SlideShare ist ein Scribd-Unternehmen logo
1 von 96
Downloaden Sie, um offline zu lesen
SZW - handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid
SZW - handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid
Utrecht, 22 december 2003
Cap Gemini Ernst & Young Nederland B.V. in opdracht van het ministerie van SZW, in samenwerking
met het ministerie van OCW, VNG en CWI
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 2
Inhoudsopgave
1 Voorwoord 4
2 Inleiding 6
3 Loopbaan van de jongere centraal: jongerenroutes 9
3.1 Route 1: Onderwijs-leerplicht/RMC-arbeidsmarkt 10
3.1.1 Toelichting route 10
3.1.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners 10
3.1.3 Praktijkvoorbeelden 13
3.2 Route 2: Onderwijs-arbeidsmarkt 16
3.2.1 Toelichting route 16
3.2.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners 16
3.2.3 Praktijkvoorbeelden 17
3.3 Route 3: Onderwijs-uitzendbureau-arbeidsmarkt 18
3.3.1 Toelichting route 18
3.3.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners 18
3.3.3 Praktijkvoorbeelden 19
3.4 Route 4: Onderwijs-CWI-arbeidsmarkt 21
3.4.1 Toelichting route 21
3.4.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners 21
3.4.3 Praktijkvoorbeelden 25
3.5 Route 5: CWI-GSD-UWV-reïntegratie/gesubsidieerde arbeid-arbeidsmarkt 27
3.5.1 Toelichting route 27
3.5.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners 28
3.5.3 Praktijkvoorbeelden 29
3.5.4 Wet werk en bijstand 30
3.5.5 UWV 32
3.6 Route 6: Jongeren die op andere wijze in levensonderhoud voorzien 32
3.6.1 Toelichting route 32
3.6.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners 32
3.6.3 Praktijkvoorbeelden 33
4 Routes en de arbeidsmarkt 36
4.1 Duale trajecten 36
4.1.1 Inleiding 36
4.1.2 Vormen van duale trajecten 36
4.1.3 Duale trajecten en werkgevers 37
4.1.4 Vergroting aantal duale trajecten voor jongeren zonder startkwalificatie 38
4.1.5 Samenwerking 38
4.1.6 Financiering 40
4.2 Landelijke faciliteiten, afspraken sociale partners, gemeenten, CWI 42
4.3 Intake en EVC 43
4.3.1 Intake 43
4.3.2 EVC 45
4.4 Randvoorwaarden voor succesvolle plaatsing 46
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 3
4.4.1 Inleiding 46
4.4.2 Kinderopvang en goedkope huisvesting 46
4.4.3 Schuldhulpverlening 47
5 Jongerenloket 50
5.1 Inleiding 50
5.2 Kader: integraliteit 50
5.3 Proces van keuzes maken voor de opzet van een jongerenloket 51
5.3.1 In kaart brengen van aandachtspunten in huidige routes 51
5.3.2 Uitgangspunten 51
5.4 Bouwstenen van een jongerenloket 52
5.5 Scenario’s voor de opzet van een jongerenloket 55
6 Registratie en monitoring 61
6.1 Inleiding 61
6.2 Beleid en wetgeving 62
6.3 Overzicht en kenmerken registratie 62
6.4 Oplossingsrichtingen registratie 68
6.5 Conclusies registratie 70
6.6 Monitoring 70
7 Ketenregie Jeugdwerkloosheid 75
7.1 Inleiding ketensamenwerking 75
7.2 Taken en positionering ketenpartners 76
7.3 Aanpalende ketens 79
7.3.1 Inburgering 80
7.3.2 Politie/justitie 81
7.3.3 (Jeugd)zorg 81
7.4 Noodzaak van gemeentelijke regievoering 82
7.5 Doelstelling ketenregie 82
7.6 Externe regie per jongerenroute 83
7.6.1 Checklist regie per route 83
7.6.2 Checklist regie op routeoverstijgende thema’s 84
7.6.3 Instrumenten voor regievoering 85
7.7 Interne regie binnen gemeenten 86
8 Nawoord 89
9 Index 90
10 Overzicht van geraadpleegde bronnen en verwijzingen 93
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 4
1 Voorwoord
Voor u ligt de Handreiking Lokale Samenwerking Aanpak Jeugdwerkloosheid. Met deze handreiking is
uitvoering gegeven aan één van de maatregelen in het plan van aanpak jeugdwerkloosheid van juni 2003.
Zoals aangekondigd in dit plan van aanpak, bevat deze handreiking onder andere praktijkvoorbeelden of
het gebied van registratie, regionale samenwerking en de regierol van gemeenten bij het formuleren van
einddoelen en het maken van werkafspraken met partners in de keten.
Het plan van aanpak jeugdwerkloosheid bevat acties die het kabinet uitvoert om de jeugdwerkloosheid zo
veel als mogelijk te beperken. De huidige jeugdwerkloosheid wordt vooral veroorzaakt door conjuncturele
factoren. Conjuncturele schommelingen vragen om snelle beleidsaanpassing. Hierbij ligt het voor de hand
deze decentraal op te pakken, mede omdat decentraal sneller en soepeler kan worden gereageerd. De
recente oploop van de jeugdwerkloosheid is vooral een conjunctureel probleem, dat om oplossingen op de
korte termijn vraagt. Gemeenten krijgen in de Wet Werk en Bijstand de beleidsruimte om snel te ‘schake-
len’. Daarnaast voorziet de Wet werk en bijstand in een ongedifferentieerd reïntegratiebudget voor
gemeenten waarbinnen zij zelf prioriteiten kunnen stellen. Hierdoor kunnen zij hun beleid beter en sneller
afstemmen op de specifieke situatie binnen hun gemeente. Deze handreiking, opgesteld op basis van
lessen en ervaringen in de uitvoeringspraktijk, beoogt de lokale en regionale partijen hierbij te ondersteu-
nen met respect voor ieders verantwoordelijkheden.
De genoemde lessen en ervaringen in de uitvoeringspraktijk zijn onder andere verzameld tijdens de
uitvoering van een negental regionale pilots. Daarnaast leverde recent onderzoek naar succes- en faalfacto-
ren van projecten rond duale trajecten en rond voortijdig schoolverlaten handvatten op, waar lokale en
regionale partijen hun voordeel mee kunnen doen. Voorts is geluisterd naar de signalen en adviezen “uit
het veld”, ontvangen tijdens een tweetal expertmeetings over de aanpak van jeugdwerkloosheid, die in het
voorjaar van 2003 zijn georganiseerd. Tot slot zijn ook vanuit andere relevante onderzoeken bouwstenen
voor de ondersteuningsformule in deze handreiking verzameld.
De invalshoek van de handreiking is de eigen verantwoordelijkheid van de jongere en de verschillende
situaties (routes) waar deze zich in kan bevinden. Op systematische wijze (de routebenadering) worden
van daaruit aandachtspunten en oplossingen aangedragen, die bijvoorbeeld door sommige regio’s zijn
toegepast en die ook voor andere regio’s interessant kunnen zijn. In aanvulling op de routebenadering
wordt onder andere ingegaan op (keuze)mogelijkheden rond jongerenloketten en op de regierol van de
gemeente. Het resultaat is een praktisch, concreet te hanteren overzicht van aandachtspunten, oplossingen
en praktijkvoorbeelden bij de lokale aanpak van jeugdwerkloosheid. Om het gebruik te vergemakkelijken
en te stimuleren wordt deze handreiking ook via www.handreikingjeugdwerkloosheid.nl aangeboden,
inclusief slimme zoekfuncties en links, waardoor enerzijds gebruikers snel kunnen vinden wat zij zoeken
en anderzijds de toegang tot alle benodigde informatie wordt ontsloten.
De tekst van de handreiking op de site www.handreikingjeugdwerkloosheid.nl wordt bovendien inhoude-
lijk onderhouden, waardoor nieuwe interessante praktijkvoorbeelden en andere relevante informatie snel
bij de gebruikers terecht komt.
De uitdaging is duidelijk, oorzaken en oplossingen zijn bekend en praktijkvoorbeelden zijn voorhanden.
Het heeft geen zin zaken als de situatie op de arbeidsmarkt, de complexiteit van een deel van de problema-
tiek en budgettaire beperkingen te ontkennen, maar ik weet zeker, dat door creatief en vasthoudend te
werken aan de sluitendheid en de kwaliteit van de dienstverlening aan jongeren veel, economische en
maatschappelijke winst kan worden geboekt. Via de Taskforce Jeugdwerkloosheid zal ik dit zoveel
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 5
mogelijk ondersteunen. Ook ben ik erg verheugd met initiatieven zoals de binnen de Raad voor Werk en
Inkomen samen met het CWI ontwikkelde Modelaanpak jeugdwerkloosheid, het leerbanenplan van MKB
Nederland en de Focus op jongerenaanpak van het CWI. Ik roep regionale en lokale partijen op om daar
zo veel mogelijk op in te spelen.
Rest mij op deze plaats mijn dank en waardering uit te spreken voor al diegenen die een rol hebben
gespeeld bij de totstandkoming van deze handreiking.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 6
2 Inleiding
De jeugdwerkloosheid loopt op onder invloed van een neergaande conjunctuur. In 2002 steeg de jeugd-
werkloosheid onder de doelgroep met 1,8 procentpunt, terwijl de stijging van de totale werkloosheid 0,7
procentpunt bedroeg. In drie jaar tijd is het werkloosheidspercentage onder jongeren bijna verdubbeld, van
6% in het tweede kwartaal van 2000 naar 10,2 % in het eerste kwartaal van 2003. In de op Prinsjesdag
gepresenteerde plannen wordt de bestrijding van de snel stijgende jeugdwerkloosheid dan ook genoemd
als een van de topprioriteiten van het kabinet Balkenende 2. De kerndoelstelling op korte termijn van het
kabinet is, dat de jeugdwerkloosheid in deze kabinetsperiode niet meer bedraagt dan het dubbele van de
totale werkloosheid.
Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid
Met het oog hierop is een Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid opgesteld. Kerndoelstelling van dit plan is
te voorkomen wat in het begin van de jaren tachtig gebeurde, namelijk wat wel wordt genoemd “het
verlies van een generatie jongeren” als gevolg van een economische recessie. Bekend is, dat de arbeids-
marktpositie van jongeren extra conjunctuurgevoelig is. In de eerste plaats omdat schoolverlaters nog een
plaats op de arbeidsmarkt moeten veroveren, terwijl er weinig banen beschikbaar zijn. Daarnaast gaat het
– als jongeren er wel in geslaagd zijn om werk te vinden – vaak om tijdelijke arbeidscontracten, waardoor
ze bij economische tegenwind als eersten weer uit het arbeidsproces vallen. Het kabinet wil dit tegengaan
door een pakket aan lange termijn maatregelen, die op middellange en lange termijn duurzaam effect
moeten sorteren (onderwijsvernieuwing speelt daarbij een belangrijke rol), maar wijst daarnaast op de
urgentie om per direct alles op alles te zetten om langdurige werkloosheid van jongeren tegen te gaan. Het
kabinet vindt het in dit verband belangrijk, dat zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie behalen.
Daarmee is hun positie op de arbeidsmarkt sterker en is het risico op werkloosheid kleiner. Het zijn vooral
de werkloze jongeren zonder startkwalificatie (voortijdig schoolverlaters hierna vsv-ers) die aandacht van
het beleid behoeven en dan ook centraal staan in deze handreiking.
Regionale verantwoordelijkheid en regie
Zeker gelet op de huidige economische ontwikkelingen is het zaak dat jeugdig werklozen in het algemeen
en jongeren zonder startkwalificatie in het bijzonder direct en adequaat worden opgepakt. Gemeenten
hebben de verantwoordelijkheid om daarbij de regie te voeren. Vanuit de ministeries wordt geprobeerd
daarbij zo goed mogelijk te ondersteunen, bijvoorbeeld door kritisch te kijken naar elementen in de
wetgeving waar gemeenten last van hebben bij het oppakken van hun regietaak. Ook bij het opstellen van
deze handreiking is ervoor gekozen om vanuit een bottom up benadering te leren van lessen in de praktijk
en die door middel van de handreiking breed te verspreiden onder andere gemeenten. Die lessen uit de
praktijk komen onder meer uit negen regio’s, waar wordt gewerkt aan het verbeteren van de aanpak.
Daarnaast is een inventarisatie van bestaande good practices op het gebied van jeugdwerkloosheid/vsv
uitgevoerd en is onderzoek gedaan naar succes- en faalfactoren bij duale trajecten (werkend leren).
Maatwerk noodzakelijk
De problematiek van jeugdwerkloosheid en vsv is complex. De omstandigheden en oorzaken van uitval
verschillen per jongere sterk, zodat ook de betrokkenheid van de diverse instanties en de in te zetten
dienstverlening steeds varieert. Maatwerk vanuit het perspectief van de jongere en ook maatwerk per regio
is belangrijk. De keten- en routeschema’s, die in deze handreiking worden gepresenteerd, moeten dan ook
niet worden gezien als een overal op dezelfde manier te implementeren blauwdruk, maar als rode draden,
die te destilleren zijn uit de uitvoeringspraktijk in de diverse regio’s. Deze kunnen als uitgangspunt
worden genomen bij het op maat vormgeven van de regionale aanpak van jeugdwerkloosheid.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 7
“De” jeugdwerkloze of “de vsv-er” bestaat niet
Niet alle jongeren behoeven in dezelfde mate ondersteuning. Het grootste deel vindt zelfstandig zijn weg
naar en op de arbeidsmarkt. Dat geldt ook voor vele schoolverlaters die met een startkwalificatie op de
arbeidsmarkt komen maar niet onmiddellijk werk vinden. Voor zover ondersteuning nodig is, kan vaak
volstaan worden met een lichte vorm daarvan. Voor de schoolverlaters zonder startkwalificatie zijn vaak
intensievere vormen van begeleiding nodig. Binnen de groep jongeren die het onderwijs zonder startkwali-
ficatie verlaat is het onderscheid tussen onderwijsuitvallers en maatschappelijke uitvallers relevant.
Onderwijs draagt primair de verantwoordelijkheid voor de onderwijsuitvallers omdat de oorzaak van de
uitval binnen het onderwijs ligt. De groep maatschappelijke uitvallers heeft vaak te maken met psychoso-
ciale, sociaal emotionele of sociaal maatschappelijke problemen waarvan de oorzaak ligt in de leefomge-
ving. De verantwoordelijkheid voor deze groep ligt (ook) bij andere partijen zoals ouders, jeugdzorg,
justitie of de lokale overheid.
Eigen verantwoordelijkheid van de jongere
Niettegenstaande het belang om de begeleiding van de jongere te verbeteren, is de inzet van de jongere
zelf cruciaal voor een succesvolle aanpak, zowel als het gaat om zijn/haar scholing, als zijn/haar gang naar
de arbeidsmarkt. Onderwijsinstellingen, gemeenten, CWI’s – drie belangrijke partijen in de keten - kunnen
jongeren zonodig ondersteunen bij het ontwikkelen van een arbeidsidentiteit en het uitstippelen van een
loopbaan die bij hen past, maar uiteindelijk zullen ze het zelf moeten doen. Uitgangspunt is dus de eigen
verantwoordelijkheid, met waar nodig ondersteuning op maat. De Taskforce Jeugdwerkloosheid, die
ingesteld is door het ministerie van SZW en OCW zal zich mede richten op het via voorlichting aanspre-
ken van jongeren zelf.
Instellingsbesluit Taskforce Jeugdwerkloosheid (31 oktober 2003)
In het Instellingsbesluit van de Taskforce Jeugdwerkloosheid, die is ingesteld tot 1 november 2007,
hebben de staatssecretarissen van SZW en OCW de volgende doelstellingen, taken en werkwijze
benoemd:
Doel
Bevordering van de uitvoering van het Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid.
Taken
De taskforce bevordert die uitvoering onder meer door:
a. het faciliteren van het sluiten van convenanten tussen werkgevers en andere betrokken
partijen op lokaal-regionaal en sectoraal niveau om 40.000 extra leerwerkplekken te
realiseren;
b. het ondersteunen van gemeenten bij het tot stand brengen van lokale samenwerking en het
versterken van de gemeentelijke regie daarover;
c. het geven van voorlichting aan jongeren en hun ouders;
d. het initiëren en stimuleren van die activiteiten die bijdragen aan het bereiken van het doel,
inclusief een goede communicatie over de werkzaamheden.
Werkwijze
De taskforce zoekt bij de uitoefening van haar taak samenwerking met relevante organisaties en
partijen om haar doel te bereiken. Zij ontplooit voorts al die activiteiten die een bijdrage leveren aan
het oplossen van de jeugdwerkloosheid.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 8
Hoe deze Handreiking te gebruiken
In hoofdstuk 3 wordt in de vorm van de routebenadering een systematische werkwijze gepresenteerd, die
gemeenten en andere verantwoordelijke partijen op lokaal niveau kunnen gebruiken om vanuit het
perspectief van de jongere verbeterpunten in de dienstverlening te inventariseren en daar passende
oplossingen bij te benoemen en te implementeren. Daarbij worden zes routes (situaties) onderscheiden, die
jongeren feitelijk in de praktijk kunnen doorlopen, waarbij – inclusief praktijkvoorbeelden - per route
wordt ingezoomd op de belangrijkste actoren, aandachtspunten en oplossingen.
Het voordeel van deze routebenadering is in de eerste plaats, dat niet primair vanuit het aanbod (instanties
met hun wettelijke taken, bevoegdheden en dienstverlening) wordt geredeneerd en gehandeld, maar vanuit
de verschillende praktijksituaties waarin werkloze jongeren (met of zonder startkwalificatie) zich kunnen
bevinden. Een groot voordeel is daarnaast, dat de complexe problematiek van jeugdwerkloosheid en
voortijdig schoolverlaten wordt opgeknipt in overzichtelijke, hanteerbare onderdelen. Deze keuze is
gebaseerd op de ervaring dat deltaplanachtige structuuroplossingen, waarbij wordt geprobeerd alles in één
keer op te lossen, vaak gedoemd zijn te mislukken. Het pleidooi is, denk groot en begin klein ofwel:
beperk en versterk en realiseer systematisch en stap voor stap duurzame verbeteringen in de aanpak.
In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op een belangrijke routeoverstijgende oplossing, namelijk samen-
werking met de arbeidsmarkt in het algemeen en de inzet van duale trajecten in het bijzonder.
In hoofdstuk 3, waarin de routes worden beschreven, zijn de routes als uitgangspunt weergegeven op basis
van een aanname over de organisatie binnen gemeenten. Meerdere gemeenten zijn deze routes echter aan
het stroomlijnen om te komen tot een meer integrale aanpak en voor de jongere een zichtbare dienstverle-
ning. Samenwerking van verschillende gemeentelijke en niet-gemeentelijke instanties op basis van één
werkwijze is dan ook een trend in bijna iedere gemeente of regio: jongerenloketten. Hierop wordt nader
ingegaan in hoofdstuk 5. Overigens hebben in RWI verband ook sociale partners en VNG samen met CWI
recentelijk met de Modelaanpak jeugdwerkloosheid lokale partijen opgeroepen om op een passende
manier binnen de regio te komen tot lokale samenwerking binnen jongerenloketten1
.
Samenwerking in de keten en sturen op resultaten hangt voor een groot deel af van volledige en juiste
registratie en een goed systeem van monitoring. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de aandachtspunten en
oplossingsrichtingen bij registratie en monitoring.
Een bijzonder thema in dit verband is de regierol van de gemeente. Omdat de vereiste sluitende aanpak
van jeugdwerkloosheid niet in de laatste plaats een organisatievraagstuk is, wordt in hoofdstuk 7 ook
ingegaan op het belang van (keten)samenwerking en de regierol die de gemeente in samenwerking met
haar partners daarbij heeft. Ook hier: inclusief interessante praktijkvoorbeelden.
Voor wie een specifieke vraag heeft en snel zijn weg wil vinden in de Handreiking, is in hoofdstuk 9 een
index opgenomen.
1
Geen jongeren meer buitenspel: modelaanpak jeugdwerkloosheid, RWI 5 november 2003
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 9
3 Loopbaan van de jongere centraal: jongerenroutes
Het navolgende routeplaatje geeft weer dat een veelheid aan instanties met jongeren werkt in het kader
van het terugdringen van jeugdwerkloosheid. Niet alle jongeren behoeven in dezelfde mate ondersteuning.
Een groot deel vindt zelfstandig zijn weg naar en op de arbeidsmarkt en/ of school. Voor jongeren zonder
startkwalificatie zijn wel vaak intensieve vormen van begeleiding nodig. De loopbaan van de jongeren
moet hierin centraal worden gesteld. Wanneer de loopbaan van jongeren centraal wordt gesteld zien de
routes die jongeren kunnen bewandelen er als volgt uit:
Vele actoren hebben, steeds op een ander moment in de levensloop van de jongeren, de verantwoordelijk-
heid. De aanpak van jeugdwerkloosheid en voortijdig schoolverlaten is niet in de laatste plaats ook een
organisatiekwestie. In de aanpak van het vraagstuk jongeren zonder startkwalificatie en jeugdwerkloos-
heid is het verbeteren van de samenwerking tussen partijen in de keten een belangrijk uitgangspunt.
In de volgende paragrafen worden de routes die jongeren bewandelen beschreven, gelardeerd met
casuïstiek en een handreiking voor de oplossingsrichtingen binnen die route (de routes zijn genummerd
zoals in bovenstaand plaatje). Per route wordt aangeven wat bij het sluitend maken van de aanpak
belangrijke aandachtspunten, oplossingrichtingen en praktijkvoorbeelden zijn.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 10
3.1 Route 1: Onderwijs-leerplicht/RMC-arbeidsmarkt
3.1.1 Toelichting route
In deze route bevinden zich (partieel) leerplichtige en niet leerplichtige jongeren die dreigen uit te vallen
uit school of al uitgevallen zijn. Voor deze jongeren is in het kader van de bestrijding van voortijdig
schoolverlaten vroegtijdig signaleren en ingrijpen van belang. Drie partners binnen de keten van jeugd-
werkloosheid en vsv zijn hierbij primair verantwoordelijk:
• De onderwijsinstellingen: Zij kunnen als eerste de signalen van en over leerlingen opvangen en naar
aanleiding daarvan daadwerkelijk actie ondernemen. In dit verband is van belang dat oorzaken van
voortijdig schoolverlaten in veel gevallen terug te voeren zijn op het schoolklimaat. Daarnaast is de
overgang van VO naar het MBO (de ROC’s en AOC’s) een moment waarop in het kader van voortij-
dig schoolverlaten alertheid van de verantwoordelijke instellingen geboden is.
• Naast de rol van de onderwijsinstellingen heeft ook de leerplichtambtenaar een belangrijke plaats in
de vsv-aanpak. Wanneer jongeren uitvallen of dreigen uit te vallen, heeft de leerplichtambtenaar de
taak deze jongeren weer naar school te geleiden.
• De derde belangrijke partner is het RMC, dat tot taak heeft het aantal voortijdig schoolverlaters te
registreren, een netwerk ter voorkoming van voortijdig schoolverlaten te ontwikkelen en de trajectco-
ordinatie voor jongeren zonder startkwalificatie te (laten) verzorgen. Binnen het RMC zijn veelal één
of meerdere trajectbegeleiders werkzaam. Deze trajectbegeleiders zijn verantwoordelijk voor het
weer naar school terug te geleiden van de deelnemer, dan wel voor het in laten stromen in een leer-
werktraject dat uitzicht biedt op een startkwalificatie. In dit verband is ook de samenwerking met
CWI, uitzendbureaus en bedrijven (de arbeidsmarkt zie ook hoofdstuk 4) belangrijk.
3.1.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners
In de volgende tabel staat een overzicht van belangrijke aandachtspunten, mogelijke oplossingsrichtingen
en de belangrijkste partners die voor het realiseren van de oplossingen binnen route 1 primair verantwoor-
delijkheid dragen. In hoofdstuk 7 is een korte schets van de positie, verantwoordelijkheden en taken van
de belangrijkste ketenpartners in route 1 opgenomen.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 11
Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner
Algemeen: beleid scholen Tussen scholen zijn grote verschillen
in schoolklimaat en in de wijze
waarop (meer of minder (pro-)actief)
wordt geïntervenieerd bij signalen
van dreigende uitval. Concrete
aandachtspunten die een school kan
langslopen om te zien waar
verbeteracties aan de orde zijn kunt
u vinden op
www.voortijdigschoolverlaten.nl2
• School
• LPA
Mate waarin de inhoud van het onderwijs
aansluit bij de leerling: te weinig integratie
van theorie en praktijk. M.n. VMBO is voor
een deel van de leerlingen te weinig
praktijkgericht. Grote verschillen tussen
(VMBO-)scholen in beleid ten aanzien van
begeleiding en maatwerktrajecten voor
risicogroepen.2
• Investeren in begeleiding van
jongeren op school, in de prak-
tijk èn bij overgang naar andere
school
• Faciliteiten voor beroeps- en
loopbaanoriëntatie in onderwijs
• Versterking praktijkcomponent
binnen VMBO
• Samenwerking met bedrijven,
meer duale trajecten en stage-
plaatsen binnen het reguliere
onderwijs
• Inspelen op 10.000 leerbanen-
plan MKB Nederland
• Set van afspraken trajectaan-
bieders over hun trajectaanbod
• Overzicht van aanwezige
trajecten in de regio
• Goede organisatie van
praktijkleren en begeleiden
• Mogelijkheid van meerdere
instroommomenten in traject
• School
• School
• School
• School/RMC
• School/RMC
• LPA/RMC
• LPA/RMC
• School
2
Een integraal overzicht van preventieve activiteiten waar een school naar kan kijken bij het versterken van haar rol in het kader van voortijdig
schoolverlaten en jeugdwerkloosheid is opgesteld door Van Tilborg en Van Setten (1998). Daarbij gaat het om:
• de leeropvatting van de school (toelatingsbeleid, nadruk op leren, leerlingbegeleiding, samenwerking met ouders, contact met ouders,
samenwerking extern vangnet
• didactische werkvormen (rol leerling en leerkracht)
• pedagogisch klimaat (inhoud en omgang met regels)
• huiswerk- en studiebegeleiding
• oriëntatie op studie en beroep
• leermotivatie
• aanpak van spijbelen en verzuim (inclusief samenwerking met LPA)
• leerlingvolgsysteem
Deze hoofdthema’s zijn uitgewerkt in concrete aandachtspunten, die een school successievelijk kan langslopen om voor zichzelf systematisch de
vraag te stellen waar verbeteracties aan de orde zijn. Voor een integraal overzicht van deze aandachtspunten wordt verwezen naar
www.voortijdigschoolverlaten.nl.
2
Zie ook het referentiekader (Sardes, juli 2003)
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 12
Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner
Verwijzing van leerlingen naar een
buitenschoolse zorgverlener: scholen vullen
hun zorgtaak verschillend in, waardoor bij
verwijzing niet in alle gevallen direct
duidelijk is welk voorafgaand zorgtraject
heeft plaatsgevonden. Dit kan de effectiviteit
van de aangeboden zorg verminderen.
Afspraken tussen scholen over
eenduidige dossiervorming
• School
• LPA
• RMC
Overdracht zorghistorie naar vervolgonder-
wijs: de kwaliteit van de overdracht is een
belangrijke kritische succesfactor bij de vsv-
aanpak. Belangrijk is te voorkomen dat de
‘ontvangende school’ een probleem
importeert waar ze niet (voldoende) van op
de hoogte is. Aan de orde bij de overgang
VO-VO en VO-ROC, maar ook van
Basisonderwijs naar VO.
Een ‘zorgdossier’ met een voorblad
waarop de belangrijkste elementen
benoemd worden zou hier uitkomst
kunnen bieden, als basis voor een
overdrachtsgesprek.
• School
Late of onvolledige melding door scholen bij
LPA of RMC vermindert de kans op
succesvol teruggeleiden van de leerling naar
school.2
• Goed registratiesysteem op de
scholen
• Duidelijk, bereikbaar meldpunt
• Afspraken tussen scholen en
meldpunt, meldprotocol, regel-
matige werkcontacten tussen
meldpunt en scholen
• Controle volledigheid melding
• Feed back naar scholen
• Afspraken en commitment op
bestuurlijk niveau tussen ge-
meente(n) en scholen
• Scholen
• CWI (indien
terug naar
school lukt
dan geen
rol voor
CWI)/RMC
• RMC
• Gemeente
Taakuitvoering LPA: zorgverlening versus
handhaving3
Handhaving en zorgverlening in
balans, geen eenzijdige nadruk op
één van beide facetten
• LPA
3
In het kader van het project Modelontwikkeling handhaving leerplicht heeft het ministerie van OCW een inventarisatie uitgevoerd van
instrumenten voor uitvoering van de leerplicht. De ca 150 practices die in deze verzameling zijn bijeengebracht, zijn tijdens een expertmeeting op
3 juli 2003 in Utrecht onderworpen aan het oordeel van experts op leerplichtgebied. Dit is gedaan als toetsing voor best practices binnen het
programma Handhaven op Niveau. De onderzoekers van Sardes verwerken nu alle uitkomsten van de expert meeting in het inventarisatierapport.
Het eindresultaat, dat oorspronkelijk alleen aan de HoN-pilots ter beschikking zou worden gesteld, blijkt zo waardevol dat tot een bredere
verspreiding is besloten. De definitieve verzameling zal daartoe elektronisch toegankelijk worden gemaakt.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 13
Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner
Volledigheid van de registratie3
In dit verband bijzondere aandacht voor
‘vrijblijvendheid’ in het melden van
voortijdige schoolverlaters bij onder andere
CWI, WIW-instellingen en Sociale
Diensten, waardoor – ook indien ze wel door
de school zijn aangemeld – sprake is van een
niet sluitende monitoring of zelfs tot niet
sluitende registratie van de doelgroep
• Elektronisch registratiesysteem
• Directe koppeling tussen
registratiesysteem en GBA
• Volledig en up to date registra-
tiesysteem
• Breed verzamelen van ‘contro-
legegevens’: CWI- en Sociale
Dienst-gegevens gebruiken
voor opvullen hiaten in de
RMC registratie
• Controleprocedures
• Voldoende formatie voor
uitvoering registratietaken
• Bestuurlijke prioriteit en
politieke aandacht voor goede
kengetallen
• Zie verder Thema Registratie en
Monitoring
• RMC/LPA
• Gemeente
• CWI
• Sociale Dienst
• UWV
• RMC
• RMC
• Gemeente
3.1.3 Praktijkvoorbeelden
Onderstaand is een aantal interessante praktijkvoorbeelden van lokaal of regionaal gerealiseerde oplossin-
gen binnen route 1 opgenomen. Het betreft de volgende initiatieven:
• De werkwijze van de “Externe zorgteams in het Westland” is gericht op een zo goed mogelijke
invulling van de zorgtaak van de scholen, in samenwerking met partners.
• Het “Rangeerterrein Helmond” heeft tot doel om een breed scala aan voorzieningen en trajecten
voorhanden te hebben, waardoor risicogroepen op maat kunnen worden bediend.
• Het initiatief “Versterkte rol voor leerplichtambtenaren in Tilburg” is erop gericht scholen zo goed
mogelijk te ondersteunen bij het voorkomen van schooluitval.
• Het “Team Voortijdig Schoolverlaten in Arnhem” richt zich vooral op het optimaliseren van registra-
tie en begeleiding.
• Het project “Binnenboord” in Tilburg wil de RMC-functie versterken binnen de muren van het ROC.
• Het project “Sluitende aanpak in Maastricht” is een illustratie van de wijze waarop in regio’s bestuur-
lijke arrangementen kunnen worden getroffen, waarbinnen operationele projecten een plaats hebben.
Externe zorgteams in het Westland (R1.1)
In de RMC-regio Westland (waaronder de gemeente ’s Gravenzande) werken de bij vsv betrokken partijen
(onderwijs– en zorginstellingen, politie, Jeugdzorg, GGD, maatschappelijk werk, jeugdhulpverlening en
een leerplichtconsulent) intensief samen. Er is periodiek overleg tussen de scholen en de overige instellin-
gen over risicojongeren, die vervolgens op maat worden bediend. Goede communicatie en heldere
verdeling van verantwoordelijkheden staan centraal. Jaarlijks worden door zes externe zorgteams tussen
de 100 en 150 leerlingen begeleid.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 14
Rangeerterrein Helmond (R1.2)
Dit project omvat een stelsel van voorzieningen in het kader van voortijdig schoolverlaten. Inmiddels zijn
(bijna) alle schooluitvallers in de regio in beeld. Leerlingen worden via een “warme overdracht” snel
doorverwezen aan die projecten, die het meest geschikt zijn om hen te helpen toch aan een startkwalifica-
tie te komen.
Versterkte rol voor leerplichtambtenaren in Tilburg (R1.3)
De gemeente Tilburg heeft ervoor gekozen om scholen intensiever te ondersteunen bij de preventie van
schooluitval met de inzet van de leerplichtambtenaren. Zo kunnen schoolbeleid en leerplichtbeleid hun
krachten bundelen en elkaar versterken.
De rol van de leerplichtambtenaar heeft in de loop der jaren meerdere dimensies gekregen in de gemeente
Tilburg. De leerplichtambtenaar moet nu meer worden gezien als enerzijds een procesmanager die de
scholen aanspreekt op hun verantwoordelijkheden en anderzijds een soort begeleider en trajectbewaker
van risicojongeren / (potentiële) uitvallers. Om deze rol waar te maken is de leerplichtambtenaar toegerust
met de volgende taken: het voeren van gesprekken met scholen, ouders en leerlingen, spreekuur op
scholen, deelnemen aan zorgteams op scholen, deelnemen aan het Coördinatiepunt Risico Jongeren (CRJ),
het opmaken van processen-verbaal (waartoe zij moeten beschikken over een opsporingsbevoegdheid) en
samenwerken met bureau Halt i.v.m. Halt-verwijzingen (een voor de leerplichtambtenaar arbeidsextensie-
ve directe verwijsprocedure, resulterend in een score van 96% van de deelnemers waar geen herhaling van
het spijbelgedrag plaatsvond). Om deze rol en werkwijze van de leerplichtambtenaren effectief te laten
werken speelt een aantal kritische succesfactoren een rol. Het volgende is in ieder geval van belang:
• Beschikbaarheid van voldoende kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit.
• Vertrouwen en acceptatie bij betrokken partijen in het veld om effectieve samenwerking tot stand te
brengen.
• Actieve opstelling van leerplichtambtenaren.
Team Voortijdig Schoolverlaten in Arnhem (R1.4)
Bij het Team vsv moeten alle voortijdig schoolverlaters uit het beroepsonderwijs en de volwasseneneduca-
tie in de regio Arnhem (het BVE-veld) worden aangemeld. Team vsv verzorgt de registratie en begeleidt
voortijdig schoolverlaters. Door financiële steun van de gemeente Arnhem kan het Team vsv ook aandacht
geven aan preventie: voorkomen dat jongeren voortijdig hun opleiding afbreken en hen actief begeleiden.
Hierbij richt men zich ook op de bovenleerplichtige leerlingen uit het Voortgezet Onderwijs.
Het team bestaat onder andere uit een orthopedagoog, een psycholoog en loopbaanadviseurs. Zij adviseren
de jongeren bij studie- of beroepskeuze, voeren coachingsgesprekken, leggen huisbezoeken af, gaan mee
naar intakegesprekken op een nieuwe opleiding of doen uitgebreid onderzoek naar leer- en/of persoonlijk-
heidsproblemen.
Team vsv zet zich ook in voor jongeren die de school nog niet hebben verlaten maar dusdanige problemen
