1. 1.10.2008 | Inspiratiedag Vriendschap is
Uit clubvriendschap!?
Deze Inspiratiedag vindt plaats onder het moto Uit vriendschap!? . In mijn boek 'De elite van België.
Welkom in de club' stond ik stil bij het clubfenomeen en meer bepaald de elitaire variant ervan. Gedurende
twee jaren en getooid in maatpak en stropdas schuimde ik de diverse eliteclubs van ons land af. Dat ik hier
voor u sta is volgens Het Groot Woordenboek Hedendaags Nederlands Van Dale niet verwonderlijk omdat
club en vriendschap nauw aan elkaar zijn gelieerd. Van Dale geeft immers drie betekenissen aan het woord
'club':
1. vereniging met het doel gezamenlijk een sport, hobby, enz. te beoefenen.
2. groep van bevriende personen
3. besloten gezelschap, sociëteit
Het moet gezegd: alle mensen zijn sociale beestjes. Logisch dus dat ze elkaar opzoeken in allerhande
verenigingen of clubs. Is het nu om te sporten, te koken of wat dan ook, er bestaat in ons land wel een clubje
voor. Je medeleden ga je op z'n minst omschrijven als kennissen maar vaak ook als vrienden. Logisch want
je brengt op regelmatige basis heel wat tijd met hen door en di t soms al sinds vele jaren. Clubs hebben
voorts met elkaar gemeen dat hun leden samen iets doen of nastreven. Wat dat 'iets' inhoudt blijkt inderdaad
zeer uiteenlopend. Terwijl een wijkcomité zich bekommert om een speel plein, trappen anderen in de
voetbalclub wekelijks tegen een bal. De leden van een natuurvereniging bekommeren zich om plantjes en in
de jeugdbeweging wordt er elke zondagnamiddag geravot. Sommigen doen het in een politieke partij,
anderen in de kaartersclub. De ene vereniging bestaat uit gepensioneerden, de andere uit gehandicapten.
En dat de Belgen verzot zijn op het verenigingsleven is zonneklaar. Enkele voorbeelden? De Katholieke
Arbeidersvrouwen (KAV) is het grootste vrouwenonderonsje van ons land waarbij zo'n 110.000 leden actief
zijn in 900 afdelingen. En Chiro is met haar kleine honderdduizend aangeslotenen actief in 1.000 afdelingen
de grootste jeugdbeweging van ons land. Ook ontstaan er elke dag nieuwe groepjes, waarvan een aantal
doorbreken. Denk maar aan Gaia dat meer dan tien jaren geleden werd opgericht en dat vecht tegen
onnodig dierenleed bij de gewervelde soorten. Vandaag telt deze vereniging al twintigduizend gewervelde
leden. Ook Amnesty International en Greenpeace boeren goed, terwijl vakbonden al jaren
massaorganisaties zijn. Zowel ACV als ABVV hebben elk meer dan 1 miljoen leden. Heel wat kleiner, maar
met een stevige traditie, is mijn vroegere judoclub uit Duffel.
Het is duidelijk, er is voor elk wat wils. Meer nog, omdat een lidkaart niet zoveel kost en ergens toe behoren
welbehagen verschaft aan de mens cumuleren de Belgen vaak vele lidmaatschappen. Al deze zojuist
opgesomde verenigingen en clubs hebben met elkaar gemeen dat ze een open karakter hebben. Wil je
komen spelen in de plaatselijke scoutsgroep, geen probl eem; koop je een lidkaart van zowel CD&V, MR als
PVDA, geen haan die er naar kraait. Deze clubs richten zich wel naar doelgroepen, zoals migranten, boeren
of senioren, maar selecteren niet en pluizen je leven niet uit. Wil je als 17-jarige lid worden van VOS - of de
Vlaamse Oudstrijders en hun theekransjes aflopen, het mag. Zelfs wanneer Moeder natuur je geen bal kan
schelen, kan je zonder probleem je aansluiten bij Gaia of Greenpeace.
