18. 8 Men rekt een homogene draad met cirkelvormige doorsnede uit tot zijn lengte met 30% toeneemt. In de veronderstelling dat het volume hierbij niet verandert, hoeveel % neemt de weerstand van de draad dan toe of af?
19.
20. 9 Een cilindervormige geleider met lengte 1,00 m en diameter 4,00 mm heeft een weerstand 20,0 Ω. Men rekt de draad uit tot hij een lengte heeft van 1,12 m. Wat wordt de weerstand dan (na uitrekken)?
21.
22. 10 Aan de uiteinden van een ijzernikkeldraad die 8,0 m lang is en een doorsnede van 5,00 mm² heeft en aan de uiteinden van een koperdraad die 40,0 m lang is en een doorsnede heeft van 2,00 mm² heeft wordt eenzelfde spanning aangelegd. Als je weet dat de gemeten stroomsterkten respectievelijk 1,3 A (ijzernikkel) en 5,2 A (koper) zijn wat is dan de verhouding tussen de resistiviteit van ijzernikkel en koper