hebben dat zij waarschijnlijk binnen afzienbare tijd het onderwijs zullen verlaten. Voorop staat vooral
begeleiding naar een opleiding, eventueel in combinatie met werk. Dit alles met de bedoeling jongeren
alsnog een startkwalificatie te laten halen, zodat zij meer en betere kansen hebben op de arbeidsmarkt.
Het team werkt voor en met scholen in het VO en MBO en werkt nauw samen met de LPA en andere
hulpverleningsinstellingen. Jongeren worden telefonisch of via een aanmeldingsformulier aangemeld door
de school die de jongere heeft of dreigt te verlaten. De jongere wordt uitgenodigd voor een intake, waarbij
samen met de jongere wordt gekeken welke acties nodig zijn. Team vsv overlegt met en koppelt terug naar
de betrokken school.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 15
Project Binnenboord in Tilburg: samenwerking sluitende aanpak RMC (R1.5)
In het kader van de wet RMC wil de gemeente Tilburg ook de doelgroep niet-leerplichtige jongeren tot 23
jaar, waar zij zich op richt, sneller in kaart hebben en maatregelen treffen om cursisten binnen het
onderwijs te houden. In samenwerking met ROC Midden-Brabant heeft zij het initiatief genomen tot het
project ‘Binnenboord’. Men kiest er voor om intensiever te gaan samenwerken met actoren in de BVE om
zo (potentiële) uitvallers sneller in het vizier te hebben en voor ieder van hen een passend traject of
noodzakelijke begeleiding te regelen.
Doel van het project is concreet het inrichten van één loket:
• Van waaruit de registratie en melding plaats vindt naar de gemeente van alle uitvallers tot 23 jaar
binnen de beroepsopleidingen van het ROC.
• Van waaruit een betere kwantitatieve analyse wordt gemaakt van de redenen van uitval en de wijze
waarop die beïnvloedbaar is.
• Van waaruit initiatieven worden genomen voor het nemen van maatregelen.
Uiteindelijk doel is de deelnemer terug te leiden naar een opleiding om uiteindelijk een startkwalificatie te
behalen. In overleg met de mentor, wordt hiervoor een trajectplan opgezet. Hierbij kan gebruik gemaakt
worden van interne en externe voorzieningen.
De aanpak is, dat op één plaats alle gegevens en activiteiten met betrekking tot (dreigende) uitval en
voortijdige uitstroom binnen het ROC Midden-Brabant is gebundeld. Tijdige melding naar de gemeente
bevordert een tijdige aanpak.
Het zorgsysteem, zoals dat tot stand is gebracht binnen de colleges van het ROC Midden-Brabant, is
hiertoe aangepast. De coördinatoren mentoraat, belast met de afstemming van alle activiteiten in de
trajectbegeleiding van een afdeling, signaleerden zoveel mogelijk uitvallers en verwezen hen naar
ondersteuners binnen het ROC Midden-Brabant. Het zicht op de uiteindelijke bestemming raakte men wel
eens kwijt, mede door het gebrek aan instrumenten om nauwgezet te registreren. Het in te richten loket
wordt juist de schakel in dit geheel, maar wel in nauwe samenwerking met de genoemde coördinatoren
mentoraat.
Sluitende aanpak in Maastricht (R1.6)
“Met de hand op het hart” heet het projectplan dat een sluitende aanpak in het Mergelland en Maastricht
voorstaat om het aantal voortijdig schoolverlaters terug te dringen. Preventieve, registratieve en curatieve
lijnen zijn uitgezet. Projecten zijn – voor een grote gedeelte door het veld – ingediend. Het Leerwerkcen-
trum, onderdeel van de aanpak, is voor jongeren die zijn geconfronteerd met een voor hem/haar niet
passend onderwijssysteem. Het Leer Werk Centrum is geen school, maar een trainingscentrum. Het gaat
om het trainen in sociale vaardigheiden en het aanleren van vakvaardigheden. Opdrachten voor het Leer
Werk Centrum komen uit het bedrijfsleven. Het project Time Out integreert leerlingen die een ‘time-out’
nodig hebben. In een ‘nieuwe’ klas kan de leerling eerst even tot rust komen en wordt tegelijkertijd
geobserveerd. Daarna bekijkt het Time Out-team welke begeleiding de leerling verder nodig heeft.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 16
3.2 Route 2: Onderwijs-arbeidsmarkt
3.2.1 Toelichting route
In deze route gaat het om jongeren die zijn gestopt met school en zonder startkwalificatie de arbeidsmarkt
op gaan. Deze jongeren melden zich niet bij een van de organisaties in de keten omdat ze zelf een plek op
de arbeidsmarkt hebben gevonden. Over de exacte omvang van deze doelgroep zijn geen gegevens
bekend, maar het zal een groot deel van de vsv-ers zijn.
Deze groep jongeren vormt momenteel geen prioriteit in de aanpak van voortijdig schoolverlaten. Tot nu
toe gold het hebben van werk meestal als een contra-indicatie voor het RMC om actie te ondernemen.
Gezien het huidig economisch klimaat komt ook voor deze groep echter meer aandacht. Verwacht wordt
dat deze jongeren als eerste de gevolgen ervaren van een toenemende werkloosheid.
3.2.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners
Het is moeilijk vast te stellen op welke wijze de aanpak van voortijdig schoolverlaten en/of jeugdwerk-
loosheid ook deze groep jongeren moet proberen te bereiken. Het benaderen van deze doelgroep op zich is
al moeilijk. De RMC beschikt in principe wel over de gegevens van deze jongeren. In de meeste registra-
tiesystemen is echter niet goed terug te vinden of de jongere aan het werk is of niet. Wanneer de jongeren
reeds aan het werk zijn, kan het benaderen vanuit het RMC om hen te bewegen hun opleiding weer op te
pakken betuttelend werken (waarschijnlijk zelfs averechts). In principe is het dus vooral van belang deze
jongeren te benaderen voordat zij een baan hebben gevonden, dus direct na het verlaten van de school.
Tijdige meldingen van scholen zijn dan noodzakelijk. Bij pogingen tot terugleiding naar school is
afstemming met CWI ook wenselijk en profijtelijk (zie 4-trapsraket verder op). Eenmaal werkend blijken
werkgevers zelf op basis van hun behoefte of de behoefte van de werknemer de benodigde opleidingen te
vinden. Zij richten zich daarbij met name tot de branches en daarbij behorende O&O fondsen. De vraag
wat de rol van de gemeente in deze is of zou kunnen zijn, blijft dan ook moeilijk te beantwoorden.
Tegelijkertijd betreft het hier een doelgroep waarbij naar alle waarschijnlijkheid niet snel zal worden
gedacht aan extra opleiding. Er is echter toch een aantal punten te benoemen waarop de inzet ten behoeve
van deze jongeren (en hun werkgevers) zich zou kunnen richten. Het betreft de volgende:
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 17
Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner
Juistheid en volledigheid registratie RMC • Afspraken maken met scholen voor
tijdige en juiste informatie over vsv-
ers (bijvoorbeeld elektronische
uitwisseling)
• RMC/scholen
Bewustwording/bereidheid/mogelijkheid
voor werkgevers en werknemers om
opleidingsniveau te upgraden
• Bewustwording bij de jongere dat
hij/zij voldoende bagage nodig heeft
voor een duurzame employability
op de arbeidsmarkt, zonder betutte-
ling.
• Goede informatie te geven over
opleidingsmogelijkheden
• Werkgevers moeten op de hoogte
zijn van de opleidingsmogelijkhe-
den binnen de sector (regulier on-
derwijs, O&O fondsen, particuliere
initiatieven).
• Door toepassing van EVC (elders
verworden competenties) toeganke-
lijker maken van het (reguliere)
onderwijs zodat werknemers zo snel
mogelijk en op basis van maatwerk
een opleiding kunnen volgen, waar-
bij zo min mogelijk inbreuk wordt
gedaan op de bestaande werksituatie
(zie paragraaf 4.3.2).
• Jongeren
• Gemeente
• Werkgevers
• Onderwijs
Benadering werkende vsv-ers
• Om de gemeentelijke taak in het
bereiken van deze jongeren te bepa-
len zal het nodig zijn vraag (werk-
gevers en werknemers) en aanbod
(opleidingen) in kaart te brengen
om inzichtelijk te maken waar zich
knelpunten voordoen in de afstem-
ming. Op deze knelpunten kan de
gemeente vervolgens inzetten.
• Vraag (werkgevers/werknemers)
en aanbod (opleidingen) kunnen
dichter bij elkaar gebracht worden
door een centraal (virtueel) punt te
creëren waar het aanbod inzichtelijk
is en mogelijkheden voor consulta-
tie aanwezig zijn
• Gemeente
• Gemeente
3.2.3 Praktijkvoorbeelden
Scholingsoffensief Deventer (R2.1)
Mensen die aan het werk zijn en alleen de basisschool hebben afgemaakt, zijn een kwetsbare groep op de
arbeidsmarkt. Als het economisch minder gaat, dreigen ze als eerste hun baan te verliezen. Het Scholings-
offensief stimuleert dat deze medewerkers alsnog een startkwalificatie halen. Dat heeft zowel voor de
werkenden zelf, als voor hun werkgever voordelen. Geschoold personeel is makkelijker in staat in een
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 18
andere functie te gaan werken. De blijvende scholing van personeel past ook in de tendens dat bedrijven
een toenemende behoefte hebben aan hoger geschoold personeel. Als medewerkers doorstromen naar een
hogere functie, maakt dat de weg vrij voor minder geschoolden.
Veel werkenden zitten niet te wachten op een terugkeer naar de schoolbanken. Daarom krijgen ze
opleidingen aangeboden waarbij werken en leren worden gecombineerd. Bovendien wordt voorkomen dat
ze 'dubbel'moeten leren, door te kijken welke kennis en vaardigheden ze zich door eerdere scholing en
werkervaring al eigen hebben gemaakt. Het gaat daarbij om de certificering van kennis en werkervaring.
Van de Deventer beroepsbevolking heeft bijna dertig procent geen startkwalificatie. Het gemiddelde
scholingsniveau in Deventer wijkt niet af van het landelijk beeld. Een groot deel van de werknemers volgt
cursussen of andere vormen van kwalificerende scholing.
Binnen het scholingsoffensief zijn verschillende projecten uitgevoerd om mensen zonder startkwalificatie
te stimuleren alsnog een diploma te halen. Het project Employability ontwikkelt aanvullende activiteiten.
Het verzamelen van cijfers over het opleidingsniveau was daar een van.
Daarnaast stimuleert Employability de komst van een scholingsloket in het bedrijfsverzamelgebouw voor
werk en inkomen. Hier moet alle informatie over scholing samenkomen. Mensen die een bepaalde
opleiding willen volgen kunnen er gerichte informatie krijgen, maar ook een werkgever die wil weten
welke fiscale regelingen op het gebied van scholing gelden. Het is de bedoeling dat de informatie niet
alleen via een fysiek loket, maar ook via internet toegankelijk wordt.
Bij veel bedrijven wordt er al veel aan scholing van laagopgeleide werknemers gedaan, vaak op een heel
innovatieve manier. Bij andere bedrijven weet men soms nog geen goede methode om zoiets op te zetten.
Het deelproject Employability zoekt daarom naar kanalen voor kennisuitwisseling tussen bedrijven over
succesvolle employabilityprojecten.
3.3 Route 3: Onderwijs-uitzendbureau-arbeidsmarkt
3.3.1 Toelichting route
Deze route betreft jongeren zonder startkwalificatie, die de weg vinden naar een uitzendbureau om zich te
laten bemiddelen richting arbeidsmarkt. Zoals in de vorige route beschreven hebben jongeren die recht-
streeks naar de arbeidsmarkt gaan zonder startkwalificatie toch een vergroot risico op werkloosheid. Het
vraagstuk hier is dus, hoe de betreffende jongeren, die zich melden en vervolgens al dan niet als uitzend-
kracht aan de slag gaan, kunnen worden bereikt met een aanvullend opleidingsaanbod. Ingezoomd wordt
op de (mogelijke) rol van de uitzendbureaus.
3.3.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners
In de volgende tabel staat een overzicht van belangrijke aandachtspunten, mogelijke oplossingsrichtingen
en de belangrijkste partners die voor het realiseren van de oplossingen binnen route 3 primair verantwoor-
delijkheid dragen.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 19
Uitzendbureaus zijn voor jeugdige werklozen, met of zonder startkwalificatie, een veelgebruikt zoekka-
naal. Uitgaande van de jongere is het dus voor gemeenten en CWI’s interessant om na te gaan of de rol
van uitzendbureaus bij de aanpak van jeugdwerkloosheid en voortijdig schoolverlaten kan worden
versterkt.
Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner
Kansen via intensivering samenwerking met
uitzendbureaus
Aandacht voor voortijdig schoolver-
laten is geen onderdeel van de core
business van uitzendbureaus, zodat
de actie naar uitzendbureaus toe
vaak vanuit gemeenten, CWI’s en
scholen moet worden ondernomen.4
In dit verband is de nieuwe Uitzend-
CAO interessant om op in te spelen.
Hierin krijgen uitzendkrachten onder
voorwaarden recht op een persoon-
lijk scholingsbudget.
• Uitzendbureau
• CWI
• Gemeente
• Scholen
Voortijdig schoolverlaten beter in beeld met
medewerking van uitzendbureaus
Afspreken met uitzendbureaus, dat
zij in overleg met de jongere bij het
RMC een melding doen en de
jongere zo mogelijk verwijzen naar
het RMC
• RMC
Gemeenten hebben vanuit hun bijzondere rol
extra mogelijkheden om met uitzendbureaus
tot afspraken te komen.
Bijvoorbeeld door dit mee te nemen
bij de start en instandhouding van
SUWI Bedrijfsverzamelgebouwen.
• Gemeenten
3.3.3 Praktijkvoorbeelden
Onderstaand is een tweetal interessante praktijkvoorbeelden van lokaal of regionaal gerealiseerde oplos-
singen binnen route drie opgenomen. Het betreft de volgende initiatieven:
• Het project Back up in Tilburg is een goed voorbeeld van samenwerking tussen scholen en uitzendbu-
reaus.
• Uitzendbureaus kunnen daarnaast ook worden gestimuleerd om bij inleners te promoten – in het
belang van de inlener, de jongere en het uitzendbureau zelf – dat jongeren zonder startkwalificatie niet
alleen te werk worden gesteld, maar tegelijkertijd ook een opleiding volgen. Onderstaand is een prak-
tijkvoorbeeld opgenomen, dat Cap Gemini Ernst & Young en Regioplan in 2003 tegenkwamen bij de
uitvoering van een onderzoek naar duale trajecten, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid.
Project Back up in Tilburg (R3.1)
In Tilburg combineerden veel partieel-leerplichtige jongeren het onderwijs bij de afdeling Schakelen van
het ROC Midden-Brabant met werken. Deze banen zochten ze zelf. De combinatie werkte echter lang niet
altijd: jongeren vonden geen werk of verloren al snel hun baan. Tegen de zestig procent van de jongeren
haakte uiteindelijk definitief af op school. Een deel van deze jongeren was afkomstig uit het VSO. Sinds
4
Overigens zijn er ook uitzendbureaus, die op basis van de notie van maatschappelijk ondernemen en/of profilering
zich ook actief toeleggen op projecten voor jeugdwerkloosheid en voortijdig schoolverlaten. Bijvoorbeeld Start dat
vanuit het fonds Start Foundation eigen middelen inzet voor dergelijke projecten.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 20
enige tijd pakt men binnen de RMC-regio Tilburg de zaken daarom anders aan. Met behulp van een
constructie met een aantal uitzendbureaus blijft een aantal jongeren binnen bereik van het onderwijs.
De coördinator van het project Back-up bemiddelt bij het vinden van passend werk en bij problemen,
zoekt samen met de jongere naar eventueel nieuw werk en zorgt ervoor dat de jongere aan het werk blijft.
En het belangrijkste: afspraak is dat jongeren minimaal 1 dag per week naar school blijft komen, zodat een
jongere nooit volledig aan het werk gaat.
De ervaringen laten hier zien dat zo´n 80% van de in het project deelnemende jongeren uitstroomt naar
meestal vast werk of naar een vervolgopleiding. Een vergelijkbaar project in Noordoost Brabant in de
regio Veghel-Oss-Uden had de afgelopen twee jaar 120 deelnemers aan boord waarvan ruim 70% een
goede baan heeft. De overige 30 % is door de opgedane praktijkervaring weer gemotiveerd om een
opleiding te gaan volgen. Bij dit project zijn de MBO en VMBO scholen in de regio betrokken als ook het
bureau jeugdzorg en alle leerplichtambtenaren in de regio. Pieter Dekkers, werkzaam bij de gemeente
Tilburg, noemt het een prima deal, zowel voor de uitzendbureaus als het ROC Midden-Brabant als
uitvoerders van het project Back-up: “Iedereen heeft hier voordeel bij. Uitzendbureaus zijn verzekerd van
arbeidskrachten, de jongeren van werk, en wij van jongeren die blijven leren of begeleid de arbeidsmarkt
instromen”. Niet iedere jongere past echter in zo´n traject. Er moet toch enige motivatie zijn voor onder-
wijs en de jongere moet voldoende sociale vaardigheden bezitten om in het werk te functioneren. Het
ROC zal de doelgroep daarom gaan vergroten, zodat steeds meer jongeren via een goed traject de ar-
beidsmarkt instromen.
Duaal traject beroepsopleiding voor uitzendkrachten zonder startkwalificatie5
(R3.2)
Het project richt zich op voortijdig schoolverlaters die zonder startkwalificatie aan het werk zijn in de uit-
zendbranche. Vaak doen ze productiewerk met weinig uitzicht op een positieverbetering. Het doel van het
traject is door een combinatie van leren en werken de deelnemers alsnog een diploma te laten halen.
De start van het traject bestaat uit een uitgebreide intake en assessment bij het ROC. Op basis hiervan
wordt een helder beeld verkregen van de al aanwezige competenties van een deelnemer en kan een advies
gegeven worden over het individuele maatwerktraject dat nog nodig is om een startkwalificatie te kunnen
behalen.
Tijdens het duale traject dat vervolgens gestart wordt, volgen deelnemers praktijkonderwijs (de be-
roepspraktijkvorming) bij een erkend leerbedrijf, waar zij intensief begeleid worden door de praktijkop-
leider. Vier uur per week komen de deelnemers naar het ROC. In de laatste weken van de opleiding wordt
gewerkt aan een portfolio van elke deelnemer, waardoor hun competenties helder in kaart worden
gebracht. Het traject wordt beëindigd zodra de deelnemers hun diploma ontvangen.
5
Onderzoek Duale Trajecten in de Praktijk: knelpunten en successen, Cap Gemini Ernst & Young/Regioplan,
augustus 2003
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 21
3.4 Route 4: Onderwijs-CWI-arbeidsmarkt
3.4.1 Toelichting route
Een gedeelte van de schoolverlaters, met of zonder startkwalificatie, meldt zich bij het CWI als werkzoe-
kende en/of voor een uitkering. Daarnaast gaat het om jongeren met of zonder startkwalificatie, die aan het
werk zijn geweest maar werkloos worden en dus alsnog of opnieuw naar het CWI gaan. Het CWI voert
van oudsher in samenwerking met de gemeente en de UWV zijn aandeel in de sluitende aanpak van
jongeren uit.
Voortijdig schoolverlaters moeten juist nu in staat worden gesteld om een startkwalificatie te halen. Het is
daarnaast van groot belang dat ook jongeren met een startkwalificatie die geen werk kunnen vinden, extra
aandacht krijgen om te bereiken dat ze hun kennis en vaardigheden behouden. Interessant is per regio te
kijken naar mogelijkheden bij het CWI om zijn bijdrage aan het voorkomen en bestrijden van jeugdwerk-
loosheid en voortijdig schoolverlaten te vergroten. Daarbij kan mede worden geprofiteerd van een recente
landelijke beleidsintensivering van het CWI. Deze bestaat samengevat uit:
• Intensivering van het vacatureoffensief gericht op duale leerbanen.
• Het project Jongactief waarin bij de 3 landelijke werkgeversorganisaties (VNO-NCW, MKB-
Nederland en LTO-Nederland) telkens 2 CWI-medewerkers voor 3 jaar worden geplaatst om de
respectievelijke achterbannen te infomeren, motiveren en ondersteunen om leerbanen beschikbaar te
stellen.
• Het realiseren van een op jongeren gerichte jongerenmodule in werk.nl en in de op werkgevers
gerichte werkgeversmodule in werk.nl.
• Een “aanvalsplan” om in de uitvoering prioriteit te geven aan de plaatsing van jongeren (zonder
startkwalificatie) op (leer)banen.
Belangrijk onderdeel van de aanpak van het CWI is samenwerking met bedrijven (en hun organisaties),
uitzendbureaus en gemeenten.
3.4.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners
In de volgende tabel staat een overzicht van belangrijke aandachtspunten, mogelijke oplossingsrichtingen
en de belangrijkste partners die voor het realiseren van de oplossingen binnen route 4 primair verantwoor-
delijkheid dragen. In het regiehoofdstuk is een korte schets van de positie, verantwoordelijkheden en taken
van de belangrijkste ketenpartners in route 4 opgenomen.
Het CWI deel van de sluitende aanpak kent grosso modo twee belangrijke werkprocessen:
A. De (werk- en uitkerings)intake.
B. De actieve en intensieve bemiddeling.
C. De overdracht aan gemeenten of UWV (t.b.v. een reïntegratietraject).
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 22
Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner
Bij de intake wordt vastgesteld of de jongere
behoort tot de categorie met startkwalificatie
of zonder startkwalificatie. Deze vaststel-
ling is van belang omdat het CWI voor de
laatste categorie gemiddeld meer financie-
ring zal gaan ontvangen dan voor de eerste.
Het belang van juiste registratie voor de
formatieve ruimte binnen CWI’s is hiermee
duidelijk en maatgevend voor 2004.
Jongeren die niet voor bemiddeling in
aanmerking komen worden uiteraard direct
overgedragen aan de gemeente of – soms -
UWV.
Indien de jongere geen startkwalifi-
catie bezit wordt in PGI de gebeur-
tenis geen startkwalificatie vastge-
legd. Daarbij is een belangrijke
subcategorie zijn de dreigen-
de/voortijdige schoolverlaters. Deze
groep vaak bij CWI bekend omdat
ze zich laten inschrijven bij CWI, in
de hoop van school te kunnen als ze
een uitkering krijgen of werk
hebben.
• CWI
Na de intake waarbij de startpositie van de
jongere is bepaald, begint de tweede fase
van de sluitende aanpak, de intensieve
bemiddeling.
Dit onderdeel in het werkproces
kenmerkt zich door intensieve en
sluitende bemiddeling van de
jongeren op basis van de 1 op 1
aanpak waarbij met caseloads wordt
gewerkt.
Daarbij kan worden ingespeeld op
verschillende plannen (zie verderop
in deze handreiking) om de instroom
van jongeren naar werk te verge-
makkelijken. Benutten van de CWI-
vacatureteams van Focus op werk en
het Vacatureoffensief.
• CWI
Jongerenaanpak CWI Een relatieve specialisatie van
adviseurs, gebundeld in jongeren-
teams, biedt de mogelijkheid om dat
in samenwerking met de ketenpart-
ners uit te bouwen naar Jongerenlo-
ketten. Behalve synergie blijkt in de
praktijk dat gemeenten bereid zijn
daar extra fte’s bij CWI op in te
zetten.
• CWI
• Gemeente
Registratie Melden door CWI bij RMC (in route
1 al nader toegelicht)
• CWI
Relatie met ketenpartners Afstemming en overeenstemming
over uitgangspunten, verantwoorde-
lijkheden en taken is essentieel. Dit
wordt iha vastgelegd in de SNO’s.
Zowel op landelijk, districts- en
vestigingsniveau op basis van
eenduidige uitgangspunten werken
aan draagvlak en samenwerking bij
de ketenpartners. Vooral de
medewerking van gemeenten is
essentieel i.v.m. het WWB-belang
• CWI (SNO)
• Gemeente
(SNO)
Communicatie en informatie Aan werk.nl worden in april nog
jongerenmodules voor jongeren en
werkgevers toegevoegd
• CWI
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 23
Aanpak CWI
Werk boven inkomen blijft in de aanpak van het CWI cruciaal, maar in het plan van aanpak jeugdwerk-
loosheid van het ministerie van SZW is aangegeven dat een baan waarbij een (start)kwalificatie kan
worden behaald een betere toekomstpositie kan bieden. Dat wil zeggen meer kans op een vaste baan en
meer doorgroeimogelijkheden voor de jongeren. Voor jongeren die geen officiële startkwalificatie kunnen
behalen via school zijn leerbanen mogelijk met deelkwalificaties. Bij gebrek aan reguliere banen is binnen
de RWI samen met het CWI een plan met alternatieven opgesteld, die in het begin van 2004 verder
uitgewerkt en ingevoerd zullen worden. Het gaat om instapbanen en werkstages. VNO-NCW heeft
inmiddels een plan gerealiseerd om jongeren – veelal met startkwalificatie – middels stage in conditie te
houden voor de arbeidsmarkt. Dit is het zogeheten JOP plan (Jongeren Ontwikkelings- en Ervarings-
plaats).
Jongeren met een meervoudige problematiek worden overgedragen aan de gemeente waar reïntegratie
en/of een gesubsidieerde arbeidsplaats ingezet kunnen worden.
Bovenstaande uitgangspunten zijn geconcretiseerd in de zogenaamde “viertrapsraket”:
1. Terug naar school (vooral als er nog geen startkwalificatie is behaald).
2. Actief bemiddelen naar een (leer-)baan.
3. Intensief bemiddelen naar een instapbaan of JOP (stageplek).
4. Overdragen naar gemeente voor reïntegratie/gesubsidieerde arbeid.
Hieronder volgt een uiteenzetting van de diverse mogelijkheden die specifiek voor jongeren zijn bedoeld,
zoals die in het RWI/CWI-plan worden geschetst.
A. Terug naar school.
B. Leerbaan.
C. Reguliere vacature via Vacatureteams focus op werk en vacatureoffensief.
D. Instapbaan.
E. JOP (werkstageplek).
F. Reïntegratie/gesubsidieerd werk.
G. Drempelslechting.
Ad A: Terug naar school
De kortste weg naar duurzame arbeidsinpassing van jongeren zonder startkwalificatie is de weg terug naar
school. Voor deze preventieve aanpak is het noodzakelijk om snel te kunnen reageren. Een goede samen-
werking met RMC’s en leerplichtambtenaren is daarbij essentieel. Deze aanpak geldt natuurlijk vooral
voor jongeren zonder startkwalificatie, maar voor bijvoorbeeld een MBO-er kan doorleren soms ook een
betere optie zijn dan werken.
Ad B: Leerbaan
Leerbanen zijn alle arbeidsovereenkomsten met een opleidingscomponent. Allereerst betreft dat de
Beroepspraktijkvormingsplaatsen waarbij via de BBL (BeroepsBegeleidende Leerweg) een opleiding
wordt gevolgd. De werkgever moet een officiële erkenning hebben of deze aanvragen bij het betreffende
Kenniscentrum Beroepsopleiding Bedrijfsleven.
Ten tweede zijn er de arbeidsplaatsen waarbij een (interne) opleiding wordt geboden (vaak zelfs met een
officiële startkwalificatie). Daarbij kan gedacht worden aan politie, landmacht, NS, beveiliging, gezond-
heidszorg, bus en streekvervoer, etc.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 24
Een extra mogelijkheid biedt de samenwerking met Start in de vorm van een leerplancheque, waarbij de
jongere op detacheringbasis bij een bedrijf gaat werken en Start de opleiding en begeleiding voor haar
rekening neemt.
Ad C: Reguliere vacature via Vacatureteams focus op werk en vacatureoffensief
Indien naar school en/of leren en werken niet mogelijk of niet van toepassing is dan is bemiddeling op
reguliere vacatures de aangewezen weg.
Het vacaturevolume binnen de CWI’s dat via de vacatureteams van de vestigingen in behandeling is vormt
dan een uitgelezen mogelijkheid om jongeren op te bemiddelen. De jongerenadviseurs en de vacaturebe-
handelaars (accounthouders) dienen hierbij nauw samen te werken teneinde plaatsing van de jongere en
vervulling van de vacature te realiseren.
Ad D: Instapbaan
Bij een instapbaan biedt de werkgever de jongere een arbeidscontract aan van minimaal 6 maanden met of
een opleidingscomponent of uitzicht op een vaste aanstelling. Het aantrekkelijke van de instapbaan is de
1.000,- die CWI maximaal beschikbaar stelt na overlegging van het arbeidscontract en rekening voor de
gevolgde training of opleiding. Tevens bestaat de mogelijkheid dat de werkgever na overleggen van het
arbeidscontract een loonkostensubsidie van de gemeente ontvangt. Ten aanzien van deze subsidie kunnen
gemeenten zelf beleid ontwikkelen.
Ad E: JOP (werkstageplek)
Een Jongeren Ontwikkelings- en ervarings Plaats is bedoeld voor jongeren – in het algemeen met een
startkwalificatie - die niet in de eerder genoemde mogelijkheden aan de slag kunnen. Via een tijdelijke en
boventallige werkstage van 3 maanden kunnen ze aanvullende kennis en ervaring onderhouden bij een
werkgever. De werkstage kent geen salariscomponent en wordt met behoud van uitkering of zonder
uitkering verricht. Wel is voorzien in een bonus van 150,- per maand te betalen door de werkgever.
Werkgevers van VNO/NCW dienen de JOP-banen in via hun regionale VNO/NCW contactpersonen.
Voor de stageovereenkomst wordt het standaard JOP-contract gebruikt.
Niet bij VNO/NCW aangesloten werkgevers kunnen direct bij CWI JOP-banen indienen. De werkgever
kan gebruik maken van hetzelfde standaard JOP-contract.
Ad F: Reïntegratie/gesubsidieerd werk
In het geval de sluitende aanpak niet leidt tot werkaanvaarding in een van de hierboven geschetste
varianten, dan vindt overdracht plaats naar de gemeenten of UWV (route 5). De jongere zal dan in
aanmerking komen voor een reïntegratietraject of een gesubsidieerde baan
Ad G: Drempelslechting
De drempelslechting kan bestaan uit een tegemoetkoming/vergoeding van de inwerkbegeleiding in de
proeftijd teneinde vroegtijdige uitval te voorkomen ofwel uit korte gerichte trainingsmodules teneinde de
laatste drempels voor indiensttreding weg te nemen. Werkgevers die een jongere zonder startkwalificatie
in dienst nemen komen in aanmerking voor deze (gedeeltelijke) financiële compensatie voor de kosten van
extra begeleiding en/of opleiding. De middelen mogen worden ingezet door CWI-adviseurs op voorwaar-
de dat er een arbeidscontract tot stand wordt gebracht en er geen andere, voorliggende, financieringsvor-
men zijn. Het per jongere in te zetten bedrag is 1.000,- en wordt toegekend in de vorm van een voucher.
Werkgevers kunnen de voucher verzilveren nadat de jongere drie maanden in dienst is. Zij dienen
daarvoor de gemaakte kosten te factureren en de werkperiode te bevestigen via een speciaal hiervoor
ontworpen formulier. Voor de periode 2003-2007 is daarvoor een bedrag van 35 mln. beschikbaar.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 25
3.4.3 Praktijkvoorbeelden
Onderstaand is een aantal interessante praktijkvoorbeelden van lokaal of regionaal gerealiseerde oplossin-
gen binnen route vier opgenomen. In alle gevallen is sprake van samenwerkingsafspraken tussen CWI en
gemeenten, een essentieel onderdeel van de aanpak, ook binnen route vier.
De praktijkvoorbeelden betreffen de volgende initiatieven:
• Integrale jongerenaanpak in Den Haag: samenwerking gemeente en CWI.
• SNO als basis voor afspraken tussen gemeente Tilburg en CWI over jongerenaanpak.
• Curatieve vsv-aanpak in Noord-Groningen, met medewerking van acht gemeenten, twee CWI-
vestigingen en één RMC: het Waddenmodel6
.
Samenwerking gemeente – CWI Den Haag (R4.1)
In Den Haag heeft de gemeente samen met het CWI gekozen voor een integrale jongerenaanpak. Het CWI
kent in Den Haag een vestiging speciaal voor jongeren.
In de service niveau overeenkomst (SNO) met de gemeente Den Haag is overeengekomen dat de integrale
aanpak Jongeren op locatie CWI Noord uitgevoerd wordt. Op 1 april 2002 is deze van start gegaan. In de
praktijk betekent dit dat alle jongeren tot 23 jaar die woonachtig zijn in Den Haag en mogelijk recht
hebben op een WWB uitkering of geen uitkering hebben zich dienen te melden op CWI locatie Den Haag
Noord. In het kader van het CWI Jongerenloket is er een intensieve samenwerking met het wijkkantoor
van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten dat ook speciaal voor jongeren is en de
afdeling jongeren van Werkkompas/ die fase 2/3 begeleiden richting werk. Op dit moment ziet de
samenwerking er als volgt uit:
• Na melding van de jongeren bij het afsprakenbureau van CWI Noord wordt er een afspraak gemaakt
voor een werkintake.
• Wanneer de CWI adviseur in de werkintake vaststelt dat er sprake is van een zekere afstand tot de
arbeidsmarkt, wordt er tevens in de werkintake een kwalificerende intake verricht. In overleg met de
ketenpartners is afgesproken dat dit een verkorte kwint betreft.
• Na de werkintake wordt in het laatste geval de klant direct overgedragen aan een coach van het
jongerenteam (Werkkompas). Dagelijks is er een medewerker van het jongerenteam op CWI Noord
aanwezig.
Op deze wijze vindt er een daadwerkelijke sluitende aanpak plaats ook wel ‘warme overdracht’ genoemd.
Deze vindt in elk geval na drie maanden werkloosheid plaats, inmiddels is besloten om dit te verkorten
naar twee maanden. Naast deze reguliere routing zijn er ook afspraken gemaakt met betrekking tot de
begeleiding van zogenaamde VSO (voortgezet speciaal onderwijs) schoolverlaters. Gezien het grote aantal
en niveau van deze jongeren worden de intakes op de scholen zelf verricht door klassikaal de formulieren
persoonsgegevens en inschrijfwerk in te vullen. Deze worden verder administratief door het CWI afge-
handeld. Deze jongeren gaan bovendien direct in traject bij het jongerenteam van Werkkompas
6
Evaluatie van de Pilot RMC+ (Jongerenloket) Noord Groningen, Cap Gemini Ernst & Young, in opdracht van het
ministerie van SZW, maart 2003.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 26
SNO als basis voor afspraken tussen gemeente Tilburg en CWI over jongerenaanpak (R4.2)
Jongeren zonder arbeidsmarktrelevante startkwalificatie die op zoek zijn naar werk komen in Tilburg via
het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) in beeld. Jongeren in fase één worden door het CWI bemid-
deld naar werk. Voor zover het gaat om jongeren in fases twee, drie en vier worden deze in de regel
doorgeleid naar het Regiepunt Jongeren. Op dit moment kan het CWI al exclusief aanleveren. Echter het
CWI-bestand wordt nog niet volledig uitgenut om de doelgroep (ook voor fase 1) beter in beeld in krijgen.
Aandachtspunt is het snel maken van vervolgafspraken en het zorgdragen voor een adequate doorgelei-
ding naar het Regiepunt. Doelstelling hiervan is minder waardevolle tijd en informatie verspelen tijdens
overdrachtsmomenten maakt de aanpak van voortijdig schoolverlating succesvoller.
Hiertoe worden in de nieuw op te stellen Service Niveau Overeenkomst (SNO) tussen gemeente en CWI