Ook de elite is een sociaal beestje, maar daar stopt dan ook elke overeenkomst met de rest van de
bevolking. Zij hebben hun eigen clubs. Daar waar de clubs voor Jan en Alleman iedereen toelaten, is het bij
hen wel een ander paar mouwen. Hun clubs lusten het gewone volk niet en schermen zich dan ook af van
de doorsnee landgenoot. Via statuten, interne reglementen, geschreven en ongeschreven regels zorgen ze
ervoor dat er van infiltratie geen sprake is. Met de grootste zorg selecteren ze hun leden. Je wordt er
uitverkoren. Aldus zorgen ze ervoor dat de mogelijke vriendschappen die voortvloeien uit clubverband
worden beperkt tot een beperkte laag van de bevolking.
Dit is het essentiële onderscheid tussen eliteclubs en de duizenden andere verenigingen van ons land. De
uitgekiende selectiestrategieën vormen ook de overeenkomst tussen de verschillende soorten eliteclubs.
Gaat het nu om de vrijmetselarij of de loge -, serviceclubs als Rotary of Lions, businessclubs als De
2. Warande of de mondaine Knokse golfclub van Léopold Lippens, hun doen en laten kan ietwat provocatief
worden samengevat in Tien Clubgeboden:
1. Maak carrière, hetzij als werknemer in uw bedrijf, als ondernemer, politicus, ambtenaar, magistraat,
advocaat, journalist, architect, enfin soit, wat gij ook zijt en hoe gij het ook realiseert, wees de top. Eenmaal
wij, de club, u belangrijk genoeg vinden hoort gij wel van ons.
2. Gij kunt maar lid worden wanneer een of meer van onze leden u aan ons voordragen. Zij gaan u 'peteren'
want we zijn er enkel voor de beteren.
3. Wij, het clubbestuur, onderwerpen u aan een onderzoek. Voel u niet geviseerd maar we gaan hierin ver
en kijken zowel naar uw diploma's, uw professionele carrière, uw relaties, uw levenspartner, ja soms zelfs tot
uw geloofsovertuiging of politieke kleur toe. Niet iedereen is immers welkom. In clubtaal noemen wij dit
'balloteren'.
4. Het clubbestuur, vaak betrekken we de leden erbij, oordeelt of gij machtig en prachtig genoeg zijt.
5. Zorg ervoor dat ge bij de geboorte van het mannelijke geslacht bent. Hebt gij de pech als vrouw te zijn
geboren, wel, ondertussen hebben we toch al wel wat lekkers voor u. Wees hoe dan ook blank. Nergens
zeggen onze statuten dat gij niet binnen moogt, maar er zijn inderdaad geen zwarten of gekleurden bij.
6. Zorg voor een verzorgd voorkomen en schaf uzelf dus een kostuum aan.
7. Wij zijn vrienden. Gij zult uw medeleden steunen in al hun ondernemi ngen en van een scheiding der
machten is bij ons geen sprake.
8. Gij zult u in onze club gedragen. Dealen of netwerken mag, maar doe het volgens de regels van de kunst.
Te opdringerig visitekaartjes uitdelen of een contract binnenhalen is not done. Ageer daarentegen onder het
mom van de clubvriendschap: vrienden netwerken immers niet, maar helpen elkaar.
9. Stel nooit het functioneren van de club in vraag, en draag dus enkel kandidaten als toekomstig lid voor die
aan gebod 1 voldoen. Onze club is geen plek voor klassencollaboratie.
10. Benadruk ten overstaan van de buitenwereld de onschuld van onze club en minimaliseer het belang van
de hiervoor opgesomde geboden.
Is dan elke eliteclub identiek? Neen, verre van. Alhoewel ze op min of meer dezelfde wijze hun leden
selecteren is er bij de elitaire clubs een veelheid aan soorten, maten en gewichten. Terwijl de gewone
Belgen hun economische belangen verdedigen door zich als werknemer aan te sluiten bij de vakbond of als
zelfstandige bij Unizo, heeft de elite haar zakenclubs. De economische top verbroedert er met de
vooraanstaande personen uit ambtenarij, magistratuur en politiek. Handig zo blijkt. In onze hoofdstad zijn het
Vlaamse bolwerk De Warande, de mondaine Cercle de Lorraine en de prestigieuze Cercle Gaulois de
topclubs van dienst. Maar niet enkel in Brussel wordt getafeld en gedeald. Zowat elke provinciehoofdplaats
kent haar zakenonderonsje. In West-Vlaanderen opereert De Hanze, in Gent de International Club of
Flanders, in Antwerpen WTC en in Hasselt Huis de Corswarem. Allen beschikken ze over een eigen stulp
waar de leden elke dag welkom zijn en kunnen tafelen of deelnemen aan exclusieve activiteiten.
