1. De Heer gezalfd
Johannes 12:1-11

2. Overzicht - Johannes
1:1-28
De voorloper
1:29-34
Doop in water
1:35-4:54
Het koninkrijk - aangekondigd
5:1
De Koning
- aangekondigd
7:1-11:54
De Koning
- verworpen
11:54-18:1
Het koninkrijk - verworpen
18:2-20:21 Doop in lijden (dood, begrafenis, opwekking)
21:1-25
De navolgers

4. Johannes 12:1-11
1,2 De Heer en Lazarus - opstanding
3 De zalving - handeling
4-6 Verzet tegen zalving
7 De zalving - bedoeling
8
Verzet tegengesproken
9 De Heer en Lazarus - opstanding
11,12 Verzet tegen Jezus en Lazarus

5. 12:1 Jezus dan kwam zes dagen voor
het Pascha in Bethanië
Jezus: IEUE-Redder
Pascha/Pèsach: springen  voorbij springen
aan de huizen waar bloed aan de deurpost zat
Zes – wav – M(m)ens

6. 12:1 Jezus dan kwam zes dagen voor
het Pascha in Bethanië
Bethanië: huis-antwoord
(huis-ellende); huis-Ik
Type van
het huis van God

7. 12:1 …..Bethanië, waar Lazarus was,
die gestorven was, die Hij uit de doden
opgewekt had.
Lazarus/El(e)azar: God helpt
Type van de hogepriester naar
de ordening van Melchizedek

8. 12:2 Zij nu maakten daar een maaltijd -voor Hem
en Martha diende, en Lazarus was een van hen
die gezamenlijk aanlagen -voor Hem
Maaltijd = hoofdmaaltijd
Het leven delen –
gemeenschappelijk
daar: het huis van …Martha?
Lucas 10:38
Martha = vrouw vh huis
Martha diende 
Type van dienende gelovige

10. 12:2 Zij nu maakten daar een maaltijd -voor Hem
en Martha diende, en Lazarus was een van hen
die gezamenlijk aanlagen -voor Hem
Lazarus lag gezamenlijk
aan  delen met Hem
Type van de gelovige
die leven deelt met Hem
opgewekt, levendgemaakt,
zet te midden van de hemelingen

11. 12:3 Maria dan nam een pond ware narduszalf
van zeer grote waarde, zalfde de voeten van Jezus en
droogde Zijn voeten af met haar haren
nardus
pond = 12 ons
ware = geloofwaardig
Maria = Mirjam : hoogte
(bittere), aan Zijn voeten 
Type van de gelovige die Hem aanbidt
zij luisterde naar Zijn woord

12. 12:3 Maria dan nam een pond ware narduszalf
van zeer grote waarde, zalfde de voeten van Jezus en
droogde Zijn voeten af met haar haren; en het huis
werd vervuld met de geur van de zalf
Zalving met olie = type van de zalving,
het inwerken van heilige geest
 heiliging tot de dienst aan God,
daad van aanbidding – uit het hart, afgestemd op genade

13. ….en het huis
werd vervuld met de geur van de zalf….
geur = geestelijke wandel
Efeziërs 5:1,2
Wordt dan navolgers van God als geliefde
kinderen en wandelt in liefde, zoals ook
Christus jullie liefheeft en Zichzelf ter wille
van ons heeft overgegeven als
naderingsgeschenk en offer voor God,
tot een aangename geur

14. wandelt in liefde….voor God,
tot een aangename geur
hoe?
wordt echter naar elkaar:
mild, innerlijk welwillend,
elkaar genade schenkend, zoals
God ook in Christus jullie genade schenkt

16. In het huis in Bethanië te zien:
3 fasen van het opstandingsleven:
de Heer zelf centraal +
Hem dienen (Martha)–
met Hem delen (Lazarus) –
Hem aanbidden (Maria-Mirjam)

17. penning (denari) – dagloon
Judas: hand (juichen)
Iskariot: man-van-steden
Simon: horend
12:4 Toen zei een van Zijn discipelen, Judas
Iskariot, van Simon, die Hem overleveren
zou,

18. 12:5 waarom is deze niet voor 300
penningen (denari) verkocht
en aan de armen gegeven?
Judas: Type van het Joodse volk (Juda) –
was horizontaal gericht, verkopen –
handel – berekenen(d)
aan de armen geven:
‘want armen zullen binnen uw land nooit
ontbreken. Daarom gebied ik u:
U moet uw hand wijd opendoen voor
uw broeder, uw onderdrukte en uw arme in uw
land’
Deuteronomium 15:11

19. 12:6 en dit zei hij niet omdat hij zich om
de armen bekommerde, maar omdat hij
dief was, en de beurs beheerde, en droeg
wat gegeven werd
Geldzucht is een wortel van alle kwaad..

21. 12:7 Jezus dan zei: Laat haar, opdat zij tot in
de dag van Mijn begrafenis het zou bewaren.
Zalving : balsemen van
het lichaam om ontbinding
tegen te gaan
Psalm 16:8-11
Want U zult mijn ziel in het sheol niet verlaten,
U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet
U maakt mij het pad van levenden bekend;
overvloed van vreugde is bij Uw aangezicht,
lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd.
.

22. 12:8 Want de armen hebt u
altijd bij u, maar Mij hebt u
niet altijd..
Verticaal
God-mens
horizontaal
mens-mens