heldere afspraken gemaakt over de doorgeleiding en de daarbij te hanteren termijnen van CWI naar het
Regiepunt. Daarnaast worden er duidelijke afspraken gemaakt over terugkoppeling en/of -melding vanuit
het CWI naar het RMC.
Het Regiepunt kan op haar beurt bij het CWI terecht voor inschrijving van jongeren (afkomstig van de
aanpalende keten jeugdzorg) en het inzetten van CWI-instrumenten (bijvoorbeeld de ‘kwalificerende
intake’ voor intake- en diagnose, maar ook de daar aanwezige beroepskeuzeadvisering). Ook het netwerk
van het CWI met sectoren/branches/bedrijven en haar kennis over bijv. duale trajecten en MKB-leerbanen
staat voor haar open.
Waddenmodel Noord-Groningen7
(R4.3)
Het Waddenmodel is een curatieve vsv-aanpak, waarbij 8 gemeenten, 2 CWI-vestigingen en 1 RMC
betrokken zijn. Daarnaast zijn de provincie en de UWV op afstand betrokken.
Het doel is voortijdig schoolverlaters een beter toekomstperspectief bieden door te stimuleren dat zij
alsnog een startkwalificatie behalen of in ieder geval aan het werk komen. Vastgestelde problemen in de
uitvoering, die met dit project zijn aangepakt, zijn de mate waarin de uitvoering versnipperd is en het
gebrek aan afstemming tussen dienstverleners. Er was geen sprake van een integrale sturing, aanpak en
toezicht, geen sluitende aanpak.
De kern van het Waddenmodel is:
• Sluitende aanpak jongeren.
• Heldere taakverdeling.
• Duidelijke verantwoordelijkheden.
• Georganiseerde keten van in-, door- en uitstroom van alle jongeren per gemeente.
• Monitoring en sturing: bestuurlijk platform.
• Onderscheid leerplichtig en niet-leerplichtig en wel/niet startkwalificatie.
In het kader van de gekozen ontwikkelingsstrategie is een nulmeting naar de sluitendheid van de aanpak
uitgevoerd, bestuurlijk draagvlak onder vooral gemeenten en CWI gecreëerd en een ontwikkelingsgroep
met de leerplicht, het RMC, de Sociale Dienst en het CWI ingesteld. Op operationeel niveau vindt tussen
deze partijen periodiek caseload-overleg plaats. Dit alles wordt gemonitord (proces en caseload), op basis
waarvan wordt (bij)gestuurd. Door (extern) procesmanagement vindt procesbegeleiding, organisatie,
planning en voortgangsbewaking plaats.
Resultaten zijn een sluitend caseloadbeheer, de ontwikkeling van een tool door het CWI waarmee het
aantal vsv in beeld is (van 330 in 2002 naar 770 in 2003. Er zijn 400 vsv ingetaket, 30 % zijn terug naar
7
Evaluatie van de Pilot RMC+ (Jongerenloket) Noord Groningen, Cap Gemini Ernst & Young, in opdracht van het
ministerie van SZW, maart 2003
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 27
school (= uitstroom). Het rendement van de RMC-trajectbegeleiders is in bijna 80% gevallen realisatie
scholing/werk en bijna 60% weer naar school. Interessante resultaten zijn ook, dat de capaciteit van de
leerplicht in de 8 gemeenten meer dan verdubbeld is (NVLA-norm), dat voor de uitvoering van de RMC
trajectbegeleiding door gemeenten 185.000 extra is ingezet en dat op bestuurlijk en uitvoerend niveau
draagvlak en ambitie voor de aanpak bestaat.
3.5 Route 5: CWI-GSD-UWV-reïntegratie/gesubsidieerde arbeid-arbeidsmarkt
3.5.1 Toelichting route
De niet leerplichtige jongere komt, indien niet fase één, via CWI terecht bij Sociale Dienst of UWV, die
een reïntegratietraject inkoopt en/of de jongere (eerst) plaatst in gesubsidieerde arbeid. Om de diagnose
niet over te doen en om de jongere niet van het kastje naar de muur te sturen is het van belang dat het
RMC, de Sociale dienst, CWI en de reïntegratiebedrijven van elkaar weten wie welke jongere benadert,
diagnosticeert en begeleidt. Van belang is dat ook dit deel van de aanpak goed is georganiseerd. In route 4
komen jongeren bij het CWI en worden hetzij door het CWI teruggeleid naar het onderwijs, hetzij door het
CWI zelf opgepakt, hetzij overgedragen (route 5) aan Sociale Dienst of UWV voor een reïntegratietraject.
Gemeentelijke cliënten kunnen voor een uitkering en voor een reïntegratietraject een beroep doen op de
WWB, UWV-cliënten kunnen een WW-uitkering en een reïntegratietraject aanvragen. Bij de aanpak van
jeugdwerkloosheid gaat het vooral om gemeentelijke cliënten, zodat in deze handreiking het accent wordt
gelegd op de gemeenten.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 28
3.5.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners
Belangrijke aandachtspunten, mogelijke oplossingsrichtingen en partners in route 5 zijn de volgende.
Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner
Sturing reïntegratiebedrijven. • Sturing (ook financieel) door
gemeenten en UWV op reïn-
tegratiebedrijven en instellingen
voor gesubsidieerde arbeid op
specifieke dienstverlening voor
jongeren en de inzet van kwali-
ficerende/duale trajecten. Onder
andere door stimulering van
samenwerking tussen reïntegra-
tiebedrijven en scholen en
KBB’s en door juiste plaat-
singsdefinities)
• Geef scholing een belangrijke
plaats in het reïntegratiebeleid.
Duurzaam investeren – zeker in
geval van vsv – in plaats van
snelle plaatsingsscores
• Zie ook de acties genoemd bij
route 3 (uitzendbureaus)
• Gemeente
• UWV
Door onvoldoende samenwerking tussen
sociale diensten en UWV worden soms
kansen gemist.
• Goede afspraken tussen UWV
en sociale dienst over de inzet
van flankerende middelen, zoals
schuldsanering
• Goede afspraken over zo snel
mogelijk oppakken van jonge-
ren door UWV, ook als op korte
termijn weinig uitkeringsbespa-
ring te verdienen valt
• Sociale Dienst
• UWV
Bijzondere rol gemeente benutten. • Actief relatiebeheer naar en
samenwerking met CWI en
bedrijven, inclusief inspelen op
initiatieven in de sfeer van
maatschappelijk ondernemen
• Stimulering (ook via – sociaal
bestek – bouwbestek) van leer-
lingbouwplaatsen, gemeen-
schappelijke opleidingsactivi-
teiten e.d.
• Inzet WWB voor effectieve,
gerichte financiële prikkels
voor bedrijven
• Afspraken met CWI en
uitzendbureaus over benutting
werkgeverscontacten
• Gemeente
• CWI
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 29
Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner
De arbeidsmarkt werkt regionaal, niet
lokaal. Sectoren en branches zijn landelijk
georganiseerd
Benutting contacten en netwerken in
het verband van de Regionale
Platforms Arbeidsmarktbeleid.
Gerichte aandacht aan samenwer-
king met sectoren en branches door
en via CWI en bijvoorbeeld
Sectorkamers (Rijnmond) of ad hoc
projectmatige sectorale aanpak.
Mogelijkheden KBB’s benutten.
• Gemeente
• RPA
• CWI
Registratie en monitoring Gerichte, concrete rapportage-
afspraken met reïntegratiebedrij-
ven, niet alleen kwantitatief, maar
ook kwalitatief. Op basis hiervan
bijsturen
• Gemeente
• Reïntegratiebedrijven
3.5.3 Praktijkvoorbeelden
Gemeenten en CWI hebben de afgelopen jaren op diverse manieren invulling gegeven aan de sluitende
aanpak van jongeren. Voorbeelden hiervan zijn al op andere plaatsen in deze handreiking beschreven,
bijvoorbeeld de Haagse jongerenladder, het Regiepunt Jongeren in Tilburg en de jongerenloketten. Andere
voorbeelden zijn:
• Het JADS-initiatief in Den Bosch.
• De speciale aanpak van jongeren in de gemeente Utrecht.
Jongeren aan de slag (JADS) – Den Bosch8
(R5.1)
JADS is een initiatief van Weener Groep, het werkbedrijf van de gemeente en Laborel, centrum voor Baan
en Beroep en wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met jeugdhulpverlening en de afdeling leerplicht
van de gemeente. JADS is bedoeld voor partieel leerplichtige leerlingen die het onderwijs (dreigen te)
verlaten. Het eerste deel van JADS is een drieweeks screening- en empowerment-programma bij Laborel.
Om alvast te wennen aan een baan gaat de jongere in het tweede deel van JADS stage lopen bij een van de
bedrijvenunits van Weener Groep of op stage bij een externe inlener van Weener Groep. JADS werkt met
de principes van het zogenaamde Wisconsin model: de jongere ontvangt bij elke stap binnen het traject
een financiële en emotionele beloning. Op dit moment vindt 91% na het beëindigen van JADS een
betaalde baan. JADS wordt betaald door de afdelingen Regie Arbeidsmarkt en Jeugd en Onderwijs van de
gemeente. Ook Weener Groep draagt bij in de kosten.
Speciale aanpak jongeren – Gemeente Utrecht (R5.2)
In Utrecht is specifiek voor jongeren een sluitende aanpak op poten gezet. Daarbij gaat het niet meteen om
het vinden van werk. Gezien de specifieke kenmerken van de doelgroepen zijn er subdoelen geformuleerd.
Denk hierbij aan: het bereiken van moeilijke doelgroepen, het motiveren over deelname aan een begelei-
dingstraject, het wegnemen van belemmerende factoren (geen huisvesting, financiële en psychologische
problemen etc) en het bevorderen van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Om deze
doelstellingen te bereiken, is een aanpak ontwikkeld aan de hand van de principes ‘sneller, intensiever en
beter’, ook bekend als het SIB-model. Dit houdt het volgende in:
8
Uit: Rapportage Voortijdig Schoolverlaten, Bestad, oktober 2003 (in opdracht van het ministerie van SZW)
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 30
• Sneller
Er zijn speciale jongerenconsulenten aangesteld die de regie voeren over het totale traject. Voor zowel de
jongeren zelf als voor de reïntegratiebedrijven zijn zij het aanspreekpunt. Hierdoor ontstaan korte lijnen.
Dit bevordert de duidelijkheid en de efficiency, en ook kan er snel worden gereageerd met lik-op-
stukbeleid, als jongeren het laten afweten.
• Intensiever
Door de specifieke jongerenaanpak, in plaats van een algemene aanpak, wordt voorkomen dat jongeren
gaan ‘zweven’ tussen instanties. Er is een speciale werkwijze voor jongeren, waarbij voor alle jongeren
duidelijk is wie wanneer waarvoor verantwoordelijk is.
• Beter
De hogere kwaliteit van de begeleiding is vooral te danken aan de gedegen diagnose die vooraf plaats-
vindt. Er wordt nadrukkelijker dan voorheen gekeken naar de mogelijkheden, wensen en belemmeringen
van de jongeren. Hierdoor is het mogelijk om een passend vervolgtraject aan te bieden, waardoor het
risico van voortijdige uitval sterk vermindert.
Op basis van de diagnose en het advies bepaalt de jongere samen met de jongerenconsulent bij welk
reïntegratiebedrijf hij of zij het meest op zijn plaats is. De begeleiding wordt concreet gemaakt doordat het
reïntegratiebedrijf en de jongere samen een individueel trajectplan opstellen in de vorm van een contract.
3.5.4 Wet werk en bijstand
Gemeenten hadden tot het moment van inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand de wettelijke
verplichting om een sluitende aanpak te realiseren voor jongeren. Die verplichting komt met de invoering
van de WWB per 1 januari 2004 te vervallen.
Onder het oude regime werd de inzet van scholings- en activeringsinstrumenten voor jongeren, bekostigd
uit het scholings- en activeringsbudget WIW. Als last resort konden WIW-dienstbetrekkingen worden
ingezet: indien de jongere na een jaar nog steeds werkloos was, dan diende de gemeente een dergelijke
dienstbetrekking aan te bieden, tenzij andere voorzieningen meer aangewezen waren. Uitgangspunt was
dus ook onder het oude regime dat gemeenten in samenwerking met het CWI de beschikbare middelen
effectief inzetten, door primair kortdurende trajecten in te zetten en minder plaatsingen op dienstbetrek-
kingen. Onder het regime van de WWB zal de prikkel hiertoe nog groter zijn.
Met ingang van de WWB zijn gemeenten niet langer wettelijk verplicht om een sluitende aanpak voor
jongeren te realiseren. De WWB schrijft gemeenten geen sluitende aanpak voor, maar biedt gemeenten
wel de ruimte voor het realiseren van een sluitende aanpak. Nederland heeft zich echter wel in Europees
verband gecommitteerd aan de sluitende aanpak. In de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren 2003-2006
is de sluitende aanpak wederom opgenomen. Nederland zal ook in de toekomst hier dan ook over blijven
rapporteren naar Europa, waarbij jongeren een aparte doelgroep in de rapportage vormen. In het wetsvoor-
stel WWB is in artikel 8 geregeld dat gemeenten een verordening opstellen voor het door de gemeente te
voeren beleid voor de doelgroepen waarvoor zij verantwoordelijkheid draagt. In de verordening moet de
gemeente expliciet aandacht schenken aan een evenwichtige aanpak van de verschillende in de wet
genoemde groepen (personen die bijstand ontvangen, niet uitkeringsgerechtigden en personen met een
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 31
Anw-uitkering) en de doelgroepen daarbinnen, zoals jongeren. Daarnaast kunnen jongeren op grond van
de WWB aanspraak doen op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.
Gemeenten hebben door de WWB nog meer (financieel) belang bij jongeren in een vroegtijdig stadium op
te pakken en te voorkomen dat zij een beroep moeten doen op bijstand.
Door de WWB krijgen gemeenten meer mogelijkheden om maatwerk te bieden, door het vervallen van
regels zijn er meer mogelijkheden om een sluitende aanpak te bewerkstelligen dan in de huidige situatie.
Zo kunnen ze binnen de WWB een groot aantal instrumenten inzetten bij de toeleiding naar werk. Enkele
mogelijkheden zijn het plaatsen op een werkervaringsplaats, het vergoeden van onkosten die jongeren
moeten maken bij het werken op een werkervaringsplaats en het al eerder genoemde werken met behoud
van uitkering. Eventueel kunnen gemeenten ervoor kiezen om als extra incentive eenmalig een premie te
verstrekken aan een jongere die duurzaam uitstroomt Gemeenten kunnen ook besluiten de loonkosten van
een jongere voor werkgevers te verlagen door aan de werkgever een loonkostensubsidie te verstrekken.
Op die manier kan een jongere een reguliere baan krijgen en beloond worden op het niveau van het
wettelijk minimumjeugdloon (WMJL), terwijl het voor werkgevers aantrekkelijker wordt gemaakt om de
jongere in dienst te nemen.
Gemeenten kunnen de jongere een gesubsidieerd dienstverband aanbieden. In tegenstelling tot de WIW,
zijn er binnen de WWB geen richtlijnen voor een minimum aantal uren waaruit de dienstbetrekking moet
bestaan. Dat betekent dat gemeenten in een traject bijvoorbeeld kunnen kiezen voor een deeltijd dienst-
verband van drie dagen plus twee dagen scholing voor de betreffende jongere. Op die manier kan betrok-
kene zijn startkwalificaties halen.
Het kabinet gaat ervan uit dat in de WWB voldoende prikkels zijn opgenomen – naast het maatschappelij-
ke belang dat gemeenten hechten aan het voorkomen en bestrijden van jeugdwerkloosheid - om er vanuit
te mogen gaan dat gemeenten ook onder de nieuwe wetgeving doorgaan met de sluitende aanpak van
jongeren. Om de sluitende aanpak te realiseren zijn reeds eerder afspraken gemaakt met de VNG m.b.t.
een sluitende aanpak voor de nieuwe instroom (2002). Met de G-26 zijn in het kader van de Agenda voor
de Toekomst, afspraken gemaakt over het in te zetten aantal trajecten en de uitstroom uit deze trajecten.
Onder de WWB krijgen gemeenten meer beleidsmatige vrijheid én meer financiële verantwoordelijkheid.
Regels ten aanzien van reïntegratie op landelijk niveau worden tot vrijwel nul gereduceerd. Middels een
vrij besteedbaar budget voor reïntegratieactiviteiten wordt ruimte geboden voor het leveren van maatwerk
aan jongeren en het vormen van duale trajecten waardoor werk gecombineerd kan worden met het behalen
van een startkwalificatie en/of het leren van de Nederlandse taal. Ook kunnen gemeenten zelf invulling
geven aan nieuwe vormen van gesubsidieerde arbeid.
Overigens wordt door gemeenten aangetekend dat de WWB weliswaar meer vrijheden kent voor gemeen-
ten, maar dat dit niet wegneemt dat de budgettaire mogelijkheden toch fors zijn beperkt en dat dus keuzes
gemaakt moeten worden, ook over de vraag of zij nog wel tot een sluitende aanpak voor jongeren
kunnen/willen overgaan.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 32
3.5.5 UWV
Met betrekking tot de UWV doelgroep geldt dat SZW met UWV afspraken maakt over het realiseren van
een sluitende aanpak. Deze afspraak wordt vastgelegd in het UWV jaarplan. Voor 2004 geldt dat UWV
ook uitvoering zal blijven geven aan de sluitende aanpak.
3.6 Route 6: Jongeren die op andere wijze in levensonderhoud voorzien
3.6.1 Toelichting route
Een gedeelte van de jongeren dat de school voortijdig verlaat, voorziet op andere wijze in levensonder-
houd. Deze jongeren, die dus niet meer op school zitten, hebben geen werk en ook geen uitkering.
Sommigen worden door hun ouders of partner onderhouden. Een deel van deze jongeren bevindt zich in
het criminele circuit.
Route 6 moet daarom niet zozeer worden gezien als een route die jongeren doorlopen. Veeleer is sprake
van een samenstel van al die jongeren die niet op school zitten en geen werk of geen uitkering hebben.
Deze jongeren bevinden zich dus niet (meer) in het domein van onderwijs en/of arbeid. Wel bevindt een
deel van deze jongen zich in de domeinen van Jeugdzorg en Justitie.
3.6.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners
De positie en problematiek van deze jongeren is zeer divers en uiteenlopend. Voor een deel gaat het om
zorgjongeren. Daarbij moet zowel worden gedacht aan zwerfjongeren, daklozen of verslaafden die al dan
niet in verbinding staan met betreffende jeugdhulporganisaties. Maar ook aan jongeren die (geïndiceerd)
in zorgtrajecten zitten. Voor een deel betreft het jongeren in het criminele circuit.
Voor een deel gaat het ook om jongeren met een wat minder complexe problematiek. Het betreft dan
jongeren die bij het verstrijken van de leerplichtige leeftijd afhaken uit het onderwijs (niet-willers).
De heterogeniteit van de groep vraagt om verschillende benaderingen om de jongeren zoveel mogelijk in
beeld te krijgen. In ieder geval is een goede koppeling en informatie-uitwisseling tussen de organisa-
ties/partijen uit de verschillende domeinen van onderwijs, zorg en justitie nodig. Maar vaak zijn ook
aanvullende activiteiten vereist. Zo zijn er op dit moment verschillende gemeenten/regio’s die in het kader
van de RMC-taak alle jongeren tot 23 jaar die niet op school zitten en geen werk/uitkering hebben, (vanuit
het GBA) zelf aanschrijven om hun situatie te achterhalen. Een voorbeeld hiervan is Rotterdam.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 33
Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner
Vindplaats van voortijdig schoolverlaters die
niet bij instellingen bekend zijn
• Op orde krijgen van RMC registratie
• vsv-er die zich nergens melden zo
snel mogelijk benaderen
• Samenwerking en uitwisseling van
gegevens met jeugdbuurtnetwerken
• RMC
3.6.3 Praktijkvoorbeelden
Onderstaand is een aantal interessante praktijkvoorbeelden van lokaal of regionaal gerealiseerde oplossin-
gen binnen route 6 opgenomen. Het betreft de volgende initiatieven:
• Convenant ‘beroepsonderwijs ontketend’ – Dieptestrategie.
• Veiligheidshuis Tilburg: samenwerking onder één dak, bundeling van kennis en informatie.
• Rotterdam TIP Charlois.
Convenant ‘beroepsonderwijs ontketend’ – Dieptestrategie (R6.1)
Zomer 2002 is tussen het College van B&W van de gemeente Rotterdam, de onderwijsinstellingen voor
(V)MBO en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) een convenant ondertekend:
‘Beroepsonderwijs ontketend. Naar een integrale aanpak startkwalificaties’. Met de ondertekening van het
convenant erkennen de betrokken instanties de problematiek van de jongeren zonder startkwalificatie en
het niet rooskleurige beeld in dit kader in de gemeente Rotterdam en wil men gezamenlijk de verantwoor-
delijkheid nemen om het aantal jongeren dat in Rotterdam in het onderwijs uitstroomt met een startkwali-
ficatie te vergroten.
Een onderdeel van het convenant betreft een zogenaamde dieptestrategie. Deze dieptestrategie richt zich
specifiek op die groep jongeren die niet naar school gaat, geen werk heeft en ook geen uitkering. De
aanpak voor deze jongeren krijgt momenteel in twee deelgemeenten vorm: Feyenoord en Delfshaven.
Voor deelgemeente Charlois is de strategie in voorbereiding. Eerste stap in de deelgemeenten is de
doelgroep te selecteren. Het RMC-bestand wordt daarvoor afgepeld. Daartoe worden de gegevens van het
RMC vergeleken met de gegevens van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Speciaal voor deze pilot stelt
ook de Belastingdienst haar bestanden beschikbaar zodat ook jongeren met een baan van de lijst kunnen
worden gehaald. Alle onbekende jongeren worden vervolgens door middel van loopacties in de wijken
opgezocht. Hiermee ontstaat zicht op de omvang en de aard van de doelgroep en de aard van de problema-
tiek van de jongeren. Op basis van deze analyse wordt de jongeren een passend traject aangeboden dat het
uiteindelijk mogelijk moet maken hen richting werk en/of scholing te begeleiden. De dieptestrategie
betreft dus een aanpak met een actieve benadering van de jongeren die in eerste instantie door geen enkele
organisatie worden opgepakt. Onderdeel van deze aanpak is ook de inzet van de RMC trajectbegeleiding
om deze doelgroep te bepalen.
Ook voor de aanpak geldt dat verschillende benaderingen nodig zijn gezien de diversiteit van de
groep. Cruciaal daarbij is de samenwerking tussen domeinen. Juist omdat jongeren zich ook op de
scheidslijnen van domeinen bevinden. Navolgende praktijkvoorbeeld over het Veiligheidshuis in
Tilburg illustreert dit.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 34
“Veiligheidshuis Tilburg: Samenwerking onder één dak; bundeling van kennis en informatie; snel
en effectief interveniëren” (R6.2)
Het Veiligheidshuis is een innovatieve samenwerkingsvorm van negen veiligheidspartners in het centrum
van Tilburg. Zij is ontstaan uit de behoefte om een aantal al langer lopende succesvolle samenwerkings-
verbanden te intensiveren, ondermeer door deze fysiek onder één dak te brengen.
Deelnemende organisaties zijn: de politie Midden en West Brabant, de Jeugdreclassering, de Raad voor de
Kinderbescherming, de Stichting Reclassering Nederland, gemeente Tilburg, Bureau Jeugdzorg, Kentron
(verslavingszorg), Bureau Slachtofferhulp en het Openbaar Ministerie.
Specifiek voor de doelgroep jongeren lopen de volgende twee samenwerkingsverbanden:
1. Door het Coördinatiepunt Risico Jongeren (CRJ) wordt risico- en delictgedrag van jongeren ge-
signaleerd. Iedere jongere die door risicogedrag in beeld komt bij één van de deelnemers wordt be-
sproken in het overleg (3x per week) tussen OM, politie, Raad voor de Kinderbescherming, Bureau
Jeugdzorg en de jeugdcoördinator van het team Leerplicht (vanaf begin 2004 participeert bureau Halt).
Maar ook jongeren die geen strafbaar feit plegen, maar extreem spijbelgedrag vertonen, worden be-
sproken. Binnen het overleg worden praktische afspraken gemaakt welke interventies genomen wor-
den en door wie (een behandelingsplan).
2. Tilburgse veelplegers worden intensief op zowel pro-actieve als repressieve wijze begeleid. Uitgangs-
punt is nog steeds ‘voorkomen is beter dan genezen’. Individuele trajectbegeleiding levert immers
betere resultaten op dan detentie. Centraal hierbij staan duidelijk geformuleerde doelen, afspraken,
controle en het uitzicht voor de kandidaat op bijvoorbeeld scholing en/of werk. Maatwerk is het de-
vies, omdat ieder individu zijn eigen specifieke problemen kent. Zo zijn er mensen met verslavings-
problemen en onderliggend nog psychische problemen. Er kunnen problemen zijn op het terrein van
scholing, werk en financiën, maar ook op het terrein van huisvesting en vrijetijdsbesteding. Daarnaast
laten sociaal gedrag en sociale vaardigheden vaak te wensen over. De individuele trajectbegeleiding
wordt door de rechter opgelegd als bijzondere voorwaarde bij schorsing van voorlopige hechtenis.
Doel van het Veiligheidshuis en de daarin gebundelde samenwerkingsverbanden ten aanzien van risico-
jongeren is (naast voorkomen en terugdringen van criminaliteit en overlast, en het verlenen van passende
zorg aan slachtoffers) het vroegtijdig aanpakken van deze jongeren via een lik-op-stuk-beleid, waarmee ze
direct na het plegen van een feit worden gestraft. Door een snelle merkbare (re)actie moet recidive
teruggedrongen worden. De Tilburgse ‘stelselmatige daderaanpak’ dient daarbij om de vicieuze cirkel te
doorbreken door uitplaatsing naar scholing of werk.
Om jongeren zoveel mogelijk perspectief te kunnen bieden en op het juiste pad te houden komt het aan op
verbindingen leggen en krachten bundelen. Daarbij wordt in verschillende richtingen aan de weg getim-
merd:
• Jongerenwerk & Justitie. In verschillende gemeenten worden straatwerkers/jongerenwerkers ingezet
om overlast en criminaliteit te bestrijden.
• Zorg & Onderwijs. Voor jongeren die in zorgtrajecten zitten wordt trajectbegeleiding geboden om
voor deze jongeren de mogelijkheid te bekijken om op termijn terug naar school te keren.
• Jongerenwerk & Arbeid. Jongerenorganisaties blijken een goede toeleverancier van jongeren voor
arbeidstoeleidingstrajecten.
• Arbeid & Zorg.Voor jongeren in arbeidsinpassingstrajecten worden zorginstrumenten ingezet ter
ondersteuning.
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 35
Rotterdam: TIP-Charlois (R6.3)
De Rotterdamse deelgemeente Charlois heeft regelmatig te maken met jongeren die niet aan het werk zijn
of op school zitten. Er is een vermoeden dat een gedeelte van deze groep zich in of richting het criminele
circuit beweegt. De aanpak van deze doelgroep is vaak erg versnipperd. Verschillende instellingen op
landelijk, regionaal en lokaal niveau houden zich momenteel met deze (risico)groep bezig. Charlois ziet
een belangrijke rol voor de deelgemeente weggelegd in het bewerkstelligen van een sluitende aanpak. De
uitwerking van de regierol van de deelgemeente heeft plaatsgevonden in TIP – Transfer Informatie Punt –
Charlois.
TIP Charlois is een professionele netwerkorganisatie ten behoeve van de hulp- en dienstverlening aan
kinderen en jongeren van 0 tot 24 jaar. Dit houdt in dat dit hét centrale punt is waar de verschillende
organisaties samen komen. TIP Charlois is een fysiek pand waarin een aantal medewerkers van de
betrokken organisaties werkzaam is. De coördinator van TIP is speciaal voor deze functie aangetrokken en
niet gebonden aan één van de betrokken organisaties.
TIP Charlois heeft tot taak de regiefunctie uit te voeren. Specifieke taken zijn in dit verband:
• In beeld hebben van alle risicojongeren en 250 jongeren daarvan op een traject plaatsen.
• Organiseren van de DOSA’s (Deelgemeentelijk Overleg Sluitende Aanpak).
• Opzetten van jeugdbuurtnetwerken ten behoeve van risicojongeren.
• Vormgeven van jeugdparticipatie in de beleidsontwikkeling.
• Deelneming aan vergaderingen kernteam SISA (Stedelijk Instrument Sluitende Aanpak).
• Inrichten voortgangsberichten voor het bestuur van de deelgemeente en de (centrale) stad.
Deelnemers in TIP zijn:
• Justitiële keten: Politie, Raad voor de Kinderbescherming, OM, Jeugdreclassering, Humanitas,
Leerplicht, Halt, Advies en Meldpunt Kindermishandeling, Pak je Kans.
• Jeugdhulpverleningketen: Bureau jeugdzorg.
• Keten werk & inkomen Werkstad, KLIQ en Vluchtelingenwerk.
• Lokale keten: BO, Buurtagent, GGD, Charlois’ Welzijn (kinder-, jeugd-, jongerenwerk).
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 36
4 Routes en de arbeidsmarkt
4.1 Duale trajecten
4.1.1 Inleiding
Jongeren in diverse routes die van school komen en niet teruggeleid kunnen worden naar het onderwijs en
werkzoekende jongeren moeten zo snel mogelijk in contact met werk komen. Voor beide groepen is
werkervaring noodzakelijk; diegenen zonder startkwalificatie hebben op de werkplek ook scholing nodig.
Voor een adequate opvangstructuur en effectieve bemiddeling is het noodzakelijk dat voldoende banen,
(leer)werkplekken en stages beschikbaar komen. Ook het belang van het bedrijfsleven is hiermee gediend.
Onder invloed van de vergrijzing vindt straks een grote uitstroom van vakmanschap plaats. Op termijn zijn
vakbekwame jonge mensen dus hard nodig. In het Sociaal Akkoord tussen het kabinet en sociale partners
is gezamenlijk vastgesteld dat het realiseren van extra (leer)werkplekken voor jongeren cruciaal is. De
kabinetsdoelstelling is om de komende 4 jaar 40.000 leerbanen extra te creëren. Dat is inclusief de 10.000
leerwerkplekken binnen het MKB op basis van het convenant met MKB Nederland.
Het uitgangspunt is dat mensen altijd en overal leren. Dit is vooral van belang voor jongeren die voortijdig
het schoolsysteem hebben verlaten; zij doen dat veelal dat met gevoel dat ze niet kunnen leren. Waar het
in feite om gaat is dat zij een voorkeur hebben voor de praktijk. Omdat bekend is dat in de praktijk geleerd
wordt (zie het belang dat werkgevers hechten aan werkervaring en denk aan een begrip als ‘training on the
job’), is de uitdaging dat leren verder te stimuleren en om hetgeen geleerd is ook herkenbaar te maken.
Zowel in termen van zelfwaardering als richting onderwijs en arbeidsmarkt om zo de arbeidsmarktpositie
van duurzaam jongeren te versterken.
Er zijn in ieder geval twee manieren om die uitdaging op te pakken:
1. Vanuit het besef dat op een werkplek wordt geleerd, het geleerde zichtbaar maken, het waarderen en
zo mogelijk erkennen in termen van de kwalificatiestructuur (EVC - zie paragraaf 4.3), mede als fun-
dament om de verdere ontwikkeling op te bouwen.
2. De combinatie werken en leren bewust organiseren in de vorm van zogenaamde duale trajecten.
4.1.2 Vormen van duale trajecten
Duale trajecten bestaan meestal uit een werk- en scholingscomponent. Voor jeugdige nieuwkomers zijn
duale trajecten vaak een ideale manier om snel de taal te leren en tegelijk een plek op de arbeidsmarkt te
verwerven. Het combineren van werken en leren is de afgelopen jaren sterk in belang toegenomen.
Primair gaat het om:
1. De traditionele leerplaats waar leerlingen naast een leerplaats ook een arbeidscontract krijgen: sinds
1997 ingevuld als de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) binnen het middelbaar beroepsonderwijs.
2. Varianten, waarbij leerlingen als stagiair bij een bedrijf werkzaam zijn, hebben vooral invulling
gekregen binnen de beroepsopleidende leerweg (BOL) van het mbo.
3. Flexibele inrichting BOL/BBL: er zijn varianten waarbij sprake is van verdere dualisering van de
BOL-/BBL-systematiek waarbij het mogelijk is om tot een grotere variatie in de verhouding theorie
Handreiking
Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 37
en praktijk te komen. De praktijkcomponent zou per opleiding moeten kunnen variëren, afhankelijk
van de noodzakelijk theoretische kennis, niveau van werkzaamheden, aard van het beroepsprofiel en
de match van deelnemer en bedrijf. De formele bekostigingsstructuur van de BOL en BBL sluit ech-
ter niet aan bij deze behoefte.
4. Integratie van educatie- en beroepsopleidingen van het ROC: voor duale trajecten voor allochtone
jongeren met een taalachterstand gaat het dan om leerwerktrajecten waarbij een beroepsopleiding ge-
combineerd wordt met NT2- onderwijs dat toegesneden is op de beroepspraktijk.
5. Leren via interne begeleiding, bedrijfsschool, cursussen, aan de hand van een mentor. Dus leren,
aangestuurd en georganiseerd door het bedrijf zelf. Het voordeel hiervan is, dat dit volledig als on-
derdeel van het productieproces plaatsvindt (dus geen verletdagen), en dat geen ‘schoolse’ connotatie
heeft (derhalve niet bedreigend voor jongere). Nadelen zijn: geen formele erkenning en geen finan-
ciële compensatie.
4.1.3 Duale trajecten en werkgevers
Door nauwere samenwerking met het bedrijfsleven kunnen onderwijsinstellingen beter inspelen op de
behoefte van de arbeidsmarkt. Voor het in dienst nemen van een werknemer in het kader van een duaal
traject gelden de volgende motieven:
• Op korte termijn: de bijdrage aan het productieproces. Legt vooral gewicht in de schaal als de kosten
de leerling of stagiair laag zijn.
• Op de lange termijn voorzien in de behoefte aan gekwalificeerd personeel. Legt vooral gewicht in de
schaal bij verwachte tekorten aan geschoold personeel.
• De mogelijkheid om via duale trajecten het beste personeel te selecteren.
Commissie Bedrijven en Onderwijs - Rijswijk9
(DT1)
De CBOR bestaat uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven uit de regio, het onderwijs (VO,
ROC en HBO) en de gemeente Rijswijk en heeft als taken: het opstarten van netwerken en
partnerships, het leggen van contacten tussen bedrijven en onderwijsinstellingen, het organiseren
van voorlichtingsbijeenkomsten en het geregeld informeren van en overleg plegen met de
Belangenvereniging Bedrijven Rijswijk. De algemene doelstellingen zijn daarbij het verkleinen
van de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven, het bevorderen van de samenwerking tussen
onderwijs en bedrijfsleven, het voorbereiden van aanstaande schoolverlaters op hun intrede in het
bedrijfsleven en het bevorderen van de deskundigheid van docenten. Ontplooide middelen zijn
gastlessen en excursies, stages en het ter beschikking stellen van materialen. Aanstaande school-
verlaters worden door bedrijven geadopteerd (mentoring). Op internet staat een data base met
stageplaatsen.
9
Uit: Rapportage Voortijdig Schoolverlaten, oktober 2003, Bureau Bestad
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC
Leerplichtadministratie RMC