Terwijl de doorsnee landgenoot met zijn idealisme terecht kan bij pakweg de Wereldwinkel opereert de elite
via zogenaamde serviceclubs, zoals Rotary en Lions. Naast een jaarlijkse service aan de gemeenschap
troepen de leden van de honderden afdelingen van deze serviceorganisaties op vaste tijdstippen samen in
een van de betere restaurant s in uw buurt.
Een elite moet ook aan haar gezondheid denken. Niet dat je ze in de vogelpikclub van het café De Vrolijke
Vrienden zal treffen. De elite heeft immers een voorkeur voor welbepaalde sporten en dus welbepaalde
clubs. Er bestaan geen elitaire voetbal-, basketbal- of volleybalclubs maar wel gesloten golfclubs als deze
van Latem, Kapellen, Waterloo, Tervuren of het Zoute. Ook rond de wereld van het paard, de jacht of het
kaartspel bridge wordt er in elitair clubland veel gesport.
Terwijl de Belgische jongeren naar de KSA of KSJ trekken, zien de betere jongeren elkaar op de Rotaract-
en de Leo-clubs. Ook bij de elite dus onderonsjes die zich op doelgroepen richten. Terwijl de Brusselse
Cercle du Parc en vele van de Sociétés Littéraires volop uit de adel rekruteren, is de Ronde Tafel er voor
ondernemende jongvolwassenen. En omdat eliteclubs tot op vandaag nagenoeg een z uiver mannelijke
aangelegenheid zijn, sloegen de dames de handen in elkaar. Is het nu Soroptimist, Zonta, Ladies Cercle,
Club L of de mondaine Club Montgomery, enkel vrouwen zijn er mits ze over de nodige meters beschikken
en de selectieprocedures doorstaan - welkom.
3. Ook op basis van verheven idealen wordt er samengekomen dat het een lieve lust is. Terwijl de loge haar
leden samenbrengt om te kappen aan de ruw e steen is de Orde van den Prince een club die de taal- en
cultuurverbondenheid tussen de Nederlandssprekenden op onze aardbol promoot. Een elitaire Davidsfonds-
versie dus. Kortom, er is voor elk wat wils. Meer nog, omdat zij zeer sociaal is en de geldbuidel van de elite
goed is gevuld cumuleren ze vaak vele elitaire clublidmaatschappen.
Een Londen se uitvinding
Wat is de oorsprong van het clubfenomeen waar je enkel kan binnentreden nadat bestaande leden je
hebben voorgedragen en een toetredingscommissie of de rest van de leden zich over je kandidatuur hebben
gebogen? De gesl oten elitaire clubs zijn een Londense uitvinding. Het startte in achterzaaltjes van kroegen.
In 1659 schreef men dat het woord clubbe stond voor 'een broederschap in een herberg.' De club was een
nieuw instituut omwille van haar samenstelling. Deze in achterzaaltjes van koffiehuizen opererende gesloten
mannenclubs hadden met el kaar gemeen dat ze hun leden rekruteerden uit de toenmalige opkomende
middenklasse, de burgerij. Deze klasse zou bij de doorbraak van de Industriële Revolutie in de tweede helft
van de achttiende eeuw en de bijgaande ontwikkeling van het kapitalisme de adel van haar troon stoten.
Maar ook al voordien begon deze opkomende groep zich te roeren. Ze kwam hierbij tussen twee stoelen te
zitten: enerzijds werd ze niet goed genoeg bevonden door de adel en anderzijds wou ze, omdat ze meestal
toch had gestudeerd en eigen waarden en normen had, zich ver weg verwijderd houden van de onderkant
van de samenleving. De wereld van de aristocratie of de adel, waarbij via de geboorte macht en bijgaand
prestige wordt overgedragen op de volgende generatie, speelde zich af in de huiselijke Salons. Daar werden
filosofen, artiesten en dies meer ontvangen om te k oketteren met de adellijke geslachten. Omdat ze juist zo
sterk op haar afstamming stond, en staat, k on de opkomende burgerij er bij gebrek aan familiestamboom
zeer moeilijk toetreden. Zeker omdat de edellieden, zoals nu nog steeds, een voorliefde hadden om een
levenspartner uit eigen kring te kiezen. Voor de adel was de burgerij dus te min. De burgerij bewonderde,
benijdde en imiteerde de aristocratische bovenklasse, maar kreeg geen toegang t ot haar mondain leven.
