SlideShare ist ein Scribd-Unternehmen logo
1 von 47
Zingeving, Ethiek en Evolutie 
Over de geschiedenis, anthropologie, filosofie en biologie van 
zingevingsvragen en de moraal 
Hans van der Heyden
De mens is een religieus wezen 
Vanuit de wijsgerige antropologie en psychologie is de mens een 
religieus wezen. 
religieus: hier gedefinieerd als: 
bijvoeglijk naamwoord van religie  Latijn, re-ligere = her-verbinden 
‘ Iemand is religieus als hij zich verbonden voelt met iets wat het gewone 
alledaagse en waarneembare overstijgt’. 
Dit houdt mede in dat men nadenkt over zingevingsvraagstukken: 
- wat is de betekenis, doel en nut van mijn leven? 
- waar kom ik vandaan, wat doe ik hier en waar ga ik na mijn dood naar toe? 
- wat is de zin van mijn bestaan, zijn er hogere machten en zo ja: hoe verhoud ik mij daartoe? 
- kan ik hier uit afleiden, legitimeren hoe ik moet leven of moet ik dat zelf bepalen? 
- hoe is mijn verhouding tot andere mensen en de rest van de omgevende wereld?
In de oudste ons bekende vormen van georganiseerde samenleving 
blijken mensen zich deze vragen te hebben gesteld. 
Neanderthalers en Cromagnon-mens gaven voorwerpen mee in het graf 
Doel: vrijwel zeker tot nut van de overledene in zijn toestand van de dood 
 maar dan wel een idee over die toestand na/in de dood! 
Een vorm van nadenken over zingevingsvragen blijkt van ouds en zeer frequent 
in alle delen van de wereld te liggen binnen een structuur die wij 
godsdienst (mono-theïstisch) of godendom (poly-theïstisch) kunnen noemen: 
‘een systeem van één of meer goden, bovennatuurlijke wezens, met 
bijbehorende verhalen, rituelen en gedragsvoorschriften, gebaseerd op geloof.’ 
De vorm waarin zo’n stelsel uitwerking kreeg/krijgt is zeer divers, 
maar de essentie is meestal dezelfde.
NB: er zijn ook non-theïstische levensbeschouwingen met een hoog spiritueel gehalte 
en een hiernamaals-achtige invulling, bv het Boedhisme, maar deze vormen 
getalsmatig een minderheid 
Omdat het religieus zijn meestal uiting kreeg binnen een structuur die wij godsdienst 
noemen, wordt religieus vaak als synoniem voor godsdienstig gebruikt, maar hier 
wordt de definitie dus veel breder gehanteerd. 
Een kenmerk van zgn. primitieve godsdiensten in het verleden, maar ook bij vrij 
recente ontdekkingsreizen, is de sterke relatie van de goden met natuurverschijnselen 
en zaken van nut voor de gemeenschap: 
• regen 
• vruchtbaarheid grond 
• voortplanting 
• oorlog 
• etc
Het is zeer wrs dat de godenstructuren en bijbehorende gedragsvoorschriften 
zijn ontstaan om: 
• invloed op deze verschijnselen en zaken te verkrijgen 
• om een antwoord te vinden op een reeks zingevingsvragen 
De volgorde lijkt vaak de volgende te zijn: 
• men concipieert een god of goden 
• ouden, wijzen of priesterkaste bouwen een systeem van rituelen en gedragsvoorschriften 
• dit wordt gelegitimeerd door afkomstig te zijn van/voorgeschreven door/ werkend op die godheid 
• daarom mag dit systeem ook worden opgelegd aan de gemeenschap 
 de cirkelredenering is compleet 
Maar …wordt niet herkend door de lange tijd waarover dit proces zich uitstrekt 
en dan nog binnen een primitieve ongeletterde samenleving zonder 
natuurwetenschappelijke en filosofische traditie. 
Over de mono-theïstische (Abrahamitische) godsdiensten en openbaring in een moderne samenleving zal later worden gesproken
Een godsdienst is een aantrekkelijke optie om antwoorden te vinden op een 
reeks van zingevingsvragen: 
• men komt bv. voort uit de schepping van de god 
• men heeft een uitgewerkt gedragsvoorschrift, dat wordt 
• toegelicht, geactualiseerd en vaak gecontroleerd door een priesterkaste 
• het is bekend waar je na de dood naar toe gaat, al of niet door eigen gedrag (mede-)bepaald 
• etc. 
Het doel van het leven (= zingeving?) is dan vaak: 
het vervullen van de geboden van de godheid en veelal het zeker stellen van het eigen welzijn na de dood. 
Op deze wijze volgt de zin van het leven uit de gekozen(?), maar waarschijnlijk beter: 
opgelegde levensweg. 
Grosso modo zal dit de situatie zijn geweest in de primitieve samenlevingen 
en oude beschavingen.
Bij de oude Grieken begint hier verandering in te komen. 
Weliswaar… was hier het leven in veel facetten ook doordrongen van religie: 
• goden moesten tevreden worden gesteld of verleid 
• iedere stad had zijn tempels en offerfeesten 
• periode na de dood in Hades was niet rooskleurig, je had er geen invloed op 
Maar… men gaat zonder de noodzaak van aanwezigheid van een god 
rationeel nadenken over de verschijnselen in de wereld om zich heen: 
• School van Milete, bv. Thales, Anaximandros, begin van natuurwetenschap 
• Sokrates: wat is goed en wat is kwaad? Nadenken over een ethisch stelsel 
en de legitimatie hiervan, dus meta-ethiek. 
 zingevingsvragen werden onttrokken aan een goddelijke afkomst 
Op zich lijkt dit niet vreemd: 
• de Griekse godenwereld vertoonde een gedrag dat een blauwdruk was voor list, bedrog en overspel. 
• de goden van de Olympus wel machtig, maar niet almachtig 
• zij stamden immers af van een oergodin en- god, een soort personificatie van het begrip begin, 
• waar de Milesische filosofen wellicht nu een rationeel vervolg op wilden geven.
Voor de Grieken gold: 
• zingeving bestaat uit roem behalen en een goed leven hebben. 
• Paideia: uitgewerkt door Isokrates 
- opvoedingsideaal 
- vorming van de volledige mens 
- kennis staat centraal, maar het is tevens een 
- beschavings- en vormingsideaal gericht op karaktervorming 
- verfijndheid, innerlijke en uiterlijke beschaving, wellevendheid 
- proportionaliteit, ook van het lichaam 
- het begrip moraal wordt er in meegenomen 
De Grieken hadden dus een tamelijk omschreven idee hoe het leven zin te geven. 
De nadruk lag op het leven vóór de dood, want in Hades was het maar triest. 
Bij de Grieken veel meer vrijheid van denken over zingevingsvraagstukken dan in oudere culturen, 
wellicht ook door het daar vaak samengaan van wereldlijke macht en godsdienst. 
Invulling van zingeving is veel meer een persoonlijke ontplooiing geworden. 
De zelfgekozen (cultureel opgelegde?) niet van god wege opgelegde invulling van zingeving aan 
het leven bepaalt hier de af te leggen levensweg. 
In grote lijnen wordt deze zienswijze via het Hellenisme door de Romeinen overgenomen.
Jodendom en later Christendom 
• al heel vroeg ontstond bij de Joden een monotheïstische godsdienst. 
• geloofswaarheden en rituelen werden minutieus omschreven en de orthodoxie werd streng bewaakt. 
• bij het Christendom zien we hetzelfde gebeuren: 
• via vaak heftig polemische discussies en dito concilia werd een reeks geloofswaarheden opgesteld 
waar men zich aan diende te houden op straffe van verbanning of erger. 
• in West-Europa werd de christelijke stroming vanuit Rome dominant. 
• in een vrijwel ongeletterd en sterk feodaal Europa met zijn 3-standen maatschappij en frequent versmelting 
van wereldlijke en geestelijke macht, werd de officiële leer van de Kerk die ook nog eens een 
onderwijs-monopolie had, richtinggevend voor het invullen van de levensweg: 
• de tot in detail uitgewerkte Christelijke leer bood voor vrijwel alle zingevingsvragen een oplossing. 
• de Levensweg stond vooral in het teken van het leven na de dood. 
• Inquisitie: katholiek Europa dient zich op straffe des doods te houden aan de leer van Rome 
• Na de Reformatie: repressie onverminderd (Calvijn in Genève, de Wederdopers) of 
in afgezwakte vorm voortgezet in sommige protestantse delen van Europa. 
 Zingeving volgde, net als bij de eerder behandelde primitieve samenlevingen, 
uit het afleggen van de van godsdienstige kant opgelegde levensweg.
• rond 1200 (Bologna, Montpellier) begint men zich los te maken van het monopolie van onderwijs 
en denken van de Kerk. 
• dit zet door in de Renaissance en vooral in de Verlichting. 
• los van de officiële leer stelt men vragen en begint deze te beantwoorden. 
• veel antwoorden stroken niet met die uit de bijbel: bv. heliocrentrisch wereldbeeld 
• Spinoza, Descartes, Kant, Hegel  geven richting aan het rationalisme en daarmee aan de 
moderne wetenschap 
• deze manier van denken bracht een grote vooruitgang in kennis en ook een verandering in denken over 
over onderwerpen die je als zingevingsvragen kunt benoemen 
• ECHTER: midden 19e eeuw gaat men deze rationele methode als onvoldoende compleet beschouwen 
om na te denken over de mens als individu en daarmee ook over zingeving. 
• WANT: de mens werd benaderd als een soort, een prototype, een abstractum, waarvan de kenmerken 
in algemene kenmerken moest worden beschreven en begrepen. 
• gedrag, emotie, drift, intuïties werden aan eenzelfde rationele denktrant onderworpen als 
anatomie, fysiologie, natuurkunde etc. 
Dominante stroming van dit rationalisme was het Positivisme
Positivisme 
• positieve kennis is kennis die objectief meetbaar is 
• DOEL is om die kennis met elkaar in verband te brengen, 
zodat het geheel ook begrepen wordt 
• August Comte (1798-1857), als grondlegger van deze stroming beschouwd 
• Volgens Comte bestaat de geschiedenis van de Mensheid uit een drietal fasen 
• religieuze fase, gekenmerkt door (bij)geloof en intuïtie, waarin men een wereldbeeld opbouwt 
• metafysische fase 
• wetenschappelijke fase: opbouwen van een uitsluitend rationeel mens- en wereldbeeld 
• Volgens Comte was men in de 19e eeuw inmiddels toe aan de wetenschappelijke fase: 
• de mens moest leren zichzelf en de wereld/kosmos te beschouwen 