Weitere ähnliche Inhalte

Ähnlich wie Leerplichtadministratie RMC

Procesplan proeftuin ondersteuning na jeugdzorg Regio Rivierenland
Procesplan proeftuin ondersteuning na jeugdzorg Regio RivierenlandProcesplan proeftuin ondersteuning na jeugdzorg Regio Rivierenland
Procesplan proeftuin ondersteuning na jeugdzorg Regio RivierenlandMara Frank
 
SZW Leercirkel_verduurzaming_20jan
SZW Leercirkel_verduurzaming_20janSZW Leercirkel_verduurzaming_20jan
SZW Leercirkel_verduurzaming_20janStanley Ramkhelawan
 
Onderzoek naar passend onderwijs
Onderzoek naar passend onderwijsOnderzoek naar passend onderwijs
Onderzoek naar passend onderwijsBart Litjens
 
Portfolio Sector Lokale Besturen
Portfolio Sector Lokale BesturenPortfolio Sector Lokale Besturen
Portfolio Sector Lokale Besturenkde73
 
RAO-315.07.08 DEF Eindrapportage Quickscan JWL Arbeidsmarktregio Drechtsteden
RAO-315.07.08 DEF Eindrapportage Quickscan JWL Arbeidsmarktregio DrechtstedenRAO-315.07.08 DEF Eindrapportage Quickscan JWL Arbeidsmarktregio Drechtsteden
RAO-315.07.08 DEF Eindrapportage Quickscan JWL Arbeidsmarktregio DrechtstedenStanley Ramkhelawan
 
Arbeidsmarktprogrogramma 'Op weg naar Werkzekerheid'
Arbeidsmarktprogrogramma 'Op weg naar Werkzekerheid'Arbeidsmarktprogrogramma 'Op weg naar Werkzekerheid'
Arbeidsmarktprogrogramma 'Op weg naar Werkzekerheid'Aad Scheepers
 
Ouders waar het kan, hulp als het moet
Ouders waar het kan, hulp als het moetOuders waar het kan, hulp als het moet
Ouders waar het kan, hulp als het moetDouwe Van Den Berg
 
Sport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappen
Sport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappenSport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappen
Sport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappenTom van Vliet
 
Een regionale netwerkbenadering om sociale innovatie tot in de haarvaten van ...
Een regionale netwerkbenadering om sociale innovatie tot in de haarvaten van ...Een regionale netwerkbenadering om sociale innovatie tot in de haarvaten van ...
Een regionale netwerkbenadering om sociale innovatie tot in de haarvaten van ...Katarina Putnik, PhD.
 
