2. De volgende ochtend word ik wakker met
barstende koppijn. Met moeite open ik
mijn ogen, en hijs ik mezelf uit bed. Fel
licht schijnt door het raam naar binnen
en ik kreun. Het voelt alsof ik een kater
heb, terwijl ik gisteravond amper iets heb
gedronken. Ondanks de ‘kater’ herinner
ik me alles wat er gisteren is gebeurd nog
levendig en ik voel me gelijk weer
ellendig.
3. Waarom moet dit mij nou weer
gebeuren? Heb ik dan nog niet genoeg
ellende meegemaakt? Ik blijf op het rand
van mijn bed zitten, en wrijf mijn ogen
uit. Dan merk ik dat ik mijn kleren - en
zelfs mijn schoenen - nog aan heb. Ik
zucht, en probeer op te staan, maar het
wordt zwart voor mijn ogen en ik zak
weer terug op het bed. Ik wist niet dat
liefdesverdriet echt pijn deed.
4. Dan bedenk ik me dat ik het ook nog echt
uit moet gaan maken met Danny en ik
kreun weer. Hoe moet ik dat nou weer
gaan doen? Ik kan het niet aan om hem
te zien op dit moment, maar het moet
wel snel gebeuren en hij is meer waard
dan een smsje. Als ik zijn hart dan toch
moet breken, moet ik dat wel op een
fatsoenlijke manier doen. Als die bestaat.
5. Opnieuw doe ik een poging tot opstaan,
en ik strompel naar de badkamer, deze
keer zonder zwarte vlekken voor mijn
ogen. Uit het badkamerkastje pak ik de
zwaarste pijnstiller die ik kan vinden –
tegen mijn hoofdpijn – en dan zet ik de
douche aan. Even later stap ik onder het
gloeiend hete water. Pas als mijn huid
rood ziet van de hitte stap ik eronder
weg en sla ik een handdoek om me heen.
6. Terug in mijn kamer trek ik snel iets aan.
Net als ik mijn bleke gezicht wat probeer
te camoufleren met wat foundation
klinkt mijn beltoon door mijn kamer. Ik
negeer hem, maar vijf minuten later
klinkt hij weer. Ik zucht en neem de
telefoon op. “Met Lynn,” zeg ik met
schorre stem.
7. “Lynn! Godzijdank, ik was
doodongerust!” klinkt Danny’s stem aan
de andere kant van de lijn. Ik krimp even
ineen. Ik kan niet geloven dat ik
binnenkort niet meer zijn vriendin zal
zijn, nooit meer lieve smsjes van hem zal
lezen en nooit meer met hem zal zoenen
op een bankje in het park. “Hoi,” zeg ik,
maar mijn stem klinkt vreemd door
opwellende tranen.
8. “Is alles oké? Je was zo overstuur
gisteravond,” zegt Danny bezorgd.
Ik knijp mijn ogen dicht. “Nee, alles is niet
oké. We moeten praten, Danny.” Even
haal ik diep adem, maar dan besluit ik dat
het toch echt moet gebeuren. “Kan je
vanmiddag om twee uur in het park
zijn?”
Danny is even stil. “Ja, natuurlijk. Lynn,
wat is er aan de hand?”
9. “Je – we praten vanmiddag wel,” stotter
ik en dan hang ik gauw op. Ik tril over
mijn hele lijf en zak neer op mijn bed. Ik
sla mijn armen om mijn benen heen en
begin weer te huilen. Wat een puinzooi is
mijn leven toch. Ik sluit mijn ogen en laat
de tranen stromen…
10. Als ik die middag aankom bij het park
staat Danny al op me te wachten bij de
ingang. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik wil
dit helemaal niet doen, ik wil hem geen
pijn doen. Maar het moet. We kunnen
niet bij elkaar blijven.
“Hee,” zegt hij als hij me ziet, met een
bezorgde blik. Hij wil me in zijn armen
nemen, maar ik doe een stap achteruit
en ga hem voor het park in.
11. “Lynn, wat is er nou?” vraagt Danny. We
lopen naar het bankje aan de vijver, waar
we al zo vaak hebben gezeten.
Ik zucht. “Ik…” Ik weet niet hoe ik het
moet brengen, en besluit het maar
gewoon te zeggen. “Ik maak het uit,
Danny.” Om zijn gezicht niet te zien knijp
ik mijn ogen dicht.
“W-wat?” zegt Danny ontzet. “Je maakt
het uit? Waarom?”
12. Ik kijk hem aan. “Je weet best waarom,
Danny.”
“Omdat jouw moeder en mijn broer
toevallig een of andere scharrel hebben?
Nou en? Wat maakt dat nou uit voor
ons?” zegt hij luid.
“Dat maakt alles uit voor ons. Ik kan
niet… Stel nou dat ze ooit zouden
trouwen, dan zou jij mijn stiefoom zijn,”
zeg ik.
“Zoiets bestaat helemaal niet.”
13. “Je snapt best wat ik bedoel,” zeg ik.
“Ja, daar heb je gelijk in. Maar mijn broer
zou nooit trouwen. Weet je hoeveel
andere scharrels hij er op na houdt?”
antwoordt Danny.
Ik haal mijn schouders op. “Daar gaat het
niet om. Ik kan het zo gewoon niet, Danny.
Dit doet me heel veel pijn, maar -”
“Doe het dan niet!” zegt Danny wanhopig.
14. “Ik kan niet anders. Het is uit, en ik zou
het waarderen als je me niet probeert te
bellen of op andere manieren weer
contact probeert te zoeken,” zeg ik met
een brok in mijn keel. Er wellen weer
tranen op, en gauw sta ik op en loop ik
weg.
“Lynn! Wacht nou!” hoor ik Danny nog
roepen, maar ik loop stug door en veeg
mijn tranen ruw weg.
15. Als ik buiten het park sta kijk ik nog even
terug, en zie ik Danny verdwaasd staan
kijken. Ik begin onbedaarlijk te snikken
als ik zie dat ook bij hem de tranen over
zijn wangen lopen. Hij schopt tegen het
bankje, en schreeuwt het uit van woede.
Ik draai me om en ren weg, naar huis,
met pijn in mijn hart.