2. VOORWOORD
Het thema jeugd loopt als een rode draad doorheen mijn hele leven, en dat is
ondertussen toch al dertig jaar. Op lokaal politiek vlak is dat dan ook het
thema waar ik mij volop wil op focussen.
Ik geloof in een New Deal voor de jeugd, gestoeld op meer vrijheid en
individuele verantwoordelijkheid en geïntegreerd in alle facetten van het
stedelijk weefsel. Lokale politiek, met jeugd als brandpunt, is voor mij een
unieke uitdaging om lokale oplossingen te bedenken voor globale problemen.
De toekomst is aan de jeugd. Als vader van twee kinderen, wil ik enthousiast meebouwen aan een wereld
waar zij hun mogelijkheden ten volste kunnen ontplooien.
2
3. EEN GEÏNTEGREERDE EN INTEGRALE AANPAK
Het Vlaams regeerakkoord zegt dat de sectorale gemeentelijke beleidsplannen geïntegreerd zullen worden in
het strategisch legislatuurplan van de gemeente. Dit betekent dat gemeentebesturen momenteel bezig zijn
met de opmaak van de laatste aparte jeugdbeleidsplannen.
De strategische meerjarenplanning heeft als grote voordeel de planlast voor de gemeentelijke jeugddiensten
te verminderen. Het gevaar bestaat echter dat een aparte visie op jeugd, niet onbelangrijk voor deze
doelgroep, hierdoor niet meer binnen het algemene beleid verankerd is en dus makkelijker over het hoofd kan
worden gezien.
Voorafgaand aan deze specifieke actiepunten, wil ik dan ook het algemeen belang onderstrepen van een
gepaste zorg en aandacht voor het lokale jeugdbeleid. Een strategisch meerjarenplan kan een gezonde aanzet
bieden om het aspect jeugd integraal binnen alle beleidsdomeinen te integreren. Mijn voorstellen zullen dan
ook binnen die optiek worden opgebouwd en gepresenteerd.
De beleidsdomeinen die hierbij betrokken worden zijn, naast het aspect jeugdwerk: cultuur, diversiteit,
jeugdinformatie, jongerenparticipatie, fuiven en uitgaan, welzijn en gezondheid, onderwijs, arbeid,
mobiliteit, veiligheid, ruimte, milieu en internationale uitwisseling.
3
4. JONGERENPARTICIPATIE 1
Participatie van jongeren aan het lokale beleid is essentieel voor een gezond sociaal weefsel en vereist een
aanpak die vlot en trendy inspeelt op de nieuwe communicatiemiddelen. Bovendien mag het bestuur hier
niet lichtzinnig mee omspringen, maar moet jongerenparticipatie tot op zekere hoogte ook effectieve inspraak
in het beleid betekenen.
Dat participatie van jongeren voorop staat, sluit duidelijk aan bij mijn libertaristische pleidooi voor een
directe democratie. De stem van de burgers houdt niet op na de verkiezingen, maar begint daar net. Ook
jongeren, die vaak nog niet stemgerechtigd zijn, moeten hun inspraak in het lokale beleid kunnen laten gelden.
Inspraak betekent een beperking van opgelegde dwang en brengt dus een grote mate van vrijheid met zich
mee. Vrijheid is onlosmakelijk verbonden met verantwoordelijkheid en vereist dus een zekere sociale
maturiteit. Niet alle jongeren beschikken op hetzelfde ogenblik over een zelfde mate van sociale maturiteit;
het is dus zinloos om een leeftijdsgrens op te leggen vanaf welk ogenblik die inspraak zou gelden. Ik pleit niet
voor meer regelneverij, maar vertrouw op het gezond verstand van de beleidsmakers om hier op gepaste wijze
mee om te gaan.
Participatie is de hoeksteen waarop het jongerenbeleid gebouwd wordt. Jongeren zijn immers dé experts op
het vlak van jeugd. Het lokale beleid moet de uitdaging durven aangaan om bij elk groot project dat van invloed
is op jongeren, hun mening te durven vragen. Het
vertalen van hun losse ideeën en impulsen naar een
concreet kader, kan enkel maar vernieuwend en
verruimend werken. Hier ligt overigens ook net de
sterkte van het strategisch meerjarenplan: waar men
vroeger vaak enkel voorafgaand aan het
Jeugdbeleidsplan een grootschalige bevraging
organiseerde, zal de stem van de jongeren nu
gedurende de hele legislatuur gehoord moeten
worden.
Met jongeren valt best te praten, maar dan moeten
we hun taal durven spreken. De meeste jongeren zijn
niet georganiseerd. De jeugdraad (met
vertegenwoordigers van het verenigingsleven, en dan
enkel nog het jeugdwerk) bestaat dus slechts uit een select en vaak niet-representatief publiek. Willen we de
andere jongeren bij het beleid betrekken, zullen we ons ook via andere kanalen tot hen moeten richten. Deze
zullen vaak geen structureel karakter hebben, maar beperkt zijn in tijd en ruimte en dus vooral ad hoc worden
opgezet. Het spreekt voor zich dat hier vooral sociale media bij gebruikt zullen worden. Toch mag ook het
effect van fysisch contact niet onderschat worden en zullen de bestuurders dus ook op regelmatige basis het
gesprek met de jongeren moeten durven aanknopen door hen op te zoeken in hun leefomgeving of de deur
van hun kabinet voor hen open te zetten.
Jongeren hebben een eigen karakter en dus moet het gemeentebestuur hen ook een aparte behandeling
durven geven. Dat veronderstelt overigens geen voorkeurbehandeling of segregatie van verschillende
doelgroepen. Het volstaat echter om bv. te kijken naar het grote aanbod van specifieke jongerenmedia om in
te zien dat de jeugd een eigen plaats inneemt in het maatschappelijke landschap. Jongeren geforceerd
onderbrengen in hokjes of structuren waar zij niet in (willen) passen; veroorzaakt enkel wrijving en spanning.
Een frisse visie op mobiliteit, cultuur, veiligheid… met een specifieke hertekening naar de ruimte die jongeren
daar innemen, dringt zich dus op.