20160414-handreiking-fraudepreventie-en-naleving-wmo-jeugdwet
20160414-handreiking-fraudepreventie-en-naleving-wmo-jeugdwet20160414-handreiking-fraudepreventie-en-naleving-wmo-jeugdwet
20160414-handreiking-fraudepreventie-en-naleving-wmo-jeugdwetLizzy van der Kooij - Stut
 
De-ZZP-Maatschappij-KIZO-ECHTZZP
De-ZZP-Maatschappij-KIZO-ECHTZZPDe-ZZP-Maatschappij-KIZO-ECHTZZP
De-ZZP-Maatschappij-KIZO-ECHTZZPArnaud Veere
 
Jeugdzorg
JeugdzorgJeugdzorg
Jeugdzorgbelenen
 
De Kracht van de Ondernemer Vlietstreek-Zoetermeer, 2012, volledig rapport
De Kracht van de Ondernemer Vlietstreek-Zoetermeer, 2012, volledig rapportDe Kracht van de Ondernemer Vlietstreek-Zoetermeer, 2012, volledig rapport
De Kracht van de Ondernemer Vlietstreek-Zoetermeer, 2012, volledig rapportWillem van der Velden
 
Rapportage Werk aan de Uitvoering oktober 2016
Rapportage Werk aan de           Uitvoering oktober 2016Rapportage Werk aan de           Uitvoering oktober 2016
Rapportage Werk aan de Uitvoering oktober 2016Paul Bulterman
 
Inkoopstrategie en bezuinigingen jeugd rotterdam def
Inkoopstrategie en bezuinigingen jeugd rotterdam defInkoopstrategie en bezuinigingen jeugd rotterdam def
Inkoopstrategie en bezuinigingen jeugd rotterdam defMichel de Visser
 
Verankering Beter Benutten via trendanalyse
Verankering Beter Benutten via trendanalyseVerankering Beter Benutten via trendanalyse
Verankering Beter Benutten via trendanalyseAnne-Carlijn Kommers
 
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911AndereTijden
 
Zelf doen en zelf laten
Zelf doen en zelf latenZelf doen en zelf laten
Zelf doen en zelf latenGert Rebergen
 

Ähnlich wie Leerplichtadministratie RMC (20)

Procesplan proeftuin ondersteuning na jeugdzorg Regio Rivierenland
Procesplan proeftuin ondersteuning na jeugdzorg Regio RivierenlandProcesplan proeftuin ondersteuning na jeugdzorg Regio Rivierenland
Procesplan proeftuin ondersteuning na jeugdzorg Regio Rivierenland
 
SZW Leercirkel_verduurzaming_20jan
SZW Leercirkel_verduurzaming_20janSZW Leercirkel_verduurzaming_20jan
SZW Leercirkel_verduurzaming_20jan
 
Onderzoek naar passend onderwijs
Onderzoek naar passend onderwijsOnderzoek naar passend onderwijs
Onderzoek naar passend onderwijs
 
Portfolio Sector Lokale Besturen
Portfolio Sector Lokale BesturenPortfolio Sector Lokale Besturen
Portfolio Sector Lokale Besturen
 
RAO-315.07.08 DEF Eindrapportage Quickscan JWL Arbeidsmarktregio Drechtsteden
RAO-315.07.08 DEF Eindrapportage Quickscan JWL Arbeidsmarktregio DrechtstedenRAO-315.07.08 DEF Eindrapportage Quickscan JWL Arbeidsmarktregio Drechtsteden
RAO-315.07.08 DEF Eindrapportage Quickscan JWL Arbeidsmarktregio Drechtsteden
 
Arbeidsmarktprogrogramma 'Op weg naar Werkzekerheid'
Arbeidsmarktprogrogramma 'Op weg naar Werkzekerheid'Arbeidsmarktprogrogramma 'Op weg naar Werkzekerheid'
Arbeidsmarktprogrogramma 'Op weg naar Werkzekerheid'
 
Ouders waar het kan, hulp als het moet
Ouders waar het kan, hulp als het moetOuders waar het kan, hulp als het moet
Ouders waar het kan, hulp als het moet
 
Sport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappen
Sport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappenSport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappen
Sport & Gemeenten nr 2-2014 Over je schaduw heenstappen
 
Een regionale netwerkbenadering om sociale innovatie tot in de haarvaten van ...
Een regionale netwerkbenadering om sociale innovatie tot in de haarvaten van ...Een regionale netwerkbenadering om sociale innovatie tot in de haarvaten van ...
Een regionale netwerkbenadering om sociale innovatie tot in de haarvaten van ...
 
20160414-handreiking-fraudepreventie-en-naleving-wmo-jeugdwet
20160414-handreiking-fraudepreventie-en-naleving-wmo-jeugdwet20160414-handreiking-fraudepreventie-en-naleving-wmo-jeugdwet
20160414-handreiking-fraudepreventie-en-naleving-wmo-jeugdwet
 
Werken aan maatschappelijk rendement
Werken aan maatschappelijk rendementWerken aan maatschappelijk rendement
Werken aan maatschappelijk rendement
 
De-ZZP-Maatschappij-KIZO-ECHTZZP
De-ZZP-Maatschappij-KIZO-ECHTZZPDe-ZZP-Maatschappij-KIZO-ECHTZZP
De-ZZP-Maatschappij-KIZO-ECHTZZP
 
Jeugdzorg
JeugdzorgJeugdzorg
Jeugdzorg
 
De Kracht van de Ondernemer Vlietstreek-Zoetermeer, 2012, volledig rapport
De Kracht van de Ondernemer Vlietstreek-Zoetermeer, 2012, volledig rapportDe Kracht van de Ondernemer Vlietstreek-Zoetermeer, 2012, volledig rapport
De Kracht van de Ondernemer Vlietstreek-Zoetermeer, 2012, volledig rapport
 
Rapportage Werk aan de Uitvoering oktober 2016
Rapportage Werk aan de           Uitvoering oktober 2016Rapportage Werk aan de           Uitvoering oktober 2016
Rapportage Werk aan de Uitvoering oktober 2016
 
Inkoopstrategie en bezuinigingen jeugd rotterdam def
Inkoopstrategie en bezuinigingen jeugd rotterdam defInkoopstrategie en bezuinigingen jeugd rotterdam def
Inkoopstrategie en bezuinigingen jeugd rotterdam def
 
Roadmap hc-231116
Roadmap hc-231116Roadmap hc-231116
Roadmap hc-231116
 
Verankering Beter Benutten via trendanalyse
Verankering Beter Benutten via trendanalyseVerankering Beter Benutten via trendanalyse
Verankering Beter Benutten via trendanalyse
 
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911Wethouders aan het woord   resultatennulmeting 0911
Wethouders aan het woord resultatennulmeting 0911
 
Zelf doen en zelf laten
Zelf doen en zelf latenZelf doen en zelf laten
Zelf doen en zelf laten
 