Aan de andere zijde van het spectrum leefde de gewone hard labeurende man. Zijn wereld was grauw en
als er al een lichtpunt was speelde het zich af in gure kroegen of pubs. Niet verwonderlijk dat de ambitieuze
burgerij zich ver weg hield van hun leefwereld. De oplossing werd gevonden in de creatie van clubs,
aanvankelijk weliswaar in achterzaaltjes van cafés, maar dan toch al de betere varianten. Infiltratie van
ongewenste gasten, lees mensen van lager allooi, was uitgesloten omdat de clubs van meet af aan een
gesloten of besloten karakter inbouwden: enkel personen die de andere clubleden zagen zitten werden lid.
Het zorgde meteen voor het ondersch eid tussen een pub en een club.
De doorbraak van het Engelse kapitalisme gaf de burgerij einde achttiende, begin negentiende eeuw
vleugels. In tegenstelling tot de adel was de burgerij wel op de nieuwe productiemethodes gesprongen,
terwijl de macht van de adel vooral het grondbezit als basis had. Het gevolg bleef niet uit: de burgerij werd
machtiger en in het zog hiervan ontstond een stortvl oed aan clubs. De club werd de ons-kent-ons plek bij
uitstek voor de zich ontwikkelende Engelse middenklasse.
Opvallend was dat het in clubs enkel om heren ging en dit in tegenstelling tot het adellijk salonleven dat een
familiaal gebeuren was dat voornamelijk aangedreven werd door vrouwen. In clubs kwamen de heren uit de
middenklasse bij elkaar om te verpozen, spelletjes te spelen, de toen nog dure krant te lezen of te praten. In
het met elkaar praten vonden ze niet alleen ontspanning maar ook een mogelijkheid tot informatie-
uitwisseling en het aanzwengelen van elkaars beroepsactiviteit.De club bestond uit een brede waaier van
beroepen: naast zakenlui en handelaars werd ze van meet af aan bevolkt met vertegenwoordigers van vrije
beroepen zoals advocaten of dokters. Ook een ander soort van leden stroomt naderhand i n de clubs toe: de
mannen die een publieke functie uitoefenen zoals ambtenaren en magistraten. Logisch ook want in die
periode kent de 'ambtenarij' een enorme explosie.
Door hun toegenomen ri jkdom ruilde de burgerij de veredelde kroegen in voor eigen gebouwen. Het zorgde
ervoor dat bijvoorbeeld in Londen alleen al in de late negentiende eeuw een honderdtal vooraanstaande
clubs ontstonden en bi j het ingaan van de twintigste eeuw de stad meer dan tweehonderd clubs telde die
onderdak vonden in speciaal hiervoor bestemde panden.
Omdat Engeland de bakermat is van de industrialisering werd ze ook de moeder van het clubfenomeen. Met
de doorbraak van het kapitalisme en dus de burgerij in de negentiende eeuw zou deze nieuwe
verenigingsvorm het belang van het adellijke salonleven overal in Europa sterk terugdringen.
Pol versus Gauthier
Sindsdien vormen gesloten clubs één van de onderscheidende kenmerken van de elite ten opzichte van de
rest van de samenleving. Zo wonen de rijkere landgenoten in de betere buurten van een dorp of in
gemeenten zoals Latem, Kapellen of Knokke; sturen ze hun kinderen naar de betere scholen en trouwen ze
een ander soort volk. De club is echter veel directer in haar uitsluiting. Dat de elite zonder verpinken waakt
over de uitsluiting van anderen wordt duidelijk wanneer je de clubstatuten, de reglementen van inwendige
4. orde en de selectiemechanismen nagaat. Er zijn weinig omstandigheden waar zonder nuance zo duidelijk
wordt gemaakt dat zij van zichzelf vindt dat ze de elite is en zich hierbij het recht toekent om haar gelijken
haar vrienden - aan te duiden en de deur te sluiten voor diegene die ze als onaangepast en niet van haar
sociaal niveau beschouwt. Dat clubland vandaag nog a ltijd springlevend is hoeft niet te verwonderen. Ben je
binnen, wel je lidmaatschap levert je belangrijke voordelen op. Clubs zijn immers de plekken waar
vooraanstaande en machtige personen worden samengebracht en dit over alle beroepsgrenzen heen.
