstellingen hoort hierbij. a ­ andeel ondernemers dat niet weet waar het in de toekomst naar toe gaat met het eigen bedrijf bijna 2.3 Ondernemingsklimaat in internationaal 10%. perspectief De veranderende aard van de activiteiten stelt Ombuiging positie Nederland nodig ook nieuwe eisen aan medewerkers. Naarmate Een sterke verbetering van het ondernemings­ meer een regiefunctie wordt ingenomen spelen klimaat kan een nieuwe impuls geven aan indu­ naast vakkennis en technische vaardigheden striële bedrijvigheid in Nederland. Nederlandse steeds meer vaardigheden op het gebied van het industriële ondernemers investeren immers in het overdragen van kennis en regievoering een rol. buitenland omdat daar, naast aantrekkelijke afzet­ Vanzelfsprekend is niet voor iedereen een regierol markten, lagere loonkosten gelden en de wet- en weggelegd; op basis van een goede strategische regelgeving veelal minder knellend is. Met name afweging kan ook een andere rol voor duurzame in de chemische industrie is dit laatste het geval, toekomst zorgen. terwijl vooral in de metaalproductenindustrie een versoepeling van het ontslagrecht wordt gezien Transformatie vraagt pro-actieve overheid als verbeterpunt. Om de toekomst van de Nederlandse industrie veilig te stellen zal in het beleid nog meer de Gebrek aan ‘level playing field’ in de energie­ nadruk gelegd moeten worden op het ­verstevigen markt heeft bij de huidige hoge energieprijzen van de kenniseconomie. Zonder kennis kan geen negatieve gevolgen voor de concurrentieposi­ toegevoegde waarde worden gecreëerd. De trans- tie voor meer dan eenderde van de industriële formatie van de Nederlandse industrie naar een b ­ edrijven. kennisintensieve industrie die de ketenregie kan voeren en/of technologisch geavanceerde pro- Internationale positie loopt terug ductie kan verzorgen, kan dus niet zonder een Op de ranglijsten van internationale benchmark- overheid die hier pro-actief op inspeelt. De rol studies 3 naar het concurrentievermogen van lan- van de overheid ligt vooral op het terrein van een den is Nederland begin deze eeuw afgezakt van beter kwantitatief en kwalitatief evenwicht op de een top 3 positie naar tussen 2003 en 2006 veelal 3 Growth Competitiveness Index (GCI) en National Business Environment (NBE) World Economic Forum, 2006, Competitiveness, International Institute for Management Development (IMD), 2006.
  • 21. 20 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY een positie tussen 10 en 15 4 . Om niet verder af Administratieve lasten prioriteit te zakken en liever nog in de top terug te komen Eén van de grootste belemmeringen voor onder- zijn verbeteringen op verschillende terreinen nodig. nemerschap, ook in de industrie, is dus (nog steeds) de administratieve lastendruk, de hand­ Figuur 2.11 Verbeterpunten ondernemersklimaat, in % having en ondoorzichtigheid op gebied van wet- van respondenten en regelgeving. Op dit punt scoort Nederland relatief slecht en is de positie in internationaal perspectief zelfs nog verslechterd tussen 1998 en 2003. Dit komt vooral doordat andere landen belemmeringen sterker hebben gereduceerd dan Nederland. Het Kabinet Balkenende II heeft dan ook sterk ingezet op verlaging van de administra- tieve lastendruk met 25%. Maatregelen hiertoe zijn deels al ingegaan. Inmiddels (september 2006) zou een administratieve lastenverlichting ter waarde van € 1,9 mrd van de € 4,1 mrd gerea­ liseerd zijn, maar dit wordt vooralsnog niet als Bron: Enquête My Industry zodanig ervaren door ondernemers. Een belangrijk onderdeel van het concurrentie- Nederland kent daarentegen van oudsher relatief vermogen is een gunstig ondernemingsklimaat weinig belemmeringen voor handel en investe- waarin de overheid een voorwaardenscheppende ringen. Zo heeft Nederland geen barrières tegen rol vervult. In figuur 2.11 is zichtbaar dat regel- buitenlands