Leerplichtadministratie RMC

  • 1. SZW - handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid
  • 2. SZW - handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid Utrecht, 22 december 2003 Cap Gemini Ernst & Young Nederland B.V. in opdracht van het ministerie van SZW, in samenwerking met het ministerie van OCW, VNG en CWI
  • 3. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 2 Inhoudsopgave 1 Voorwoord 4 2 Inleiding 6 3 Loopbaan van de jongere centraal: jongerenroutes 9 3.1 Route 1: Onderwijs-leerplicht/RMC-arbeidsmarkt 10 3.1.1 Toelichting route 10 3.1.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners 10 3.1.3 Praktijkvoorbeelden 13 3.2 Route 2: Onderwijs-arbeidsmarkt 16 3.2.1 Toelichting route 16 3.2.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners 16 3.2.3 Praktijkvoorbeelden 17 3.3 Route 3: Onderwijs-uitzendbureau-arbeidsmarkt 18 3.3.1 Toelichting route 18 3.3.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners 18 3.3.3 Praktijkvoorbeelden 19 3.4 Route 4: Onderwijs-CWI-arbeidsmarkt 21 3.4.1 Toelichting route 21 3.4.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners 21 3.4.3 Praktijkvoorbeelden 25 3.5 Route 5: CWI-GSD-UWV-reïntegratie/gesubsidieerde arbeid-arbeidsmarkt 27 3.5.1 Toelichting route 27 3.5.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners 28 3.5.3 Praktijkvoorbeelden 29 3.5.4 Wet werk en bijstand 30 3.5.5 UWV 32 3.6 Route 6: Jongeren die op andere wijze in levensonderhoud voorzien 32 3.6.1 Toelichting route 32 3.6.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners 32 3.6.3 Praktijkvoorbeelden 33 4 Routes en de arbeidsmarkt 36 4.1 Duale trajecten 36 4.1.1 Inleiding 36 4.1.2 Vormen van duale trajecten 36 4.1.3 Duale trajecten en werkgevers 37 4.1.4 Vergroting aantal duale trajecten voor jongeren zonder startkwalificatie 38 4.1.5 Samenwerking 38 4.1.6 Financiering 40 4.2 Landelijke faciliteiten, afspraken sociale partners, gemeenten, CWI 42 4.3 Intake en EVC 43 4.3.1 Intake 43 4.3.2 EVC 45 4.4 Randvoorwaarden voor succesvolle plaatsing 46
  • 4. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 3 4.4.1 Inleiding 46 4.4.2 Kinderopvang en goedkope huisvesting 46 4.4.3 Schuldhulpverlening 47 5 Jongerenloket 50 5.1 Inleiding 50 5.2 Kader: integraliteit 50 5.3 Proces van keuzes maken voor de opzet van een jongerenloket 51 5.3.1 In kaart brengen van aandachtspunten in huidige routes 51 5.3.2 Uitgangspunten 51 5.4 Bouwstenen van een jongerenloket 52 5.5 Scenario’s voor de opzet van een jongerenloket 55 6 Registratie en monitoring 61 6.1 Inleiding 61 6.2 Beleid en wetgeving 62 6.3 Overzicht en kenmerken registratie 62 6.4 Oplossingsrichtingen registratie 68 6.5 Conclusies registratie 70 6.6 Monitoring 70 7 Ketenregie Jeugdwerkloosheid 75 7.1 Inleiding ketensamenwerking 75 7.2 Taken en positionering ketenpartners 76 7.3 Aanpalende ketens 79 7.3.1 Inburgering 80 7.3.2 Politie/justitie 81 7.3.3 (Jeugd)zorg 81 7.4 Noodzaak van gemeentelijke regievoering 82 7.5 Doelstelling ketenregie 82 7.6 Externe regie per jongerenroute 83 7.6.1 Checklist regie per route 83 7.6.2 Checklist regie op routeoverstijgende thema’s 84 7.6.3 Instrumenten voor regievoering 85 7.7 Interne regie binnen gemeenten 86 8 Nawoord 89 9 Index 90 10 Overzicht van geraadpleegde bronnen en verwijzingen 93
  • 5. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 4 1 Voorwoord Voor u ligt de Handreiking Lokale Samenwerking Aanpak Jeugdwerkloosheid. Met deze handreiking is uitvoering gegeven aan één van de maatregelen in het plan van aanpak jeugdwerkloosheid van juni 2003. Zoals aangekondigd in dit plan van aanpak, bevat deze handreiking onder andere praktijkvoorbeelden of het gebied van registratie, regionale samenwerking en de regierol van gemeenten bij het formuleren van einddoelen en het maken van werkafspraken met partners in de keten. Het plan van aanpak jeugdwerkloosheid bevat acties die het kabinet uitvoert om de jeugdwerkloosheid zo veel als mogelijk te beperken. De huidige jeugdwerkloosheid wordt vooral veroorzaakt door conjuncturele factoren. Conjuncturele schommelingen vragen om snelle beleidsaanpassing. Hierbij ligt het voor de hand deze decentraal op te pakken, mede omdat decentraal sneller en soepeler kan worden gereageerd. De recente oploop van de jeugdwerkloosheid is vooral een conjunctureel probleem, dat om oplossingen op de korte termijn vraagt. Gemeenten krijgen in de Wet Werk en Bijstand de beleidsruimte om snel te ‘schake- len’. Daarnaast voorziet de Wet werk en bijstand in een ongedifferentieerd reïntegratiebudget voor gemeenten waarbinnen zij zelf prioriteiten kunnen stellen. Hierdoor kunnen zij hun beleid beter en sneller afstemmen op de specifieke situatie binnen hun gemeente. Deze handreiking, opgesteld op basis van lessen en ervaringen in de uitvoeringspraktijk, beoogt de lokale en regionale partijen hierbij te ondersteu- nen met respect voor ieders verantwoordelijkheden. De genoemde lessen en ervaringen in de uitvoeringspraktijk zijn onder andere verzameld tijdens de uitvoering van een negental regionale pilots. Daarnaast leverde recent onderzoek naar succes- en faalfacto- ren van projecten rond duale trajecten en rond voortijdig schoolverlaten handvatten op, waar lokale en regionale partijen hun voordeel mee kunnen doen. Voorts is geluisterd naar de signalen en adviezen “uit het veld”, ontvangen tijdens een tweetal expertmeetings over de aanpak van jeugdwerkloosheid, die in het voorjaar van 2003 zijn georganiseerd. Tot slot zijn ook vanuit andere relevante onderzoeken bouwstenen voor de ondersteuningsformule in deze handreiking verzameld. De invalshoek van de handreiking is de eigen verantwoordelijkheid van de jongere en de verschillende situaties (routes) waar deze zich in kan bevinden. Op systematische wijze (de routebenadering) worden van daaruit aandachtspunten en oplossingen aangedragen, die bijvoorbeeld door sommige regio’s zijn toegepast en die ook voor andere regio’s interessant kunnen zijn. In aanvulling op de routebenadering wordt onder andere ingegaan op (keuze)mogelijkheden rond jongerenloketten en op de regierol van de gemeente. Het resultaat is een praktisch, concreet te hanteren overzicht van aandachtspunten, oplossingen en praktijkvoorbeelden bij de lokale aanpak van jeugdwerkloosheid. Om het gebruik te vergemakkelijken en te stimuleren wordt deze handreiking ook via www.handreikingjeugdwerkloosheid.nl aangeboden, inclusief slimme zoekfuncties en links, waardoor enerzijds gebruikers snel kunnen vinden wat zij zoeken en anderzijds de toegang tot alle benodigde informatie wordt ontsloten. De tekst van de handreiking op de site www.handreikingjeugdwerkloosheid.nl wordt bovendien inhoude- lijk onderhouden, waardoor nieuwe interessante praktijkvoorbeelden en andere relevante informatie snel bij de gebruikers terecht komt. De uitdaging is duidelijk, oorzaken en oplossingen zijn bekend en praktijkvoorbeelden zijn voorhanden. Het heeft geen zin zaken als de situatie op de arbeidsmarkt, de complexiteit van een deel van de problema- tiek en budgettaire beperkingen te ontkennen, maar ik weet zeker, dat door creatief en vasthoudend te werken aan de sluitendheid en de kwaliteit van de dienstverlening aan jongeren veel, economische en maatschappelijke winst kan worden geboekt. Via de Taskforce Jeugdwerkloosheid zal ik dit zoveel
  • 6. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 5 mogelijk ondersteunen. Ook ben ik erg verheugd met initiatieven zoals de binnen de Raad voor Werk en Inkomen samen met het CWI ontwikkelde Modelaanpak jeugdwerkloosheid, het leerbanenplan van MKB Nederland en de Focus op jongerenaanpak van het CWI. Ik roep regionale en lokale partijen op om daar zo veel mogelijk op in te spelen. Rest mij op deze plaats mijn dank en waardering uit te spreken voor al diegenen die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van deze handreiking. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (M. Rutte)
  • 7. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 6 2 Inleiding De jeugdwerkloosheid loopt op onder invloed van een neergaande conjunctuur. In 2002 steeg de jeugd- werkloosheid onder de doelgroep met 1,8 procentpunt, terwijl de stijging van de totale werkloosheid 0,7 procentpunt bedroeg. In drie jaar tijd is het werkloosheidspercentage onder jongeren bijna verdubbeld, van 6% in het tweede kwartaal van 2000 naar 10,2 % in het eerste kwartaal van 2003. In de op Prinsjesdag gepresenteerde plannen wordt de bestrijding van de snel stijgende jeugdwerkloosheid dan ook genoemd als een van de topprioriteiten van het kabinet Balkenende 2. De kerndoelstelling op korte termijn van het kabinet is, dat de jeugdwerkloosheid in deze kabinetsperiode niet meer bedraagt dan het dubbele van de totale werkloosheid. Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid Met het oog hierop is een Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid opgesteld. Kerndoelstelling van dit plan is te voorkomen wat in het begin van de jaren tachtig gebeurde, namelijk wat wel wordt genoemd “het verlies van een generatie jongeren” als gevolg van een economische recessie. Bekend is, dat de arbeids- marktpositie van jongeren extra conjunctuurgevoelig is. In de eerste plaats omdat schoolverlaters nog een plaats op de arbeidsmarkt moeten veroveren, terwijl er weinig banen beschikbaar zijn. Daarnaast gaat het – als jongeren er wel in geslaagd zijn om werk te vinden – vaak om tijdelijke arbeidscontracten, waardoor ze bij economische tegenwind als eersten weer uit het arbeidsproces vallen. Het kabinet wil dit tegengaan door een pakket aan lange termijn maatregelen, die op middellange en lange termijn duurzaam effect moeten sorteren (onderwijsvernieuwing speelt daarbij een belangrijke rol), maar wijst daarnaast op de urgentie om per direct alles op alles te zetten om langdurige werkloosheid van jongeren tegen te gaan. Het kabinet vindt het in dit verband belangrijk, dat zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie behalen. Daarmee is hun positie op de arbeidsmarkt sterker en is het risico op werkloosheid kleiner. Het zijn vooral de werkloze jongeren zonder startkwalificatie (voortijdig schoolverlaters hierna vsv-ers) die aandacht van het beleid behoeven en dan ook centraal staan in deze handreiking. Regionale verantwoordelijkheid en regie Zeker gelet op de huidige economische ontwikkelingen is het zaak dat jeugdig werklozen in het algemeen en jongeren zonder startkwalificatie in het bijzonder direct en adequaat worden opgepakt. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om daarbij de regie te voeren. Vanuit de ministeries wordt geprobeerd daarbij zo goed mogelijk te ondersteunen, bijvoorbeeld door kritisch te kijken naar elementen in de wetgeving waar gemeenten last van hebben bij het oppakken van hun regietaak. Ook bij het opstellen van deze handreiking is ervoor gekozen om vanuit een bottom up benadering te leren van lessen in de praktijk en die door middel van de handreiking breed te verspreiden onder andere gemeenten. Die lessen uit de praktijk komen onder meer uit negen regio’s, waar wordt gewerkt aan het verbeteren van de aanpak. Daarnaast is een inventarisatie van bestaande good practices op het gebied van jeugdwerkloosheid/vsv uitgevoerd en is onderzoek gedaan naar succes- en faalfactoren bij duale trajecten (werkend leren). Maatwerk noodzakelijk De problematiek van jeugdwerkloosheid en vsv is complex. De omstandigheden en oorzaken van uitval verschillen per jongere sterk, zodat ook de betrokkenheid van de diverse instanties en de in te zetten dienstverlening steeds varieert. Maatwerk vanuit het perspectief van de jongere en ook maatwerk per regio is belangrijk. De keten- en routeschema’s, die in deze handreiking worden gepresenteerd, moeten dan ook niet worden gezien als een overal op dezelfde manier te implementeren blauwdruk, maar als rode draden, die te destilleren zijn uit de uitvoeringspraktijk in de diverse regio’s. Deze kunnen als uitgangspunt worden genomen bij het op maat vormgeven van de regionale aanpak van jeugdwerkloosheid.
  • 8. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 7 “De” jeugdwerkloze of “de vsv-er” bestaat niet Niet alle jongeren behoeven in dezelfde mate ondersteuning. Het grootste deel vindt zelfstandig zijn weg naar en op de arbeidsmarkt. Dat geldt ook voor vele schoolverlaters die met een startkwalificatie op de arbeidsmarkt komen maar niet onmiddellijk werk vinden. Voor zover ondersteuning nodig is, kan vaak volstaan worden met een lichte vorm daarvan. Voor de schoolverlaters zonder startkwalificatie zijn vaak intensievere vormen van begeleiding nodig. Binnen de groep jongeren die het onderwijs zonder startkwali- ficatie verlaat is het onderscheid tussen onderwijsuitvallers en maatschappelijke uitvallers relevant. Onderwijs draagt primair de verantwoordelijkheid voor de onderwijsuitvallers omdat de oorzaak van de uitval binnen het onderwijs ligt. De groep maatschappelijke uitvallers heeft vaak te maken met psychoso- ciale, sociaal emotionele of sociaal maatschappelijke problemen waarvan de oorzaak ligt in de leefomge- ving. De verantwoordelijkheid voor deze groep ligt (ook) bij andere partijen zoals ouders, jeugdzorg, justitie of de lokale overheid. Eigen verantwoordelijkheid van de jongere Niettegenstaande het belang om de begeleiding van de jongere te verbeteren, is de inzet van de jongere zelf cruciaal voor een succesvolle aanpak, zowel als het gaat om zijn/haar scholing, als zijn/haar gang naar de arbeidsmarkt. Onderwijsinstellingen, gemeenten, CWI’s – drie belangrijke partijen in de keten - kunnen jongeren zonodig ondersteunen bij het ontwikkelen van een arbeidsidentiteit en het uitstippelen van een loopbaan die bij hen past, maar uiteindelijk zullen ze het zelf moeten doen. Uitgangspunt is dus de eigen verantwoordelijkheid, met waar nodig ondersteuning op maat. De Taskforce Jeugdwerkloosheid, die ingesteld is door het ministerie van SZW en OCW zal zich mede richten op het via voorlichting aanspre- ken van jongeren zelf. Instellingsbesluit Taskforce Jeugdwerkloosheid (31 oktober 2003) In het Instellingsbesluit van de Taskforce Jeugdwerkloosheid, die is ingesteld tot 1 november 2007, hebben de staatssecretarissen van SZW en OCW de volgende doelstellingen, taken en werkwijze benoemd: Doel Bevordering van de uitvoering van het Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid. Taken De taskforce bevordert die uitvoering onder meer door: a. het faciliteren van het sluiten van convenanten tussen werkgevers en andere betrokken partijen op lokaal-regionaal en sectoraal niveau om 40.000 extra leerwerkplekken te realiseren; b. het ondersteunen van gemeenten bij het tot stand brengen van lokale samenwerking en het versterken van de gemeentelijke regie daarover; c. het geven van voorlichting aan jongeren en hun ouders; d. het initiëren en stimuleren van die activiteiten die bijdragen aan het bereiken van het doel, inclusief een goede communicatie over de werkzaamheden. Werkwijze De taskforce zoekt bij de uitoefening van haar taak samenwerking met relevante organisaties en partijen om haar doel te bereiken. Zij ontplooit voorts al die activiteiten die een bijdrage leveren aan het oplossen van de jeugdwerkloosheid.
  • 9. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 8 Hoe deze Handreiking te gebruiken In hoofdstuk 3 wordt in de vorm van de routebenadering een systematische werkwijze gepresenteerd, die gemeenten en andere verantwoordelijke partijen op lokaal niveau kunnen gebruiken om vanuit het perspectief van de jongere verbeterpunten in de dienstverlening te inventariseren en daar passende oplossingen bij te benoemen en te implementeren. Daarbij worden zes routes (situaties) onderscheiden, die jongeren feitelijk in de praktijk kunnen doorlopen, waarbij – inclusief praktijkvoorbeelden - per route wordt ingezoomd op de belangrijkste actoren, aandachtspunten en oplossingen. Het voordeel van deze routebenadering is in de eerste plaats, dat niet primair vanuit het aanbod (instanties met hun wettelijke taken, bevoegdheden en dienstverlening) wordt geredeneerd en gehandeld, maar vanuit de verschillende praktijksituaties waarin werkloze jongeren (met of zonder startkwalificatie) zich kunnen bevinden. Een groot voordeel is daarnaast, dat de complexe problematiek van jeugdwerkloosheid en voortijdig schoolverlaten wordt opgeknipt in overzichtelijke, hanteerbare onderdelen. Deze keuze is gebaseerd op de ervaring dat deltaplanachtige structuuroplossingen, waarbij wordt geprobeerd alles in één keer op te lossen, vaak gedoemd zijn te mislukken. Het pleidooi is, denk groot en begin klein ofwel: beperk en versterk en realiseer systematisch en stap voor stap duurzame verbeteringen in de aanpak. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op een belangrijke routeoverstijgende oplossing, namelijk samen- werking met de arbeidsmarkt in het algemeen en de inzet van duale trajecten in het bijzonder. In hoofdstuk 3, waarin de routes worden beschreven, zijn de routes als uitgangspunt weergegeven op basis van een aanname over de organisatie binnen gemeenten. Meerdere gemeenten zijn deze routes echter aan het stroomlijnen om te komen tot een meer integrale aanpak en voor de jongere een zichtbare dienstverle- ning. Samenwerking van verschillende gemeentelijke en niet-gemeentelijke instanties op basis van één werkwijze is dan ook een trend in bijna iedere gemeente of regio: jongerenloketten. Hierop wordt nader ingegaan in hoofdstuk 5. Overigens hebben in RWI verband ook sociale partners en VNG samen met CWI recentelijk met de Modelaanpak jeugdwerkloosheid lokale partijen opgeroepen om op een passende manier binnen de regio te komen tot lokale samenwerking binnen jongerenloketten1 . Samenwerking in de keten en sturen op resultaten hangt voor een groot deel af van volledige en juiste registratie en een goed systeem van monitoring. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de aandachtspunten en oplossingsrichtingen bij registratie en monitoring. Een bijzonder thema in dit verband is de regierol van de gemeente. Omdat de vereiste sluitende aanpak van jeugdwerkloosheid niet in de laatste plaats een organisatievraagstuk is, wordt in hoofdstuk 7 ook ingegaan op het belang van (keten)samenwerking en de regierol die de gemeente in samenwerking met haar partners daarbij heeft. Ook hier: inclusief interessante praktijkvoorbeelden. Voor wie een specifieke vraag heeft en snel zijn weg wil vinden in de Handreiking, is in hoofdstuk 9 een index opgenomen. 1 Geen jongeren meer buitenspel: modelaanpak jeugdwerkloosheid, RWI 5 november 2003
  • 10. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 9 3 Loopbaan van de jongere centraal: jongerenroutes Het navolgende routeplaatje geeft weer dat een veelheid aan instanties met jongeren werkt in het kader van het terugdringen van jeugdwerkloosheid. Niet alle jongeren behoeven in dezelfde mate ondersteuning. Een groot deel vindt zelfstandig zijn weg naar en op de arbeidsmarkt en/ of school. Voor jongeren zonder startkwalificatie zijn wel vaak intensieve vormen van begeleiding nodig. De loopbaan van de jongeren moet hierin centraal worden gesteld. Wanneer de loopbaan van jongeren centraal wordt gesteld zien de routes die jongeren kunnen bewandelen er als volgt uit: Vele actoren hebben, steeds op een ander moment in de levensloop van de jongeren, de verantwoordelijk- heid. De aanpak van jeugdwerkloosheid en voortijdig schoolverlaten is niet in de laatste plaats ook een organisatiekwestie. In de aanpak van het vraagstuk jongeren zonder startkwalificatie en jeugdwerkloos- heid is het verbeteren van de samenwerking tussen partijen in de keten een belangrijk uitgangspunt. In de volgende paragrafen worden de routes die jongeren bewandelen beschreven, gelardeerd met casuïstiek en een handreiking voor de oplossingsrichtingen binnen die route (de routes zijn genummerd zoals in bovenstaand plaatje). Per route wordt aangeven wat bij het sluitend maken van de aanpak belangrijke aandachtspunten, oplossingrichtingen en praktijkvoorbeelden zijn.
  • 11. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 10 3.1 Route 1: Onderwijs-leerplicht/RMC-arbeidsmarkt 3.1.1 Toelichting route In deze route bevinden zich (partieel) leerplichtige en niet leerplichtige jongeren die dreigen uit te vallen uit school of al uitgevallen zijn. Voor deze jongeren is in het kader van de bestrijding van voortijdig schoolverlaten vroegtijdig signaleren en ingrijpen van belang. Drie partners binnen de keten van jeugd- werkloosheid en vsv zijn hierbij primair verantwoordelijk: • De onderwijsinstellingen: Zij kunnen als eerste de signalen van en over leerlingen opvangen en naar aanleiding daarvan daadwerkelijk actie ondernemen. In dit verband is van belang dat oorzaken van voortijdig schoolverlaten in veel gevallen terug te voeren zijn op het schoolklimaat. Daarnaast is de overgang van VO naar het MBO (de ROC’s en AOC’s) een moment waarop in het kader van voortij- dig schoolverlaten alertheid van de verantwoordelijke instellingen geboden is. • Naast de rol van de onderwijsinstellingen heeft ook de leerplichtambtenaar een belangrijke plaats in de vsv-aanpak. Wanneer jongeren uitvallen of dreigen uit te vallen, heeft de leerplichtambtenaar de taak deze jongeren weer naar school te geleiden. • De derde belangrijke partner is het RMC, dat tot taak heeft het aantal voortijdig schoolverlaters te registreren, een netwerk ter voorkoming van voortijdig schoolverlaten te ontwikkelen en de trajectco- ordinatie voor jongeren zonder startkwalificatie te (laten) verzorgen. Binnen het RMC zijn veelal één of meerdere trajectbegeleiders werkzaam. Deze trajectbegeleiders zijn verantwoordelijk voor het weer naar school terug te geleiden van de deelnemer, dan wel voor het in laten stromen in een leer- werktraject dat uitzicht biedt op een startkwalificatie. In dit verband is ook de samenwerking met CWI, uitzendbureaus en bedrijven (de arbeidsmarkt zie ook hoofdstuk 4) belangrijk. 3.1.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners In de volgende tabel staat een overzicht van belangrijke aandachtspunten, mogelijke oplossingsrichtingen en de belangrijkste partners die voor het realiseren van de oplossingen binnen route 1 primair verantwoor- delijkheid dragen. In hoofdstuk 7 is een korte schets van de positie, verantwoordelijkheden en taken van de belangrijkste ketenpartners in route 1 opgenomen.
  • 12. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 11 Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner Algemeen: beleid scholen Tussen scholen zijn grote verschillen in schoolklimaat en in de wijze waarop (meer of minder (pro-)actief) wordt geïntervenieerd bij signalen van dreigende uitval. Concrete aandachtspunten die een school kan langslopen om te zien waar verbeteracties aan de orde zijn kunt u vinden op www.voortijdigschoolverlaten.nl2 • School • LPA Mate waarin de inhoud van het onderwijs aansluit bij de leerling: te weinig integratie van theorie en praktijk. M.n. VMBO is voor een deel van de leerlingen te weinig praktijkgericht. Grote verschillen tussen (VMBO-)scholen in beleid ten aanzien van begeleiding en maatwerktrajecten voor risicogroepen.2 • Investeren in begeleiding van jongeren op school, in de prak- tijk èn bij overgang naar andere school • Faciliteiten voor beroeps- en loopbaanoriëntatie in onderwijs • Versterking praktijkcomponent binnen VMBO • Samenwerking met bedrijven, meer duale trajecten en stage- plaatsen binnen het reguliere onderwijs • Inspelen op 10.000 leerbanen- plan MKB Nederland • Set van afspraken trajectaan- bieders over hun trajectaanbod • Overzicht van aanwezige trajecten in de regio • Goede organisatie van praktijkleren en begeleiden • Mogelijkheid van meerdere instroommomenten in traject • School • School • School • School/RMC • School/RMC • LPA/RMC • LPA/RMC • School 2 Een integraal overzicht van preventieve activiteiten waar een school naar kan kijken bij het versterken van haar rol in het kader van voortijdig schoolverlaten en jeugdwerkloosheid is opgesteld door Van Tilborg en Van Setten (1998). Daarbij gaat het om: • de leeropvatting van de school (toelatingsbeleid, nadruk op leren, leerlingbegeleiding, samenwerking met ouders, contact met ouders, samenwerking extern vangnet • didactische werkvormen (rol leerling en leerkracht) • pedagogisch klimaat (inhoud en omgang met regels) • huiswerk- en studiebegeleiding • oriëntatie op studie en beroep • leermotivatie • aanpak van spijbelen en verzuim (inclusief samenwerking met LPA) • leerlingvolgsysteem Deze hoofdthema’s zijn uitgewerkt in concrete aandachtspunten, die een school successievelijk kan langslopen om voor zichzelf systematisch de vraag te stellen waar verbeteracties aan de orde zijn. Voor een integraal overzicht van deze aandachtspunten wordt verwezen naar www.voortijdigschoolverlaten.nl. 2 Zie ook het referentiekader (Sardes, juli 2003)
  • 13. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 12 Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner Verwijzing van leerlingen naar een buitenschoolse zorgverlener: scholen vullen hun zorgtaak verschillend in, waardoor bij verwijzing niet in alle gevallen direct duidelijk is welk voorafgaand zorgtraject heeft plaatsgevonden. Dit kan de effectiviteit van de aangeboden zorg verminderen. Afspraken tussen scholen over eenduidige dossiervorming • School • LPA • RMC Overdracht zorghistorie naar vervolgonder- wijs: de kwaliteit van de overdracht is een belangrijke kritische succesfactor bij de vsv- aanpak. Belangrijk is te voorkomen dat de ‘ontvangende school’ een probleem importeert waar ze niet (voldoende) van op de hoogte is. Aan de orde bij de overgang VO-VO en VO-ROC, maar ook van Basisonderwijs naar VO. Een ‘zorgdossier’ met een voorblad waarop de belangrijkste elementen benoemd worden zou hier uitkomst kunnen bieden, als basis voor een overdrachtsgesprek. • School Late of onvolledige melding door scholen bij LPA of RMC vermindert de kans op succesvol teruggeleiden van de leerling naar school.2 • Goed registratiesysteem op de scholen • Duidelijk, bereikbaar meldpunt • Afspraken tussen scholen en meldpunt, meldprotocol, regel- matige werkcontacten tussen meldpunt en scholen • Controle volledigheid melding • Feed back naar scholen • Afspraken en commitment op bestuurlijk niveau tussen ge- meente(n) en scholen • Scholen • CWI (indien terug naar school lukt dan geen rol voor CWI)/RMC • RMC • Gemeente Taakuitvoering LPA: zorgverlening versus handhaving3 Handhaving en zorgverlening in balans, geen eenzijdige nadruk op één van beide facetten • LPA 3 In het kader van het project Modelontwikkeling handhaving leerplicht heeft het ministerie van OCW een inventarisatie uitgevoerd van instrumenten voor uitvoering van de leerplicht. De ca 150 practices die in deze verzameling zijn bijeengebracht, zijn tijdens een expertmeeting op 3 juli 2003 in Utrecht onderworpen aan het oordeel van experts op leerplichtgebied. Dit is gedaan als toetsing voor best practices binnen het programma Handhaven op Niveau. De onderzoekers van Sardes verwerken nu alle uitkomsten van de expert meeting in het inventarisatierapport. Het eindresultaat, dat oorspronkelijk alleen aan de HoN-pilots ter beschikking zou worden gesteld, blijkt zo waardevol dat tot een bredere verspreiding is besloten. De definitieve verzameling zal daartoe elektronisch toegankelijk worden gemaakt.
  • 14. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 13 Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner Volledigheid van de registratie3 In dit verband bijzondere aandacht voor ‘vrijblijvendheid’ in het melden van voortijdige schoolverlaters bij onder andere CWI, WIW-instellingen en Sociale Diensten, waardoor – ook indien ze wel door de school zijn aangemeld – sprake is van een niet sluitende monitoring of zelfs tot niet sluitende registratie van de doelgroep • Elektronisch registratiesysteem • Directe koppeling tussen registratiesysteem en GBA • Volledig en up to date registra- tiesysteem • Breed verzamelen van ‘contro- legegevens’: CWI- en Sociale Dienst-gegevens gebruiken voor opvullen hiaten in de RMC registratie • Controleprocedures • Voldoende formatie voor uitvoering registratietaken • Bestuurlijke prioriteit en politieke aandacht voor goede kengetallen • Zie verder Thema Registratie en Monitoring • RMC/LPA • Gemeente • CWI • Sociale Dienst • UWV • RMC • RMC • Gemeente 3.1.3 Praktijkvoorbeelden Onderstaand is een aantal interessante praktijkvoorbeelden van lokaal of regionaal gerealiseerde oplossin- gen binnen route 1 opgenomen. Het betreft de volgende initiatieven: • De werkwijze van de “Externe zorgteams in het Westland” is gericht op een zo goed mogelijke invulling van de zorgtaak van de scholen, in samenwerking met partners. • Het “Rangeerterrein Helmond” heeft tot doel om een breed scala aan voorzieningen en trajecten voorhanden te hebben, waardoor risicogroepen op maat kunnen worden bediend. • Het initiatief “Versterkte rol voor leerplichtambtenaren in Tilburg” is erop gericht scholen zo goed mogelijk te ondersteunen bij het voorkomen van schooluitval. • Het “Team Voortijdig Schoolverlaten in Arnhem” richt zich vooral op het optimaliseren van registra- tie en begeleiding. • Het project “Binnenboord” in Tilburg wil de RMC-functie versterken binnen de muren van het ROC. • Het project “Sluitende aanpak in Maastricht” is een illustratie van de wijze waarop in regio’s bestuur- lijke arrangementen kunnen worden getroffen, waarbinnen operationele projecten een plaats hebben. Externe zorgteams in het Westland (R1.1) In de RMC-regio Westland (waaronder de gemeente ’s Gravenzande) werken de bij vsv betrokken partijen (onderwijs– en zorginstellingen, politie, Jeugdzorg, GGD, maatschappelijk werk, jeugdhulpverlening en een leerplichtconsulent) intensief samen. Er is periodiek overleg tussen de scholen en de overige instellin- gen over risicojongeren, die vervolgens op maat worden bediend. Goede communicatie en heldere verdeling van verantwoordelijkheden staan centraal. Jaarlijks worden door zes externe zorgteams tussen de 100 en 150 leerlingen begeleid.
  • 15. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 14 Rangeerterrein Helmond (R1.2) Dit project omvat een stelsel van voorzieningen in het kader van voortijdig schoolverlaten. Inmiddels zijn (bijna) alle schooluitvallers in de regio in beeld. Leerlingen worden via een “warme overdracht” snel doorverwezen aan die projecten, die het meest geschikt zijn om hen te helpen toch aan een startkwalifica- tie te komen. Versterkte rol voor leerplichtambtenaren in Tilburg (R1.3) De gemeente Tilburg heeft ervoor gekozen om scholen intensiever te ondersteunen bij de preventie van schooluitval met de inzet van de leerplichtambtenaren. Zo kunnen schoolbeleid en leerplichtbeleid hun krachten bundelen en elkaar versterken. De rol van de leerplichtambtenaar heeft in de loop der jaren meerdere dimensies gekregen in de gemeente Tilburg. De leerplichtambtenaar moet nu meer worden gezien als enerzijds een procesmanager die de scholen aanspreekt op hun verantwoordelijkheden en anderzijds een soort begeleider en trajectbewaker van risicojongeren / (potentiële) uitvallers. Om deze rol waar te maken is de leerplichtambtenaar toegerust met de volgende taken: het voeren van gesprekken met scholen, ouders en leerlingen, spreekuur op scholen, deelnemen aan zorgteams op scholen, deelnemen aan het Coördinatiepunt Risico Jongeren (CRJ), het opmaken van processen-verbaal (waartoe zij moeten beschikken over een opsporingsbevoegdheid) en samenwerken met bureau Halt i.v.m. Halt-verwijzingen (een voor de leerplichtambtenaar arbeidsextensie- ve directe verwijsprocedure, resulterend in een score van 96% van de deelnemers waar geen herhaling van het spijbelgedrag plaatsvond). Om deze rol en werkwijze van de leerplichtambtenaren effectief te laten werken speelt een aantal kritische succesfactoren een rol. Het volgende is in ieder geval van belang: • Beschikbaarheid van voldoende kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit. • Vertrouwen en acceptatie bij betrokken partijen in het veld om effectieve samenwerking tot stand te brengen. • Actieve opstelling van leerplichtambtenaren. Team Voortijdig Schoolverlaten in Arnhem (R1.4) Bij het Team vsv moeten alle voortijdig schoolverlaters uit het beroepsonderwijs en de volwasseneneduca- tie in de regio Arnhem (het BVE-veld) worden aangemeld. Team vsv verzorgt de registratie en begeleidt voortijdig schoolverlaters. Door financiële steun van de gemeente Arnhem kan het Team vsv ook aandacht geven aan preventie: voorkomen dat jongeren voortijdig hun opleiding afbreken en hen actief begeleiden. Hierbij richt men zich ook op de bovenleerplichtige leerlingen uit het Voortgezet Onderwijs. Het team bestaat onder andere uit een orthopedagoog, een psycholoog en loopbaanadviseurs. Zij adviseren de jongeren bij studie- of beroepskeuze, voeren coachingsgesprekken, leggen huisbezoeken af, gaan mee naar intakegesprekken op een nieuwe opleiding of doen uitgebreid onderzoek naar leer- en/of persoonlijk- heidsproblemen. Team vsv zet zich ook in voor jongeren die de school nog niet hebben verlaten maar dusdanige problemen hebben dat zij waarschijnlijk binnen afzienbare tijd het onderwijs zullen verlaten. Voorop staat vooral begeleiding naar een opleiding, eventueel in combinatie met werk. Dit alles met de bedoeling jongeren alsnog een startkwalificatie te laten halen, zodat zij meer en betere kansen hebben op de arbeidsmarkt. Het team werkt voor en met scholen in het VO en MBO en werkt nauw samen met de LPA en andere hulpverleningsinstellingen. Jongeren worden telefonisch of via een aanmeldingsformulier aangemeld door de school die de jongere heeft of dreigt te verlaten. De jongere wordt uitgenodigd voor een intake, waarbij samen met de jongere wordt gekeken welke acties nodig zijn. Team vsv overlegt met en koppelt terug naar de betrokken school.