Hierdoor is de concentratie aan kennis en macht er zeer groot en krijg je concurrentieel voordeel op de rest
van de samenleving. In een doordeweekse voetbalclub kan Pol tegen Suzanne wel klagen over de slechte
organisatie in de fabriek en mag secretaresse Sofie wel bij medeclublid Stijn uithuilen over die bullebak van
een baas, maar de kans is miniem dat ze er iets aan kunnen veranderen. Hun marge tot netwerken is
beperkt en hun clublidmaatschap zal er hen geen zier mee vooruit helpen. Anders is het gesteld met het
gesloten elitaire clubcircuit. Omdat ze juist vooraanstaande leden telt uit een ruime waaier aan sectoren en
zowel openbare als private macht samenbrengt zijn het ideale en invloedrijke netwerkvehikels, ook al gaat
om een golfclub, een serviceclub of een onderonsje dat een hoger doel nastreeft zoals de loge. Dit is wat
men als 'sociaal kapitaal' omschrijft of niet enkel wat je kent is van belang maar ook wie je kent.
Niet dat er in clubs complotten worden er gesmeed, totaal niet, want in de eerste plaats zijn het ons-kent-ons
plekken waar de leden elkaar met de voornaam aanspreken, waar ze zich ontspannen. Het draait er dus in
de eerste plaats om onder el kaar te zijn. Maar weet dat jouw clubrelaties je zullen 'helpen' zoals vrienden
horen te doen. Voor het afstandelijke begrip 'netwerken' is dan ook geen plaats.
Niet alles koek en ei
Maar ook bij de elite is niet iedereen gelijk. Het is niet omdat ondernemer X in Erps-Kwerps een
vooraanstaande rol bekleedt in het dorpsleven als belangrijk werkverschaffer, burgemeester, sponsor van de
voetbalploeg en voorzitter van de plaatselijke Rotary-club, dat hij zal toegelaten worden als lid van de
Brusselse topzakenclub De Warande. Onderl inge strijd binnen de elite is dus een vast gegeven. Even
verduidelijken: terwijl voor de opkomst van het kapitalisme de (grond)adel de touwtjes in handen had bracht
de industrialisatie, vaak omdat deze door de adellijke topelite te riskant werd bevonden, hier verandering in.
Het zorgde ervoor dat veel nieuwe families de topelite gingen opfleuren. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg
deze industriële elite op haar beurt met concurrentie te kampen. Een nieuwe elite die haar centen verdiende
met vastgoed, media, bedrijvenhandel, beurs, informatica en recentelijk internet rukte op. Terwijl tot voor een
paar decennia de Belgisch topelite een Franstalig gegeven was, is het noorden van het land ondertussen
stevig komen opzetten.
Die onderlinge strijd van winnaars en verliezers komt tot uitdrukking in clubland. In dit boeiende en secure
spel spelen clubs opnieuw een belangrijke rol. Blijkt dat voor elke fractie van de elite, oud versus nieuw, top
versus subtop, Vlaams-Franstalig en ga zo maar door, er onderonsjes opereren. En tussen die onderonsjes
lopen lijnen. Aldus zorgen clubs ervoor dat Vlaamse en Waalse vrienden verbroederen, nieuwe elite de
rangen van de gevestigde kan vervoegen, dat coupplegers een kans krijgen, dat zowel adel op zichzelf kan
blijven maar tegelijkertijd de hand kan geven aan gladde technologiejongens.
Het hogere marktsegment bew eegt zich in ons land voort in Brusselse clubs als de Franstalige Cercle
Gaulois, de honderd meter verder gelegen Nederlandstalige De Warande of tweetalige Ukkelse Club van
Lotharingen. Deze drie tellen ook een heel pak jonkheren, ridders, baronnen en graven. Willen de edellieden
even op zichzelf zijn gaan ze bijvoorbeeld uitrusten in de Brusselse Cercle du Parc.