Intergenerationele solidariteit moet groeien uit de generaties zelf. Dat kan enkel maar als de structuren waar
zij zich in bewegen, samen met de verwachtingen die zij daarover hebben, duidelijk zijn. Een jongere
1
Jongerenparticipatie sluit overigens ook de inspraak van kinderen niet uit; zij het beperkter en nog duidelijker
omkaderd. Ook hier zijn tal van leuke methodieken aan te reiken!
4
5. verwacht iets anders van een bibliotheek; net zoals senioren bv. op een andere manier aankijken tegen
verplaatsingen met het openbaar vervoer. In ruimtes waar de gedragscodes en verwachtingen niet
tegenstrijdig zijn, kan intergenerationeel respect groeien. We moeten dit dus niet opleggen, maar enkel de
hinderpalen daartoe uit de weg ruimen. Denk maar aan de leuke reacties die een ouder koppel op Rock
Werchter krijgt, of de aandacht die de kleindochter te beurt valt als ze samen met haar vriendinnen oma
opzoekt in de kaartclub.
Een creatieve hertekening vraagt de directe inspraak van de gebruikers, en dus ook van de jongeren. Door
hier structureel rekening mee te houden, kan achteraf veel miserie vermeden worden. Zo kan het razend
interessant zijn om jongeren ook volop te betrekken bij urbanisatie. Op die manier kan er bv. een hangplek
(met hotspot, waarom niet) ingericht worden met optimale ruimte voor jongeren en minimale overlast voor de
omwonenden. Bovendien is zo van bij het begin duidelijk wélke bestemming wélke ruimtes krijgen en kunnen
nieuwe bewoners hun verwachtingen hier op afstemmen (bv. bij de keuze van een bouwperceel).
Veel overlast is infrastructureel en kan opgelost worden met een duidelijke communicatie. Een outreachende
jeugdwerker die achteraf dit proces helemaal opnieuw moet maken, is ten dode opgeschreven. In het andere
geval daarentegen kan een sociale wijkagent veel misverstanden uit de weg ruimen door de jongeren én de
buurtbewoners te herinneren aan de afspraken die ze in het verleden samen hebben opgesteld.
Jongerenparticipatie betekent dus ook wenselijke preventie van bij de start, maar sluit geen kordate repressie
uit als het onderweg fout loopt. Vrijheid en verantwoordelijkheid, niet los te denken van elkaar.
Als voorbeeld citeer ik hieronder de visie van Nederlandse futuroloog Rudolf Das over het ontwerp van een
bibliotheek:
Scheiding qua geluid en sfeer
‘*…+ De jeugd moet je absoluut gaan scheiden van deze groep (de stille bezoekers, JO). Je moet ze wel blijven
benaderen, maar proberen ze op een andere manier binnen te krijgen. Voor hen kies je voor een strikte
scheiding qua geluid, inrichting en sfeer en voor een veel blitsere aanpak, waarbij je ze bijvoorbeeld op een
reclame/MTV-achtige manier op bepaalde boeken wijst. *…+ Eigenlijk spreek ik dan al bijna over twee soorten
bibliotheken die naast elkaar bestaan - één voor de oudere en een voor de jongeren - met misschien een aparte
ingang, waartussen weinig communicatie zal plaatsvinden. Je krijgt dus twee categorieën bibliotheken: een met
een heel rustige, ontspannen sfeer, waar klassieke muziek gedraaid wordt en mensen een bepaald soort boeken
te kust en te keur kunnen uitzoeken, en een waar het heftig is en je blitse en sexy boeken kunt vinden. Bij de
eerste categorie zal bijvoorbeeld een schrijver voorlezen, terwijl bij de tweede categorie een ruig concert
plaatsvindt. Voor jongeren zet je specifiek alle moderne informatiedragers in en je geeft ze gemakkelijk toegang
tot Internet.’
5
6. MOBILITEIT
Jongeren beleven mobiliteit op een eigenzinnige
manier en begeven zich daarbij vaak letterlijk
buiten de begane paden. Ook hier positioneren zij
zich op een unieke manier in de ruimte. Ze voelen
zich sterk en krachtig, houden van snelheid en nemen
vaak onberekende risico’s. Bovendien zijn deze
jongeren ook multitaskers op de weg: ze spelen
muziek op de bus, nemen hun vriendin mee achterop
de booster, trekken op in groep, telefoneren,
gamen…
Het verkeer is hier niet op afgestemd, met alle gevolgen vandien. Er moet van jongeren ook kunnen
verwacht worden dat zij in staat zijn zich in te passen in de bestaande conventies. Toch zijn er bepaalde
zones (zoals scholen, sportclubs, uitgaansbuurt) waar een beter afgestemde mobiliteit zich opdringt. Ook
hier kunnen de jongeren beslist hun stem laten horen en samen met verkeersdeskundigen, schooldirecteurs,
vervoersmaatschappijen, café-uitbaters, politie… nadenken over creatieve oplossingen. De mogelijkheid moet
daarbij open gelaten worden om vlot en snel te kunnen inspelen op de evolutie van nieuwe technieken (zoals
GPS, vaak al gecombineerd met sociale media).
Jongeren hebben, als zachte weggebruiker, in elk geval nood aan meer fysieke plaats in het verkeer. Die
ruimte moet los gedacht kunnen worden van de bestaande infrastructuur. Er bestaan andere manieren om de
mobiliteit van jongeren op een andere manier te integreren in het stedelijk weefsel. Urbanisatie kan daarbij dé
katalysator vormen. Met oog voor ecologie, jongeren houden van een groene omgeving. Maar, nogmaals,
daarbij is participatie en een geïntegreerde benadering een duidelijke noodzaak.
Voor kinderen, die sterk beperkt zijn in mobiliteit, is het aangewezen niet enkel speelzones aan te leggen;
maar ook te zorgen voor een groen speelweefsel dat deze zones op een veilige manier met elkaar verbindt
en tot één kindvriendelijk geheel aan elkaar vlecht.