eigendom van bedrijven, terwijl die geving voor ondernemers in de industrie bovenaan in bijvoorbeeld de VS, maar ook in Frankrijk wel staat als verbeterpunt. Dit blijkt te gelden voor aanwezig zijn. Ondanks de recente discussie over zowel kleine als grotere bedrijven. De chemische de negatieve kanten van hedgefunds komt hierin industrie blijkt het meest last van regelgeving en vooralsnog geen verandering. vergunningen te hebben (81%). Inflexibele arbeidsmarkt Op randvoorwaarden voor ondernemen scoort Wat de flexibiliteit van de arbeidsmarkt betreft, Nederland per saldo gemiddeld tot goed (CBS waarvoor de mate van werknemersbescherming 2006). Belangrijke macro-economische condities als indicator geldt, neemt Nederland een midden­ zijn onder meer een lage inflatie en rente, welke positie in. Als het gaat om individueel ontslag beiden in Nederland gunstig zijn. Ook zaken als bevindt Nederland zich echter bij de top. Ook uit innovatie, ondernemerschap en de beschikbaar- de enquête blijkt dat ondernemers hierin verbe- heid van kapitaal kunnen tot het ondernemings­ tering wensen, vooral ondernemers met kleinere klimaat worden gerekend. Deze factoren komen in bedrijven (figuur 2.12). Zo is in de metaal de volgende hoofdstukken aan de orde. concurrentiepositie tussen 2002 en 2004 sterk 4 Overigens is de ombuiging volgens de lijst van de World Eocnomic Forum al ingezet en staat Nederland daar inmiddels weer op plaats 9.
  • 22. 21 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY verslechterd omdat ondernemers hun medewer- Fiscaal beleid kan beter kers te lang vast hielden toen het economisch Fiscaal scoort Nederland in internationaal minder ging. Daarnaast hebben ondernemers ook p ­ erspectief mager en onder het EU gemiddelde. zelf ervoor gekozen mensen vast te houden in de Het Nederlandse belastingtarief voor bedrijven hoop op betere tijden en vanwege schaarste van (vennootschapsbelasting, vpb) is gemiddeld in goed personeel. De enquêteresultaten tonen dan Europa (figuur 2.12). Vrijwel alle Europese lan- ook aan dat vooral in de metaalproductenindustrie den hebben de afgelopen jaren hun vpb-tarieven versoepeling van het ontslagrecht hoog op de met gemiddeld meer dan Nederland verlaagd. Om agenda staat (62%). De overheid is bekend met een vergroting van de achterstand te voorkomen het probleem en in oktober 2006 gaat dan ook een is nog een wetsvoorstel onderweg (‘Werken aan aantal kleine versoepelingen van het ontslagrecht winst’) voor verlaging van zowel de vpb (naar in, waaronder een soepeler toets om te zien of 25,5% vanaf 2007, en het lage tarief naar 20%) werkloosheid de werknemer is aan te rekenen en als de inkomstenbelasting op ­ondernemingswinst of hij of zij dus recht heeft op een WW-uitkering. (winstvrijstelling van 10%). Daarnaast is de Pro forma procedures hoeven hierover dan niet belasting op lonen (‘loonwig’) net onder het meer te worden gevoerd. De verwachting is echter EU-15 gemiddelde. In de loonbelastingdruk is niet dat hiermee dit knelpunt volledig is opgelost, echter, anders dan bij veel andere landen, weinig ook het probleem van hoge ontslagvergoedingen neerwaartse beweging te bespeuren. Ongeveer vraagt om een oplossing. eenderde van de ondernemers geeft bovendien aan dat afschaffing van subsidies in combinatie met Figuur 2.12 Benchmark nominale vpb-tarieven, een lagere belastingdruk het perspectief voor het 1995, 2005 eigen bedrijf zou verbeteren. Energieprijzen funest voor concurrentie De hoogte van de energieprijzen ten opzichte van andere landen is ook van belang voor de internationale concurrentiepositie van industriële bedrijven (vooral in energie-intensieve sectoren zoals de chemie). Momenteel is de concurrentie- positie van de energie-intensieve industrie op het punt van de energieprijzen niet sterk, omdat door gebrek aan ‘level playing field’ de stroomprijs in Nederland hoger is dan in de ons omringende landen. Meer dan eenderde vindt dat stijgende energieprijzen en een ongelijk speelveld in de wereld tot gevolg hebben dat de concurrentieposi- Bron: Ministerie van Financiën tie fors verslechterd (figuur 2.13). In de chemie, rubber- en kunststofindustrie en de papier- en kartonindustrie ligt dit aandeel zelfs boven de