In de kleinere steden is de kersverse regionale elite dan weer sterk actief binnen clubs als De Hanze in
Brugge of de Internati onal Club of Flanders in Gent. Deze onderonsjes spiegelen zich zowel naar locatie als
naar activiteiten aan hun grote broers uit Brussel. Omdat de regi onale clubs ook een aantal leden tellen die
tot de absolute top horen staat hun netwerk in contact met de hogere sferen, maar evengoed met de lokale
elite.
De lokale elite bestaat uit diegene die voornaam zijn in een gemeente en haar omgeving. Terwijl vroeger
ondermeer de pastoor en de dorpsleraar in het lokale establishment over een groot prestige bezaten, kalfde
dit de afgelopen decennia af. Het is misschien minder leuk voor hen, maar geen nood want het lokale
netwerk werkt nog altijd uitstekend in de plaatselijke serviceclubs waar KMO-bedrijfsleiders de tafel delen
met advocaten, apothekers, architecten, dokters en lokale overheidsvertegenwoordigers. Serviceclubs
vormen ook de ideale kweekvijver voor opkomend elitetalent. Dat talent kan doorgroeien naar het regionale
en vervolgens zelfs naar het nationale niveau.
Er is in Clubland dus voor elk wat wils, zolang je maar wordt uitverkoren, je van de deelnemers mag
meespelen in hun vriendenkringen. Want daar draait het om.
Een korte reis door clubland
5. Via een zeer korte trip door elitair clubland wil ik u even kennis laten maken met een aantal reglementen,
soms zelfs ongeschreven, van clubs die gevolgen hebben voor de mogelijke vriendschapsbanden tussen de
leden.
De topclubs. De Franstalige Cercle Gaulois is met haar 1.200 leden één van de drie topclubs van ons land.
Ze is gehuisvest in een mooi pand in het Brusselse Warandepark, pal tussen koninklijk paleis en parlement
en telt de crème de la crème van Franstalig België als lid. Sinds haar oprichting in 1847 heerst hier het
predicaat van men only. Nochtans stipuleert geen enkel artikel in de statuten dat vrouwen van lidmaatschap
zijn uitgesloten. Het is dus een ongeschreven clubregel die er zorg voor draagt dat geen enkel lid een vrouw
als kandidaat-lid zal voordragen. En dit al gedurende 160 jaar, een straffe prestatie. Ik overdrijf eigenlijk want
enkele jaren geleden slaagde één vrouw er in om geruisloos lid te worden. Dat zij ambassadrice is en vanuit
haar functie op basis van de clubstatuten - automatisch tot lidmaatschap wordt uitgenodigd was haar
geheim. De Gaulois-leden valt het echter niet op omdat in het clubrestaurant en op sommige activiteiten
vrouwen als gasten van de leden wel welkom zijn. Hun bewegingsvrijheid blijft wel gelimiteerd: leeszaal, bar
en de zogenaamde fumoir blijven aan de mannen voorbehouden. Bij de twee andere Brusselse topclubs, De
Warande en De Club van Lotharingen zijn vrouwen wel welkom. Toch wanneer ze voldoende peters of
meters vinden die hun als kandidaat willen voordragen, ze vervolgens de selectiecommissie weten te
overtuigen en ze de hoge eenmalige instapkost en het jaarlijkse lidgeld kunnen neertellen.