• Comte vindt veel navolging: 
• o.a. de Engelse antropoloog Edward Burnett Tylor : 
‘westerse cultuur schonen van survivals: culturele resten uit een achterhaald verleden, 
ontstaan door gebrek aan werkelijk rationele, positivistische kennis.’
Een andere invloedrijke beweging in de negentiende eeuw was de Metafysica: 
• stelt vraag naar het wezen of essentie der dingen. 
• meest bekend: Hegel 
• mens, samenleving, cultuur en wetenschap zijn onderdelen van de wijze waarop de geest 
zichzelf vorm geeft 
• geschiedenis is niet te veranderen, wel te beschouwen: filosofie is observator van het leven 
• erg abstract, moeilijk te vatten, maar vooral evenals het Positivisme: 
 gericht op een algemeen beginsel waarin dé mens, dé samenleving werd beschreven. 
Al snel bleek: 
• emoties, passies, angsten, angst voor de dood, goed en kwaad, liefde, haat 
lieten/laten zich ook (nog?) niet zo makkelijk meten (Positivisme) 
• metafysica kon ook weinig met de concrete menselijke ervaring 
De individuele mens met zijn eigen gevoelens en ervaringen werden 
(door methodologische onmacht?) in deze systemen genegeerd.
Reactie: de werkelijkheid niet construeren/achterhalen via een denkproces, want daarmee 
wordt de werkelijkheid een product van de geest . 
• Materialisme: Marx 
Filosofie niet gebruiken om de waarheid/werkelijkheid te achterhalen 
en te beschouwen (Hegel!), maar juist om een nieuwe werkelijkheid te maken! 
‘Een rechtvaardige maatschappij ontwerpen 
als zingeving van zijn leven! 
• De Levensfilosofen  ‘het is tijd voor een filosofie die het leven van de 
mens daadwerkelijk centraal stelt’. 
• Wilhelm Dilthey: - wereld niet reduceren tot verklaarbare feiten, maar ‘Verstehen’ 
(1833 – 1910) - wereld van ‘binnen uit leren kennen’ 
- dat kan NIET met de natuurwetenschappelijke methoden 
- dat kan WEL met de ‘hermeneutiek’ 
• Schopenhauer (1788 – 1860) en Nietzsche (1844 – 1900): 
- afwijzing rationalistisch en mechanistisch wereldbeeld 
- individu dient centraal te staan 
- God is een waandenkbeeld 
- het leven heeft geen ‘zin’, dat moet je er zelf aan geven 
- er is niets na de dood, omarm je lot (amor fati) en geniet hier 
- de wereld staat los van het menselijk denken 
- cultuur, religie en wetenschap zijn veel te dominant
Reactie op het Positivisme en de Metafysica: 
• Materialisme 
• Levensfilosofie 
• Existentialisme 
Kierkegaard (1813 – 1855): grondlegger van wat later de Existentie-filosofie zal gaan heten: 
- wat is de concrete ervaring van het Mens-zijn tegen de achtergrond van de invloed van de cultuur? 
- wat is er voor nodig om ‘iemand’ te zijn? 
- religie, wetenschap en cultuur beïnvloeden de mens, maar wat is de mens ‘van zichzelf’? 
- in hoeverre laat hij zich door zijn omgeving beïnvloeden? 
 Later weer opgenomen door Heidegger, Sartre en anderen. 
Van belang: 
• de negentiende-eeuwse reacties op het Positivisme en de Metafysica zullen 
pas in de 20e eeuw navolging krijgen en invloedrijke stromingen worden! 
• Schopenhauer, Marx, Nietzsche en Freud verwoorden een eerste twijfel 
over de mogelijkheden van de rationaliteit en of de Verlichting wel de 
juiste weg heeft ingeslagen  een van de hoofdthema’s in de 20e eeuw!
Voor de moderne, westerse mens zijn individualiteit en vrijheid elementaire waarden. 
De Levensfilosofen uit de 19e eeuw gaven hiervoor de aanzet: 
• Kierkegaard 
- hoe kun je jezelf kiezen? 
- K: we kunnen onze individualiteit op drie manieren vorm geven: 
Esthetisch mens 
Ethisch mens 
Religieus mens 
- welke keuzes horen bij deze menstypen? 
• Nietzsche 
- ‘durf te leven’ 
- idealen staan niet vast, ons lot kunnen we niet voorspellen. ‘Amor fati’ 
- wetenschappen zijn onze eigen constructies en zeggen niets over de werkelijkheid 
maar……wat geeft dat? Omarm je lot en schep je eigen waarden op basis van je eigen wil 
• Heidegger 
- de dood is permanent van invloed op ons bestaan 
- de angst voor de dood geeft wel een gewichtig karakter aan het leven 
- na de dood is er niets en daardoor is de opdracht voor de mens dwingend: 
het bestaan moet hier en nu worden gerealiseerd
Conclusie: 
In 2e helft 19e eeuw is een toestand ontstaan die de mens vanuit een sterk voortgeschreden 
wetenschap, een reeks nieuwe filosofische ideeën en een sterk toegenomen vrijheid van 
denken, een breed arsenaal aanbood om opnieuw na te denken over een reeks 
zingevingsvragen. 
In vervolg van deze voordracht uitwerken hoe men heeft nagedacht over enkele van de 
oudste zingevingsvragen: 
• waar kom ik vandaan? 
• wat doe ik hier op aarde? 
• hoe moet ik leven? Wat is goed en wat niet? 
• wat is het doel van mijn leven?
Eén van de oudste vragen van de mens mbt zingeving is de vraag: 
‘waar kom ik vandaan, wat doe ik hier en wat gebeurt er na mijn dood?’ 
Joden, Christenen en later ook de Islam: Openbaring 
Waar in de ‘primitieve’ godsdiensten men via interpretaties van wijzen, koningen en priesters 
de tekenen die van God kwamen omzette in een leer, 
sprak in een Openbaring God rechtstreeks tot de (enkele) mensen. 
De verslaggeving van deze god-mens-communicatie staat in het Oude en Nieuwe Testament 
en de Koran beschreven. 
Probleem: 
Voor zowel het Jodendom als Christendom en de Islam geldt (zowel inter als intra) dat op grond van 
dezelfde teksten een zeer diverse interpretatie hiervan tot een evenzo diverse invulling van godsdienst en daaruit 
voortvloeiende leefregels en ethische kaders aanleiding heeft gegeven. 
Heliocentrisch wereldbeeld en evolutie: op grond van bijbelteksten ontkend (geweest)  etc, etc 
De in al deze richtingen opgevoerde godgebodtheorie maakt discussie onmogelijk en zelfs godslasterlijk. 
voor steeds meer mensen in de West-Europese Christelijke cultuurregio is de leer 
van de bestaande kerken niet meer geloofwaardig op veel punten.
Spinoza (1632 – 1677): 
‘ Op rationele gronden is het wel erg onwaarschijnlijk dat er een godheid is zoals die 
door de Abrahamitische godsdiensten wordt voorgesteld.’ 
Feuerbach (1804 – 1872): 
‘God een projectie was van het verlangen van de mens, 
een verlangen om vanuit een construct de vragen des levens te kunnen beantwoorden 
en zich hierin veilig en behaaglijk te voelen.’ 
Nietzsche (1844 – 1900): 
‘God is dood, wij hebben hem dood gemaakt’ 
Probleem: 
Als je niet weet waar je vandaan komt en wat het doel van het leven is en je ook nog niet eens weet 
wat er na de dood gebeurt, zal je zelf in ieder geval een invulling moeten geven aan het leven 
zoals dat wel voor jou kenbaar is. 
Maar als je de oude leerstellingen hebt verworpen, van waaruit moet je dan de zingevingsvragen 
gaan beantwoorden? 
.
In West-Europa kan men echter niet spreken van primitieve gemeenschappen 
en toch ziet men ook hier, weliswaar in steeds mindere mate, een nog steeds vasthouden 
aan denkbeelden over godsdienst zoals in antropologische zin wordt gezien in ‘primitieve’ 
gemeenschappen: 
‘ bij gebrek aan heldere antwoorden op prangende zingevingsvragen neemt men al of niet bewust 
zijn toevlucht tot meestal niet of nauwelijks te onderbouwen interpretaties van heilige geschriften 
die gebaseerd zijn op hoogst onwaarschijnlijke openbaringen die men eenvoudigweg moet geloven.’ 
Godsdienst op deze wijze bekeken is dan een ondersteuning en facilitering van de beleving en invulling 
van de zingevingsvragen. 
Maar……. wanneer de ondersteuning en facilitering de onveranderlijke en niet bevraagbare essentie worden 
is men ontspoord en is er een, helaas vaak irreversibele, omkering van inhoud en verpakking opgetreden. 
Godsdienst op deze wijze is een kinderziekte van het bewustzijn
Godsdienst is een kinderziekte van het bewustzijn 
maar ook: 
Religieus zijn = zingevingsvragen stellen 
is een intrinsieke eigenschap van het menselijk bewustzijn 
De vragen die men stelt in de loop van de geschiedenis zijn min of meer dezelfde gebleven, 
maar de manier waarop men antwoord probeert te geven blijkt sterk afhankelijk 
van het stadium waarin een gemeenschap verkeert. 
Dit was al door August Comte en Edward Burnett Tylor gesuggereerd, 
maar is inmiddels ook vanuit de antropologie en sociologie vastgesteld: 
gemeenschappen die vanuit een agrarische samenleving via een industriële 
naar een (post)moderne samenleving evalueren blijken bijna wetmatig voorspelbaar 
over zingevingsvragen anders te gaan nadenken en andere/nieuwe vragen te stellen. 
Dit kan geen evolutie zijn van het brein gezien de korte tijd waarin dit plaatsvindt, 
maar moet te maken hebben met ontwikkeling in kennis en opleiding en 
wellicht ook vrijheid van denken.
Op deze wijze op zich zelf teruggeworpen zal de mens bij het beantwoorden van een volgende zingevingsvraag: 
‘hoe moet ik leven, wat is ethisch verantwoord?’ 
een systeem van denken moeten ontwikkelen dat geschikt is voor deze vraag. 
Velen vroegen zich af of er na de doodverklaring van God door Nietzsche nog wel een moraal mogelijk was. 
Ook in de Gebroeders Karamazov van Dostojevski wordt deze vraag nadrukkelijk gesteld. 
Naar mijn mening is de mens goed in staat om zelf een ethiek te ontwikkelen. 
Immers: 
De grote verscheidenheid aan godsdiensten met een bijna even grote diversiteit aan ethische stelsels 
die vaak haaks op elkaar staan bewijzen dit. 
vervolg voordracht: 
hoe de mens zelf-denkend tot een systeem van ethiek probeerde te komen.
Funderingen van de moraal 
Naar de hoorcolleges van Prof. Dr. Herman Philipse 
Utrecht, feb-maart-april 2008 