6
7. JONGEREN EN MOBILITEIT: VOETGANGERS ALS BELANGRIJKSTE UITGANGSPUNT
In een online bevraging polste de Vlaamse Jeugdraad en zijn Franstalige en Duitstalige tegenhanger naar de
mening en het gedrag van jongeren met betrekking tot hun mobiliteit. En de cijfers spreken voor zich, Vlaamse
jongeren gaan het liefst duurzaam op weg. Ruim 80% van de Vlaamse respondenten verplaatst zich het
vaakst te voet, per fiets of met het openbaar vervoer.
Jongeren zijn voor hun verplaatsingen vaak afhankelijk van anderen. Ze moeten een beroep doen op het
openbaar vervoer of vragen aan hun ouders om hen ergens heen te brengen. Met het ouder worden nemen
die mogelijkheden toe (eerst de fiets, later bromfiets en auto), maar de omstandigheden waarin jongeren zich
moeten verplaatsen blijven vaak erg gevaarlijk.
Zich te voet verplaatsen, biedt voor jongeren dan ook tal van voordelen. Tenzij ze beperkt worden door een
handicap, zijn zowat alle jongeren in staat zich te voet te verplaatsen. Het is kosteloos, gezond en biedt hen een
grote mate van onafhankelijkheid. Bovendien is het een overwegend veilige manier van verplaatsen, die
ruimte biedt aan het onvoorspelbare karakter van jongeren die zich in groep verplaatsen.
Willen jongeren zich echter volop te voet in het verkeer bewegen, moeten de omstandigheden daartoe
optimaal zijn. Dat vereist voorzieningen op wandelafstand en aangename wandelpaden die zo weinig
mogelijk conflicteren met gemotoriseerd vervoer. Hier ligt dan ook een uitdaging op het vlak van urbanisatie
en stadsontwikkeling om volop ruimte te geven aan jongeren en mobiliteit (lees ook: Jongeren vragen een
aparte aanpak).
Een interessante stroming die hier een nieuw licht op kan
laten schijnen, is New Urbanism. New Urbanism (letterlijk:
Nieuwe Stedelijkheid) streeft naar volledig
zelfvoorzienende steden, dorpen en buurten. In plaats van
de ruimte dus op te delen in afgebakende zones, elk met
hun eigen bestemming, staat een multifunctioneel
gebruik van de ruimte centraal. New Urbanism neemt
voetgangers als belangrijkste uitgangspunt en streeft naar
een mix van wonen, werken, onderwijs en recreatie. Het is
opmerkelijk dat dit vaak de manier is waarop mensen
zichzelf organiseren. Urbanisatie aangestuurd vanuit een
centraal gezag is dan ook vaak nefast in plaats van helpend.
Het idee van zelfvoorzienende kernen met volop aandacht voor voetgangers, is overigens niet alleen
interessant voor jongeren. Ook ouderen met beperkte mobiliteit en gezinnen met kinderen en werkende
ouders kunnen hier volop van meeprofiteren.
7
8. JEUGDINFORMATIE : JONGEREN BROUWEN HUN EIGEN INFOMIX
Jongeren worden niet alleen overspoeld door informatie, maar dragen zélf ook actief informatie aan. Het
beleid moet daar, in haar informatiecampagnes, veel meer aandacht aan besteden. De tijd dat jongeren een
foldertje meegritsten in het jeugdhuis of een affiche kwamen afgeven in de jeugddienst ligt al mijlenver achter
ons. De toekomst is aan de sociale media. Stap dus af van het eenrichtingsverkeer en geef de jongeren de
tools in handen om zélf een digitaal platform uit te bouwen. Apps for Ghent, waarbij jongeren mobiele apps
maakten op basis van overheidsdata, kan dienen als fantastisch voorbeeld daarvan. Het uitbouwen van
jongerenhotspots rond hangplekken moet het klassieke folderrek vervangen.
Bovendien moet het beleid de taal van de jongeren spreken door persoonlijk (fysisch en digitaal) aanwezig te
zijn in sociale netwerken. Jongeren hebben niets aan een merknaam (dom idee jeugddiensten!); maar willen
persoonlijk en rechtstreeks contact. Het beleid moet dus actief alle kanalen open houden langs waar jongeren
hun ei kunnen leggen. Het valt te verwachten dat dit vaker met een
@tweet zal gebeuren dan via een mailtje of een officiële
aanvraag.
Informatie voor de jeugd is overigens ook onlosmakelijk
verbonden met particpatie. Hier schuilt een grote
verantwoordelijkheid voor het bestuur. Zonder duidelijke of
begrijpbare informatie kunnen jongeren zich immers geen
mening vormen en worden ze dus technisch afgesneden van hun
inspraakmogelijkheden over belangrijke beleidsbeslissingen. Het
beleid moet dus inspanningen leveren om moeilijke en technische kwesties op een
aantrekkelijke manier naar de jongeren over te brengen. Aangezien dit een zeer heterogene doelgroep is,
zullen daarbij verschillende kanalen moeten worden ingezet.
Kinderen bevinden zich in een levensfase waarbij ze nog sterk afhankelijk zijn van belangrijke
vertrouwenspersonen als blik op de wereld. Informatie voor kinderen moet dan ook vooral via die
tussenschakels gebeuren.
8
9. CULTUUR: JONGEREN ZETTEN DE STAD ONDER STROOM
Jongeren zijn zowel cultuurconsumenten als –producenten. De markt moet gestimuleerd (lees: zo weinig
mogelijk gehinderd door overheidsinitiatief) worden om hun noden tot expressie en beleving optimaal te
bedienen. Hier ligt met andere woorden geen hoofdrol voor het beleid weggelegd.