De adel. In ons land is de adel goed voor een kleine 30.000 zielen of 0,3 % van de bevol king. Haar
economische macht is vele malen groter, getuige de jaarlijkse lijstjes van de 200 rijkste Belgen. Deze
subgroep realiseert dit door haar rangen gesloten te houden door onderling te huwen en haar vrienden met
veel zorg te kiezen. Ook in clubland zijn er een aantal verenigingen waar het blauw bloed de plak zwaait
zoals de Orde van Malta, de Orde van het Gulden Vlies of de in de provinciehoofdplaatsen gevestigde
Sociétés Litéraires. De in 1842 opgerichte Brusselse Cercle du Parc telt zo'n vijfhonderd leden. Nergens is
de concentratie aan ridders, baronnen en graven zo groot als hier. Prijk je op de lijst van de tweehonderd
rijkste Belgen maar ben je niet van adel of behoor je niet tot hun bevriende families, je maakt geen enkele
kans om het hier tot lid te schoppen. De selectie is er uiterst streng want één keer per jaar spreken de
leden zich uit over de opname van kandidaat-leden waarbij voor elke neen-stem zich er drie pro opname
moeten uitspreken. Vrouwen zijn hier welkom alhoewel ze door drie in plaats van twee bestaande leden
moeten voorgedrage n worden. Overigens, eenmaal clublid mag de vrouwelijke medemens niet elke plek van
de club aandoen.
De serviceclubs. De basisdoelstelling van serviceclubs als Rotary, Lions, Kiwanis en Ronde Tafel is identiek:
het creëren van een vriendengroep onder de leden met allemaal verschillende beroepsachtergronden. Naast
het stimuleren van de vriendschapsbanden en elkaars business, organiseren de verschillende lokale clubs
jaarlijks ook een activiteit waarbij geld wordt ingezameld voor een goed doel. Dankzij deze 'service' aan de
gemeenschap, vandaar de naam van het beestje, werden door de jaren heen al vele projecten gesteund in
eigen land en de rest van de wereld. Onderverdeeld in plaatselijke kernen ontmoeten de leden van de
serviceverenigingen elkaar wekelijks in hun 'club'. Over eigen clublokalen beschikken de afdelingen niet en
dus komen ze samen in de betere restaurants in uw buurt.
Het prestigieuste netwerk is Rotary dat begin 20ste eeuw in de VS werd opgericht en vandaag wereldwijd
meer dan één miljoen leden telt. Lions dat internationaal wel iets groter is werd pas tien jaren later opgericht.
Rotariërs grapten eens tegen me dat de chauffeurs van de oorspronkelijke Rotary-leden het wachten tijdens
de clubvergaderingen beu waren en daarom met concurrent Lions van start gingen. Ik heb het meermaals
uitgetest: met die grap kunnen de leden van Lions moeilijk lachen. Wanneer je het jaarlijkse ledenboek (waar
alle gegevens van de leden in zijn opgenomen zoals beroep, partner, contact) erop naslaat, merk je ook dat
sommige lokale afdelingen prestigieuzer zijn dan andere. Het is niet omdat je het als dokter in Poperinge tot
Rotary-lid schopt, je zou toegelaten worden door de Rotari ërs van de Kortrijkse afdeling. Daar is enkel plaats
voor zeer belangrijke industriëlen met bijhorende geldbuidel, topchirurgen, directeurs-generaal van
administraties enzovoort. Fijne vrienden dus. De vriendschapssfeer verschilt dan ook van afdeling tot
afdeling: terwijl het bij de ene er zeer frivool aan toe gaat, is het bij een andere een stijve bedoening. Terwijl
de ene afdeling bulkt van de grijze haren omdat ze geen ni euwe leden hebben willen of kunnen opnemen, is
de gemiddelde leeftijd bij pas opgerichte serviceclubs heel wat lager. Serviceclubs waren lange tijd men
only. Sinds begin jaren tachtig hebben ze ten gevolge van gerechtelijke procedures hun deuren moeten
openen voor vrouwen. Niet dat het zo heel veel uitmaakt want twintig jaren later telt Rotary in ons land
bijvoorbeeld 267 vrouwen op een totaal van 11.000 leden of 2,4 %. Reden? De bestaande mannelijke leden
dragen geen vrouwelijke kandidaten voor of indien het wel gebeurt zal de rest van de club zich verzetten
tegen de opname tot de vriendengroep.