Verschenen op Home Academy, 8 cd’s van ieder +/- 1 uur. 
Moraal: idee, opvatting van iets wat goed is (gevoel, leefregel etc.) 
Ethiek: gesystematiseerd systeem van moralen 
Meta-ethiek: rechtvaardigen, verantwoorden van de gehanteerde ethiek 
Vb. Meta-ethiek: 
Ik heb van iemand een groot bedrag in bewaring zonder dat 
iemand dat weet. Hij sterft plots. Mag ik dat bedrag nu houden? 
De rechtvaardiging van de keuze ja/nee is meta-ethiek
Tot in het midden van de 19e eeuw waren er in Europa 
3 stromingen die de fundering van de moraal behelsden: 
1. Theonomie: Godsgebodtheorie 
2. Autonomie: je moet als mens zelf nadenken: Kant 
3. Utilisme: (Eng: utilitarianism), ook zelf als mens nadenken, 
maar anders dan Kant: John Stuart Mill.
Godsgebodtheorie 
Uitgangspunt is: ‘God is goed’. 
Daarom hebben niet alle godsdiensten een godsgebodtheorie als fundering van de 
moraal. 
Vgl oude Grieken en Romeinen  
Zeus volgen is een moreel recept voor bedrog en overspel ! 
Met name de Abrahamitische godsdiensten hebben een godsgebodtheorie. 
Aantrekkelijkheid: verklaring + rechtvaardiging 
gemakkelijk: weinig eigen verantwoording 
Maar…waarom zou je God gehoorzamen?  
• prudentiële versie: het is verstandig, want anders ‘brand je in de hel’ 
 vooral eigenbelang 
• morele versie: Hij heeft ons geschapen, wij zijn het Hem schuldig 
 wat nobeler, maar weer de vraag waarom 
wij Hem dan schuldig zijn
Waarom is de godsgebodtheorie zo succesvol (geweest) ? 
Anthropoligische en evolutionaire verklaring: 
‘ een goede leidraad voor primitieve en weinig geestelijk ontwikkelde 
samenlevingen die door een gemeenschappelijk kader zo meer kans 
hadden op overleving. De elite hoefde zich niet te verantwoorden’. 
Bezwaren tegen de theonomie: 
• Kennistheoretisch: 
Bestaat God? Hoe kan een onbetrouwbare openbaring (Jezus? Mohammed? 
Abraham?) een betrouwbare rechtvaardiging geven? 
• Moreel: God van OT en Mohammed laten moorden 
• Sectariërsdilemma en multi-religieuze samenleving: ‘ze hebben allemaal gelijk met 
volstrekt tegenstrijdige morele standpunten’ 
• Definitiekwestie: (x) iets is goed omdat God het wil of (y) God wil iets omdat het goed 
is. Indien (x)  willekeur, indien (y)  God is overbodig. 
Christelijke oplossing voor (y): God weet meer dan wij.
Autonomie: Immanuel Kant (1724-1804) 
Godsgebodtheorie zou je heteronoom kunnen noemen: de moraal komt van een ander. 
Kant wilde een moraal vanuit de mens zelf, maar dan wel gebaseerd op een juiste 
denkwijze. 
Kant meende dat dat er net als in de natuurkunde universeel geldende wetten waren 
voor alle redelijke wezens. Net als bv. Newton moest je die op rationele wijze kunnen 
afleiden. 
Kant postuleerde een God die ook een redelijk wezen was, maar omdat datWezen 
perfect was, had dit geen normen nodig. 
Hoe dit rationeel nu te doen ? 
Kant stelt dat een norm niet teleologisch kan zijn, maar deontologisch. 
Teleologisch: stel een doel (telos, Gr.) en de norm volgt uit hoe je dat doel bereikt 
Deontologisch: van deomai = moeten, Gr.
Vb. teleologisch gevormde moraal: 
‘ Ik word gelukkig ALS ik zoveel mogelijk tv kijk’  norm = tv-kijken 
Taalkundig is dit een hypothese gevolgd door een bevel  ‘hypothetisch imperatief’ 
 dit kan geen universeel geldend iets zijn, want niet iedereen wordt van hetzelfde 
gelukkig (vgl sadomasochist) 
 daarom moet een moraal de deontologische vorm kiezen: ‘Gij zult..’ en vervolgens 
wordt de categorie gekozen wat je moet doen, bv. liegen, doden etc. 
 Kant’s beroemde ‘categorisch imperatief’. 
Hoe te werk gaan ? Je moet je 2 doelstellingen opleggen: 
• ‘Handle nur nach derjenige Maxime, durch die du zugleich wollen kanst, dass sie 
ein allgemeine Gesetz werde’ 
• ‘Handle so, dass du die Menschkeit, sowohl in deiner Person, als in der Person eines 
jeden andern, jederzeit zugleich als Zweck, niemals bloss als Mittel brauchest’
Vb.:1. liegen. Liegen bestaat bij de gratie dat de meeste mensen meestal de waarheid 
spreken. Als iedereen zou liegen, zou liegen als begrip zichzelf opheffen en 
de wereld zou vastlopen etc. 
2. doden……………. 
Maar categorisch imperatief werkt niet: een moordenaar belt bij jou aan of jouw 
broer die bij jou op zolder zit, thuis is, want hij wil hem vermoorden. 
 hier zou liegen dus een moreel verwerpelijk iets zijn ??!! 
Kant is niet waterdicht, leidt in zijn methode tot normconflicten, maar houdt 
nog tot in onze tijd aanhangers. 
Wegens zijn tweede gebod in de toepassing van zijn categorisch imperatief, wordt 
Kant gezien als een wegbereider voor de Universele Verklaring van de Rechten van de 
Mens. 
‘Handle so, dass du die Menschkeit, sowohl in deiner Person, als in der Person eines 
jeden andern, jederzeit zugleich als Zweck, niemals bloss als Mittel brauchest’
Het utilisme (1863): John Stuart Mill (1806-1873) 
Op zoek naar de criteria van goed en kwaad, de grondslag van de moraal. 
‘Handel zo dat dit leidt tot het hoogst mogelijke geluk bij zoveel mogelijk voelende wezens’ 
 the greatest happiness principle 
Mill: ‘Iets is goed als het alleen maar geluk tot gevolg heeft’ 
Wiens geluk ?  ‘The greatest happiness althogether’, dus niet van één individu. 
Altogether ?  ‘The whole sentient creation’, dus niet als Kant: ‘Vernunftwesen’, dus 
geen dieren, want die hebben vlgs Kant geen vrije wil. 
Wat is geluk ? (happiness)  ‘pleasure’ 
Christenen: pleasure is een vorm van vulgair geluk 
Mill: er zijn hogere en lagere vormen van geluk, hier gaat het om de hogere vormen 
(Mozart luisteren vs zak patat eten)
Los van de filosofische waarde is de uitwerking, de toepasbaarheid van het Utilisme 
problematisch: 
• hoe meet je bij alle voelende wezens geluk ? 
• kun je alle opeenvolgende gebeurtenissen overzien? 
Vb. leugentje om bestwil bij lelijke vrouw. 
‘Zie ik er aantrekkelijk uit, man?’ ‘Zeker, vrouw, geweldig’ 
 Kant: = liegen 
Mill: vrouw is gelukkig 
Kant: als ze er later achterkomt dat je gelogen hebt  vertrouwen zoek, geluk weg. 
Geluk is tijdelijk en wordt tot droefheid = negatief geluk. 
Kant: intentie telt 
Mill: resultaat telt 
DUS: omstreeks 1850 nog steeds geen bevredigende meta-ethiek vanuit de 
theonomie (godsgebodtheorie), autonomie (Kant) en het Utilisme (Mill).
Charles Darwin (1809 – 1882) 
Invloeden en gebeurtenissen die tot zijn evolutietheorie leidden: 
• fervent teler van planten en bekend met duivefokkers etc 
 frequent mutaties in het nageslacht en via selectie verder wijzigingen 
NB: Mendel, chromosomen en DNA waren nog onbekend ! 
• Lamarck, Franse bioloog (1744 – 1829): er is evolutie tgv doorgeven 
aan nageslacht van aangeleerde zaken 
• Lyell, Engels geoloog (1797 – 1875): de aarde is al miljoenen jaren oud en de 
de aardkorst is via een geleidelijk proces laag voor laag ontstaan 
• de reis met de Beagle (dec 1831 – okt 1836) 
• Malthus, Engels econoom (1766 – 1834): bevolkingsgroei is exponentieel, de 
voedselproduktie stijgt lineair  hongersnood zal met name de zwakkeren 
treffen en daarom moeten die zich maar niet voortplanten
Darwin kwam via combinatie van deze invloeden tot de conclusie: 
• er treden spontaan mutaties op in de natuur  
• als deze voordelig zijn in een omgeving  via natuurlijke selectie meer nageslacht  
• de nieuwe mutant blijft en de anderen sterven uit 
• er is dus evolutie, maar niet tgv aangeleerd gedrag, maar door spontane mutaties 
 Lamarck heeft hier ongelijk 
• evolutie gaat weliswaar langzaam, maar dat kan ook: de wereld is immers miljoenen 
jaren oud (Lyell) en dus ook de fossielen in die oude lagen. 
( NB: volgens veel Christenen was de wereld in het jaar 4004 vChr geschapen ) 
 1859 On the Origen of Species, enigzins versneld uitgebracht door de min of 
meer identieke ideeën van de Engelse onderzoekerWallace (1823 – 1913) 
met wie hij uitvoerig correspondeerde
In On the origen of species rept Darwin niet over de mens uit angst 
voor de toch al hevige reacties uit religieuze hoek. Hij schrijft dit ook aan 
Wallace die deze gevolgtrekking al wel maakt. 
Pas in 1871 komt het vervolg: The Descent of Man. 
Darwin vervangt een door God geïnstalleerde ‘Scala Naturae’ door een op evolutie 
gebaseerde ordening. Hierin ontbreekt doel en vooruitgang en de richting is random. 
In de 100 jaar na Darwin is zijn theorie, die al vrij snel na het uitkomen van de 
Origen of species in brede kring werd aanvaard, grotendeels bevestigd: 
• Darwins begrip mutatie werd via ontdekking van het DNA bevestigd 
• Mendel en Darwin konden met elkaar verbonden worden 
• via DNA kon de evolutie in kaart gebracht worden: stamboom via DNA 
• frequentie spontaan optredende mutaties en leeftijd aarde/fossielen maken evolutie 
via kansberekening mogelijk. Er is geen God aan de knoppen van de mutaties 
nodig.
Darwin keerde zich ook tegen de Special Creation theorie (SCT). 
Wat de EV volgens hem wèl en de SCT nìet kon verklaren: 
• species grotere genera hebben meer variëteit 
• succesvolle genaturaliseerde planten lijken vaak niet meer op de oorspronkelijke 
• extinctie 
• verschillen in soorten op verschillende continenten in identieke niches 
• etc, etc 
Darwin had niet zo veel problemen om de lichamelijke kant van de mensen in te 
passen in de evolutietheorie. 
Darwin laat ook zien dat de zgn. typisch menselijke zaken als werktuigen ook bij 
dieren voorkomen. 
Gevoel voor schoonheid, wiskunde etc zijn bij mensen zeer variabel. De evolutietheorie 
voorspelt dit en die variabiliteit leent zich nu juist voor de ontwikkeling van die 
zgn. typisch menselijke kenmerken. 
