3. Snottoetje
Er was eens een meisje dat gruwelijk werd gepest. De mensen vonden haar lelijk
en dik. Op school mocht ze niet mee doen met gym.
‘Ga jij maar uit je neus eten.’, zei de leraar tegen het meisje. ‘Dat is het enige
waar jij goed in bent.’
De kinderen uit haar klas lachten gemeen en ze noemden het meisje Snottoetje.
Het arme kind huilde hard en zij wenste dat zij nooit was geboren. In de nacht
ging het meisje bij het open raam staan en zij fantaseerde over het eeuwige
leven. Zij was echter nog te jong voor de grote reis en verdrietig vluchtte zij
het bed in.
Tijdens een droom verscheen een fee in haar slaapkamer en de fee zei:
‘Waarom heb jij zoveel zelfmedelijden, jongedame? Je gaat naar school om te
leren en als de leraar zegt dat je uit je neus moet eten, waarom doe jij dat dan
niet? Wie ben jij om aan zijn wijsheid te twijfelen?
Het meisje werd zwetend wakker. Zij stak een vinger in haar neus en ze at
aarzelend een stuk snot op; een fee spreek je liever niet tegen.
Al snel ging het gerucht dat Snottoetje alleen nog uit haar neus at. Grote
brokken snot verdwenen in haar mond. Haar ouders maakten zich grote zorgen
en zij namen hun dochter mee naar een psychiater. De diagnose van de arts was
verrassend.
‘Uw dochter is kerngezond en zij geniet duidelijk van het neuseten. Volgens het
meisje is het snot voedzaam en vochtrijk. Ik ben geen diëtist, maar het lijkt
erop dat uw dochter gelijk heeft. Ik heb niet eerder een kind gezien dat zo goed
doorvoed is.’
De ouders waren opgelucht toen ze hoorden dat hun dochter niet gek was
geworden en zij besloten het neuseten oogluikend toe te staan.
Snottoetje werd met de dag mooier en slanker. De jongens floten bewonderend
naar haar en zij vroegen plagend om een neushapje. Een jaloers klasgenootje kon
het niet hebben dat het meisje zoveel aandacht kreeg en zij bedacht samen met
een paar vriendinnen een boosaardig plannetje. Op een avond zouden zij
Snottoetje meelokken naar een eng bos en haar daar hulpeloos achterlaten.
Alleen beesten eten uit hun neus, vond het gemene wicht en beesten horen in het
bos thuis.
4. Snottoetje was helemaal niet blij met de uitnodiging om te gaan wandelen in het
bos. Zij vond de meisjes uit de klas helemaal niet aardig. De pijn zat te diep.
Haar ouders waren echter in de wolken. Het leek erop dat de kinderen hun
dochter eindelijk aanvaardden. En zo ging Snottoetje met de vier meiden op pad.
De klasgenootjes kletsten vrolijk met het meisje dat zij zo haatten; zij wilden
niet dat Snottoetje argwaan kreeg.
De meisjes liepen steeds dieper het bos in. Eerst volgden zij een kronkelend
paadje naar een heuvel, maar al snel waren zij verdwaald. De scholieren zagen
alleen nog bomen en struiken en toen de meisjes beseften in welke situatie zij
terecht waren gekomen barstten zij allemaal in huilen uit. Er was niets te eten
en er was niets te drinken. Alleen Snottoetje bleef kalm; zij vertrouwde op haar
neus.
Dagenlang dwaalden de meisjes door het enge bos. De krachten namen langzaam
af. Snottoetje deed haar uiterste best haar klasgenootjes bij te staan, maar de
meisjes wilden niets van haar weten. Als er niet snel hulp kwam, dan zouden de
vier meisjes van uitputting sterven.
Een meisje besefte dat de situatie hopeloos was. Zij weigerde echter zich
zonder verzet naar het einde te laten leiden. Met de laatste krachten kroop het
meisje baar Snottoetje toe, die ontspannen bij een boom lag te slapen. Met
tranen in haar ogen en op een bijna verontschuldigende toon stamelde ze tot
haar vriendinnen:
‘Ik heb geen keus; ik moet eten uit haar neus.’
Het meisje stak een vinger in de neus van Snottoetje en at het snot op. Niet lang
daarna voelde zij hoe de krachten in haar lichaam terugkeerden. Het
hongergevoel verdween en zij had geen dorst meer. Twee van haar klasgenootjes
zagen hoe snel hun vriendinnetje herstelde en zij volgden met pijn in het hart
haar voorbeeld. Alleen het meisje dat zo graag wraak wilde nemen weigerde uit
het neus van Snottoetje te eten. Zij stierf liever en dat deed zij ook.
Niet lang daarna werden de meisjes gered. Het nieuws dat de neus van
Snottoetje het leven van drie klasgenootjes had gered sloeg in als een bom.
Snottoetje was een heldin en zij werd door haar dorpgenoten op handen
gedragen. Uit je neus eten werd een trend. In de winkel kon je speciale
neuslepels en neusvorken kopen en het plaatselijke restaurant serveerde alleen
nog Frans snot. De schoolmaaltijden werden afgeschaft en de leerlingen kregen
5. les in het neuspeuteren. Een meisje wilde alleen aardappelen, groente en fruit
eten; zij werd gruwelijk gepest.
6. Het parfum
Er was eens een meisje dat graag een flesje parfum wilde hebben. Helaas waren
haar ouders arm. Dat vond het meisje niet leuk. Snikkend lag ze op haar bedje.
