Kort overzicht van fotografische techniek. Met name inspelend op de belangrijke relatie tussen sluitertijd, diafragma en lichtgevoeligheid. Leer denken in fotografische STOPS!
2. Diafragma
In de optica is een diafragma een meestal ronde of veelhoekige opening in de
lichtbaan van een objectief die een bepaalde hoeveelheid licht door kan laten of
tegenhouden.Veel fototoestellen hebben een verstelbaar diafragma waardoor de
hoeveelheid invallend licht kan worden veranderd.
3. Diafragma diafragmawaarden
De volledige reeks van diafragma waarden (hele stops)
1.0 1.4 2.0 2.8 4 5.6 8 11 16 22 32
En een voorbeeldreeks van diafragmaawaarden met tussenstops (1/3e stop)
1.0 1.2 1.4 1.8 2.0 2.5 2.8 4 4.5 5.6 6.7 8 9.5 11 13 16
4. Diafragma diafragmawaarden
Grote opening < Veel licht Weinig licht > Kleine opening
ƒ2.8 ƒ4 ƒ5.6 ƒ8 ƒ11
Klein getal Groot getal
Elke ƒ-stop* verschil naar een kleiner Elke ƒ-stop* verschil naar een groter
getal laat 2 keer zoveel licht door. getal laat 2 keer zoveel minder licht
door.
6. Diafragma F-getal
Het F-getal is de verhouding van de diameter van het diafragma
ten opzichte van de brandpuntsafstand van de lens. (Deling)
Voorbeeld
ƒ4 betekent in werkelijkheid dat de diameter
1/4 gedeelte is van de brandpuntsafstand. = ƒ f:d
*Stop (ook wel genoemd Exposure Value EV)
In de fotografie is het basisbegrip 'stop' het verschil tussen twee
opeenvolgende sluitertijden,
of tussen twee opeenvolgende diafragmawaarden
of tussen twee opeenvolgende ISO-waarden.
7. De sluiter
De belichtingstijd of sluitertijd is de tijdsduur
die beschrijft hoelang een *lichtgevoelig
element wordt blootgesteld aan het licht.
* Met een lichtgevoelig element kan bijvoorbeeld
fotografische film of een chip met fotogevoelige
halfgeleiders (digitale camera) bedoeld worden zoals
die in een fototoestel wordt gebruikt.
Gordijnsluiter SLR
8. Sluitertijd
Elke film/chip heeft een bepaalde hoeveelheid licht nodig om tot een goeie opname
te komen. De sluitertijd bepaald de tijdsduur van de opname en dus de mate van
beweging/stilstand.
De sluitertijd wordt uitgedrukt in seconden/gedeeltes van seconden:
1 1/2 1/4 1/8 1/15 1/30 1/60 1/125 1/250 1/500 1/1000 1/2000
9. Sluitertijd tussenstops
Moderne camera’s zijn veelal voorzien van tussenwaarden:
1/8 1/10 1/15 1/20 1/30 1/45 1/60 1/90 1/125 1/180 1/250
Dit maakt een nog preciezere belichting mogelijk.....
de helft minder licht
1/60 1/125
2x zoveel licht
10. Lichtgevoeligheid - ISO
De filmgevoeligheid is de mate waarin de film reageert
op het licht. Ze wordt uitgedrukt in ISO-waarden. De
meest courante zijn 100, 200 en 400 ISO. Waarbij een
verdubbeling van het getal een verdubbeling van de
filmgevoeligheid weergeeft.
ISO waarden
Traag
25 - 50 ISO
Gemiddeld
100 - 200 ISO
ISO waarden en oude waarden
Snel
400 - 800 ISO
ASA
DIN
ISO
Supersnel
1600 - 3200 ISO 100
21
100
200
24
200
400
27
400
11. Sluitertijd, diafragma en
filmgevoeligheid
De belichtingsmeter van de camera rekent de
hoeveelheid gemeten licht om naar een waarde die
gerelateerd is aan de sluitertijd, het diafragma
en de filmgevoeligheid.