 Hoe zit dat nu met de moraal ??
Darwin liet met overdaad van argumenten en voorbeelden zien dat er 
geen scherpe grenzen getrokken konden worden tussen mens en hogere dieren: 
• intelligentie 
• taal 
• zelfbewustzijn 
• etc 
Darwin onderscheid 4 elementen waaruit de moraal is samengesteld: 
1. sociaal instinct (sympathie, liefde, trouw, gevoelig voor goed- /afkeuring 
2. highly devellopped mental faculties: reflectie op eigen handelen in verleden 
en hanteren van eigen driften ( 1 + 2 geeft bv. schaamte) 
3. taal kan de normen van de groep verwoorden en zo internaliseren 
4. gewoonte aanleren wordt via 1 + 2 + 3 tot een geweten 
Darwin zegt dus: moraal is uit lagere instincten geboren en dus deels genetisch. 
 Moraal ontwikkelt zich ook via evolutie.
Darwin: geeft dus een verklaring van de moraal, waar de moraal vandaan komt. 
geeft dus geen rechtvaardiging van de moraal. 
Theonomie, Kant en utilisme: geven wel een rechtvaardiging 
Theonomie: geeft ook een verklaring (komt van God = tevens rechtvaardiging) 
Theonomie en Kant: de moraal is eeuwigdurend. 
Darwin: moraal is feitelijk toevallig ontstaan, zoals de mutaties ook toevallig ontstaan. 
moraal is ook afhankelijk van de geestelijke ontwikkeling die weer van de 
evolutie afhangt. 
De geestelijk vermogens kunnen ook tot een moraal leiden die de soort 
lichamelijk juist verzwakt (dokters, geneesmiddelen, medelievendheid etc). 
Maar ook erfrecht: een mogelijke lapzwans kan met de erfenis zijn slechte 
eigenschappen juist voortplanten….. 
Kortom: Darwin worstelt zelf met de moraal, maar geeft wel aan dat de wetten van 
de struggle for life niet zonder meer op de mens kunnen worden toegepast 
nu de mens hogere geestelijke vermogens heeft gekregen en naast het in stand 
houden van de soort nu bewust ook andere zaken ambieert.
Spencer: 
Twee evolutionaire ethici: 
Herbert Spencer (1820 – 1903) en Friedrich Nietzsche (1844 – 1900) 
‘We moeten een wetenschappelijke basis hebben voor hoe we ons gedragen nu de 
authoriteit van de door godsdienst ingestelde normen afneemt. 
Spencer: in jeugd een boek over moraal geschreven gebaseerd op de godsgebodtheorie 
 later verworpen en al vóór Darwin via Lamarck op evolutie over. 
Spencer nam veel van Darwin over. Hij heeft de term ‘evolution’ (Darwin 
sprak van ‘descent with modification’ ) en ‘survival of the fittest’ ingevoerd. 
Darwin had min of meer de groep als uitgangspunt genomen voor de ontwikkeling 
van de moraal. Hij vindt dat de Europese groep/beschaving duidelijk het verst is 
ontwikkeld, maar komt niet echt verder met de onderbouwing hiervan. 
Darwin verklaart de moraal, maar rechtvaardigt die niet. 
Vraag: is er een rechtvaardiging nodig als je bij de moraal uitgaat van evolutie?
Darwin levert dus voor de filosofie het probleem aan om een morele theorie op de 
ET te bouwen. 
Spencer probeert dit: 
hij probeert alles in de wereld in één groot synthetisch systeem 
samen te vatten en de ontwikkeling (evolution) te laten zien. 
• alles in de Schepping ontwikkelt zich volgens de zelfde wetten 
• de wet van de evolutie: in ieder stelsel gaat homogeniteit  heterogeniteit 
• dit geldt niet alleen voor de natuur, maar ook voor de moraal en de cultuur 
• heterogeniteit staat bij Spencer voor vooruitgang 
• alle ‘kosmische heterogeniteit’ beweegt zich uiteindelijk naar een einddoel 
• mensen zijn steeds beter in staat te handelen, zodat er meer geluk komt, 
eerst voor hen zelf, daarna wordt het egoïsme geïntegreerd in het altruïsme. 
Wat ons gelukkig maakt, maakt anderen ook gelukkig ( utilisme !! ) 
 moreel is alles wat de integratie van egoïsme en altruïsme in de hand werkt, 
dus de eindtoestand versneld doet ontstaan.
‘Om zijn eigen geluk te kunnen vinden, moet de mens vrij zijn in zijn handelen. 
Later versmelt dit geluk samen met dat van anderen.’ 
 Hier de verbinding met het ‘laissez faire’ : de onzichtbare hand die alles stuurt. 
 Spencer is een utilistische liberalistische optimist
Kritiek op Spencer: 
• evolutie is feitelijk een oorlog, ethiek/moraal is nu juist het tegenovergestelde. 
• ook al zou de ET de moraal verklaren, het rechtvaardigt die niet. 
• de mens heeft al lang opgehouden als lichamelijk wezen te evolueren volgens 
de ET ( dokters, geneesmiddelen etc). 
• zo ook is zijn verstand zodanig ontwikkeld dat moraal weliswaar uit basis-emoties 
kan zijn ontstaan, maar inmiddels goeddeels cultureel bepaald is. 
• Iets is niet goed omdat het nu eenmaal zo is 
DUS: wel steekhoudende kritiek, maar geen oplossing voor rechtvaardiging.
Friedrich Nietzsche 
Nietzsche laat in zijn commentaren geen spaan heel van 
‘den pedantischen Engländer Herbert Spencer’. 
‘Eine Menschheit mit solchen Spencerchen Perspektiven schiene uns 
der Verachtung, der Vernichtung wert !’. 
Hij werkt aan een ‘Umwertung allerWerte’. Hij nam van Darwin over 
dat de moraal net als de biologische zaken op evolutie gebaseerd was. 
Moraal is volgens N. een soort instinct. 
Bij het opstellen van een Genealogie van de Moraal stelde hij zich 2 vragen: 
• onder welke voorwaarden bedacht de mens de begrippen goed en kwaad 
• en welke waarden hadden ze zelf? Remden of bevorderden ze 
het tot bloei komen van de mensen?
Nietzsche was klassiek filoloog en nam het Griekse woord dat door ons als 
‘goed’ vertaald wordt: kalos en agathos. 
• deze woorden betekenen eigenlijk ‘dapper, mooi, aristocratisch, aanzienlijk, 
nobel, fatsoenlijk’ 
 goed betekende dus dapper en mooi etc en had dus betrekking op 
krijgsvolk, krijgersdeugden, deugden van een klasse die een 
andere klasse had onderworpen. 
Ook in Indische talen zei Nietzsche dit te kunnen aantonen. 
Volgens Nietzsche hebben er altijd twee morele systemen bestaan in de vroegere 
samenlevingen: 
• Herrenmoral 
• Sklavenmoral.
De Herren hebben overwonnen, omdat ze beter, superieur zijn. 
Zij zijn kalos = goed = dapper. Dat is hun eerste waarde, zo zien zij zichzelf. 
De anderen zijn kakos, wat altijd vertaald wordt met ‘slecht’, 
Maar volgens Nietzsche is dit een verkeerde vertaling: 
Met kakos is hetzelfde aan de hand als met het Duitse ‘schlecht’: 
‘schlecht’ is verwant aan ‘schlicht’ = eenvoudig, tot het gewone volk behorend, 
niet de moeite waard. 
Slecht = böse, boosaardig, slecht van intentie. 
Sklavenmoraal: zij lijden onder de Herren, maar de hoogste waarde in het sociaal 
systeem is de waarde van de Herr, maar die waarde is gezien vanuit de slaaf 
juist ‘böse’ = schlecht, maar niet schlicht, maar boosaardig, want dat 
is in hun ogen het gedrag van hun Herr. 
Volgens Nietzsche komen in de geschiedenis de Herrenmoral en de Sklavenmoral 
altijd naast elkaar voor.
Nietzsche volgt Darwin in de ET om het Herren-volk te laten ontstaan, maar 
gaat itt Darwin hier zo ver, dat het zonder meer normaal en gerechtvaardigd is, 
om anderen te overheersen. Dat is nodig om het mensenras verder te ontwikkelen. 
Men dient te streven naar de Übermensch, het einddoel van de mens. Overwonnenen 
moeten zich ook graag schikken om de Herren te dienen, zodoende bijdragend aan het 
evolutionair proces op weg naar genie, de Übermensch. 
Huidige mens : Übermensch = aap : huidige mens 
HELAAS………… 
‘Het einddoel van de mens gaat ten gronde aan de machtswellust van de Slaven’ 
Christendom = Sklavenmoral 
Marxisme en socialisme zijn Sklavenmoral, want geseculariseerd Christendom 
Deze systemen hebben niets te maken met verheven doelen als medemenselijkheid etc, 
ze zijn louter machtswellust van de slaven, die helaas dus in onze maatschappij 
lijken te winnen !!
Allerlei stromingen gaan eind 19e eeuw theorieën verkondigen die met Darwin werden 
gelegitimeerd, maar waar Darwin òf nooit iets over gezegd had òf zich juist tegen gekeerd had!! 
Voorbeelden: 
• Darwin had gezegd dat de evolutionaire strijd tussen groepen had geleid tot een 
hogere moraal (zie negerstammen en de Engelse samenleving). 
De Duitse Darwinisten trokken dit nu door naar de toekomst : 
 voortzetting van de strijd om het bestaan zal leiden tot een hogere moraal. 
• eugenetica 
• rassenstrijd en exterminatie 
• zwakkeren aan hun lot overlaten 
• kolonialisme als logisch gevolg van ongelijkheid door evolutie 
• etc…… 
Darwin als jargon?
Uit WO II kwam via de geleerde lessen over de vermeende ongelijkheid/ongelijkwaardigheid 
van de mensen: 
• Conventie van Genève 
• Universele Verklaring van de Rechten van de Mens 
Eigenlijk geloofden velen helemaal niet meer dat de moraal te verklaren 
viel, laat staan te rechtvaardigen. 
Maar dat hoefde ook helemaal niet, zei het existentialisme: 
‘Het existentialisme beschouwt iedere persoon als een uniek wezen, 
verantwoordelijk voor eigen daden en eigen lot. 
De uitdaging van ieder individueel mens is om in afwezigheid van een 
transcendente god en binnen zijn absurd en zinloos bestaan zijn vrijheid te 
gebruiken om een eigen ethos op te bouwen en zijn bestaan zodoende zin te geven.’ 
Jean-Paul Sartre: je verschijnt op deze aarde, je existeert, en uiteindelijk 
definieer je jezelf dmv je eigen daden die je in vrijheid kiest. Je bent wat 
je doet, de optelsom van je daden. Dat brengt een grote verantwoordelijkheid 
met zich mee.
Mijn conclusie: 
De mens is uitstekend in staat tot het bedenken van een moraal, maar… 
…ik denk dat alle pogingen om tot een rechtvaardiging te komen van een absolute, 
universele en tijdloze moraal, tot nu toe nog niet zo veel hebben opgeleverd. 
De moraal en rechtvaardiging hiervan moeten we in ons zelf zoeken.