De loge. Alhoewel ze door de buitenwereld vaak als een almachtig monoliet blok wordt beschouwd, munt de
vrijmetselarij uit in verscheidenheid, ja zelfs interne verdeeldheid. Wel hebben de verschillende logekoepels,
obediënties in logejargon, met elkaar gemeen dat ze allen gesloten clubjes zijn. In vergelijking met de
6. andere selecte onderonsjes gaan ze nog een stap verder in het zich afschermen van de buitenwereld: je
mag jezelf wel outen als lid, wat slechts enkelen ook daadwerkelijk doen, maar nooit mag je de identiteit van
een medelid, broeder of zuster in hun jargon, prijsgeven. En dit op straffe van excommunicatie. Ook gebeurt
de daadwerkelijke opname van een lid vaak met veel meer poeha dan in andere gesloten clubs en zijn er
een aantal extra clubregels die het doen en laten van leden onderling regelen. Zo bestaat er de
'broederplicht'. Een broeder moet, en juist het verplichtend karakter is hierin van belang, immers elke andere
broeder helpen. De 'broederplicht' werd door Anderson, de oprichter van de vrijmetselarij, in de 18de eeuw
ingevoerd. Hij maande de logeleden bijvoorbeeld aan om elke arme te hulp te schieten, 'maar hierbij een
arme broeder te verkiezen boven ieder andere arme.' Dat leden niet enkel op hun broederplicht worden
gewezen inzake armoede maar ook indien het gaat over het in dienst nemen van een werknemer werd me
duidelijk uit de gesprekken die ik voerde met broeders en zusters. Ook wordt de netwerking binnen de
vrijmetselarij aangezwengeld binnen de zogenaamde 'broederkringen' of Fraternelles. De broederkringen
brengen vrijmetselaars op gezette tijdstippen samen en dit op basis van beroepsgroep of interessesfeer.
Sommige van deze broederkringen komen wekelijks samen, anderen eerder sporadisch. Er wordt getafeld
en met elkaar gepraat. Ons land telt een vijftigtal opererende Broederkringen. Terwijl de onschuld van de
broeders die samenkomen omdat ze verzot zijn op boten en jachten overduidelijk is, is het anders gesteld
met een aantal van de beroepsmatige Fraternelles. Want naast architecten, professoren, bankiers,
verzekeraars, advocaten en geneesheren blijken ook de magistraten, militairen, kabinetsleden, politici,
journalisten en ambtenaren hun onderonsjes te hebben. Wanneer er binnen de vrijmetselarij zaken zouden
gebeuren die niet door de beugel kunnen, dan lenen broederkringen zich daar uitstekend voor.
Nog iets wat me opviel in clubland: hoe lager je op de elitaire ladder staat hoe moei lijker het in feite is om de
geslotenheid van je elitaire club te motiveren. Serviceclubs als Rotary en Lions, de Orde van den Prince of
de vrijmetselarij zijn allen organisaties die opereren via lokale afdelingen. Opvallend is dat ze allen een
hogere doelstelling nastreven, hetzij hulp aan de zwakkere medemens, steun aan de Nederlandse taal- en
cultuurgemeenschap of van jezelf een beter mens maken. Mits je akkoord bent met deze doelstelling, zou
deze voor elke Belg verruimend kunnen zijn. Toch willen ze van de gewone sterveling meestal niet weten.
Niet enkel met het vrouwelijk gegeven worstelen ze want ook arbeiders tref je bijvoorbeeld nergens aan. In
de ledenlijsten kwam ik voorts geen enkele Arabisch klinkende naam tegen. N ochtans lijkt het me
overduidelijk dat velen van het gewone volk de clubdoelstelling zouden kunnen dienen en misschien zelf
meer gemoti veerd of 'beter' zijn dan een pak van de huidige leden.
Clubs en vrienden, het i s een vreemde cocktail. Maar ja, wat is dan ook vriendschap? Wat is een vriend? Ik
raadpleeg nogmaals Het Groot Woordenboek Hedendaags Nederlands Van Dale: een 'vriend' is iemand
aan wie men door genegenhei d en persoonlijke voorkeur verbonden is . Als tweede betekenis schuift Van
Dale het afstandelijkere en opportuni stischer begrip bondgenoot naar voren. In clubland heb ik echte
vriendschappen gezien maar ook zeer veel bondgenoot-varianten. Overigens merk ik in Van Dale dat de
term 'vriendschap' voorafgegaan wordt door 'vriendjespolitiek' of het bevoordelen van vrienden . Eliteclubs
dragen door hun statuten, interne reglementen, geschreven en ongeschreven regels op zijn minst de kiemen
in zich om er zich aan te bezondigen.
Jan Puype | janpuype@gmail.com