  • 23. 22 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY 50%. Kostenstijgingen (w.o. van energie) kunnen het verbeteren van infrastructurele knelpunten echter maar door een minderheid van de bedrijven zijn door de overheid middelen uitgetrokken, vrijwel geheel worden doorberekend aan afnemers maar de verwachting is dat die onvoldoende zijn en de verwachting is niet dat dit zal verbeteren. om het bereikbaarheidsprobleem op te lossen. Zonder verbeteringen in het speelveld betekenen Overigens speelt congestie slechts een minimale aanhoudend hoge energieprijzen dus een somber rol in de beslissing de productie uit Nederland te perspectief voor energie-intensieve bedrijven. v ­ erplaatsen. Figuur 2.13 Reactie op stelling stijgende energie­prijzen De ICT-infrastructuur is in Nederland goed te doen de concurrentiepositie fors verslechteren en noemen, vooral het hoge aandeel van breedband­ a ­ andeel dat kostenstijgingen door kan berekenen, in aansluitingen. 2006 en 2010, in % van respondenten Figuur 2.14 Benchmark weginfrastructuur, 2003 Bron: Enquête My Industry Infrastructuur op peil, maar… De ligging van Nederland is gunstig. Bovendien is er door de beperkte grootte van Nederland ­relatief veel asfalt per km 2, maar minder per werkzame persoon (figuur 2.14). Niettemin nemen ieder jaar de files toe en de bereikbaarheid af. Voor Bron: IMD 2006
  • 24.
  • 25. 24 Mens 3 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY 3.1 Arbeidsmarkt en onderwijs Overigens blijken ook de lagelonenlanden er veelal een (in toenemende mate) hoogopgeleide Vergroting menselijk kapitaal in industrie beroepsbevolking op na te houden. Jaarlijks Scholing, opleiding en training zijn van essen­ studeren ruim 351.000 ingenieurs in China en tieel belang om de benodigde vergroting van 112.000 in India (incl. IT’ers) af. Tegenover menselijk kapitaal te realiseren. Zeker ­naarmate 61.000 in de VS en bijna 200.000 in de EU de aard van de arbeid verandert en meer vraagt (National Science Board). Het aantal bèta-afge- van werknemers in Nederland. Sterker inzetten studeerden per 1.000 inwoners in de leeftijd van op het ­stimuleren van scholing van bestaande 20-29 jaar is met 7 in Nederland een stuk lager werk­nemers is noodzakelijk en vindt bij de meer­ dan in het VK en Frankrijk, maar ligt op hetzelfde derheid van de industriële bedrijven plaats. niveau als in de VS. Overigens hebben niet alle werknemers de c ­ apaciteiten om in dit proces mee te gaan en zijn Het aandeel van hoogopgeleiden in de wetenschap v ­ erschillen tussen branches groot. of technologie van de industriële werkgelegenheid ligt boven het EU-gemiddelde maar blijft sterk Gebrek aan gekwalificeerd personeel vormt een achter bij Frankrijk, Duitsland en vooral Finland rem op de groei in de industrie. Om de beschik­ en Denemarken. Dit is een teken dat de kennis- baarheid van hoogopgeleide technici te vergro­ intensiteit bij industriële bedrijven in Nederland ten is door de overheid het Deltaplan Bèta en verbetering behoeft. In de dienstensector behoort Techniek in stelling gebracht. Gezien de ervarin­ het aandeel wel tot de Europese top. gen met eerdere, min of meer vergelijkbare pro­ gramma’s kan hiervan niet een heel grote omslag Het totale aandeel hoogopgeleiden in de leeftijds- in de keuze voor techniek worden verwacht. categorie 25-34 stagneert, waardoor Nederland Daarnaast zullen bedrijven zelf structureler met een achterstand oploopt ten opzichte van andere lokale onderwijsinstellingen moeten