Jongeren zijn dusdanig opgesplitst en verdeeld in tal van afzonderlijke subculturen en beïnvloedingsstromen,
dat het onbegonnen werk is voor de overheid om die allemaal op gepaste wijze te ondersteunen. Culturen
die weinig van doen hebben met elkaar, groeien naar elkaar toe. Of, omgekeerd, stromingen die aan dezelfde
tak ontsproten zijn, zetten zich opeens heftig tegen elkaar af. Cultuur is voor jongeren een middel om hun
identiteit te ontdekken door met verschillende maskers te experimenteren. Hun bewegingen zijn daarbij grillig
en onvoorspelbaar. Een overheid is een te logge bureaucratie om hier gepast en efficiënt op in te spelen. Hier
ligt met andere woorden een grote ruimte die perfect door de markt kan ingevuld worden. Denk maar aan een
danstempel die repetitieruimte biedt aan haar residential DJ’s, een skateshop waar jongeren graffiti kunnen
spuiten en die als ‘local event’ een tentoonstelling organiseert, een bioscoop waar jongeren hun film mogen
monteren én vertonen of een hardrockcafé dat een tribune aanbiedt voor beginnende bands.
Stop dus met cultuur aan te bieden via gesubsidieerde jeugdhuizen die na een tijdje hun subcultuur zien
uitsterven en er een problematische
doelgroep voor in de plaats krijgen.
Maar zorg daarentegen voor een
gunstig en positief
ondernemerslandschap dat volop
ruimte biedt voor eigen initiatief en
op die manier de lokale economie
aanzwengelt en het sociale weefsel
versterkt. Jongeren die een handje
willen mee helpen, kunnen als
jobstudent ipv vrijwilliger aan de
slag.
De duidelijk aanwezige inspraak van
de jongere, die er bewust voor kiest
om al dan niet op een bestaand
aanbod in te gaan, is de beste motor
om deze markt te sturen. De
overheid kan hierbij hóógstens
horizontaal de economie aansturen (volop ruimte en kansen bieden door zoveel mogelijk hindernissen uit de
weg te ruimen, ipv verticaal door met eigen middelen in te zetten op één welbepaald marktsegment).
Ook kinderen smullen van cultuur. De stad moet dan ook een frisse voedingsbodem aanleggen om voor deze
doelgroep lokale cultuurinitiatieven te kweken of gerenommeerde talenten aan te trekken. Het is duidelijk
dat de keuzemogelijkheid hier vooral bij de ouders zal liggen, al mag de invloed van de kinderen in het
uiteindelijke beslissingsproces absoluut niet onderschat worden.
9
10. OOSTENDE ONDERSTROOM - RUIMTE VOOR JONGERENCULTUUR
Jongerencultuur vormt de onderstroom binnen een samenleving. Oostendenaars weten heel goed wat dat
betekent: het is de onderstroom die de zee haar grillig en onvoorspelbaar karakter geeft. Als het uit de hand
loopt kan dat gevaarlijk zijn, maar zonder is er ook niets aan te beleven. Het is immers net het golven en
schuimen dat de zee voor ons zó avontuurlijk en uitdagend maakt. Een maatschappij zonder gepaste ruimte
voor jongerencultuur kan dus nog het best vergeleken worden met een steriel en vlak zwembadoppervlak. Er
een subtropisch temperatuurtje aan geven en af en toe het golfslagbad in werking zetten kan dan wel
aangenaam zijn, maar verdoezelt toch vooral het feit dat er eigenlijk niet veel te beleven valt.
Echte cultuur groeit uit de jongeren zelf. Er is niets mis met het organiseren van grootse evenementen, maar
het voelt toch nog steeds aan als ademen door een zuurstofmasker in plaats van onze longen met zilte zeelucht
te vullen. Voor een stad als Oostende, die geconfronteerd wordt met een dubbele vergrijzing, is het net éxtra
belangrijk dat jongeren volop de mogelijkheden krijgen om volop zuurstof, creativiteit en ideeën aan te
leveren. Maar de logische vraag die zich stelt is: wat moet een stad doen om dat mogelijk te maken?
Willen we Oostende onder een gezonde spanning zetten door volop ruimte te bieden aan jongerencultuur,
moeten we een andere strategie volgen. Herinner je de fysicalessen op school: een lege ruimte vult zich zelf
automatisch als ze niet afgesloten is. Het stadsbestuur moet dus niet zozeer cultuur importeren, maar de
obstakels uit de weg ruimen die jongeren verhindert om zélf cultuur te produceren. Dat vereist een totale
attitudeverandering. In plaats van alles netjes te controleren en beheersen, moeten we ons durven
openstellen voor de onverwachte bewegingen van jongeren en ons door hen laten verrassen.
Klinkt bangelijk? Angst voor chaos en anarchie? Kijk
dan eens goed naar dehuidige situatie. Jongeren
voelen zich beknot in hun mogelijkheden en raken
gefrustreerd waardoor ze uiteindelijk hun spanning
laten afvloeien op een verkeerde manier in plaats van
er iets creatiefs mee aan te vangen. Want wat ze nu
doen, het is toch nooit goed. Het maakt lawaai, het is
chaotisch, ongedisciplineerd… Denk aan een paard
waarvan je de teugels heel strak aantrekt. Het zal op
een bepaald ogenblik steigeren en zich
losrukken. Maar kweek er vertrouwen mee, laat de
teugels vieren en stuur slechts bij als het uit de hand
dreigt te lopen: je zult versteld staan van de resultaten
die je behaalt.
Een cultuur- en vrijetijdsbeleid voor jongeren vraagt dus een sterke betrokkenheid met de doelgroep. We
mogen ons daarbij niet steeds richten op de georganiseerde jeugd (de meeste jongeren denken niet in
beleidsvakjes), maar moeten ook volop durven mikken op hangjongeren. Kijk waar ze uithangen, praat met
hen en luister naar hun noden. Misschien willen ze zich uiten door graffiti te spuiten? Prachtig dat dit kan in De
Velodroom, maar bekijk samen met hen welke spots hier nog voor in aanmerking komen en ontgin de
mogelijkheden om dat te doen. Op die manier creëer je jongerenkunst in de stad zonder er nauwelijks iets
voor te moeten doen. En zo zijn er vele voorbeelden te bedenken.
Geef de jongeren hun vrijheid en hun verantwoordelijkheid terug en zet samen met hen Oostende onder
stroom, voordat we voorgoed zonder stroom dreigen te geraken.