12. Sluitertijd & diafragma creatief
•
De sluitertijd bepaald de mate van beweging en of stilstand
1/500seconde
1/30 seconde
13. Sluitertijd & diafragma creatief
•
Het diafragma bepaald afhankelijk van de brandpuntsafstand
van het objectief de verhouding tussen scherpte en
onscherpte. Dit noemen we de scherptediepte*
ƒ 4.5 ƒ8
16. Sluitertijd, diafragma en
filmgevoeligheid
De belichtingsmeter van de camera rekent de hoeveelheid gemeten licht om naar een waarde
die gerelateerd is aan de sluitertijd, het diafragma en de filmgevoeligheid.
ISO 100 film
geen beweging veel beweging
weinig veel
scherptediepte scherptediepte
Let op: Elke andere combinatie op deze rij is ook goed om tot een juiste belichting te komen!
18. Begrippen - lichtmeting
Lichtmeting: het meten van de
hoeveelheid die op een onderwerp valt,
dan wel door een onderwerp wordt
teruggekaatst; de lichtmeting wordt
weergegeven in een bepaalde combinatie
van sluitertijd en diafragma, of in een
bepaalde lichtwaarde. Deze meting is ook
afhankelijk van de ingestelde ISO waarde.
19. Lichtmeting
Belichtingmeters zijn echter afgesteld op 18% grijs. Een foto van een
éénkleurig oppervlak laat een 18% grijze kleur zien. Een zwart vlak wordt 18%
grijs en een wit vlak eveneens als je doet wat de belichtingsmeter aangeeft.
Een belichtingsmeter is een apparaat dat de wereld in 18% grijs weergeeft en
iedere belichting wordt zo berekend. Een zwart-wit beeld wordt in neutraal
grijs weergegeven. Een kleurenfoto geeft een equivalent van 18% grijs weer.
ZWART GRIJS WIT
20. Een niet gecorrigeerde foto Een wel gecorrigeerde foto
(18% grijs reflectiemeting) (1/12 stop overbelicht)
21. Begrippen - belichting
Belichting is de combinatie van de
ingestelde iso waarde, het diafragma en
de sluitertijd, die ervoor zorgt dat op de
film of chip een bepaalde hoeveelheid licht
valt.
22. Begrippen - overige
Soort verlichting
het licht dat op een onderwerp valt kan allerlei kleuren hebben (daglicht,
lamplicht, kaarslicht etc.) en ook allerlei kwaliteiten, zoals gericht of diffuus.
Lichtwaarde
Drukt de hoeveelheid gemeten licht uit, die bepaalt welke combinaties van
sluitertijd en diafragma een bepaalde belichting opleveren (bij een bepaalde
filmgevoeligheid).
Stop
fotografische term voor het verschil tussen bijv. 1/125 sec en 1/250 sec, of f11
en f16. Bij beide voorbeelden is er sprake van één stop verschil. Stops
verdubbelen of halveren de hoeveelheid licht.
Diafragma, sluitertijd en iso waarde zijn van groot belang voor een goed
belichte opname, maar hierover meer tijdens de andere lessen.
23. Methodes van lichtmeten
Er zijn 2 belangrijke methodes om het licht te meten.
1. Gereflecteerde lichtmeting
- meet licht wat weerkaatst van het onderwerp
- gebruikt de ingebouwde lichtmeter van de camera
2. Opvallend lichtmeting
- meet licht wat op het onderwerp valt
- losse lichtmeter
- meest zuivere methode
26. Lichtmeten - mogelijkheden
Losse belichtingsmeter
het grote voordeel van de opvallend lichtmeting met een losse
lichtmeter is dat de meting onafhankelijk van het onderwerp tot stand
komt en rechtstreeks het licht meet. Of het onderwerp nu donker,
licht of gevlekt is maakt niet uit.
Nadeel is dat je precies hetzelfde licht moet meten als dat op het
onderwerp valt. Dat is lastig als je vanuit een open raam een plein
fotografeert, of vanuit het donkere dal de opkomende zon op de
bergen. Landschapfotografen gebruiken deze meting dan ook weinig,
terwijl portret- en modefotografen er juist vaak mee werken.
Grijskaartmeting
Hiervoor geldt uiteraard hetzelfde als voor de vorige methode.
Bovendien moet je ook nog een Kodak grijskaart meenemen.
29. voorbeelden - lichtmeting
Bij deze foto is de
belichting 1/1/2 stop
onderbelicht waardoor
er weer meer tekening
in het gezicht komt.
Deze foto is overbelicht omdat de
persoon een donker jasje draagt en
er sprake is van sterk zijlicht