Weitere ähnliche Inhalte

Andere mochten auch

P1 Alfons Marcoen: De meerwaarde van ouderen in onze maatschappij
P1 Alfons Marcoen: De meerwaarde van ouderen in onze maatschappijP1 Alfons Marcoen: De meerwaarde van ouderen in onze maatschappij
P1 Alfons Marcoen: De meerwaarde van ouderen in onze maatschappij
VIGeZ
 
Presentatie symposium 'Zingeving na de missie'
Presentatie symposium 'Zingeving na de missie'Presentatie symposium 'Zingeving na de missie'
Presentatie symposium 'Zingeving na de missie'
Erwin A. Kamp
 
2012 College "Experience Design"- 6 Zingeving
2012 College "Experience Design"- 6 Zingeving2012 College "Experience Design"- 6 Zingeving
2012 College "Experience Design"- 6 Zingeving
Cor Noltee, MEd
 
Lesdag 1 zinbeleving
Lesdag 1 zinbelevingLesdag 1 zinbeleving
Lesdag 1 zinbeleving
CVO-SSH
 

Andere mochten auch (10)

P1 Alfons Marcoen: De meerwaarde van ouderen in onze maatschappij
P1 Alfons Marcoen: De meerwaarde van ouderen in onze maatschappijP1 Alfons Marcoen: De meerwaarde van ouderen in onze maatschappij
P1 Alfons Marcoen: De meerwaarde van ouderen in onze maatschappij
 
Presentatie sociale media en de (Twentse) huisarts
Presentatie sociale media en de (Twentse) huisartsPresentatie sociale media en de (Twentse) huisarts
Presentatie sociale media en de (Twentse) huisarts
 
Presentatie symposium 'Zingeving na de missie'
Presentatie symposium 'Zingeving na de missie'Presentatie symposium 'Zingeving na de missie'
Presentatie symposium 'Zingeving na de missie'
 
Ontspits presentatie Louis van Woerden 1 oktober 2010
Ontspits presentatie Louis van Woerden 1 oktober 2010Ontspits presentatie Louis van Woerden 1 oktober 2010
Ontspits presentatie Louis van Woerden 1 oktober 2010
 
Innovatie en de praktijk van Zingeving in Besluitvorming
Innovatie en de praktijk van Zingeving in BesluitvormingInnovatie en de praktijk van Zingeving in Besluitvorming
Innovatie en de praktijk van Zingeving in Besluitvorming
 
2012 College "Experience Design"- 6 Zingeving
2012 College "Experience Design"- 6 Zingeving2012 College "Experience Design"- 6 Zingeving
2012 College "Experience Design"- 6 Zingeving
 
IDdagen 2013 - W10 - Zingeving
IDdagen 2013 - W10 - ZingevingIDdagen 2013 - W10 - Zingeving
IDdagen 2013 - W10 - Zingeving
 
Presentatie Han Mesters ABN AMRO
Presentatie Han Mesters ABN AMROPresentatie Han Mesters ABN AMRO
Presentatie Han Mesters ABN AMRO
 
Lesdag 1 zinbeleving
Lesdag 1 zinbelevingLesdag 1 zinbeleving
Lesdag 1 zinbeleving
 
Hc 16- presentatie humanisering en zingeving - pdw
Hc 16- presentatie humanisering en zingeving - pdwHc 16- presentatie humanisering en zingeving - pdw
Hc 16- presentatie humanisering en zingeving - pdw
 

Ähnlich wie Zingeving, ethiek en evolutie. HV Midden-Holland, 21 sept 2014

Religie---- wat hebben we er aan? prof. dr W. van Beek / ScienceCafé Zeist
Religie---- wat hebben we er aan?  prof. dr W. van Beek / ScienceCafé ZeistReligie---- wat hebben we er aan?  prof. dr W. van Beek / ScienceCafé Zeist
Religie---- wat hebben we er aan? prof. dr W. van Beek / ScienceCafé Zeist
Science Café Zeist
 
LEF in een historische context .pptx
LEF in een historische context .pptxLEF in een historische context .pptx
LEF in een historische context .pptx
Jurgen Marechal
 
Powerpoint Oef2 Charlotte B
Powerpoint Oef2 Charlotte BPowerpoint Oef2 Charlotte B
Powerpoint Oef2 Charlotte B
guesteef57a
 
Powerpoint Oef2 Charlotte B
Powerpoint Oef2 Charlotte BPowerpoint Oef2 Charlotte B
Powerpoint Oef2 Charlotte B
guest6788b1c5
 
Over paradoxen van de pedagogie
Over paradoxen van de pedagogieOver paradoxen van de pedagogie
Over paradoxen van de pedagogie
Joris Hoerée
 
Presentatie levenskunst en ouder worden door Peter de Wit
Presentatie levenskunst en ouder worden door Peter de WitPresentatie levenskunst en ouder worden door Peter de Wit
Presentatie levenskunst en ouder worden door Peter de Wit
Adri Martens
 
Powerpoint Oef2 Charlotte B
Powerpoint Oef2 Charlotte BPowerpoint Oef2 Charlotte B
Powerpoint Oef2 Charlotte B
guest57bd9
 

Ähnlich wie Zingeving, ethiek en evolutie. HV Midden-Holland, 21 sept 2014 (20)

Hc 25 a presentatie verlichting
Hc 25 a presentatie verlichtingHc 25 a presentatie verlichting
Hc 25 a presentatie verlichting
 
Wetenschap en theologie in gesprek over de Wederkomst
Wetenschap en theologie in gesprek over de WederkomstWetenschap en theologie in gesprek over de Wederkomst
Wetenschap en theologie in gesprek over de Wederkomst
 
Religie---- wat hebben we er aan? prof. dr W. van Beek / ScienceCafé Zeist
Religie---- wat hebben we er aan?  prof. dr W. van Beek / ScienceCafé ZeistReligie---- wat hebben we er aan?  prof. dr W. van Beek / ScienceCafé Zeist
Religie---- wat hebben we er aan? prof. dr W. van Beek / ScienceCafé Zeist
 
Ppt scriptie
Ppt scriptiePpt scriptie
Ppt scriptie
 
Overzicht Westerse mystici.pptx
Overzicht Westerse mystici.pptxOverzicht Westerse mystici.pptx
Overzicht Westerse mystici.pptx
 
LEF in een historische context .pptx
LEF in een historische context .pptxLEF in een historische context .pptx
LEF in een historische context .pptx
 
Hc 45 a avondland presentatie-2
Hc 45 a avondland presentatie-2Hc 45 a avondland presentatie-2
Hc 45 a avondland presentatie-2
 
Hc 40 a presentatie ecohumanisme
Hc   40 a presentatie  ecohumanismeHc   40 a presentatie  ecohumanisme
Hc 40 a presentatie ecohumanisme
 
Powerpoint Oef2 Charlotte B
Powerpoint Oef2 Charlotte BPowerpoint Oef2 Charlotte B
Powerpoint Oef2 Charlotte B
 
Powerpoint Oef2 Charlotte B
Powerpoint Oef2 Charlotte BPowerpoint Oef2 Charlotte B
Powerpoint Oef2 Charlotte B
 
Over paradoxen van de pedagogie
Over paradoxen van de pedagogieOver paradoxen van de pedagogie
Over paradoxen van de pedagogie
 
Kan een natuurwetenschapper geloven?
Kan een natuurwetenschapper geloven?Kan een natuurwetenschapper geloven?
Kan een natuurwetenschapper geloven?
 
Hc 21 a presentatie levenskunst - modern
Hc 21 a presentatie levenskunst - modernHc 21 a presentatie levenskunst - modern
Hc 21 a presentatie levenskunst - modern
 
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaitaC.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
 
Meggie Williams, introductie ove Hegel voor lectoraat
Meggie Williams, introductie ove Hegel voor lectoraatMeggie Williams, introductie ove Hegel voor lectoraat
Meggie Williams, introductie ove Hegel voor lectoraat
 
101104 mw hegel voor lectoraat
101104 mw hegel voor lectoraat101104 mw hegel voor lectoraat
101104 mw hegel voor lectoraat
 
Presentatie levenskunst en ouder worden door Peter de Wit
Presentatie levenskunst en ouder worden door Peter de WitPresentatie levenskunst en ouder worden door Peter de Wit
Presentatie levenskunst en ouder worden door Peter de Wit
 
Powerpoint Oef2 Charlotte B
Powerpoint Oef2 Charlotte BPowerpoint Oef2 Charlotte B
Powerpoint Oef2 Charlotte B
 
PP workshop Sherpa 2 nov 2016 versie 1 nov
PP workshop Sherpa 2 nov 2016 versie 1 novPP workshop Sherpa 2 nov 2016 versie 1 nov
PP workshop Sherpa 2 nov 2016 versie 1 nov
 
Proefwerk levensbeschouwing in historisch perspectief
Proefwerk levensbeschouwing in historisch perspectief Proefwerk levensbeschouwing in historisch perspectief
Proefwerk levensbeschouwing in historisch perspectief
 

Mehr von Adri Martens

Hc 39 a presentatie duurzaamheid en de ecologische realiteit
Hc 39 a presentatie  duurzaamheid en de ecologische realiteitHc 39 a presentatie  duurzaamheid en de ecologische realiteit
Hc 39 a presentatie duurzaamheid en de ecologische realiteit
Adri Martens
 

Mehr von Adri Martens (20)

Voordracht2 hv 18 feb 2020 door Hans van der Heyden
Voordracht2 hv 18 feb 2020 door Hans van der HeydenVoordracht2 hv 18 feb 2020 door Hans van der Heyden
Voordracht2 hv 18 feb 2020 door Hans van der Heyden
 
Voordracht hv 18 feb 2020
Voordracht hv 18 feb 2020Voordracht hv 18 feb 2020
Voordracht hv 18 feb 2020
 
Hc 56 uitn moderne levenslopen
Hc 56 uitn moderne levenslopenHc 56 uitn moderne levenslopen
Hc 56 uitn moderne levenslopen
 
Hc 44 avondland presentatie-1
Hc 44 avondland presentatie-1Hc 44 avondland presentatie-1
Hc 44 avondland presentatie-1
 
Hum caf 20180320 voor verkiezingen
Hum caf 20180320 voor verkiezingenHum caf 20180320 voor verkiezingen
Hum caf 20180320 voor verkiezingen
 
Hc 42 a presentatie democratie en plato
Hc 42 a presentatie  democratie en platoHc 42 a presentatie  democratie en plato
Hc 42 a presentatie democratie en plato
 
Geschiedenis democratie en reybroeck hv 1
Geschiedenis democratie en reybroeck hv 1Geschiedenis democratie en reybroeck hv 1
Geschiedenis democratie en reybroeck hv 1
 
Hc 39 a presentatie duurzaamheid en de ecologische realiteit
Hc 39 a presentatie  duurzaamheid en de ecologische realiteitHc 39 a presentatie  duurzaamheid en de ecologische realiteit
Hc 39 a presentatie duurzaamheid en de ecologische realiteit
 
29 juni 2017 gouda 1
29 juni 2017 gouda 129 juni 2017 gouda 1
29 juni 2017 gouda 1
 
Onbehagen Bas Heijne
Onbehagen   Bas HeijneOnbehagen   Bas Heijne
Onbehagen Bas Heijne
 
Hc 37 a presentatie morele helderheid-1
Hc 37 a presentatie  morele helderheid-1Hc 37 a presentatie  morele helderheid-1
Hc 37 a presentatie morele helderheid-1
 