10
11. DIVERSITEIT
Een diversiteitsbeleid, gericht op jongeren met een vreemde afkomst, is ronduit onzinnig. Jongeren zijn vaak
harder tegenover afwijkende subculturen dan tegenover vreemdelingen. Stel je voor dat het beleid
hiphoppers oplegt om met gabbers samen te werken! Jongeren zijn wel gevoelig voor sociale
onrechtvaardigheid, die vaak door de overheid (welvaartstaat) in stand wordt gewerkt. De taak van het beleid
is dus enkel de negatieve vrijheden van de jongeren te beschermen, gebaseerd op de ideeën van de
Verlichting. Voor het overige is de markt is een stuk beter in staat om een gezonde sociale mix te
bewerkstelligen.
Denk maar aan een jeugdhuis dat alle jongeren moet bedienen; waar een jongerencafé volop op een bepaalde
onderstroom kan inzetten. Jongeren die zich vrijwillig binnen een bepaalde context organiseren, kijken
snellen over verschillen heen dan als ze semi-gedwongen in een bepaalde context samen worden gezet.
Diversiteit in het georganiseerd jeugdwerk is overigens een steeds maar terugkerende mantra die behalve
veel los stuifmeel nog niet veel zoden aan de dijk heeft gezet. Gesubsidieerde verenigingen moeten zich
uiteraard open stellen voor een zo breed
mogelijke doelgroep; maar moeten niet
aangespoord worden om die diversiteit actief te
gaan opzoeken. We moeten heus niet vrezen
dat bepaalde doelgroepen uit de boot
vallen; in Vlaanderen is er een sterk middenveld
actief van organisaties die werken met diverse
jongeren.
11
12. FUIVEN EN UITGAAN
Jongeren houden van fuiven en uitgaan en moeten zich
daarbij maximaal kunnen uitleven met een minimale
overlast voor elkaar of de ruimere omgeving (buurt,
reputatie van de gemeente, toeristen…). Ook hier moet
de inmenging van het bestuur eerder afgezwakt worden
dan aangezwengeld. Het ontwikkelen van een gezonde
uitgaansbuurt vraagt een grote inspraak van alle
betrokkenen van bij de start van de plannen. Een
gedragen beleid is daarbij al de helft van het werk.
Duidelijke betrokkenheid is wenselijke preventie; maar
wie zich niet aan de afspraken houdt, kan rekenen op
kordate repressie. Ook op dat vlak hebben jongeren
immers nood aan duidelijkheid.
Een goed beleid organiseert zelf geen fuiven, maar stimuleert het initiatief van de markt en de jongeren door
ervoor te zorgen dat alle randvoorwaarden in de meest gunstig zin van het woord aanwezig zijn. Dat betekent:
2
een hanteerbaar fuifreglement, een fuifloket, optimale infrastructuur en correcte omkadering van het
veiligheidskorps.
Ook hier zijn er een bovendien een aantal mogelijkheden die zich lenen tot een verregaande samenwerking
met de private sector. De reglementering op het vlak van fuiven is dermate ingewikkeld dat veel jongeren er
niet in slagen om de nodige administratieve formaliteiten te vervullen. Bovendien brengt een fuif heel wat
kosten met zich mee, waarvan het lang niet zeker is of die ook zullen kunnen worden terugverdiend. Denk
maar aan het uitbetalen van de DJ’s, huren van de geluids- en lichtinstallatie, afsluiten van verzekeringen,
reserveren van de zaal, ontwerp- en drukkosten voor promotiemateriaal, inschakelen van security, SABAM en
billijke vergoeding… Een private partner (bv. een jeugdhuisuitbater, zie boven) kan voor een aantal van die
zaken instaan en op die manier voor het overkoepelende raamkader zorgen. In ruil voor een stuk van de winst,
kunnen jongeren de nodige zuurstof aanleveren door dit kader op hun eigen manier een invulling te geven
(sponsoring, keuze DJ, ontwerp affiche, publiciteit, inschakelen vrijwilligers, ticketverkoop…). Denk bijvoorbeeld
aan acties waarbij jongeren krant, televisie, website, radio… overnemen. Dit leidt steeds tot bijzonder leuke
resultaten.
2
Bijvoorbeeld in de vorm van een jongerenontmoetingscentrum waar een aantal jongerendiensten
gecentraliseerd zijn (jeugddienst, fuifloket, jeugraad, JAC, bibliotheek). Uiteraard met voldoende oog voor
mobiliteit (bromfiets- en fietsstallingen, goed verlichte en veilige toegangsweg, bushalte), sportmogelijkheden
(voetbalveld, fitnesszaal), hangplekken,… én op een gezonde manier ingepast in de buurt (sociale controle met
minimale overlast). Commerciële activiteiten tenslotte kunnen er ook hun stek vinden (skateshop, games,
trendy clothes, iPod-herlaadpunt, hamburgertent, broodjeszaak, jongerenreisbureau…).
12
13. GAMING – DE ICLOUD-GENERATIE COMMUNICEERT MET GAMES
Games zijn geëvolueerd naar een mainstream cultuurproduct met een breed doelpubliek. Ze zijn niet meer
weg te denken uit de leefwereld van jongeren en hebben een sterke impact op cultureel, economisch, sociaal,
educatief en maatschappelijk vlak. Gameshops moeten dan ook een belangrijke plaats krijgen binnen het idee
van een jongerenontmoetingscentrum of jongerenbuurt.
Jongeren zijn multimediaal. Ze staan voortdurend in verbinding met de wereld en ontlenen hun
individualiteit aan de talloze verbindingen waarvan zij het knooppunt vormen. De Facebookgeneratie laat
zich niet in verschillende levensdomeinen opsplitsen; maar laat zich nog het best vergelijken met ‘the cloud’.
Alle facetten van hun leefwereld staan voortdurend met elkaar in verbinding. Wat gebeurt in het ene
levensdomein, laat zich bijna onmiddellijk voelen in een totaal ander facet van hun leefwereld. Denk maar aan
het negatieve voorbeeld van een wild avondje uit, waarvan de foto’s op Facebook verschijnen en een reactie
losweken bij de school die vervolgens de ouders aanspreekt… Games zijn daarvan het ideale voorbeeld. Wil je
de jongeren begrijpen, dan moet je de games begrijpen die ze spelen. Sociale netwerken zijn het
zenuwcentrum, maar games het kloppende hart.