  • 16. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 15 Project Binnenboord in Tilburg: samenwerking sluitende aanpak RMC (R1.5) In het kader van de wet RMC wil de gemeente Tilburg ook de doelgroep niet-leerplichtige jongeren tot 23 jaar, waar zij zich op richt, sneller in kaart hebben en maatregelen treffen om cursisten binnen het onderwijs te houden. In samenwerking met ROC Midden-Brabant heeft zij het initiatief genomen tot het project ‘Binnenboord’. Men kiest er voor om intensiever te gaan samenwerken met actoren in de BVE om zo (potentiële) uitvallers sneller in het vizier te hebben en voor ieder van hen een passend traject of noodzakelijke begeleiding te regelen. Doel van het project is concreet het inrichten van één loket: • Van waaruit de registratie en melding plaats vindt naar de gemeente van alle uitvallers tot 23 jaar binnen de beroepsopleidingen van het ROC. • Van waaruit een betere kwantitatieve analyse wordt gemaakt van de redenen van uitval en de wijze waarop die beïnvloedbaar is. • Van waaruit initiatieven worden genomen voor het nemen van maatregelen. Uiteindelijk doel is de deelnemer terug te leiden naar een opleiding om uiteindelijk een startkwalificatie te behalen. In overleg met de mentor, wordt hiervoor een trajectplan opgezet. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van interne en externe voorzieningen. De aanpak is, dat op één plaats alle gegevens en activiteiten met betrekking tot (dreigende) uitval en voortijdige uitstroom binnen het ROC Midden-Brabant is gebundeld. Tijdige melding naar de gemeente bevordert een tijdige aanpak. Het zorgsysteem, zoals dat tot stand is gebracht binnen de colleges van het ROC Midden-Brabant, is hiertoe aangepast. De coördinatoren mentoraat, belast met de afstemming van alle activiteiten in de trajectbegeleiding van een afdeling, signaleerden zoveel mogelijk uitvallers en verwezen hen naar ondersteuners binnen het ROC Midden-Brabant. Het zicht op de uiteindelijke bestemming raakte men wel eens kwijt, mede door het gebrek aan instrumenten om nauwgezet te registreren. Het in te richten loket wordt juist de schakel in dit geheel, maar wel in nauwe samenwerking met de genoemde coördinatoren mentoraat. Sluitende aanpak in Maastricht (R1.6) “Met de hand op het hart” heet het projectplan dat een sluitende aanpak in het Mergelland en Maastricht voorstaat om het aantal voortijdig schoolverlaters terug te dringen. Preventieve, registratieve en curatieve lijnen zijn uitgezet. Projecten zijn – voor een grote gedeelte door het veld – ingediend. Het Leerwerkcen- trum, onderdeel van de aanpak, is voor jongeren die zijn geconfronteerd met een voor hem/haar niet passend onderwijssysteem. Het Leer Werk Centrum is geen school, maar een trainingscentrum. Het gaat om het trainen in sociale vaardigheiden en het aanleren van vakvaardigheden. Opdrachten voor het Leer Werk Centrum komen uit het bedrijfsleven. Het project Time Out integreert leerlingen die een ‘time-out’ nodig hebben. In een ‘nieuwe’ klas kan de leerling eerst even tot rust komen en wordt tegelijkertijd geobserveerd. Daarna bekijkt het Time Out-team welke begeleiding de leerling verder nodig heeft.
  • 17. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 16 3.2 Route 2: Onderwijs-arbeidsmarkt 3.2.1 Toelichting route In deze route gaat het om jongeren die zijn gestopt met school en zonder startkwalificatie de arbeidsmarkt op gaan. Deze jongeren melden zich niet bij een van de organisaties in de keten omdat ze zelf een plek op de arbeidsmarkt hebben gevonden. Over de exacte omvang van deze doelgroep zijn geen gegevens bekend, maar het zal een groot deel van de vsv-ers zijn. Deze groep jongeren vormt momenteel geen prioriteit in de aanpak van voortijdig schoolverlaten. Tot nu toe gold het hebben van werk meestal als een contra-indicatie voor het RMC om actie te ondernemen. Gezien het huidig economisch klimaat komt ook voor deze groep echter meer aandacht. Verwacht wordt dat deze jongeren als eerste de gevolgen ervaren van een toenemende werkloosheid. 3.2.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners Het is moeilijk vast te stellen op welke wijze de aanpak van voortijdig schoolverlaten en/of jeugdwerk- loosheid ook deze groep jongeren moet proberen te bereiken. Het benaderen van deze doelgroep op zich is al moeilijk. De RMC beschikt in principe wel over de gegevens van deze jongeren. In de meeste registra- tiesystemen is echter niet goed terug te vinden of de jongere aan het werk is of niet. Wanneer de jongeren reeds aan het werk zijn, kan het benaderen vanuit het RMC om hen te bewegen hun opleiding weer op te pakken betuttelend werken (waarschijnlijk zelfs averechts). In principe is het dus vooral van belang deze jongeren te benaderen voordat zij een baan hebben gevonden, dus direct na het verlaten van de school. Tijdige meldingen van scholen zijn dan noodzakelijk. Bij pogingen tot terugleiding naar school is afstemming met CWI ook wenselijk en profijtelijk (zie 4-trapsraket verder op). Eenmaal werkend blijken werkgevers zelf op basis van hun behoefte of de behoefte van de werknemer de benodigde opleidingen te vinden. Zij richten zich daarbij met name tot de branches en daarbij behorende O&O fondsen. De vraag wat de rol van de gemeente in deze is of zou kunnen zijn, blijft dan ook moeilijk te beantwoorden. Tegelijkertijd betreft het hier een doelgroep waarbij naar alle waarschijnlijkheid niet snel zal worden gedacht aan extra opleiding. Er is echter toch een aantal punten te benoemen waarop de inzet ten behoeve van deze jongeren (en hun werkgevers) zich zou kunnen richten. Het betreft de volgende:
  • 18. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 17 Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner Juistheid en volledigheid registratie RMC • Afspraken maken met scholen voor tijdige en juiste informatie over vsv- ers (bijvoorbeeld elektronische uitwisseling) • RMC/scholen Bewustwording/bereidheid/mogelijkheid voor werkgevers en werknemers om opleidingsniveau te upgraden • Bewustwording bij de jongere dat hij/zij voldoende bagage nodig heeft voor een duurzame employability op de arbeidsmarkt, zonder betutte- ling. • Goede informatie te geven over opleidingsmogelijkheden • Werkgevers moeten op de hoogte zijn van de opleidingsmogelijkhe- den binnen de sector (regulier on- derwijs, O&O fondsen, particuliere initiatieven). • Door toepassing van EVC (elders verworden competenties) toeganke- lijker maken van het (reguliere) onderwijs zodat werknemers zo snel mogelijk en op basis van maatwerk een opleiding kunnen volgen, waar- bij zo min mogelijk inbreuk wordt gedaan op de bestaande werksituatie (zie paragraaf 4.3.2). • Jongeren • Gemeente • Werkgevers • Onderwijs Benadering werkende vsv-ers • Om de gemeentelijke taak in het bereiken van deze jongeren te bepa- len zal het nodig zijn vraag (werk- gevers en werknemers) en aanbod (opleidingen) in kaart te brengen om inzichtelijk te maken waar zich knelpunten voordoen in de afstem- ming. Op deze knelpunten kan de gemeente vervolgens inzetten. • Vraag (werkgevers/werknemers) en aanbod (opleidingen) kunnen dichter bij elkaar gebracht worden door een centraal (virtueel) punt te creëren waar het aanbod inzichtelijk is en mogelijkheden voor consulta- tie aanwezig zijn • Gemeente • Gemeente 3.2.3 Praktijkvoorbeelden Scholingsoffensief Deventer (R2.1) Mensen die aan het werk zijn en alleen de basisschool hebben afgemaakt, zijn een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt. Als het economisch minder gaat, dreigen ze als eerste hun baan te verliezen. Het Scholings- offensief stimuleert dat deze medewerkers alsnog een startkwalificatie halen. Dat heeft zowel voor de werkenden zelf, als voor hun werkgever voordelen. Geschoold personeel is makkelijker in staat in een
  • 19. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 18 andere functie te gaan werken. De blijvende scholing van personeel past ook in de tendens dat bedrijven een toenemende behoefte hebben aan hoger geschoold personeel. Als medewerkers doorstromen naar een hogere functie, maakt dat de weg vrij voor minder geschoolden. Veel werkenden zitten niet te wachten op een terugkeer naar de schoolbanken. Daarom krijgen ze opleidingen aangeboden waarbij werken en leren worden gecombineerd. Bovendien wordt voorkomen dat ze 'dubbel'moeten leren, door te kijken welke kennis en vaardigheden ze zich door eerdere scholing en werkervaring al eigen hebben gemaakt. Het gaat daarbij om de certificering van kennis en werkervaring. Van de Deventer beroepsbevolking heeft bijna dertig procent geen startkwalificatie. Het gemiddelde scholingsniveau in Deventer wijkt niet af van het landelijk beeld. Een groot deel van de werknemers volgt cursussen of andere vormen van kwalificerende scholing. Binnen het scholingsoffensief zijn verschillende projecten uitgevoerd om mensen zonder startkwalificatie te stimuleren alsnog een diploma te halen. Het project Employability ontwikkelt aanvullende activiteiten. Het verzamelen van cijfers over het opleidingsniveau was daar een van. Daarnaast stimuleert Employability de komst van een scholingsloket in het bedrijfsverzamelgebouw voor werk en inkomen. Hier moet alle informatie over scholing samenkomen. Mensen die een bepaalde opleiding willen volgen kunnen er gerichte informatie krijgen, maar ook een werkgever die wil weten welke fiscale regelingen op het gebied van scholing gelden. Het is de bedoeling dat de informatie niet alleen via een fysiek loket, maar ook via internet toegankelijk wordt. Bij veel bedrijven wordt er al veel aan scholing van laagopgeleide werknemers gedaan, vaak op een heel innovatieve manier. Bij andere bedrijven weet men soms nog geen goede methode om zoiets op te zetten. Het deelproject Employability zoekt daarom naar kanalen voor kennisuitwisseling tussen bedrijven over succesvolle employabilityprojecten. 3.3 Route 3: Onderwijs-uitzendbureau-arbeidsmarkt 3.3.1 Toelichting route Deze route betreft jongeren zonder startkwalificatie, die de weg vinden naar een uitzendbureau om zich te laten bemiddelen richting arbeidsmarkt. Zoals in de vorige route beschreven hebben jongeren die recht- streeks naar de arbeidsmarkt gaan zonder startkwalificatie toch een vergroot risico op werkloosheid. Het vraagstuk hier is dus, hoe de betreffende jongeren, die zich melden en vervolgens al dan niet als uitzend- kracht aan de slag gaan, kunnen worden bereikt met een aanvullend opleidingsaanbod. Ingezoomd wordt op de (mogelijke) rol van de uitzendbureaus. 3.3.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners In de volgende tabel staat een overzicht van belangrijke aandachtspunten, mogelijke oplossingsrichtingen en de belangrijkste partners die voor het realiseren van de oplossingen binnen route 3 primair verantwoor- delijkheid dragen.
  • 20. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 19 Uitzendbureaus zijn voor jeugdige werklozen, met of zonder startkwalificatie, een veelgebruikt zoekka- naal. Uitgaande van de jongere is het dus voor gemeenten en CWI’s interessant om na te gaan of de rol van uitzendbureaus bij de aanpak van jeugdwerkloosheid en voortijdig schoolverlaten kan worden versterkt. Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner Kansen via intensivering samenwerking met uitzendbureaus Aandacht voor voortijdig schoolver- laten is geen onderdeel van de core business van uitzendbureaus, zodat de actie naar uitzendbureaus toe vaak vanuit gemeenten, CWI’s en scholen moet worden ondernomen.4 In dit verband is de nieuwe Uitzend- CAO interessant om op in te spelen. Hierin krijgen uitzendkrachten onder voorwaarden recht op een persoon- lijk scholingsbudget. • Uitzendbureau • CWI • Gemeente • Scholen Voortijdig schoolverlaten beter in beeld met medewerking van uitzendbureaus Afspreken met uitzendbureaus, dat zij in overleg met de jongere bij het RMC een melding doen en de jongere zo mogelijk verwijzen naar het RMC • RMC Gemeenten hebben vanuit hun bijzondere rol extra mogelijkheden om met uitzendbureaus tot afspraken te komen. Bijvoorbeeld door dit mee te nemen bij de start en instandhouding van SUWI Bedrijfsverzamelgebouwen. • Gemeenten 3.3.3 Praktijkvoorbeelden Onderstaand is een tweetal interessante praktijkvoorbeelden van lokaal of regionaal gerealiseerde oplos- singen binnen route drie opgenomen. Het betreft de volgende initiatieven: • Het project Back up in Tilburg is een goed voorbeeld van samenwerking tussen scholen en uitzendbu- reaus. • Uitzendbureaus kunnen daarnaast ook worden gestimuleerd om bij inleners te promoten – in het belang van de inlener, de jongere en het uitzendbureau zelf – dat jongeren zonder startkwalificatie niet alleen te werk worden gesteld, maar tegelijkertijd ook een opleiding volgen. Onderstaand is een prak- tijkvoorbeeld opgenomen, dat Cap Gemini Ernst & Young en Regioplan in 2003 tegenkwamen bij de uitvoering van een onderzoek naar duale trajecten, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Project Back up in Tilburg (R3.1) In Tilburg combineerden veel partieel-leerplichtige jongeren het onderwijs bij de afdeling Schakelen van het ROC Midden-Brabant met werken. Deze banen zochten ze zelf. De combinatie werkte echter lang niet altijd: jongeren vonden geen werk of verloren al snel hun baan. Tegen de zestig procent van de jongeren haakte uiteindelijk definitief af op school. Een deel van deze jongeren was afkomstig uit het VSO. Sinds 4 Overigens zijn er ook uitzendbureaus, die op basis van de notie van maatschappelijk ondernemen en/of profilering zich ook actief toeleggen op projecten voor jeugdwerkloosheid en voortijdig schoolverlaten. Bijvoorbeeld Start dat vanuit het fonds Start Foundation eigen middelen inzet voor dergelijke projecten.
  • 21. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 20 enige tijd pakt men binnen de RMC-regio Tilburg de zaken daarom anders aan. Met behulp van een constructie met een aantal uitzendbureaus blijft een aantal jongeren binnen bereik van het onderwijs. De coördinator van het project Back-up bemiddelt bij het vinden van passend werk en bij problemen, zoekt samen met de jongere naar eventueel nieuw werk en zorgt ervoor dat de jongere aan het werk blijft. En het belangrijkste: afspraak is dat jongeren minimaal 1 dag per week naar school blijft komen, zodat een jongere nooit volledig aan het werk gaat. De ervaringen laten hier zien dat zo´n 80% van de in het project deelnemende jongeren uitstroomt naar meestal vast werk of naar een vervolgopleiding. Een vergelijkbaar project in Noordoost Brabant in de regio Veghel-Oss-Uden had de afgelopen twee jaar 120 deelnemers aan boord waarvan ruim 70% een goede baan heeft. De overige 30 % is door de opgedane praktijkervaring weer gemotiveerd om een opleiding te gaan volgen. Bij dit project zijn de MBO en VMBO scholen in de regio betrokken als ook het bureau jeugdzorg en alle leerplichtambtenaren in de regio. Pieter Dekkers, werkzaam bij de gemeente Tilburg, noemt het een prima deal, zowel voor de uitzendbureaus als het ROC Midden-Brabant als uitvoerders van het project Back-up: “Iedereen heeft hier voordeel bij. Uitzendbureaus zijn verzekerd van arbeidskrachten, de jongeren van werk, en wij van jongeren die blijven leren of begeleid de arbeidsmarkt instromen”. Niet iedere jongere past echter in zo´n traject. Er moet toch enige motivatie zijn voor onder- wijs en de jongere moet voldoende sociale vaardigheden bezitten om in het werk te functioneren. Het ROC zal de doelgroep daarom gaan vergroten, zodat steeds meer jongeren via een goed traject de ar- beidsmarkt instromen. Duaal traject beroepsopleiding voor uitzendkrachten zonder startkwalificatie5 (R3.2) Het project richt zich op voortijdig schoolverlaters die zonder startkwalificatie aan het werk zijn in de uit- zendbranche. Vaak doen ze productiewerk met weinig uitzicht op een positieverbetering. Het doel van het traject is door een combinatie van leren en werken de deelnemers alsnog een diploma te laten halen. De start van het traject bestaat uit een uitgebreide intake en assessment bij het ROC. Op basis hiervan wordt een helder beeld verkregen van de al aanwezige competenties van een deelnemer en kan een advies gegeven worden over het individuele maatwerktraject dat nog nodig is om een startkwalificatie te kunnen behalen. Tijdens het duale traject dat vervolgens gestart wordt, volgen deelnemers praktijkonderwijs (de be- roepspraktijkvorming) bij een erkend leerbedrijf, waar zij intensief begeleid worden door de praktijkop- leider. Vier uur per week komen de deelnemers naar het ROC. In de laatste weken van de opleiding wordt gewerkt aan een portfolio van elke deelnemer, waardoor hun competenties helder in kaart worden gebracht. Het traject wordt beëindigd zodra de deelnemers hun diploma ontvangen. 5 Onderzoek Duale Trajecten in de Praktijk: knelpunten en successen, Cap Gemini Ernst & Young/Regioplan, augustus 2003
  • 22. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 21 3.4 Route 4: Onderwijs-CWI-arbeidsmarkt 3.4.1 Toelichting route Een gedeelte van de schoolverlaters, met of zonder startkwalificatie, meldt zich bij het CWI als werkzoe- kende en/of voor een uitkering. Daarnaast gaat het om jongeren met of zonder startkwalificatie, die aan het werk zijn geweest maar werkloos worden en dus alsnog of opnieuw naar het CWI gaan. Het CWI voert van oudsher in samenwerking met de gemeente en de UWV zijn aandeel in de sluitende aanpak van jongeren uit. Voortijdig schoolverlaters moeten juist nu in staat worden gesteld om een startkwalificatie te halen. Het is daarnaast van groot belang dat ook jongeren met een startkwalificatie die geen werk kunnen vinden, extra aandacht krijgen om te bereiken dat ze hun kennis en vaardigheden behouden. Interessant is per regio te kijken naar mogelijkheden bij het CWI om zijn bijdrage aan het voorkomen en bestrijden van jeugdwerk- loosheid en voortijdig schoolverlaten te vergroten. Daarbij kan mede worden geprofiteerd van een recente landelijke beleidsintensivering van het CWI. Deze bestaat samengevat uit: • Intensivering van het vacatureoffensief gericht op duale leerbanen. • Het project Jongactief waarin bij de 3 landelijke werkgeversorganisaties (VNO-NCW, MKB- Nederland en LTO-Nederland) telkens 2 CWI-medewerkers voor 3 jaar worden geplaatst om de respectievelijke achterbannen te infomeren, motiveren en ondersteunen om leerbanen beschikbaar te stellen. • Het realiseren van een op jongeren gerichte jongerenmodule in werk.nl en in de op werkgevers gerichte werkgeversmodule in werk.nl. • Een “aanvalsplan” om in de uitvoering prioriteit te geven aan de plaatsing van jongeren (zonder startkwalificatie) op (leer)banen. Belangrijk onderdeel van de aanpak van het CWI is samenwerking met bedrijven (en hun organisaties), uitzendbureaus en gemeenten. 3.4.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners In de volgende tabel staat een overzicht van belangrijke aandachtspunten, mogelijke oplossingsrichtingen en de belangrijkste partners die voor het realiseren van de oplossingen binnen route 4 primair verantwoor- delijkheid dragen. In het regiehoofdstuk is een korte schets van de positie, verantwoordelijkheden en taken van de belangrijkste ketenpartners in route 4 opgenomen. Het CWI deel van de sluitende aanpak kent grosso modo twee belangrijke werkprocessen: A. De (werk- en uitkerings)intake. B. De actieve en intensieve bemiddeling. C. De overdracht aan gemeenten of UWV (t.b.v. een reïntegratietraject).
  • 23. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 22 Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner Bij de intake wordt vastgesteld of de jongere behoort tot de categorie met startkwalificatie of zonder startkwalificatie. Deze vaststel- ling is van belang omdat het CWI voor de laatste categorie gemiddeld meer financie- ring zal gaan ontvangen dan voor de eerste. Het belang van juiste registratie voor de formatieve ruimte binnen CWI’s is hiermee duidelijk en maatgevend voor 2004. Jongeren die niet voor bemiddeling in aanmerking komen worden uiteraard direct overgedragen aan de gemeente of – soms - UWV. Indien de jongere geen startkwalifi- catie bezit wordt in PGI de gebeur- tenis geen startkwalificatie vastge- legd. Daarbij is een belangrijke subcategorie zijn de dreigen- de/voortijdige schoolverlaters. Deze groep vaak bij CWI bekend omdat ze zich laten inschrijven bij CWI, in de hoop van school te kunnen als ze een uitkering krijgen of werk hebben. • CWI Na de intake waarbij de startpositie van de jongere is bepaald, begint de tweede fase van de sluitende aanpak, de intensieve bemiddeling. Dit onderdeel in het werkproces kenmerkt zich door intensieve en sluitende bemiddeling van de jongeren op basis van de 1 op 1 aanpak waarbij met caseloads wordt gewerkt. Daarbij kan worden ingespeeld op verschillende plannen (zie verderop in deze handreiking) om de instroom van jongeren naar werk te verge- makkelijken. Benutten van de CWI- vacatureteams van Focus op werk en het Vacatureoffensief. • CWI Jongerenaanpak CWI Een relatieve specialisatie van adviseurs, gebundeld in jongeren- teams, biedt de mogelijkheid om dat in samenwerking met de ketenpart- ners uit te bouwen naar Jongerenlo- ketten. Behalve synergie blijkt in de praktijk dat gemeenten bereid zijn daar extra fte’s bij CWI op in te zetten. • CWI • Gemeente Registratie Melden door CWI bij RMC (in route 1 al nader toegelicht) • CWI Relatie met ketenpartners Afstemming en overeenstemming over uitgangspunten, verantwoorde- lijkheden en taken is essentieel. Dit wordt iha vastgelegd in de SNO’s. Zowel op landelijk, districts- en vestigingsniveau op basis van eenduidige uitgangspunten werken aan draagvlak en samenwerking bij de ketenpartners. Vooral de medewerking van gemeenten is essentieel i.v.m. het WWB-belang • CWI (SNO) • Gemeente (SNO) Communicatie en informatie Aan werk.nl worden in april nog jongerenmodules voor jongeren en werkgevers toegevoegd • CWI
  • 24. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 23 Aanpak CWI Werk boven inkomen blijft in de aanpak van het CWI cruciaal, maar in het plan van aanpak jeugdwerk- loosheid van het ministerie van SZW is aangegeven dat een baan waarbij een (start)kwalificatie kan worden behaald een betere toekomstpositie kan bieden. Dat wil zeggen meer kans op een vaste baan en meer doorgroeimogelijkheden voor de jongeren. Voor jongeren die geen officiële startkwalificatie kunnen behalen via school zijn leerbanen mogelijk met deelkwalificaties. Bij gebrek aan reguliere banen is binnen de RWI samen met het CWI een plan met alternatieven opgesteld, die in het begin van 2004 verder uitgewerkt en ingevoerd zullen worden. Het gaat om instapbanen en werkstages. VNO-NCW heeft inmiddels een plan gerealiseerd om jongeren – veelal met startkwalificatie – middels stage in conditie te houden voor de arbeidsmarkt. Dit is het zogeheten JOP plan (Jongeren Ontwikkelings- en Ervarings- plaats). Jongeren met een meervoudige problematiek worden overgedragen aan de gemeente waar reïntegratie en/of een gesubsidieerde arbeidsplaats ingezet kunnen worden. Bovenstaande uitgangspunten zijn geconcretiseerd in de zogenaamde “viertrapsraket”: 1. Terug naar school (vooral als er nog geen startkwalificatie is behaald). 2. Actief bemiddelen naar een (leer-)baan. 3. Intensief bemiddelen naar een instapbaan of JOP (stageplek). 4. Overdragen naar gemeente voor reïntegratie/gesubsidieerde arbeid. Hieronder volgt een uiteenzetting van de diverse mogelijkheden die specifiek voor jongeren zijn bedoeld, zoals die in het RWI/CWI-plan worden geschetst. A. Terug naar school. B. Leerbaan. C. Reguliere vacature via Vacatureteams focus op werk en vacatureoffensief. D. Instapbaan. E. JOP (werkstageplek). F. Reïntegratie/gesubsidieerd werk. G. Drempelslechting. Ad A: Terug naar school De kortste weg naar duurzame arbeidsinpassing van jongeren zonder startkwalificatie is de weg terug naar school. Voor deze preventieve aanpak is het noodzakelijk om snel te kunnen reageren. Een goede samen- werking met RMC’s en leerplichtambtenaren is daarbij essentieel. Deze aanpak geldt natuurlijk vooral voor jongeren zonder startkwalificatie, maar voor bijvoorbeeld een MBO-er kan doorleren soms ook een betere optie zijn dan werken. Ad B: Leerbaan Leerbanen zijn alle arbeidsovereenkomsten met een opleidingscomponent. Allereerst betreft dat de Beroepspraktijkvormingsplaatsen waarbij via de BBL (BeroepsBegeleidende Leerweg) een opleiding wordt gevolgd. De werkgever moet een officiële erkenning hebben of deze aanvragen bij het betreffende Kenniscentrum Beroepsopleiding Bedrijfsleven. Ten tweede zijn er de arbeidsplaatsen waarbij een (interne) opleiding wordt geboden (vaak zelfs met een officiële startkwalificatie). Daarbij kan gedacht worden aan politie, landmacht, NS, beveiliging, gezond- heidszorg, bus en streekvervoer, etc.
  • 25. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 24 Een extra mogelijkheid biedt de samenwerking met Start in de vorm van een leerplancheque, waarbij de jongere op detacheringbasis bij een bedrijf gaat werken en Start de opleiding en begeleiding voor haar rekening neemt. Ad C: Reguliere vacature via Vacatureteams focus op werk en vacatureoffensief Indien naar school en/of leren en werken niet mogelijk of niet van toepassing is dan is bemiddeling op reguliere vacatures de aangewezen weg. Het vacaturevolume binnen de CWI’s dat via de vacatureteams van de vestigingen in behandeling is vormt dan een uitgelezen mogelijkheid om jongeren op te bemiddelen. De jongerenadviseurs en de vacaturebe- handelaars (accounthouders) dienen hierbij nauw samen te werken teneinde plaatsing van de jongere en vervulling van de vacature te realiseren. Ad D: Instapbaan Bij een instapbaan biedt de werkgever de jongere een arbeidscontract aan van minimaal 6 maanden met of een opleidingscomponent of uitzicht op een vaste aanstelling. Het aantrekkelijke van de instapbaan is de 1.000,- die CWI maximaal beschikbaar stelt na overlegging van het arbeidscontract en rekening voor de gevolgde training of opleiding. Tevens bestaat de mogelijkheid dat de werkgever na overleggen van het arbeidscontract een loonkostensubsidie van de gemeente ontvangt. Ten aanzien van deze subsidie kunnen gemeenten zelf beleid ontwikkelen. Ad E: JOP (werkstageplek) Een Jongeren Ontwikkelings- en ervarings Plaats is bedoeld voor jongeren – in het algemeen met een startkwalificatie - die niet in de eerder genoemde mogelijkheden aan de slag kunnen. Via een tijdelijke en boventallige werkstage van 3 maanden kunnen ze aanvullende kennis en ervaring onderhouden bij een werkgever. De werkstage kent geen salariscomponent en wordt met behoud van uitkering of zonder uitkering verricht. Wel is voorzien in een bonus van 150,- per maand te betalen door de werkgever. Werkgevers van VNO/NCW dienen de JOP-banen in via hun regionale VNO/NCW contactpersonen. Voor de stageovereenkomst wordt het standaard JOP-contract gebruikt. Niet bij VNO/NCW aangesloten werkgevers kunnen direct bij CWI JOP-banen indienen. De werkgever kan gebruik maken van hetzelfde standaard JOP-contract. Ad F: Reïntegratie/gesubsidieerd werk In het geval de sluitende aanpak niet leidt tot werkaanvaarding in een van de hierboven geschetste varianten, dan vindt overdracht plaats naar de gemeenten of UWV (route 5). De jongere zal dan in aanmerking komen voor een reïntegratietraject of een gesubsidieerde baan Ad G: Drempelslechting De drempelslechting kan bestaan uit een tegemoetkoming/vergoeding van de inwerkbegeleiding in de proeftijd teneinde vroegtijdige uitval te voorkomen ofwel uit korte gerichte trainingsmodules teneinde de laatste drempels voor indiensttreding weg te nemen. Werkgevers die een jongere zonder startkwalificatie in dienst nemen komen in aanmerking voor deze (gedeeltelijke) financiële compensatie voor de kosten van extra begeleiding en/of opleiding. De middelen mogen worden ingezet door CWI-adviseurs op voorwaar- de dat er een arbeidscontract tot stand wordt gebracht en er geen andere, voorliggende, financieringsvor- men zijn. Het per jongere in te zetten bedrag is 1.000,- en wordt toegekend in de vorm van een voucher. Werkgevers kunnen de voucher verzilveren nadat de jongere drie maanden in dienst is. Zij dienen daarvoor de gemaakte kosten te factureren en de werkperiode te bevestigen via een speciaal hiervoor ontworpen formulier. Voor de periode 2003-2007 is daarvoor een bedrag van 35 mln. beschikbaar.
  • 26. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 25 3.4.3 Praktijkvoorbeelden Onderstaand is een aantal interessante praktijkvoorbeelden van lokaal of regionaal gerealiseerde oplossin- gen binnen route vier opgenomen. In alle gevallen is sprake van samenwerkingsafspraken tussen CWI en gemeenten, een essentieel onderdeel van de aanpak, ook binnen route vier. De praktijkvoorbeelden betreffen de volgende initiatieven: • Integrale jongerenaanpak in Den Haag: samenwerking gemeente en CWI. • SNO als basis voor afspraken tussen gemeente Tilburg en CWI over jongerenaanpak. • Curatieve vsv-aanpak in Noord-Groningen, met medewerking van acht gemeenten, twee CWI- vestigingen en één RMC: het Waddenmodel6 . Samenwerking gemeente – CWI Den Haag (R4.1) In Den Haag heeft de gemeente samen met het CWI gekozen voor een integrale jongerenaanpak. Het CWI kent in Den Haag een vestiging speciaal voor jongeren. In de service niveau overeenkomst (SNO) met de gemeente Den Haag is overeengekomen dat de integrale aanpak Jongeren op locatie CWI Noord uitgevoerd wordt. Op 1 april 2002 is deze van start gegaan. In de praktijk betekent dit dat alle jongeren tot 23 jaar die woonachtig zijn in Den Haag en mogelijk recht hebben op een WWB uitkering of geen uitkering hebben zich dienen te melden op CWI locatie Den Haag Noord. In het kader van het CWI Jongerenloket is er een intensieve samenwerking met het wijkkantoor van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten dat ook speciaal voor jongeren is en de afdeling jongeren van Werkkompas/ die fase 2/3 begeleiden richting werk. Op dit moment ziet de samenwerking er als volgt uit: • Na melding van de jongeren bij het afsprakenbureau van CWI Noord wordt er een afspraak gemaakt voor een werkintake. • Wanneer de CWI adviseur in de werkintake vaststelt dat er sprake is van een zekere afstand tot de arbeidsmarkt, wordt er tevens in de werkintake een kwalificerende intake verricht. In overleg met de ketenpartners is afgesproken dat dit een verkorte kwint betreft. • Na de werkintake wordt in het laatste geval de klant direct overgedragen aan een coach van het jongerenteam (Werkkompas). Dagelijks is er een medewerker van het jongerenteam op CWI Noord aanwezig. Op deze wijze vindt er een daadwerkelijke sluitende aanpak plaats ook wel ‘warme overdracht’ genoemd. Deze vindt in elk geval na drie maanden werkloosheid plaats, inmiddels is besloten om dit te verkorten naar twee maanden. Naast deze reguliere routing zijn er ook afspraken gemaakt met betrekking tot de begeleiding van zogenaamde VSO (voortgezet speciaal onderwijs) schoolverlaters. Gezien het grote aantal en niveau van deze jongeren worden de intakes op de scholen zelf verricht door klassikaal de formulieren persoonsgegevens en inschrijfwerk in te vullen. Deze worden verder administratief door het CWI afge- handeld. Deze jongeren gaan bovendien direct in traject bij het jongerenteam van Werkkompas 6 Evaluatie van de Pilot RMC+ (Jongerenloket) Noord Groningen, Cap Gemini Ernst & Young, in opdracht van het ministerie van SZW, maart 2003.