Hc 36 a presentatie rechtvaardigheid def
Hc 36 a presentatie  rechtvaardigheid defHc 36 a presentatie  rechtvaardigheid def
Hc 36 a presentatie rechtvaardigheid def
 
Hc 35 a presentatie thomas more -utopia
Hc 35 a presentatie  thomas more -utopiaHc 35 a presentatie  thomas more -utopia
Hc 35 a presentatie thomas more -utopia
 
Hc 34 a presentatie bakermatvddemocratie
Hc 34 a presentatie  bakermatvddemocratieHc 34 a presentatie  bakermatvddemocratie
Hc 34 a presentatie bakermatvddemocratie
 
Hc 34 a presentatie bakermatvddemocratie
Hc 34 a presentatie  bakermatvddemocratieHc 34 a presentatie  bakermatvddemocratie
Hc 34 a presentatie bakermatvddemocratie
 
Hc 33 a presentatie persoonlijke ontplooiing
Hc 33 a presentatie  persoonlijke ontplooiingHc 33 a presentatie  persoonlijke ontplooiing
Hc 33 a presentatie persoonlijke ontplooiing
 
Hc 32 genetica en (niet-)determinisme - jvd b
Hc 32 genetica en (niet-)determinisme - jvd bHc 32 genetica en (niet-)determinisme - jvd b
Hc 32 genetica en (niet-)determinisme - jvd b
 
Hc 31 a presentatie spinoza
Hc 31 a presentatie  spinozaHc 31 a presentatie  spinoza
Hc 31 a presentatie spinoza
 
De vrije wil, september 2016
De vrije wil, september 2016De vrije wil, september 2016
De vrije wil, september 2016
 
Hc 30 a presentatie humanisme kritiek
Hc 30 a presentatie humanisme kritiekHc 30 a presentatie humanisme kritiek
Hc 30 a presentatie humanisme kritiek
 