samenwerken westerse landen waar wel een opwaartse bewe- om de aansluiting tussen onderwijs en praktijk te ging zichtbaar is. China en India blijven bij deze verbeteren en het beroepsonderwijs aantrekkelij­ relatieve cijfers achter bij de westerse landen, ker te maken. vanwege de grote populatie-omvang. In absolute getallen is de groei zeer sterk. Hoog kennisniveau wint aan belang Voor de internationaal concurrerende Nederlandse Dalende tendens publieke uitgaven onderwijs industrie is menselijk kapitaal een cruciale ­factor. Hoewel het belang van onderwijs dus steeds Nederland heeft hoge ambities ten aanzien van g ­ roter wordt, nemen de publieke uitgaven aan onderwijs. Immers, hoogwaardige arbeid in com- onderwijs als percentage van het BBP de afge- binatie met geavanceerde technologie zijn dé lopen jaren juist af! (figuur 3.1). Ook in andere wapens waarmee de concurrentiestrijd aangegaan landen is een lichte daling zichtbaar, hoewel wordt met lagelonenlanden en waarmee het hoge Frankrijk en de VS wel op een hoger niveau welvaartsniveau in stand kan blijven. Onderwijs blijven. Het VK heeft Nederland inmiddels inge- is bovendien een noodzakelijke voorwaarde voor haald. De dalende tendens in Nederland lijkt om innovatie. te gaan slaan, aangezien vrijwel alle politieke
  • 26. 25 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY partijen plannen hebben de onderwijsuitgaven beroepsonderwijs en de samenwerking tussen drastisch te verhogen volgens de verkiezings­ bedrijfsleven en onderwijs. programma’s. Overigens heeft het CPB geen aanwijzingen Figuur 3.1 Publieke uitgaven aan onderwijs als % van gevonden voor een tekort aan bèta’s en is het BBP, 1999-2004 zelfs zo dat hun arbeidsmarktpositie is verslech- terd gezien de relatieve loonontwikkeling (CPB, 2005). Vergroting van het aantal afgestudeerde bèta’s wordt niet effectief geacht ter stimulering van RD aangezien ca. 60% van de afgestudeer- den niet in RD-banen terechtkomt (anderzijds dus 40% wel!). Het ROA (Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt) voorspelt niette- min voor de komende jaren grote tekorten voor de technische en industrieberoepen (zie ook figuur 3.3). Ook tegenwoordig ervaren werkgevers al pro- blemen in het werven van personeel. Ook grote bedrijven als ASML en Philips geven aan in de huidige aantrekkende conjunctuur inmiddels grote moeite te hebben met het invullen van vacatures voor hoger technisch opgeleiden. Kleinere, min- Bron: IMD 2006 der aansprekende bedrijven, hebben veelal nog meer problemen. Aangezien de afgelopen decen- Voor de industrie is het daarnaast van belang dat nia al verschillende programma’s zijn ingezet het beroepsonderwijs aansluit op de behoeften om meer jongeren (en vrouwen) voor techniek van bedrijven. Belangrijk daarbij is vooral dat te laten kiezen, met beperkte resultaten, is het er een goede relatie is tussen bedrijf en onder- nog maar de vraag of het dit keer wel een grote wijsinstelling, waardoor het beroepsonderwijs v ­ erandering teweeg brengt. ook aantrekkelijker wordt voor jongeren. Om voor de toekomst voldoende technici op te leiden Laag aandeel kennismigranten heeft de overheid het Platform Bèta Techniek 5 Hooggeschoolden worden internationaal steeds opgezet in 2004. Dit platform heeft ­verschillende mobieler. Om deze kenniswerkers aan te trekken programma’s voor verschillende ­schoolniveaus en vast te houden is het dus zaak een aantrekke- (van primair onderwijs, via middelbaar (beroeps)­ lijk vestigingsklimaat te bieden en weinig drem- onderwijs tot hbo en universiteit) ontwikkeld, pels op te werpen. Vooralsnog is het buitenland waarbij de meeste aandacht uitgaat naar het voor Nederlandse kennismigranten aantrekkelij- 5 www.platformbetatechniek.nl