Games zijn er voor alle platformen (spelconsoles, tabletcomputers, smartphones, muziekspelers, digitale
camera’s, TV…) en vormen daarmee de voorhoede voor tal van andere toepassingen (telefonie, fotografie, GPS,
…) die volgen in hun kielzog. Voor jongeren zijn games het centrum van hun leefwereld; ze dragen invloeden
met zich mee en weten op hun beurt weer andere domeinen te beïnvloeden.
Op cultureel vlak bijvoorbeeld vertalen films en boeken zich steeds sneller en vaker naar games, die op hun
beurt ook een inspiratiebron vormen voor de sector (film, muziek, kunst, dans…). Games worden ook steeds
vaker sociale instrumenten die mensen met gedeelde interesses samenbrengen en een platform bieden om
elkaar op een totaal andere en vaak bevrijdende manier te leren kennen (samen questen in World of Warcraft,
het tegen elkaar opnemen in een PS-racespel…). Daarnaast bieden steeds meer games ook volop
mogelijkheden om aan lichaamsbeweging te doen, individueel of samen met (virtuele) vrienden. Educatief
vinden steeds meer scholen een dankbare partner in games, economisch is er een hele sector rond gebouwd
en weet virtueel geld ook voor een stuk de échte economie te beïnvloeden, maatschappelijk worden games
niet enkel meer als kwaad maar ook als creatieve bewustmaker beschouwd…
Games belichamen met andere woorden de brede leefwereld waar jongeren deel van uitmaken en moeten dus
ook op die manier een plaats krijgen in hun (virtuele) ruimte. De markt maakt hier al lang en dankbaar gebruik
van, maar openbare diensten moeten volgen. Een (gedeeltelijke) privatisering kan daarbij mogelijks
stimulerend werken. Denk maar aan creatieve manieren voor een museumbezoek, een informatieve
gamecorner in de bieb, samen met vrienden een bewegingsgame spelen in de sporthal, een muziekspel in de
repetitieruimte, een skategame in de shop naast de skatebowl waar klanten nieuwe trucks kunnen
uitproberen, een simulator in de verkeersles…
Jongeren zijn multimediaal en moeten dus op een totaal andere manier en vanuit verschillende
levensdomeinen benaderd worden. Games kunnen daarbij het paard van Troje vormen om toegang te krijgen
tot hun leefwereld. De markt heeft dat al lang begrepen. Nu de openbare diensten nog…
13
14. ONDERWIJS - NAAR EEN AANPAK MET MÉÉR VRIJHEID !
Libertarisme en onderwijs. Het is een uitdagende combinatie. Het pleidooi van het libertarisme voor een
minimale overheidsbemoeienis, staat immers haaks op de huidige situatie waarin onderwijs tot één van de
belangrijkste kerntaken van de overheid behoort. Bovendien valt de grote nadruk van het libertarisme op
individuele vrijheid niet te rijmen met de vaak sterk autoritaire instelling van veel scholen.
Voorstanders van openbaar onderwijs onderstrepen de noodzaak ervan voor onze democratie. Een
vrijemarktsysteem is volgens hen niet in staat alle burgers een gelijkwaardige toegang te verlenen tot
kwaliteitsvol onderwijs. Er zijn echter ook heel wat argumenten te vinden die net pleiten vóór het openstellen
van de onderwijsmarkt. Privaat onderwijs zou immers niet alleen de keuzemogelijkheden vergroten, maar ook
een positief effect hebben op de efficiëntie en de aangeboden kwaliteit ervan. Bovendien zou het de kansen en
de mogelijkheden van kinderen uit armere milieus alleen maar doen toenemen in plaats van (zoals nu vaak
gebeurt) structureel te ondermijnen. De voorstanders van privaat onderwijs hekelen voorts de inmenging van
een overheid die vakinhouden bepaalt en verplichte eindtermen vastlegt – in extreme situaties kan dit volgens
hen immers neigen naar een indoctrinair systeem.
Inhoudelijk pleit het libertarisme voor een onderwijsvorm die een grote nadruk legt op individuele vrijheid. Dit
is echter geen vrijgeleide voor de kinderen om dan maar te doen wat ze willen. Vrijheid is immers
onlosmakelijk verbonden met verantwoordelijkheid en vereist dus een zekere sociale maturiteit. Zelfdiscipline
(die vanuit de kinderen zélf komt en hen niet word opgelegd door een uitwendige autoriteit) is daarbij
noodzakelijk om niet in chaos te vervallen. Dat er overigens geen autoritaire relatie is, staat een actieve
bescherming van de kinderen niet in de weg. Vrijheid is immers een
groeiproces en niet iedereen beschikt op hetzelfde ogenblik over een
zelfde mate van sociale maturiteit. Tenslotte luidt ook hier het motto:
’Jong geleerd is vroeg gedaan’. Het is bv. zinloos te verwachten van
probleemjongeren dat zij meteen in een dergelijke leer- en
leefomgeving kunnen aarden als zij daar nooit eerder mee in aanraking
zijn gekomen. Voor hen is dikwijls (in elk geval op korte termijn) een
totaal andere aanpak geboden.
Veel methodescholen (freinet, montessori, dalton…) sluiten nauw aan
bij de hierboven geschetste visie, zij het allen vanuit een specifieke
invalshoek. Toch ligt de keuze hiervoor nog steeds niet voor de hand. Vaak zijn deze scholen ook gewone
buurtscholen die door de grote instroom van niet-bewuste ouders hun eigenheid dreigen te verliezen. Het
alternatief, een private methodeschool, is door het gebrek aan concurrentie voorlopig nog steeds te duur en
richt zich dus vooral op de betere middenklasse. Daarnaast is het secundair onderwijs (eveneens door het
ontbreken van marktwerking) hier nog onvoldoende op aangepast en dreigen veel kinderen na het zesde
leerjaar dus de boot te missen.