Zingeving, ethiek en evolutie. HV Midden-Holland, 21 sept 2014

  • 1. Zingeving, Ethiek en Evolutie Over de geschiedenis, anthropologie, filosofie en biologie van zingevingsvragen en de moraal Hans van der Heyden
  • 2. De mens is een religieus wezen Vanuit de wijsgerige antropologie en psychologie is de mens een religieus wezen. religieus: hier gedefinieerd als: bijvoeglijk naamwoord van religie  Latijn, re-ligere = her-verbinden ‘ Iemand is religieus als hij zich verbonden voelt met iets wat het gewone alledaagse en waarneembare overstijgt’. Dit houdt mede in dat men nadenkt over zingevingsvraagstukken: - wat is de betekenis, doel en nut van mijn leven? - waar kom ik vandaan, wat doe ik hier en waar ga ik na mijn dood naar toe? - wat is de zin van mijn bestaan, zijn er hogere machten en zo ja: hoe verhoud ik mij daartoe? - kan ik hier uit afleiden, legitimeren hoe ik moet leven of moet ik dat zelf bepalen? - hoe is mijn verhouding tot andere mensen en de rest van de omgevende wereld?
  • 3. In de oudste ons bekende vormen van georganiseerde samenleving blijken mensen zich deze vragen te hebben gesteld. Neanderthalers en Cromagnon-mens gaven voorwerpen mee in het graf Doel: vrijwel zeker tot nut van de overledene in zijn toestand van de dood  maar dan wel een idee over die toestand na/in de dood! Een vorm van nadenken over zingevingsvragen blijkt van ouds en zeer frequent in alle delen van de wereld te liggen binnen een structuur die wij godsdienst (mono-theïstisch) of godendom (poly-theïstisch) kunnen noemen: ‘een systeem van één of meer goden, bovennatuurlijke wezens, met bijbehorende verhalen, rituelen en gedragsvoorschriften, gebaseerd op geloof.’ De vorm waarin zo’n stelsel uitwerking kreeg/krijgt is zeer divers, maar de essentie is meestal dezelfde.
  • 4. NB: er zijn ook non-theïstische levensbeschouwingen met een hoog spiritueel gehalte en een hiernamaals-achtige invulling, bv het Boedhisme, maar deze vormen getalsmatig een minderheid Omdat het religieus zijn meestal uiting kreeg binnen een structuur die wij godsdienst noemen, wordt religieus vaak als synoniem voor godsdienstig gebruikt, maar hier wordt de definitie dus veel breder gehanteerd. Een kenmerk van zgn. primitieve godsdiensten in het verleden, maar ook bij vrij recente ontdekkingsreizen, is de sterke relatie van de goden met natuurverschijnselen en zaken van nut voor de gemeenschap: • regen • vruchtbaarheid grond • voortplanting • oorlog • etc
  • 5. Het is zeer wrs dat de godenstructuren en bijbehorende gedragsvoorschriften zijn ontstaan om: • invloed op deze verschijnselen en zaken te verkrijgen • om een antwoord te vinden op een reeks zingevingsvragen De volgorde lijkt vaak de volgende te zijn: • men concipieert een god of goden • ouden, wijzen of priesterkaste bouwen een systeem van rituelen en gedragsvoorschriften • dit wordt gelegitimeerd door afkomstig te zijn van/voorgeschreven door/ werkend op die godheid • daarom mag dit systeem ook worden opgelegd aan de gemeenschap  de cirkelredenering is compleet Maar …wordt niet herkend door de lange tijd waarover dit proces zich uitstrekt en dan nog binnen een primitieve ongeletterde samenleving zonder natuurwetenschappelijke en filosofische traditie. Over de mono-theïstische (Abrahamitische) godsdiensten en openbaring in een moderne samenleving zal later worden gesproken
  • 6. Een godsdienst is een aantrekkelijke optie om antwoorden te vinden op een reeks van zingevingsvragen: • men komt bv. voort uit de schepping van de god • men heeft een uitgewerkt gedragsvoorschrift, dat wordt • toegelicht, geactualiseerd en vaak gecontroleerd door een priesterkaste • het is bekend waar je na de dood naar toe gaat, al of niet door eigen gedrag (mede-)bepaald • etc. Het doel van het leven (= zingeving?) is dan vaak: het vervullen van de geboden van de godheid en veelal het zeker stellen van het eigen welzijn na de dood. Op deze wijze volgt de zin van het leven uit de gekozen(?), maar waarschijnlijk beter: opgelegde levensweg. Grosso modo zal dit de situatie zijn geweest in de primitieve samenlevingen en oude beschavingen.
  • 7. Bij de oude Grieken begint hier verandering in te komen. Weliswaar… was hier het leven in veel facetten ook doordrongen van religie: • goden moesten tevreden worden gesteld of verleid • iedere stad had zijn tempels en offerfeesten • periode na de dood in Hades was niet rooskleurig, je had er geen invloed op Maar… men gaat zonder de noodzaak van aanwezigheid van een god rationeel nadenken over de verschijnselen in de wereld om zich heen: • School van Milete, bv. Thales, Anaximandros, begin van natuurwetenschap • Sokrates: wat is goed en wat is kwaad? Nadenken over een ethisch stelsel en de legitimatie hiervan, dus meta-ethiek.  zingevingsvragen werden onttrokken aan een goddelijke afkomst Op zich lijkt dit niet vreemd: • de Griekse godenwereld vertoonde een gedrag dat een blauwdruk was voor list, bedrog en overspel. • de goden van de Olympus wel machtig, maar niet almachtig • zij stamden immers af van een oergodin en- god, een soort personificatie van het begrip begin, • waar de Milesische filosofen wellicht nu een rationeel vervolg op wilden geven.
  • 8. Voor de Grieken gold: • zingeving bestaat uit roem behalen en een goed leven hebben. • Paideia: uitgewerkt door Isokrates - opvoedingsideaal - vorming van de volledige mens - kennis staat centraal, maar het is tevens een - beschavings- en vormingsideaal gericht op karaktervorming - verfijndheid, innerlijke en uiterlijke beschaving, wellevendheid - proportionaliteit, ook van het lichaam - het begrip moraal wordt er in meegenomen De Grieken hadden dus een tamelijk omschreven idee hoe het leven zin te geven. De nadruk lag op het leven vóór de dood, want in Hades was het maar triest. Bij de Grieken veel meer vrijheid van denken over zingevingsvraagstukken dan in oudere culturen, wellicht ook door het daar vaak samengaan van wereldlijke macht en godsdienst. Invulling van zingeving is veel meer een persoonlijke ontplooiing geworden. De zelfgekozen (cultureel opgelegde?) niet van god wege opgelegde invulling van zingeving aan het leven bepaalt hier de af te leggen levensweg. In grote lijnen wordt deze zienswijze via het Hellenisme door de Romeinen overgenomen.
  • 9. Jodendom en later Christendom • al heel vroeg ontstond bij de Joden een monotheïstische godsdienst. • geloofswaarheden en rituelen werden minutieus omschreven en de orthodoxie werd streng bewaakt. • bij het Christendom zien we hetzelfde gebeuren: • via vaak heftig polemische discussies en dito concilia werd een reeks geloofswaarheden opgesteld waar men zich aan diende te houden op straffe van verbanning of erger. • in West-Europa werd de christelijke stroming vanuit Rome dominant. • in een vrijwel ongeletterd en sterk feodaal Europa met zijn 3-standen maatschappij en frequent versmelting van wereldlijke en geestelijke macht, werd de officiële leer van de Kerk die ook nog eens een onderwijs-monopolie had, richtinggevend voor het invullen van de levensweg: • de tot in detail uitgewerkte Christelijke leer bood voor vrijwel alle zingevingsvragen een oplossing. • de Levensweg stond vooral in het teken van het leven na de dood. • Inquisitie: katholiek Europa dient zich op straffe des doods te houden aan de leer van Rome • Na de Reformatie: repressie onverminderd (Calvijn in Genève, de Wederdopers) of in afgezwakte vorm voortgezet in sommige protestantse delen van Europa.  Zingeving volgde, net als bij de eerder behandelde primitieve samenlevingen, uit het afleggen van de van godsdienstige kant opgelegde levensweg.
  • 10. • rond 1200 (Bologna, Montpellier) begint men zich los te maken van het monopolie van onderwijs en denken van de Kerk. • dit zet door in de Renaissance en vooral in de Verlichting. • los van de officiële leer stelt men vragen en begint deze te beantwoorden. • veel antwoorden stroken niet met die uit de bijbel: bv. heliocrentrisch wereldbeeld • Spinoza, Descartes, Kant, Hegel  geven richting aan het rationalisme en daarmee aan de moderne wetenschap • deze manier van denken bracht een grote vooruitgang in kennis en ook een verandering in denken over over onderwerpen die je als zingevingsvragen kunt benoemen • ECHTER: midden 19e eeuw gaat men deze rationele methode als onvoldoende compleet beschouwen om na te denken over de mens als individu en daarmee ook over zingeving. • WANT: de mens werd benaderd als een soort, een prototype, een abstractum, waarvan de kenmerken in algemene kenmerken moest worden beschreven en begrepen. • gedrag, emotie, drift, intuïties werden aan eenzelfde rationele denktrant onderworpen als anatomie, fysiologie, natuurkunde etc. Dominante stroming van dit rationalisme was het Positivisme
  • 11. Positivisme • positieve kennis is kennis die objectief meetbaar is • DOEL is om die kennis met elkaar in verband te brengen, zodat het geheel ook begrepen wordt • August Comte (1798-1857), als grondlegger van deze stroming beschouwd • Volgens Comte bestaat de geschiedenis van de Mensheid uit een drietal fasen • religieuze fase, gekenmerkt door (bij)geloof en intuïtie, waarin men een wereldbeeld opbouwt • metafysische fase • wetenschappelijke fase: opbouwen van een uitsluitend rationeel mens- en wereldbeeld • Volgens Comte was men in de 19e eeuw inmiddels toe aan de wetenschappelijke fase: • de mens moest leren zichzelf en de wereld/kosmos te beschouwen • Comte vindt veel navolging: • o.a. de Engelse antropoloog Edward Burnett Tylor : ‘westerse cultuur schonen van survivals: culturele resten uit een achterhaald verleden, ontstaan door gebrek aan werkelijk rationele, positivistische kennis.’
  • 12. Een andere invloedrijke beweging in de negentiende eeuw was de Metafysica: • stelt vraag naar het wezen of essentie der dingen. • meest bekend: Hegel • mens, samenleving, cultuur en wetenschap zijn onderdelen van de wijze waarop de geest zichzelf vorm geeft • geschiedenis is niet te veranderen, wel te beschouwen: filosofie is observator van het leven • erg abstract, moeilijk te vatten, maar vooral evenals het Positivisme:  gericht op een algemeen beginsel waarin dé mens, dé samenleving werd beschreven. Al snel bleek: • emoties, passies, angsten, angst voor de dood, goed en kwaad, liefde, haat lieten/laten zich ook (nog?) niet zo makkelijk meten (Positivisme) • metafysica kon ook weinig met de concrete menselijke ervaring De individuele mens met zijn eigen gevoelens en ervaringen werden (door methodologische onmacht?) in deze systemen genegeerd.
  • 13. Reactie: de werkelijkheid niet construeren/achterhalen via een denkproces, want daarmee wordt de werkelijkheid een product van de geest . • Materialisme: Marx Filosofie niet gebruiken om de waarheid/werkelijkheid te achterhalen en te beschouwen (Hegel!), maar juist om een nieuwe werkelijkheid te maken! ‘Een rechtvaardige maatschappij ontwerpen als zingeving van zijn leven! • De Levensfilosofen  ‘het is tijd voor een filosofie die het leven van de mens daadwerkelijk centraal stelt’. • Wilhelm Dilthey: - wereld niet reduceren tot verklaarbare feiten, maar ‘Verstehen’ (1833 – 1910) - wereld van ‘binnen uit leren kennen’ - dat kan NIET met de natuurwetenschappelijke methoden - dat kan WEL met de ‘hermeneutiek’ • Schopenhauer (1788 – 1860) en Nietzsche (1844 – 1900): - afwijzing rationalistisch en mechanistisch wereldbeeld - individu dient centraal te staan - God is een waandenkbeeld - het leven heeft geen ‘zin’, dat moet je er zelf aan geven - er is niets na de dood, omarm je lot (amor fati) en geniet hier - de wereld staat los van het menselijk denken - cultuur, religie en wetenschap zijn veel te dominant
  • 14. Reactie op het Positivisme en de Metafysica: • Materialisme • Levensfilosofie • Existentialisme Kierkegaard (1813 – 1855): grondlegger van wat later de Existentie-filosofie zal gaan heten: - wat is de concrete ervaring van het Mens-zijn tegen de achtergrond van de invloed van de cultuur? - wat is er voor nodig om ‘iemand’ te zijn? - religie, wetenschap en cultuur beïnvloeden de mens, maar wat is de mens ‘van zichzelf’? - in hoeverre laat hij zich door zijn omgeving beïnvloeden?  Later weer opgenomen door Heidegger, Sartre en anderen. Van belang: • de negentiende-eeuwse reacties op het Positivisme en de Metafysica zullen pas in de 20e eeuw navolging krijgen en invloedrijke stromingen worden! • Schopenhauer, Marx, Nietzsche en Freud verwoorden een eerste twijfel over de mogelijkheden van de rationaliteit en of de Verlichting wel de juiste weg heeft ingeslagen  een van de hoofdthema’s in de 20e eeuw!
  • 15. Voor de moderne, westerse mens zijn individualiteit en vrijheid elementaire waarden. De Levensfilosofen uit de 19e eeuw gaven hiervoor de aanzet: • Kierkegaard - hoe kun je jezelf kiezen? - K: we kunnen onze individualiteit op drie manieren vorm geven: Esthetisch mens Ethisch mens Religieus mens - welke keuzes horen bij deze menstypen? • Nietzsche - ‘durf te leven’ - idealen staan niet vast, ons lot kunnen we niet voorspellen. ‘Amor fati’ - wetenschappen zijn onze eigen constructies en zeggen niets over de werkelijkheid maar……wat geeft dat? Omarm je lot en schep je eigen waarden op basis van je eigen wil • Heidegger - de dood is permanent van invloed op ons bestaan - de angst voor de dood geeft wel een gewichtig karakter aan het leven - na de dood is er niets en daardoor is de opdracht voor de mens dwingend: het bestaan moet hier en nu worden gerealiseerd
  • 16. Conclusie: In 2e helft 19e eeuw is een toestand ontstaan die de mens vanuit een sterk voortgeschreden wetenschap, een reeks nieuwe filosofische ideeën en een sterk toegenomen vrijheid van denken, een breed arsenaal aanbood om opnieuw na te denken over een reeks zingevingsvragen. In vervolg van deze voordracht uitwerken hoe men heeft nagedacht over enkele van de oudste zingevingsvragen: • waar kom ik vandaan? • wat doe ik hier op aarde? • hoe moet ik leven? Wat is goed en wat niet? • wat is het doel van mijn leven?