  • 27. 26 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY ker dan andersom. Landen die hierin aanzienlijk Figuur 3.3 Banen- en beroepsbevolkingontwikkeling beter presteren zijn Australië en Canada. Het productie/onderhoud naar opleidingsniveau (gemiddeld verder verlagen van drempels voor buitenlandse per jaar x1.000), 2006-2011 kennis­werkers zou Nederlandse bedrijven de kans b ­ ieden om meer gebruik hiervan te maken. Figuur 3.2 Aandeel bedrijven dat werknemers opleidt of traint en de ontwikkeling hierin, in % van respon­ denten Bron: CWI Industrie: hoogwaardige banen in opkomst Bron: Enquête My Industry Uit figuur 3.3 blijkt dat het aantal banen voor hoger opgeleiden in de industrie de komende Industrie investeert meer in training jaren sterker zal groeien dan voor lager en middel­ Om als werknemer aantrekkelijk te zijn op de baar opgeleiden, terwijl in absolute aantallen arbeidsmarkt is regelmatige opleiding en training de laatste categorieën nog steeds groter zijn. noodzakelijk. In Nederland volgen meer volwas- Overigens is vooral de vervangingsvraag in de senen onderwijs of trainingen dan gemiddeld in industrie hoog door een vergrijzend personeels­ Europa en de tendens is tevens opwaarts. Binnen bestand. Dit leidt vooral tot uittreding van lager de industrie volgen in ruim tweederde van de en middelbaar opgeleiden. Vooralsnog zit de bedrijven werknemers regelmatig trainingen en sterkste mismatch dan ook in deze categorie. opleidingen (figuur 3.2). Bovendien vindt nog Bovendien zijn schoolverlaters steeds minder eens tweederde dat de noodzaak tot het opleiden direct inzetbaar. Dit heeft een remmende ­werking van personeel toeneemt in de aanloop naar 2010. op de groei van de industrie. Om dit te voor- Het houdt echter wel in dat nog steeds eenderde komen moet de aansluiting tussen school en van de bedrijven niet doet aan het vergroten praktijk dus drastisch verbeteren, onder meer van de kennis en/of vaardigheden van personeel door ­nauwere samenwerking tussen scholen en en hiermee tegen een concurrentie-achterstand bedrijfsleven, maar ook door een kwalitatief goed oploopt. Onder meer bij drukkerijen is dit aan- docentenbestand. deel aan de hoge kant (42%), met aan de andere kant van het spectrum de chemische industrie met Niettemin heeft de industrie in toenemende mate slechts 17% bedrijven waarbij werknemers niet hoogwaardige werkgelegenheid te bieden. Dit regelmatig opleidingen volgen. blijkt ook uit de enquêteresultaten; tweederde
  • 28. 27 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY Figuur 3.4 Ontwikkeling aandeel hoger opgeleiden in Hoewel verschillende grote industriële ­bedrijven eigen bedrijf, als aandeel van respondenten (Shell, Philips, Unilever) vrijwel altijd in de top vijf van meest aantrekkelijke werkgevers staan, is het algemene beeld van de industrie niet g ­ eweldig. Bovendien komen industriële processen steeds verder af te staan van consumenten, omdat ze zich afspelen op ver weg gelegen industrie­ terreinen. Het imago van slechte arbeidsomstan- digheden en ‘vies’ werk stamt uit vroegere tijden. De feitelijke situatie in de industrie is vaak heel Bron: Enquête My Industry anders dan het beeld dat leeft bij het publiek, waardoor geconcludeerd kan worden dat sprake is van de ondernemers verwacht dat het aandeel van een imagoprobleem. hoger opgeleiden in hun bedrijf zal toenemen (figuur 3.4). Met name in de machine-industrie Daarnaast worden studies in onder meer de en de bouwmaterialenindustrie is dit het geval, natuurwetenschappen als moeilijk gezien. t ­ erwijl de drukkerijbranche achterblijft. Bovendien wordt verwacht dat hiermee minder makkelijk succes kan worden behaald dan met 3.2 Imago algemene studies. Bij de beroepsopleidingen speelt bovendien dat een sector als de metaal­ Imagoverbetering noodzakelijk bewerking wordt gezien als sterk conjunctuur- Het imago van de industrie en in het bijzonder gevoelig waardoor de baanzekerheid laag is. De van de industrie als