Een speciale vorm van privaat onderwijs, is thuisonderwijs. Alhoewel wettelijk toegelaten, is dit binnen onze
huidige maatschappelijke constellatie bijzonder moeilijk te realiseren. Niettemin zijn de ervaringen hiermee
overwegend positief (kinderen bouwen een voorsprong op, geen achterstand!). Bovendien maakt de moderne
technologie met al haar multimediatoepassingen en sociale communicatiemiddelen dit voortaan ook
bereikbaar voor kinderen met laaggeschoolde ouders. Ten slotte biedt de individuele monitoring volop de
mogelijkheid tot het ontwikkelen van een hoogst individueel traject (denk bv. aan hoogbegaafdheid, dyslexie,
autisme…). De vrijgekomen tijd kan dan naar wens besteed worden aan spelen, sporten, musiceren…
Kortom, er valt nog een hele markt te ontginnen die alleen maar te winnen heeft bij kwaliteitsvol en
democratisch onderwijs. De tijd is er klaar voor!
14
15. PRIVATISEER HET JAC!
De Jongeren Advies Centra (JAC) zagen het licht op het einde van de jaren '60; in de naweeën van de
hippiebeweging. In een tijd waarin de kerktoren nog steeds centraal stond in de maatschappij, als moreel
gezagsorgaan, durfden de JAC's de jongeren op een totaal andere manier benaderen: emanciperend en
bevrijdend. Het JAC zorgde immers voor een drempelverlaging van de informatie over gevoelige onderwerpen;
zoals het gebruik van voorbehoedsmiddelen, de mogelijkheden tot abortus en het recht op een eigen
geaardheid. Het winkelmodel was daarbij een schot in de roos: jongeren konden anoniem een JAC
binnenstappen voor informatie of een hulpverlenend gesprek, en dit alles in een sfeer van vertrouwen en
anonimiteit.
Ondertussen is er veel veranderd. De samenleving is drastisch gewijzigd en jongeren nemen daarin het
voortouw. Via het Internet is zelfs de meest gevoelige informatie slechts een muisklik verwijderd en veel taboe-
onderwerpen weten de publieke opinie niet meer zo hard te beroeren. Jongeren zijn aangesloten op tal van
informatienetwerken en zijn bovendien ook een stuk beter ondersteund via initiatieven zoals
leerlingenbegeleiders, zorgleerkrachten... Toch zijn er nog steeds jongeren die uit de boot vallen. Een vrijwillige
en anonieme hulpverlening zoals een JAC blijft dus nodig, maar dan moet de strategie drastisch veranderd
worden.
De JAC's zijn zich daar ook van bewust en experimenteren volop met nieuwe werkvormen zoals outreachend
werken en digitale hulpverlening. Dit is zeer positief;
maar wil het opzet slagen, dringt volgens mij een sterke
samenwerking met de markteconomie zich op.
Privatiseer de JAC's en ga voor de inkomsten niet langer
aankloppen bij een bemoeizieke en betuttelende
overheid (vaarwel Integrale Jeugdhulpverlening, jullie
bezorgden de sector enkel maar méér planlast en
hopen administratieve rompslomp). Spreek de taal van
de jongeren en maak van de JAC's een marktgerichte en
concurrentiële speler in het welzijnsveld.
Hoe moeten de JAC's dan hun inkomsten verwerven?
Het zou immers schandalig zijn de last hiervan bij de
jongeren te leggen... Volg de Google-strategie! Bied
gratis diensten aan, maar overtuig de markt van het nut
en laat hen hiervoor betalen.
15
16. Een aantal voorbeelden:
Interimkantoren zitten verveeld met knelpuntberoepen terwijl sommige jongeren moeilijk aansluiting vinden
op de arbeidsmarkt. Help hen, begeleid hen en ondersteun hen. Het interimkantoor kan premies geven voor
elke vacature die gedurende een bepaalde tijd wordt opgevuld.
Vastgoedkantoren zoeken geschikte huurders. Jongeren zijn op zoek naar een iFlat. Help hen, begeleid hen en
ondersteun hen. Begeleid Zelfstandig Wonen hoeft geen non-profit business te zijn. Het vastgoedkantoor kan
een premie geven voor elke jongere die bij hen huurt, met een bonus erbovenop als de flat in orde wordt
achtergelaten.
Banken zien in jongeren belangrijk potentieel. Maar veel jongeren kunnen hun geld niet naar behoren beheren.
Help hen, begeleid hen en ondersteun hen. De bank kan budgetbegeleiding bij een JAC inhuren als extra service
naar de klant.
Condoomfabrikanten zien in jongeren een belangrijke afzetmarkt. Jongeren willen geen tienerouder worden of
een SOA oplopen. Help hen, begeleid hen en ondersteun hen. Verkoop condooms en (waarom niet) prettige
seksspeeltjes in een vertrouwelijk kader. Per verkocht product gaat een deel van de winst naar het JAC.
Dokters willen jongeren als patiënten werven. Jongeren willen met moeilijke problemen anoniem kunnen
aankloppen bij een betaalbare arts. Help hen, begeleid hen en ondersteun hen. Werk als brug tussen dokter en
jongere in een vertrouwelijk kader en krijg een bonus per gerealiseerde doorverwijzing.
En dan zijn er nog samenwerkingsmogelijkheden met advocaten (doe een deel van hun werk en wordt ervoor
betaald), psychologen (verzorg de intake of follow-up via chatbegeleiding), psychiaters (idem)... Bied
studieondersteuning aan voor jongeren met kapitaalkrachtige ouders. Werk samen met een fuifzaaluitbater en
ondersteun jongeren bij het organiseren van hun evenement (voor een deel van de winst)...
Ten slotte kan een JAC zich ook profileren als spreekbuis voor alternatieve jongerenmedia en daarmee een
hippe nieuwsbrand worden op digitaal vlak, compleet met iPhone app en iPad-versie. De bedoeling zou dan
natuurlijk moeten zijn om niet enkel informatie aan te dragen, maar ook de jongeren zélf te laten meebrouwen
aan het product.