‘Ach, lief kind. Huil je nu alweer?’, vroeg haar moeder verdrietig.
Het meisje knikte. ‘Ik wil zo graag een flesje parfum hebben.’
‘Je wilt lekker ruiken.’, zei moeder begrijpend, terwijl ze de traantjes van het
gezicht van haar dochter veegde. ‘Zoals een prinsesje in een sprookje.’
‘Waarom zijn wij arm, mama? Zo kan ik toch niet gelukkig zijn.’
De moeder nam haar dochter op schoot en zei: ‘Niet alleen rijke mensen zijn
gelukkig, mijn kind. Het geluk zit in jezelf.’
Het meisje snapte er niets van.
‘Diep in het bos woont een fee.’, zei de moeder. ‘Zij vervult wensen van kinderen
als de wens uit een gouden hart komt. Misschien moet jij maar eens met de fee
gaan praten.’
Het meisje sprong opgewonden van de schoot van haar moeder.
‘Mag ik? Mag ik?’
‘Natuurlijk mag je naar de fee, als je dat wilt.’, antwoordde de moeder
glimlachend. ‘Besef wel dat je maar èèn wens mag doen. Weet dus goed wat je
wens en hoe je met de gift omgaat. Je bepaalt uiteindelijk zelf je lot.’
‘Iedereen zal mijn lot ruiken.’, zei het meisje.
Moeder hielp haar dochter met het aantrekken van de jas. ‘Wel voor donker
thuis zijn hoor.’, riep moeder nog toen het meisje richting het bos liep, maar
haar stem werd niet gehoord.
Het meisje rende en rende, tot ze diep in het bos was. Het was er stil en
somber. De fee was nergens te bekennen. De angst klopte in haar keel.
‘Lieve, lieve fee. Waar ben je toch?’, jammerde het meisje. Niemand antwoordde.
Verdrietig ging het meisje op een boomstam zitten. Ze verborg haar gezichtje in
haar handen en ze huilde bittere tranen. De lieve fee bestond niet. Dat wist ze
nu wel zeker. Zo zou haar wens nooit uitkomen.
Plots hoorde het meisje het geritsel van bladeren achter zich. Geschrokken keek
ze om. Niet ver van haar vandaan stond een mooie jonge vrouw met lang blond
haar.
‘O, lieve fee. U bent toch gekomen!’, riep het meisje blij.
‘Wat aardig van jou om mijn bomen en planten water te geven.’, zei de fee. ‘Jouw
tranen schenken het bos leven. Als dank heb ik een cadeautje voor je.’
7. De fee haalde een flesje parfum te voorschijn en gaf het flesje aan het meisje.
‘Gebruik niet meer dan 1 druppel per dag. Het parfum is gemaakt van krachtige
bloemen. De sterke geur kan de honger van de dieren opwekken.’
‘Ik beloof niet meer te gebruiken dan wat nodig is om gelukkig te zijn.’, zei het
meisje.
Ze opende het flesje en deed een druppel parfum op haar borst. Een heerlijke
geur betoverde de omgeving. Het meisje sloot haar ogen en snoof het parfum
diep op. Zo gelukkig was ze niet eerder geweest. Toen het meisje haar ogen weer
open deed was ze fee verdwenen.
‘Dank je wel, lieve fee.’, zei het meisje zachtjes ter afscheid. “U hebt mijn wens
vervuld.’
Het was intussen avond en het begon donker te worden. Het meisje rende snel
richting huis. Het flesje hield ze stevig in haar handen vast. Ze was bang dat het
parfum zou vallen.
Tijdens het hardlopen hield een honingbij haar gezelschap.
‘Ach, malle bij.’, riep het meisje plagend. ‘Voor jou heb ik vandaag echt geen tijd.
Ga maar lekker met iemand anders spelen.’
Maar de honingbij bleef aan haar zij.
Het meisje werd moe van het rennen en ze rustte even uit. Ze opende het flesje
en ze rook opnieuw het heerlijke parfum. De honingbij rook de geur ook en wilde
het flesje in vliegen. Geïrriteerd joeg het meisje de honingbij weg.
‘Misschien moet ik wat extra parfum op mijn borst doen.’, dacht het meisje.
‘Mama is verkouden en straks merkt ze niet hoe lekker ik ruik. De engel vindt het
vast niet erg als ik mijn belofte breek; ik doe het niet voor mijzelf.’
Het meisje deed wel vijf, zes druppels op haar borst. En juist toen ze het flesje
weer dicht wilde doen kwam de honingbij terug. Het beest vloog meteen op het
meisje af.
‘Weg, mormel.’, riep het meisje en ze probeerde de honingbij dood te slaan.
Vervolgens kwam er nog een honingbij, en nog een honingbij en nog een honingbij.
Met tientallen tegelijk kwamen ze op het meisje af.
‘Ga toch weg.’, riep het meisje, terwijl ze wild om zich heen sloeg. De honingbijen
werden kwaad en staken het meisje in haar borst, armen en gezicht. Door de pijn
viel ze op de grond en het parfum stroomde over haar lichaam. De honingbijen
bleven steken en niet lang daarna stierf het arme kind.
8. Het meisje werd door de familie begraven op de plek waar zij haar vonden.
Sindsdien hing er een heerlijke geur in het bos en de bezoekers die het verhaal
van het meisje en het parfum niet kenden dachten dat het kwam door de
bloemen die bij het graf groeiden. De bewoners van het bos wisten wel beter. En
het meisje? Dat rook haar lot niet.