werkgever, helt te veel over aantrekkingskracht van de industrie voor perso- naar de negatieve kant. Om deze beweging om te neel staat hierdoor onder druk. buigen zijn acties nodig van vooral de industrie zelf en daarnaast van brancheorganisaties en De ontwikkelingen rond globalisering geven in dit overheid. opzicht een tweeledig signaal af; n Enerzijds wordt gesproken over ­toenemende Bedrijven zien vooral veel brood in het ­aanhalen kennisintensiteit en hoogwaardigheid (Innova­ van de banden met het onderwijs om hiermee tieplatform), wat positief is voor het imago; j ­ ongeren tijdig vertrouwd te maken met de n Anderzijds wordt veel gesproken en geschre- i ­ ndustrie. ven over productieverplaatsing in bepaalde sectoren, waardoor in de media het idee Goed imago trekt talent o ­ ntstaat dat de toekomst van Nederland niet Om adequaat opgeleid personeel aan te trekken in de industrie ligt, wat averechts werkt voor en er ook voor te zorgen dat jongeren perspec- het imago. Een voorbeeld is DAF Trucks dat tief zien in de industrie is een aansprekend en problemen heeft om vacatures te vervullen w ­ ervend imago van de sector van belang. v ­ anwege het slechte imago van de automotive- sector.
  • 29. 28 T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY De transformatie van de industrie naar een pro- toegenomen, vooral de structurele samenwerking ductieve, hoogtechnologische bedrijfstak is onvol- met scholen. doende bekend bij het algemene publiek. Sterke punten krijgen weinig aandacht, bijvoorbeeld: Figuur 3.5 Activiteiten van industriële bedrijven ter n Hoge productiviteit; verbetering van het eigen imago, in 2006 en in 2010, n Hoog innovatief vermogen; in % van respondenten n Maatschappelijke relevantie; n Sterke verwevenheid met dienstensector. Ook de in het vorige hoofdstuk gesignaleerde tendens naar meer hoogwaardige werkgelegenheid in de industrie past in dit rijtje. Salarissen bèta’s relatief karig Het CPB signaleert een toenemend verschil in salaris tussen bèta’s en economen, waarbij de economen aan het langste eind trekken. De meest voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat de relatieve schaarste van bèta’s minder is dan die van economen, zoals het CPB concludeert 6 . Hoger opgeleide techneuten kunnen bovendien last hebben van het slechte imago van de lagere en middelbare techniekopleidingen. Bron: Enquête My Industry Voor het imago van technische studies werkt dit beloningsverschil logischerwijs averechts; het zal Anno 2006 is circa 80% van de bedrijven actief mensen in ieder geval niet stimuleren om voor om het bedrijfsimago te verbeteren; dit aandeel een carrière in de techniek te kiezen. Zeker aan- stijgt naar verwachting verder tot bijna 90% in gezien technische studies als zwaar te boek staan. 2010. Bedrijven zien dus zelf ook de noodzaak van het verder verbeteren van het eigen imago en Industrie zet in op stageprogramma’s daarmee het imago van de industrie als geheel. Industriële ondernemers zitten zelf ook niet stil Wellicht niet zo verbazingwekkend is dat kleinere om het imago van hun eigen bedrijf te verbeteren. bedrijven aanzienlijk minder activiteiten ont- De meest populaire manier van imagoverbete- plooien om het eigen imago te verbeteren. Kleine ring op dit moment is door stageprogramma’s en bedrijven hebben nu eenmaal minder overhead om samenwerking met scholen (figuur 3.5). Ruim dergelijke activiteiten te organiseren. Toch ver- de helft van de geënquêteerde bedrijven biedt wachten ook kleine bedrijven in de toekomst meer stageprogramma’s aan. De verwachting van de te gaan doen, vooral op het gebied van samen­ ondernemers is dat dit in 2010 nog aan belang is werking met scholen en van stageprogramma’s. 6 Het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt concludeert hetzelfde; technici krijgen in Nederland gemiddeld 10-15% minder betaald dan economen.