De mogelijkheden zijn te veel om op te noemen, maar de boodschap is duidelijk. Welzijn voor jongeren?
Privatiseer het JAC!
16
17. JONGEREN EN MESINCIDENTEN: PLEIDOOI VOOR EEN VRIJ
WAPENBEZIT
Het Vlaams Belang zorgt graag voor opschudding. Zo deelde de partij
een poosje geleden een folder uit in 19 Brusselse gemeenten waarin
onveiligheid aan migratie gelinkt wordt. Wie de bijhorende vragenlijst
invulde, kreeg door de partij een mini-zakmes aangeboden. Naast het feit dat in de folder vreemdelingen en
onveiligheid bijzonder ongenuanceerd over dezelfde kam werden geschoren, hekelden de Burgemeesters
van de betrokken gemeenten ook de verspreiding van mogelijk gevaarlijke wapens.
Over dat laatste val toch nog iets te zeggen. De zakmesjes waren immers niet alleen dusdanig klein dat er
nauwelijks gevaar van te verwachten viel. Wie de standpunten van Vlaams Belang Antwerpen erop naleest,
moet bovendien vaststellen dat de partij fel gekant is tegen wapendracht. Ze draaien er zelfs hun hand niet
voor om een aantal snelle conclusies te trekken:
'Het is duidelijk dat de stijging van het aantal incidenten met messen grotendeels het gevolg is van de toename
van het aantal vreemdelingen. De lagere gewelddrempel bij heel wat vreemdelingen zorgt voor een toename
van het aantal criminele feiten waarbij messen worden getrokken.'
Ik laat in het midden of de vaststellingen correct zijn, daarvoor ken ik de Antwerpse situatie niet goed genoeg.
Maar ik wil wél reageren op de oorzaken die het Vlaams Belang meent te ontwaren én de aanpak die de
partij als oplossing naar voren schuift, namelijk het fouilleren op het bezit van messen en het vervolgen bij
overtredingen.
Bijzonder interessant in dit opzicht is het essay van Professor Butler Shaffer: “Geweld als gevolg van opgelegde
orde". In dit artikel stelt Professor Shaffer dat de overheid zélf een van de belangrijke oorzaken is van de
toename van geweld in de maatschappij. De overheid is de instantie die het geweldsmonopolie heeft, en dat
monopolie zelfs nog steeds sterker maakt. Hij schrijft:
“Door deze methode van opgelegde orde wordt een conflictsituatie gecreëerd met de vooronderstelling die aan
het bestaan van de politieke staat ten grondslag ligt, namelijk het elimineren van schadeberokkening. Het is op
dit punt dat een “vertrouwenscrisis” ontstaat die leidt tot een gevoel van frustratie dat, in overeenstemming
met de “frustratie-agressie”-hypothese, kan uitlopen op een vorm van agressie, mogelijk met inbegrip van
geweld.”
De link met de aanpak van het Vlaams Belang is makkelijk te leggen. Het mag dan misschien wel zo zijn dat
vreemdelingen een lagere gewelddrempel hebben (lees: een korter lontje) en dat dit in combinatie met
wapendracht vaak aanleiding geeft tot mesincidenten. Als die lagere gewelddrempel echter nog geen gevolg
was van een zekere frustratie, dan zal een verhoogde en vernauwde aandacht van de politie daar
ongetwijfeld voor zorgen. Het zal het probleem verhitten in plaats van op een lager vuurtje te draaien.
Het Vlaams Belang heeft dus met haar zakmessenactie onbewust en onbedoeld een signaal in de goede
richting gegeven. Er zijn immers een aantal gegronde argumenten die kunnen pleiten voor een vrij
wapenbezit.
Thomas Paine stelde al in 1775 terecht dat verboden en restricties op wapens burgers treffen die zich aan de
wet houden, waardoor de macht verschuift naar degenen die zich niet aan de wet houden. Vrij wapenbezit is
bovendien ook een voorwaarde om van een échte democratie te kunnen spreken. De Amerikaanse Founding
Fathers veronderstelden dat elke overheid, inclusief de overheid die zij vestigden, kan uitgroeien tot een
monster en zagen in vrij wapenbezit dan ook een vereiste om een dergelijke tirannie te kunnen voorkomen.
Bovendien zijn wapens op zich niet het probleem. Wapens zijn immers zielloos. Het is slechts
onze persoonlijke verantwoordelijkheid om er op een goede manier mee om te gaan die van belang is.
Wapenbezit verbieden, zoals nu het geval is, laat ze niet verdwijnen; maar drukt ze enkel in de illegaliteit waar
17
18. er geen controle meer op is. Bovendien trekt dit, zoals reeds eerder gezegd, de verhoudingen tussen de
bezitters en niet-bezitters grondig scheef waardoor er nét een onveilige situatie ontstaat. Niet het bezit van
wapens moet dus bestraft worden, wél elk gebruik ervan dat niet wettige zelfverdediging tot doel heeft.
Denk maar aan doorgeslagen jongeren die met een geweer de school binnen trekken en in het wilde weg
beginnen te vuren. In landen waar wapendracht verboden is, kun je dit bezwaarlijk wijten aan het recht op vrij
wapenbezit. Dit zijn dus situaties die je nooit zult kunnen vermijden. Maar als er iemand anders op die school
ook een geweer had gehad, zou het incident veel sneller in de kiem zijn gesmoord in de plaats van hulpeloos
te wachten op de politie die in dergelijke situaties toch altijd te laat komt.
Uiteraard is vrij wapenbezit (net als het legaliseren van drugs) sterk verbonden met persoonlijke
verantwoordelijkheid. Het is een idee waar jongeren én volwassenen moeten in groeien. En het hangt samen
met het herwinnen van de persoonlijke vrijheid op tal van andere domeinen (onderwijs, arbeid, huisvesting...)
waardoor de frustratie afneemt. Maar het valt, in elk geval wat mij betreft, sterker te overwegen om het
bezit van messen bij jongeren toe te staan dan het op alle mogelijke manieren proberen te verbieden en
bestraffen
18