  • 27. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 26 SNO als basis voor afspraken tussen gemeente Tilburg en CWI over jongerenaanpak (R4.2) Jongeren zonder arbeidsmarktrelevante startkwalificatie die op zoek zijn naar werk komen in Tilburg via het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) in beeld. Jongeren in fase één worden door het CWI bemid- deld naar werk. Voor zover het gaat om jongeren in fases twee, drie en vier worden deze in de regel doorgeleid naar het Regiepunt Jongeren. Op dit moment kan het CWI al exclusief aanleveren. Echter het CWI-bestand wordt nog niet volledig uitgenut om de doelgroep (ook voor fase 1) beter in beeld in krijgen. Aandachtspunt is het snel maken van vervolgafspraken en het zorgdragen voor een adequate doorgelei- ding naar het Regiepunt. Doelstelling hiervan is minder waardevolle tijd en informatie verspelen tijdens overdrachtsmomenten maakt de aanpak van voortijdig schoolverlating succesvoller. Hiertoe worden in de nieuw op te stellen Service Niveau Overeenkomst (SNO) tussen gemeente en CWI heldere afspraken gemaakt over de doorgeleiding en de daarbij te hanteren termijnen van CWI naar het Regiepunt. Daarnaast worden er duidelijke afspraken gemaakt over terugkoppeling en/of -melding vanuit het CWI naar het RMC. Het Regiepunt kan op haar beurt bij het CWI terecht voor inschrijving van jongeren (afkomstig van de aanpalende keten jeugdzorg) en het inzetten van CWI-instrumenten (bijvoorbeeld de ‘kwalificerende intake’ voor intake- en diagnose, maar ook de daar aanwezige beroepskeuzeadvisering). Ook het netwerk van het CWI met sectoren/branches/bedrijven en haar kennis over bijv. duale trajecten en MKB-leerbanen staat voor haar open. Waddenmodel Noord-Groningen7 (R4.3) Het Waddenmodel is een curatieve vsv-aanpak, waarbij 8 gemeenten, 2 CWI-vestigingen en 1 RMC betrokken zijn. Daarnaast zijn de provincie en de UWV op afstand betrokken. Het doel is voortijdig schoolverlaters een beter toekomstperspectief bieden door te stimuleren dat zij alsnog een startkwalificatie behalen of in ieder geval aan het werk komen. Vastgestelde problemen in de uitvoering, die met dit project zijn aangepakt, zijn de mate waarin de uitvoering versnipperd is en het gebrek aan afstemming tussen dienstverleners. Er was geen sprake van een integrale sturing, aanpak en toezicht, geen sluitende aanpak. De kern van het Waddenmodel is: • Sluitende aanpak jongeren. • Heldere taakverdeling. • Duidelijke verantwoordelijkheden. • Georganiseerde keten van in-, door- en uitstroom van alle jongeren per gemeente. • Monitoring en sturing: bestuurlijk platform. • Onderscheid leerplichtig en niet-leerplichtig en wel/niet startkwalificatie. In het kader van de gekozen ontwikkelingsstrategie is een nulmeting naar de sluitendheid van de aanpak uitgevoerd, bestuurlijk draagvlak onder vooral gemeenten en CWI gecreëerd en een ontwikkelingsgroep met de leerplicht, het RMC, de Sociale Dienst en het CWI ingesteld. Op operationeel niveau vindt tussen deze partijen periodiek caseload-overleg plaats. Dit alles wordt gemonitord (proces en caseload), op basis waarvan wordt (bij)gestuurd. Door (extern) procesmanagement vindt procesbegeleiding, organisatie, planning en voortgangsbewaking plaats. Resultaten zijn een sluitend caseloadbeheer, de ontwikkeling van een tool door het CWI waarmee het aantal vsv in beeld is (van 330 in 2002 naar 770 in 2003. Er zijn 400 vsv ingetaket, 30 % zijn terug naar 7 Evaluatie van de Pilot RMC+ (Jongerenloket) Noord Groningen, Cap Gemini Ernst & Young, in opdracht van het ministerie van SZW, maart 2003
  • 28. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 27 school (= uitstroom). Het rendement van de RMC-trajectbegeleiders is in bijna 80% gevallen realisatie scholing/werk en bijna 60% weer naar school. Interessante resultaten zijn ook, dat de capaciteit van de leerplicht in de 8 gemeenten meer dan verdubbeld is (NVLA-norm), dat voor de uitvoering van de RMC trajectbegeleiding door gemeenten 185.000 extra is ingezet en dat op bestuurlijk en uitvoerend niveau draagvlak en ambitie voor de aanpak bestaat. 3.5 Route 5: CWI-GSD-UWV-reïntegratie/gesubsidieerde arbeid-arbeidsmarkt 3.5.1 Toelichting route De niet leerplichtige jongere komt, indien niet fase één, via CWI terecht bij Sociale Dienst of UWV, die een reïntegratietraject inkoopt en/of de jongere (eerst) plaatst in gesubsidieerde arbeid. Om de diagnose niet over te doen en om de jongere niet van het kastje naar de muur te sturen is het van belang dat het RMC, de Sociale dienst, CWI en de reïntegratiebedrijven van elkaar weten wie welke jongere benadert, diagnosticeert en begeleidt. Van belang is dat ook dit deel van de aanpak goed is georganiseerd. In route 4 komen jongeren bij het CWI en worden hetzij door het CWI teruggeleid naar het onderwijs, hetzij door het CWI zelf opgepakt, hetzij overgedragen (route 5) aan Sociale Dienst of UWV voor een reïntegratietraject. Gemeentelijke cliënten kunnen voor een uitkering en voor een reïntegratietraject een beroep doen op de WWB, UWV-cliënten kunnen een WW-uitkering en een reïntegratietraject aanvragen. Bij de aanpak van jeugdwerkloosheid gaat het vooral om gemeentelijke cliënten, zodat in deze handreiking het accent wordt gelegd op de gemeenten.
  • 29. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 28 3.5.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners Belangrijke aandachtspunten, mogelijke oplossingsrichtingen en partners in route 5 zijn de volgende. Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner Sturing reïntegratiebedrijven. • Sturing (ook financieel) door gemeenten en UWV op reïn- tegratiebedrijven en instellingen voor gesubsidieerde arbeid op specifieke dienstverlening voor jongeren en de inzet van kwali- ficerende/duale trajecten. Onder andere door stimulering van samenwerking tussen reïntegra- tiebedrijven en scholen en KBB’s en door juiste plaat- singsdefinities) • Geef scholing een belangrijke plaats in het reïntegratiebeleid. Duurzaam investeren – zeker in geval van vsv – in plaats van snelle plaatsingsscores • Zie ook de acties genoemd bij route 3 (uitzendbureaus) • Gemeente • UWV Door onvoldoende samenwerking tussen sociale diensten en UWV worden soms kansen gemist. • Goede afspraken tussen UWV en sociale dienst over de inzet van flankerende middelen, zoals schuldsanering • Goede afspraken over zo snel mogelijk oppakken van jonge- ren door UWV, ook als op korte termijn weinig uitkeringsbespa- ring te verdienen valt • Sociale Dienst • UWV Bijzondere rol gemeente benutten. • Actief relatiebeheer naar en samenwerking met CWI en bedrijven, inclusief inspelen op initiatieven in de sfeer van maatschappelijk ondernemen • Stimulering (ook via – sociaal bestek – bouwbestek) van leer- lingbouwplaatsen, gemeen- schappelijke opleidingsactivi- teiten e.d. • Inzet WWB voor effectieve, gerichte financiële prikkels voor bedrijven • Afspraken met CWI en uitzendbureaus over benutting werkgeverscontacten • Gemeente • CWI
  • 30. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 29 Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner De arbeidsmarkt werkt regionaal, niet lokaal. Sectoren en branches zijn landelijk georganiseerd Benutting contacten en netwerken in het verband van de Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid. Gerichte aandacht aan samenwer- king met sectoren en branches door en via CWI en bijvoorbeeld Sectorkamers (Rijnmond) of ad hoc projectmatige sectorale aanpak. Mogelijkheden KBB’s benutten. • Gemeente • RPA • CWI Registratie en monitoring Gerichte, concrete rapportage- afspraken met reïntegratiebedrij- ven, niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief. Op basis hiervan bijsturen • Gemeente • Reïntegratiebedrijven 3.5.3 Praktijkvoorbeelden Gemeenten en CWI hebben de afgelopen jaren op diverse manieren invulling gegeven aan de sluitende aanpak van jongeren. Voorbeelden hiervan zijn al op andere plaatsen in deze handreiking beschreven, bijvoorbeeld de Haagse jongerenladder, het Regiepunt Jongeren in Tilburg en de jongerenloketten. Andere voorbeelden zijn: • Het JADS-initiatief in Den Bosch. • De speciale aanpak van jongeren in de gemeente Utrecht. Jongeren aan de slag (JADS) – Den Bosch8 (R5.1) JADS is een initiatief van Weener Groep, het werkbedrijf van de gemeente en Laborel, centrum voor Baan en Beroep en wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met jeugdhulpverlening en de afdeling leerplicht van de gemeente. JADS is bedoeld voor partieel leerplichtige leerlingen die het onderwijs (dreigen te) verlaten. Het eerste deel van JADS is een drieweeks screening- en empowerment-programma bij Laborel. Om alvast te wennen aan een baan gaat de jongere in het tweede deel van JADS stage lopen bij een van de bedrijvenunits van Weener Groep of op stage bij een externe inlener van Weener Groep. JADS werkt met de principes van het zogenaamde Wisconsin model: de jongere ontvangt bij elke stap binnen het traject een financiële en emotionele beloning. Op dit moment vindt 91% na het beëindigen van JADS een betaalde baan. JADS wordt betaald door de afdelingen Regie Arbeidsmarkt en Jeugd en Onderwijs van de gemeente. Ook Weener Groep draagt bij in de kosten. Speciale aanpak jongeren – Gemeente Utrecht (R5.2) In Utrecht is specifiek voor jongeren een sluitende aanpak op poten gezet. Daarbij gaat het niet meteen om het vinden van werk. Gezien de specifieke kenmerken van de doelgroepen zijn er subdoelen geformuleerd. Denk hierbij aan: het bereiken van moeilijke doelgroepen, het motiveren over deelname aan een begelei- dingstraject, het wegnemen van belemmerende factoren (geen huisvesting, financiële en psychologische problemen etc) en het bevorderen van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Om deze doelstellingen te bereiken, is een aanpak ontwikkeld aan de hand van de principes ‘sneller, intensiever en beter’, ook bekend als het SIB-model. Dit houdt het volgende in: 8 Uit: Rapportage Voortijdig Schoolverlaten, Bestad, oktober 2003 (in opdracht van het ministerie van SZW)
  • 31. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 30 • Sneller Er zijn speciale jongerenconsulenten aangesteld die de regie voeren over het totale traject. Voor zowel de jongeren zelf als voor de reïntegratiebedrijven zijn zij het aanspreekpunt. Hierdoor ontstaan korte lijnen. Dit bevordert de duidelijkheid en de efficiency, en ook kan er snel worden gereageerd met lik-op- stukbeleid, als jongeren het laten afweten. • Intensiever Door de specifieke jongerenaanpak, in plaats van een algemene aanpak, wordt voorkomen dat jongeren gaan ‘zweven’ tussen instanties. Er is een speciale werkwijze voor jongeren, waarbij voor alle jongeren duidelijk is wie wanneer waarvoor verantwoordelijk is. • Beter De hogere kwaliteit van de begeleiding is vooral te danken aan de gedegen diagnose die vooraf plaats- vindt. Er wordt nadrukkelijker dan voorheen gekeken naar de mogelijkheden, wensen en belemmeringen van de jongeren. Hierdoor is het mogelijk om een passend vervolgtraject aan te bieden, waardoor het risico van voortijdige uitval sterk vermindert. Op basis van de diagnose en het advies bepaalt de jongere samen met de jongerenconsulent bij welk reïntegratiebedrijf hij of zij het meest op zijn plaats is. De begeleiding wordt concreet gemaakt doordat het reïntegratiebedrijf en de jongere samen een individueel trajectplan opstellen in de vorm van een contract. 3.5.4 Wet werk en bijstand Gemeenten hadden tot het moment van inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand de wettelijke verplichting om een sluitende aanpak te realiseren voor jongeren. Die verplichting komt met de invoering van de WWB per 1 januari 2004 te vervallen. Onder het oude regime werd de inzet van scholings- en activeringsinstrumenten voor jongeren, bekostigd uit het scholings- en activeringsbudget WIW. Als last resort konden WIW-dienstbetrekkingen worden ingezet: indien de jongere na een jaar nog steeds werkloos was, dan diende de gemeente een dergelijke dienstbetrekking aan te bieden, tenzij andere voorzieningen meer aangewezen waren. Uitgangspunt was dus ook onder het oude regime dat gemeenten in samenwerking met het CWI de beschikbare middelen effectief inzetten, door primair kortdurende trajecten in te zetten en minder plaatsingen op dienstbetrek- kingen. Onder het regime van de WWB zal de prikkel hiertoe nog groter zijn. Met ingang van de WWB zijn gemeenten niet langer wettelijk verplicht om een sluitende aanpak voor jongeren te realiseren. De WWB schrijft gemeenten geen sluitende aanpak voor, maar biedt gemeenten wel de ruimte voor het realiseren van een sluitende aanpak. Nederland heeft zich echter wel in Europees verband gecommitteerd aan de sluitende aanpak. In de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren 2003-2006 is de sluitende aanpak wederom opgenomen. Nederland zal ook in de toekomst hier dan ook over blijven rapporteren naar Europa, waarbij jongeren een aparte doelgroep in de rapportage vormen. In het wetsvoor- stel WWB is in artikel 8 geregeld dat gemeenten een verordening opstellen voor het door de gemeente te voeren beleid voor de doelgroepen waarvoor zij verantwoordelijkheid draagt. In de verordening moet de gemeente expliciet aandacht schenken aan een evenwichtige aanpak van de verschillende in de wet genoemde groepen (personen die bijstand ontvangen, niet uitkeringsgerechtigden en personen met een
  • 32. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 31 Anw-uitkering) en de doelgroepen daarbinnen, zoals jongeren. Daarnaast kunnen jongeren op grond van de WWB aanspraak doen op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. Gemeenten hebben door de WWB nog meer (financieel) belang bij jongeren in een vroegtijdig stadium op te pakken en te voorkomen dat zij een beroep moeten doen op bijstand. Door de WWB krijgen gemeenten meer mogelijkheden om maatwerk te bieden, door het vervallen van regels zijn er meer mogelijkheden om een sluitende aanpak te bewerkstelligen dan in de huidige situatie. Zo kunnen ze binnen de WWB een groot aantal instrumenten inzetten bij de toeleiding naar werk. Enkele mogelijkheden zijn het plaatsen op een werkervaringsplaats, het vergoeden van onkosten die jongeren moeten maken bij het werken op een werkervaringsplaats en het al eerder genoemde werken met behoud van uitkering. Eventueel kunnen gemeenten ervoor kiezen om als extra incentive eenmalig een premie te verstrekken aan een jongere die duurzaam uitstroomt Gemeenten kunnen ook besluiten de loonkosten van een jongere voor werkgevers te verlagen door aan de werkgever een loonkostensubsidie te verstrekken. Op die manier kan een jongere een reguliere baan krijgen en beloond worden op het niveau van het wettelijk minimumjeugdloon (WMJL), terwijl het voor werkgevers aantrekkelijker wordt gemaakt om de jongere in dienst te nemen. Gemeenten kunnen de jongere een gesubsidieerd dienstverband aanbieden. In tegenstelling tot de WIW, zijn er binnen de WWB geen richtlijnen voor een minimum aantal uren waaruit de dienstbetrekking moet bestaan. Dat betekent dat gemeenten in een traject bijvoorbeeld kunnen kiezen voor een deeltijd dienst- verband van drie dagen plus twee dagen scholing voor de betreffende jongere. Op die manier kan betrok- kene zijn startkwalificaties halen. Het kabinet gaat ervan uit dat in de WWB voldoende prikkels zijn opgenomen – naast het maatschappelij- ke belang dat gemeenten hechten aan het voorkomen en bestrijden van jeugdwerkloosheid - om er vanuit te mogen gaan dat gemeenten ook onder de nieuwe wetgeving doorgaan met de sluitende aanpak van jongeren. Om de sluitende aanpak te realiseren zijn reeds eerder afspraken gemaakt met de VNG m.b.t. een sluitende aanpak voor de nieuwe instroom (2002). Met de G-26 zijn in het kader van de Agenda voor de Toekomst, afspraken gemaakt over het in te zetten aantal trajecten en de uitstroom uit deze trajecten. Onder de WWB krijgen gemeenten meer beleidsmatige vrijheid én meer financiële verantwoordelijkheid. Regels ten aanzien van reïntegratie op landelijk niveau worden tot vrijwel nul gereduceerd. Middels een vrij besteedbaar budget voor reïntegratieactiviteiten wordt ruimte geboden voor het leveren van maatwerk aan jongeren en het vormen van duale trajecten waardoor werk gecombineerd kan worden met het behalen van een startkwalificatie en/of het leren van de Nederlandse taal. Ook kunnen gemeenten zelf invulling geven aan nieuwe vormen van gesubsidieerde arbeid. Overigens wordt door gemeenten aangetekend dat de WWB weliswaar meer vrijheden kent voor gemeen- ten, maar dat dit niet wegneemt dat de budgettaire mogelijkheden toch fors zijn beperkt en dat dus keuzes gemaakt moeten worden, ook over de vraag of zij nog wel tot een sluitende aanpak voor jongeren kunnen/willen overgaan.
  • 33. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 32 3.5.5 UWV Met betrekking tot de UWV doelgroep geldt dat SZW met UWV afspraken maakt over het realiseren van een sluitende aanpak. Deze afspraak wordt vastgelegd in het UWV jaarplan. Voor 2004 geldt dat UWV ook uitvoering zal blijven geven aan de sluitende aanpak. 3.6 Route 6: Jongeren die op andere wijze in levensonderhoud voorzien 3.6.1 Toelichting route Een gedeelte van de jongeren dat de school voortijdig verlaat, voorziet op andere wijze in levensonder- houd. Deze jongeren, die dus niet meer op school zitten, hebben geen werk en ook geen uitkering. Sommigen worden door hun ouders of partner onderhouden. Een deel van deze jongeren bevindt zich in het criminele circuit. Route 6 moet daarom niet zozeer worden gezien als een route die jongeren doorlopen. Veeleer is sprake van een samenstel van al die jongeren die niet op school zitten en geen werk of geen uitkering hebben. Deze jongeren bevinden zich dus niet (meer) in het domein van onderwijs en/of arbeid. Wel bevindt een deel van deze jongen zich in de domeinen van Jeugdzorg en Justitie. 3.6.2 Aandachtspunten, oplossingsrichtingen en partners De positie en problematiek van deze jongeren is zeer divers en uiteenlopend. Voor een deel gaat het om zorgjongeren. Daarbij moet zowel worden gedacht aan zwerfjongeren, daklozen of verslaafden die al dan niet in verbinding staan met betreffende jeugdhulporganisaties. Maar ook aan jongeren die (geïndiceerd) in zorgtrajecten zitten. Voor een deel betreft het jongeren in het criminele circuit. Voor een deel gaat het ook om jongeren met een wat minder complexe problematiek. Het betreft dan jongeren die bij het verstrijken van de leerplichtige leeftijd afhaken uit het onderwijs (niet-willers). De heterogeniteit van de groep vraagt om verschillende benaderingen om de jongeren zoveel mogelijk in beeld te krijgen. In ieder geval is een goede koppeling en informatie-uitwisseling tussen de organisa- ties/partijen uit de verschillende domeinen van onderwijs, zorg en justitie nodig. Maar vaak zijn ook aanvullende activiteiten vereist. Zo zijn er op dit moment verschillende gemeenten/regio’s die in het kader van de RMC-taak alle jongeren tot 23 jaar die niet op school zitten en geen werk/uitkering hebben, (vanuit het GBA) zelf aanschrijven om hun situatie te achterhalen. Een voorbeeld hiervan is Rotterdam.
  • 34. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 33 Aandachtspunt Oplossingsrichting Partner Vindplaats van voortijdig schoolverlaters die niet bij instellingen bekend zijn • Op orde krijgen van RMC registratie • vsv-er die zich nergens melden zo snel mogelijk benaderen • Samenwerking en uitwisseling van gegevens met jeugdbuurtnetwerken • RMC 3.6.3 Praktijkvoorbeelden Onderstaand is een aantal interessante praktijkvoorbeelden van lokaal of regionaal gerealiseerde oplossin- gen binnen route 6 opgenomen. Het betreft de volgende initiatieven: • Convenant ‘beroepsonderwijs ontketend’ – Dieptestrategie. • Veiligheidshuis Tilburg: samenwerking onder één dak, bundeling van kennis en informatie. • Rotterdam TIP Charlois. Convenant ‘beroepsonderwijs ontketend’ – Dieptestrategie (R6.1) Zomer 2002 is tussen het College van B&W van de gemeente Rotterdam, de onderwijsinstellingen voor (V)MBO en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) een convenant ondertekend: ‘Beroepsonderwijs ontketend. Naar een integrale aanpak startkwalificaties’. Met de ondertekening van het convenant erkennen de betrokken instanties de problematiek van de jongeren zonder startkwalificatie en het niet rooskleurige beeld in dit kader in de gemeente Rotterdam en wil men gezamenlijk de verantwoor- delijkheid nemen om het aantal jongeren dat in Rotterdam in het onderwijs uitstroomt met een startkwali- ficatie te vergroten. Een onderdeel van het convenant betreft een zogenaamde dieptestrategie. Deze dieptestrategie richt zich specifiek op die groep jongeren die niet naar school gaat, geen werk heeft en ook geen uitkering. De aanpak voor deze jongeren krijgt momenteel in twee deelgemeenten vorm: Feyenoord en Delfshaven. Voor deelgemeente Charlois is de strategie in voorbereiding. Eerste stap in de deelgemeenten is de doelgroep te selecteren. Het RMC-bestand wordt daarvoor afgepeld. Daartoe worden de gegevens van het RMC vergeleken met de gegevens van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Speciaal voor deze pilot stelt ook de Belastingdienst haar bestanden beschikbaar zodat ook jongeren met een baan van de lijst kunnen worden gehaald. Alle onbekende jongeren worden vervolgens door middel van loopacties in de wijken opgezocht. Hiermee ontstaat zicht op de omvang en de aard van de doelgroep en de aard van de problema- tiek van de jongeren. Op basis van deze analyse wordt de jongeren een passend traject aangeboden dat het uiteindelijk mogelijk moet maken hen richting werk en/of scholing te begeleiden. De dieptestrategie betreft dus een aanpak met een actieve benadering van de jongeren die in eerste instantie door geen enkele organisatie worden opgepakt. Onderdeel van deze aanpak is ook de inzet van de RMC trajectbegeleiding om deze doelgroep te bepalen. Ook voor de aanpak geldt dat verschillende benaderingen nodig zijn gezien de diversiteit van de groep. Cruciaal daarbij is de samenwerking tussen domeinen. Juist omdat jongeren zich ook op de scheidslijnen van domeinen bevinden. Navolgende praktijkvoorbeeld over het Veiligheidshuis in Tilburg illustreert dit.
  • 35. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 34 “Veiligheidshuis Tilburg: Samenwerking onder één dak; bundeling van kennis en informatie; snel en effectief interveniëren” (R6.2) Het Veiligheidshuis is een innovatieve samenwerkingsvorm van negen veiligheidspartners in het centrum van Tilburg. Zij is ontstaan uit de behoefte om een aantal al langer lopende succesvolle samenwerkings- verbanden te intensiveren, ondermeer door deze fysiek onder één dak te brengen. Deelnemende organisaties zijn: de politie Midden en West Brabant, de Jeugdreclassering, de Raad voor de Kinderbescherming, de Stichting Reclassering Nederland, gemeente Tilburg, Bureau Jeugdzorg, Kentron (verslavingszorg), Bureau Slachtofferhulp en het Openbaar Ministerie. Specifiek voor de doelgroep jongeren lopen de volgende twee samenwerkingsverbanden: 1. Door het Coördinatiepunt Risico Jongeren (CRJ) wordt risico- en delictgedrag van jongeren ge- signaleerd. Iedere jongere die door risicogedrag in beeld komt bij één van de deelnemers wordt be- sproken in het overleg (3x per week) tussen OM, politie, Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg en de jeugdcoördinator van het team Leerplicht (vanaf begin 2004 participeert bureau Halt). Maar ook jongeren die geen strafbaar feit plegen, maar extreem spijbelgedrag vertonen, worden be- sproken. Binnen het overleg worden praktische afspraken gemaakt welke interventies genomen wor- den en door wie (een behandelingsplan). 2. Tilburgse veelplegers worden intensief op zowel pro-actieve als repressieve wijze begeleid. Uitgangs- punt is nog steeds ‘voorkomen is beter dan genezen’. Individuele trajectbegeleiding levert immers betere resultaten op dan detentie. Centraal hierbij staan duidelijk geformuleerde doelen, afspraken, controle en het uitzicht voor de kandidaat op bijvoorbeeld scholing en/of werk. Maatwerk is het de- vies, omdat ieder individu zijn eigen specifieke problemen kent. Zo zijn er mensen met verslavings- problemen en onderliggend nog psychische problemen. Er kunnen problemen zijn op het terrein van scholing, werk en financiën, maar ook op het terrein van huisvesting en vrijetijdsbesteding. Daarnaast laten sociaal gedrag en sociale vaardigheden vaak te wensen over. De individuele trajectbegeleiding wordt door de rechter opgelegd als bijzondere voorwaarde bij schorsing van voorlopige hechtenis. Doel van het Veiligheidshuis en de daarin gebundelde samenwerkingsverbanden ten aanzien van risico- jongeren is (naast voorkomen en terugdringen van criminaliteit en overlast, en het verlenen van passende zorg aan slachtoffers) het vroegtijdig aanpakken van deze jongeren via een lik-op-stuk-beleid, waarmee ze direct na het plegen van een feit worden gestraft. Door een snelle merkbare (re)actie moet recidive teruggedrongen worden. De Tilburgse ‘stelselmatige daderaanpak’ dient daarbij om de vicieuze cirkel te doorbreken door uitplaatsing naar scholing of werk. Om jongeren zoveel mogelijk perspectief te kunnen bieden en op het juiste pad te houden komt het aan op verbindingen leggen en krachten bundelen. Daarbij wordt in verschillende richtingen aan de weg getim- merd: • Jongerenwerk & Justitie. In verschillende gemeenten worden straatwerkers/jongerenwerkers ingezet om overlast en criminaliteit te bestrijden. • Zorg & Onderwijs. Voor jongeren die in zorgtrajecten zitten wordt trajectbegeleiding geboden om voor deze jongeren de mogelijkheid te bekijken om op termijn terug naar school te keren. • Jongerenwerk & Arbeid. Jongerenorganisaties blijken een goede toeleverancier van jongeren voor arbeidstoeleidingstrajecten. • Arbeid & Zorg.Voor jongeren in arbeidsinpassingstrajecten worden zorginstrumenten ingezet ter ondersteuning.
  • 36. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 35 Rotterdam: TIP-Charlois (R6.3) De Rotterdamse deelgemeente Charlois heeft regelmatig te maken met jongeren die niet aan het werk zijn of op school zitten. Er is een vermoeden dat een gedeelte van deze groep zich in of richting het criminele circuit beweegt. De aanpak van deze doelgroep is vaak erg versnipperd. Verschillende instellingen op landelijk, regionaal en lokaal niveau houden zich momenteel met deze (risico)groep bezig. Charlois ziet een belangrijke rol voor de deelgemeente weggelegd in het bewerkstelligen van een sluitende aanpak. De uitwerking van de regierol van de deelgemeente heeft plaatsgevonden in TIP – Transfer Informatie Punt – Charlois. TIP Charlois is een professionele netwerkorganisatie ten behoeve van de hulp- en dienstverlening aan kinderen en jongeren van 0 tot 24 jaar. Dit houdt in dat dit hét centrale punt is waar de verschillende organisaties samen komen. TIP Charlois is een fysiek pand waarin een aantal medewerkers van de betrokken organisaties werkzaam is. De coördinator van TIP is speciaal voor deze functie aangetrokken en niet gebonden aan één van de betrokken organisaties. TIP Charlois heeft tot taak de regiefunctie uit te voeren. Specifieke taken zijn in dit verband: • In beeld hebben van alle risicojongeren en 250 jongeren daarvan op een traject plaatsen. • Organiseren van de DOSA’s (Deelgemeentelijk Overleg Sluitende Aanpak). • Opzetten van jeugdbuurtnetwerken ten behoeve van risicojongeren. • Vormgeven van jeugdparticipatie in de beleidsontwikkeling. • Deelneming aan vergaderingen kernteam SISA (Stedelijk Instrument Sluitende Aanpak). • Inrichten voortgangsberichten voor het bestuur van de deelgemeente en de (centrale) stad. Deelnemers in TIP zijn: • Justitiële keten: Politie, Raad voor de Kinderbescherming, OM, Jeugdreclassering, Humanitas, Leerplicht, Halt, Advies en Meldpunt Kindermishandeling, Pak je Kans. • Jeugdhulpverleningketen: Bureau jeugdzorg. • Keten werk & inkomen Werkstad, KLIQ en Vluchtelingenwerk. • Lokale keten: BO, Buurtagent, GGD, Charlois’ Welzijn (kinder-, jeugd-, jongerenwerk).
  • 37. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 36 4 Routes en de arbeidsmarkt 4.1 Duale trajecten 4.1.1 Inleiding Jongeren in diverse routes die van school komen en niet teruggeleid kunnen worden naar het onderwijs en werkzoekende jongeren moeten zo snel mogelijk in contact met werk komen. Voor beide groepen is werkervaring noodzakelijk; diegenen zonder startkwalificatie hebben op de werkplek ook scholing nodig. Voor een adequate opvangstructuur en effectieve bemiddeling is het noodzakelijk dat voldoende banen, (leer)werkplekken en stages beschikbaar komen. Ook het belang van het bedrijfsleven is hiermee gediend. Onder invloed van de vergrijzing vindt straks een grote uitstroom van vakmanschap plaats. Op termijn zijn vakbekwame jonge mensen dus hard nodig. In het Sociaal Akkoord tussen het kabinet en sociale partners is gezamenlijk vastgesteld dat het realiseren van extra (leer)werkplekken voor jongeren cruciaal is. De kabinetsdoelstelling is om de komende 4 jaar 40.000 leerbanen extra te creëren. Dat is inclusief de 10.000 leerwerkplekken binnen het MKB op basis van het convenant met MKB Nederland. Het uitgangspunt is dat mensen altijd en overal leren. Dit is vooral van belang voor jongeren die voortijdig het schoolsysteem hebben verlaten; zij doen dat veelal dat met gevoel dat ze niet kunnen leren. Waar het in feite om gaat is dat zij een voorkeur hebben voor de praktijk. Omdat bekend is dat in de praktijk geleerd wordt (zie het belang dat werkgevers hechten aan werkervaring en denk aan een begrip als ‘training on the job’), is de uitdaging dat leren verder te stimuleren en om hetgeen geleerd is ook herkenbaar te maken. Zowel in termen van zelfwaardering als richting onderwijs en arbeidsmarkt om zo de arbeidsmarktpositie van duurzaam jongeren te versterken. Er zijn in ieder geval twee manieren om die uitdaging op te pakken: 1. Vanuit het besef dat op een werkplek wordt geleerd, het geleerde zichtbaar maken, het waarderen en zo mogelijk erkennen in termen van de kwalificatiestructuur (EVC - zie paragraaf 4.3), mede als fun- dament om de verdere ontwikkeling op te bouwen. 2. De combinatie werken en leren bewust organiseren in de vorm van zogenaamde duale trajecten. 4.1.2 Vormen van duale trajecten Duale trajecten bestaan meestal uit een werk- en scholingscomponent. Voor jeugdige nieuwkomers zijn duale trajecten vaak een ideale manier om snel de taal te leren en tegelijk een plek op de arbeidsmarkt te verwerven. Het combineren van werken en leren is de afgelopen jaren sterk in belang toegenomen. Primair gaat het om: 1. De traditionele leerplaats waar leerlingen naast een leerplaats ook een arbeidscontract krijgen: sinds 1997 ingevuld als de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) binnen het middelbaar beroepsonderwijs. 2. Varianten, waarbij leerlingen als stagiair bij een bedrijf werkzaam zijn, hebben vooral invulling gekregen binnen de beroepsopleidende leerweg (BOL) van het mbo. 3. Flexibele inrichting BOL/BBL: er zijn varianten waarbij sprake is van verdere dualisering van de BOL-/BBL-systematiek waarbij het mogelijk is om tot een grotere variatie in de verhouding theorie
  • 38. Handreiking Lokale samenwerking aanpak Jeugdwerkloosheid 37 en praktijk te komen. De praktijkcomponent zou per opleiding moeten kunnen variëren, afhankelijk van de noodzakelijk theoretische kennis, niveau van werkzaamheden, aard van het beroepsprofiel en de match van deelnemer en bedrijf. De formele bekostigingsstructuur van de BOL en BBL sluit ech- ter niet aan bij deze behoefte. 4. Integratie van educatie- en beroepsopleidingen van het ROC: voor duale trajecten voor allochtone jongeren met een taalachterstand gaat het dan om leerwerktrajecten waarbij een beroepsopleiding ge- combineerd wordt met NT2- onderwijs dat toegesneden is op de beroepspraktijk. 5. Leren via interne begeleiding, bedrijfsschool, cursussen, aan de hand van een mentor. Dus leren, aangestuurd en georganiseerd door het bedrijf zelf. Het voordeel hiervan is, dat dit volledig als on- derdeel van het productieproces plaatsvindt (dus geen verletdagen), en dat geen ‘schoolse’ connotatie heeft (derhalve niet bedreigend voor jongere). Nadelen zijn: geen formele erkenning en geen finan- ciële compensatie. 4.1.3 Duale trajecten en werkgevers Door nauwere samenwerking met het bedrijfsleven kunnen onderwijsinstellingen beter inspelen op de behoefte van de arbeidsmarkt. Voor het in dienst nemen van een werknemer in het kader van een duaal traject gelden de volgende motieven: • Op korte termijn: de bijdrage aan het productieproces. Legt vooral gewicht in de schaal als de kosten de leerling of stagiair laag zijn. • Op de lange termijn voorzien in de behoefte aan gekwalificeerd personeel. Legt vooral gewicht in de schaal bij verwachte tekorten aan geschoold personeel. • De mogelijkheid om via duale trajecten het beste personeel te selecteren. Commissie Bedrijven en Onderwijs - Rijswijk9 (DT1) De CBOR bestaat uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven uit de regio, het onderwijs (VO, ROC en HBO) en de gemeente Rijswijk en heeft als taken: het opstarten van netwerken en partnerships, het leggen van contacten tussen bedrijven en onderwijsinstellingen, het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten en het geregeld informeren van en overleg plegen met de Belangenvereniging Bedrijven Rijswijk. De algemene doelstellingen zijn daarbij het verkleinen van de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven, het bevorderen van de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, het voorbereiden van aanstaande schoolverlaters op hun intrede in het bedrijfsleven en het bevorderen van de deskundigheid van docenten. Ontplooide middelen zijn gastlessen en excursies, stages en het ter beschikking stellen van materialen. Aanstaande school- verlaters worden door bedrijven geadopteerd (mentoring). Op internet staat een data base met stageplaatsen. 9 Uit: Rapportage Voortijdig Schoolverlaten, oktober 2003, Bureau Bestad