  • 17. Eén van de oudste vragen van de mens mbt zingeving is de vraag: ‘waar kom ik vandaan, wat doe ik hier en wat gebeurt er na mijn dood?’ Joden, Christenen en later ook de Islam: Openbaring Waar in de ‘primitieve’ godsdiensten men via interpretaties van wijzen, koningen en priesters de tekenen die van God kwamen omzette in een leer, sprak in een Openbaring God rechtstreeks tot de (enkele) mensen. De verslaggeving van deze god-mens-communicatie staat in het Oude en Nieuwe Testament en de Koran beschreven. Probleem: Voor zowel het Jodendom als Christendom en de Islam geldt (zowel inter als intra) dat op grond van dezelfde teksten een zeer diverse interpretatie hiervan tot een evenzo diverse invulling van godsdienst en daaruit voortvloeiende leefregels en ethische kaders aanleiding heeft gegeven. Heliocentrisch wereldbeeld en evolutie: op grond van bijbelteksten ontkend (geweest)  etc, etc De in al deze richtingen opgevoerde godgebodtheorie maakt discussie onmogelijk en zelfs godslasterlijk. voor steeds meer mensen in de West-Europese Christelijke cultuurregio is de leer van de bestaande kerken niet meer geloofwaardig op veel punten.
  • 18. Spinoza (1632 – 1677): ‘ Op rationele gronden is het wel erg onwaarschijnlijk dat er een godheid is zoals die door de Abrahamitische godsdiensten wordt voorgesteld.’ Feuerbach (1804 – 1872): ‘God een projectie was van het verlangen van de mens, een verlangen om vanuit een construct de vragen des levens te kunnen beantwoorden en zich hierin veilig en behaaglijk te voelen.’ Nietzsche (1844 – 1900): ‘God is dood, wij hebben hem dood gemaakt’ Probleem: Als je niet weet waar je vandaan komt en wat het doel van het leven is en je ook nog niet eens weet wat er na de dood gebeurt, zal je zelf in ieder geval een invulling moeten geven aan het leven zoals dat wel voor jou kenbaar is. Maar als je de oude leerstellingen hebt verworpen, van waaruit moet je dan de zingevingsvragen gaan beantwoorden? .
  • 19. In West-Europa kan men echter niet spreken van primitieve gemeenschappen en toch ziet men ook hier, weliswaar in steeds mindere mate, een nog steeds vasthouden aan denkbeelden over godsdienst zoals in antropologische zin wordt gezien in ‘primitieve’ gemeenschappen: ‘ bij gebrek aan heldere antwoorden op prangende zingevingsvragen neemt men al of niet bewust zijn toevlucht tot meestal niet of nauwelijks te onderbouwen interpretaties van heilige geschriften die gebaseerd zijn op hoogst onwaarschijnlijke openbaringen die men eenvoudigweg moet geloven.’ Godsdienst op deze wijze bekeken is dan een ondersteuning en facilitering van de beleving en invulling van de zingevingsvragen. Maar……. wanneer de ondersteuning en facilitering de onveranderlijke en niet bevraagbare essentie worden is men ontspoord en is er een, helaas vaak irreversibele, omkering van inhoud en verpakking opgetreden. Godsdienst op deze wijze is een kinderziekte van het bewustzijn
  • 20. Godsdienst is een kinderziekte van het bewustzijn maar ook: Religieus zijn = zingevingsvragen stellen is een intrinsieke eigenschap van het menselijk bewustzijn De vragen die men stelt in de loop van de geschiedenis zijn min of meer dezelfde gebleven, maar de manier waarop men antwoord probeert te geven blijkt sterk afhankelijk van het stadium waarin een gemeenschap verkeert. Dit was al door August Comte en Edward Burnett Tylor gesuggereerd, maar is inmiddels ook vanuit de antropologie en sociologie vastgesteld: gemeenschappen die vanuit een agrarische samenleving via een industriële naar een (post)moderne samenleving evalueren blijken bijna wetmatig voorspelbaar over zingevingsvragen anders te gaan nadenken en andere/nieuwe vragen te stellen. Dit kan geen evolutie zijn van het brein gezien de korte tijd waarin dit plaatsvindt, maar moet te maken hebben met ontwikkeling in kennis en opleiding en wellicht ook vrijheid van denken.
  • 21. Op deze wijze op zich zelf teruggeworpen zal de mens bij het beantwoorden van een volgende zingevingsvraag: ‘hoe moet ik leven, wat is ethisch verantwoord?’ een systeem van denken moeten ontwikkelen dat geschikt is voor deze vraag. Velen vroegen zich af of er na de doodverklaring van God door Nietzsche nog wel een moraal mogelijk was. Ook in de Gebroeders Karamazov van Dostojevski wordt deze vraag nadrukkelijk gesteld. Naar mijn mening is de mens goed in staat om zelf een ethiek te ontwikkelen. Immers: De grote verscheidenheid aan godsdiensten met een bijna even grote diversiteit aan ethische stelsels die vaak haaks op elkaar staan bewijzen dit. vervolg voordracht: hoe de mens zelf-denkend tot een systeem van ethiek probeerde te komen.
  • 22. Funderingen van de moraal Naar de hoorcolleges van Prof. Dr. Herman Philipse Utrecht, feb-maart-april 2008 Verschenen op Home Academy, 8 cd’s van ieder +/- 1 uur. Moraal: idee, opvatting van iets wat goed is (gevoel, leefregel etc.) Ethiek: gesystematiseerd systeem van moralen Meta-ethiek: rechtvaardigen, verantwoorden van de gehanteerde ethiek Vb. Meta-ethiek: Ik heb van iemand een groot bedrag in bewaring zonder dat iemand dat weet. Hij sterft plots. Mag ik dat bedrag nu houden? De rechtvaardiging van de keuze ja/nee is meta-ethiek
  • 23. Tot in het midden van de 19e eeuw waren er in Europa 3 stromingen die de fundering van de moraal behelsden: 1. Theonomie: Godsgebodtheorie 2. Autonomie: je moet als mens zelf nadenken: Kant 3. Utilisme: (Eng: utilitarianism), ook zelf als mens nadenken, maar anders dan Kant: John Stuart Mill.
  • 24. Godsgebodtheorie Uitgangspunt is: ‘God is goed’. Daarom hebben niet alle godsdiensten een godsgebodtheorie als fundering van de moraal. Vgl oude Grieken en Romeinen  Zeus volgen is een moreel recept voor bedrog en overspel ! Met name de Abrahamitische godsdiensten hebben een godsgebodtheorie. Aantrekkelijkheid: verklaring + rechtvaardiging gemakkelijk: weinig eigen verantwoording Maar…waarom zou je God gehoorzamen?  • prudentiële versie: het is verstandig, want anders ‘brand je in de hel’  vooral eigenbelang • morele versie: Hij heeft ons geschapen, wij zijn het Hem schuldig  wat nobeler, maar weer de vraag waarom wij Hem dan schuldig zijn
  • 25. Waarom is de godsgebodtheorie zo succesvol (geweest) ? Anthropoligische en evolutionaire verklaring: ‘ een goede leidraad voor primitieve en weinig geestelijk ontwikkelde samenlevingen die door een gemeenschappelijk kader zo meer kans hadden op overleving. De elite hoefde zich niet te verantwoorden’. Bezwaren tegen de theonomie: • Kennistheoretisch: Bestaat God? Hoe kan een onbetrouwbare openbaring (Jezus? Mohammed? Abraham?) een betrouwbare rechtvaardiging geven? • Moreel: God van OT en Mohammed laten moorden • Sectariërsdilemma en multi-religieuze samenleving: ‘ze hebben allemaal gelijk met volstrekt tegenstrijdige morele standpunten’ • Definitiekwestie: (x) iets is goed omdat God het wil of (y) God wil iets omdat het goed is. Indien (x)  willekeur, indien (y)  God is overbodig. Christelijke oplossing voor (y): God weet meer dan wij.
  • 26. Autonomie: Immanuel Kant (1724-1804) Godsgebodtheorie zou je heteronoom kunnen noemen: de moraal komt van een ander. Kant wilde een moraal vanuit de mens zelf, maar dan wel gebaseerd op een juiste denkwijze. Kant meende dat dat er net als in de natuurkunde universeel geldende wetten waren voor alle redelijke wezens. Net als bv. Newton moest je die op rationele wijze kunnen afleiden. Kant postuleerde een God die ook een redelijk wezen was, maar omdat datWezen perfect was, had dit geen normen nodig. Hoe dit rationeel nu te doen ? Kant stelt dat een norm niet teleologisch kan zijn, maar deontologisch. Teleologisch: stel een doel (telos, Gr.) en de norm volgt uit hoe je dat doel bereikt Deontologisch: van deomai = moeten, Gr.
  • 27. Vb. teleologisch gevormde moraal: ‘ Ik word gelukkig ALS ik zoveel mogelijk tv kijk’  norm = tv-kijken Taalkundig is dit een hypothese gevolgd door een bevel  ‘hypothetisch imperatief’  dit kan geen universeel geldend iets zijn, want niet iedereen wordt van hetzelfde gelukkig (vgl sadomasochist)  daarom moet een moraal de deontologische vorm kiezen: ‘Gij zult..’ en vervolgens wordt de categorie gekozen wat je moet doen, bv. liegen, doden etc.  Kant’s beroemde ‘categorisch imperatief’. Hoe te werk gaan ? Je moet je 2 doelstellingen opleggen: • ‘Handle nur nach derjenige Maxime, durch die du zugleich wollen kanst, dass sie ein allgemeine Gesetz werde’ • ‘Handle so, dass du die Menschkeit, sowohl in deiner Person, als in der Person eines jeden andern, jederzeit zugleich als Zweck, niemals bloss als Mittel brauchest’
  • 28. Vb.:1. liegen. Liegen bestaat bij de gratie dat de meeste mensen meestal de waarheid spreken. Als iedereen zou liegen, zou liegen als begrip zichzelf opheffen en de wereld zou vastlopen etc. 2. doden……………. Maar categorisch imperatief werkt niet: een moordenaar belt bij jou aan of jouw broer die bij jou op zolder zit, thuis is, want hij wil hem vermoorden.  hier zou liegen dus een moreel verwerpelijk iets zijn ??!! Kant is niet waterdicht, leidt in zijn methode tot normconflicten, maar houdt nog tot in onze tijd aanhangers. Wegens zijn tweede gebod in de toepassing van zijn categorisch imperatief, wordt Kant gezien als een wegbereider voor de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. ‘Handle so, dass du die Menschkeit, sowohl in deiner Person, als in der Person eines jeden andern, jederzeit zugleich als Zweck, niemals bloss als Mittel brauchest’
  • 29. Het utilisme (1863): John Stuart Mill (1806-1873) Op zoek naar de criteria van goed en kwaad, de grondslag van de moraal. ‘Handel zo dat dit leidt tot het hoogst mogelijke geluk bij zoveel mogelijk voelende wezens’  the greatest happiness principle Mill: ‘Iets is goed als het alleen maar geluk tot gevolg heeft’ Wiens geluk ?  ‘The greatest happiness althogether’, dus niet van één individu. Altogether ?  ‘The whole sentient creation’, dus niet als Kant: ‘Vernunftwesen’, dus geen dieren, want die hebben vlgs Kant geen vrije wil. Wat is geluk ? (happiness)  ‘pleasure’ Christenen: pleasure is een vorm van vulgair geluk Mill: er zijn hogere en lagere vormen van geluk, hier gaat het om de hogere vormen (Mozart luisteren vs zak patat eten)
  • 30. Los van de filosofische waarde is de uitwerking, de toepasbaarheid van het Utilisme problematisch: • hoe meet je bij alle voelende wezens geluk ? • kun je alle opeenvolgende gebeurtenissen overzien? Vb. leugentje om bestwil bij lelijke vrouw. ‘Zie ik er aantrekkelijk uit, man?’ ‘Zeker, vrouw, geweldig’  Kant: = liegen Mill: vrouw is gelukkig Kant: als ze er later achterkomt dat je gelogen hebt  vertrouwen zoek, geluk weg. Geluk is tijdelijk en wordt tot droefheid = negatief geluk. Kant: intentie telt Mill: resultaat telt DUS: omstreeks 1850 nog steeds geen bevredigende meta-ethiek vanuit de theonomie (godsgebodtheorie), autonomie (Kant) en het Utilisme (Mill).
  • 31. Charles Darwin (1809 – 1882) Invloeden en gebeurtenissen die tot zijn evolutietheorie leidden: • fervent teler van planten en bekend met duivefokkers etc  frequent mutaties in het nageslacht en via selectie verder wijzigingen NB: Mendel, chromosomen en DNA waren nog onbekend ! • Lamarck, Franse bioloog (1744 – 1829): er is evolutie tgv doorgeven aan nageslacht van aangeleerde zaken • Lyell, Engels geoloog (1797 – 1875): de aarde is al miljoenen jaren oud en de de aardkorst is via een geleidelijk proces laag voor laag ontstaan • de reis met de Beagle (dec 1831 – okt 1836) • Malthus, Engels econoom (1766 – 1834): bevolkingsgroei is exponentieel, de voedselproduktie stijgt lineair  hongersnood zal met name de zwakkeren treffen en daarom moeten die zich maar niet voortplanten
  • 32. Darwin kwam via combinatie van deze invloeden tot de conclusie: • er treden spontaan mutaties op in de natuur  • als deze voordelig zijn in een omgeving  via natuurlijke selectie meer nageslacht  • de nieuwe mutant blijft en de anderen sterven uit • er is dus evolutie, maar niet tgv aangeleerd gedrag, maar door spontane mutaties  Lamarck heeft hier ongelijk • evolutie gaat weliswaar langzaam, maar dat kan ook: de wereld is immers miljoenen jaren oud (Lyell) en dus ook de fossielen in die oude lagen. ( NB: volgens veel Christenen was de wereld in het jaar 4004 vChr geschapen )  1859 On the Origen of Species, enigzins versneld uitgebracht door de min of meer identieke ideeën van de Engelse onderzoekerWallace (1823 – 1913) met wie hij uitvoerig correspondeerde
  • 33. In On the origen of species rept Darwin niet over de mens uit angst voor de toch al hevige reacties uit religieuze hoek. Hij schrijft dit ook aan Wallace die deze gevolgtrekking al wel maakt. Pas in 1871 komt het vervolg: The Descent of Man. Darwin vervangt een door God geïnstalleerde ‘Scala Naturae’ door een op evolutie gebaseerde ordening. Hierin ontbreekt doel en vooruitgang en de richting is random. In de 100 jaar na Darwin is zijn theorie, die al vrij snel na het uitkomen van de Origen of species in brede kring werd aanvaard, grotendeels bevestigd: • Darwins begrip mutatie werd via ontdekking van het DNA bevestigd • Mendel en Darwin konden met elkaar verbonden worden • via DNA kon de evolutie in kaart gebracht worden: stamboom via DNA • frequentie spontaan optredende mutaties en leeftijd aarde/fossielen maken evolutie via kansberekening mogelijk. Er is geen God aan de knoppen van de mutaties nodig.
  • 34. Darwin keerde zich ook tegen de Special Creation theorie (SCT). Wat de EV volgens hem wèl en de SCT nìet kon verklaren: • species grotere genera hebben meer variëteit • succesvolle genaturaliseerde planten lijken vaak niet meer op de oorspronkelijke • extinctie • verschillen in soorten op verschillende continenten in identieke niches • etc, etc Darwin had niet zo veel problemen om de lichamelijke kant van de mensen in te passen in de evolutietheorie. Darwin laat ook zien dat de zgn. typisch menselijke zaken als werktuigen ook bij dieren voorkomen. Gevoel voor schoonheid, wiskunde etc zijn bij mensen zeer variabel. De evolutietheorie voorspelt dit en die variabiliteit leent zich nu juist voor de ontwikkeling van die zgn. typisch menselijke kenmerken.  Hoe zit dat nu met de moraal ??
  • 35. Darwin liet met overdaad van argumenten en voorbeelden zien dat er geen scherpe grenzen getrokken konden worden tussen mens en hogere dieren: • intelligentie • taal • zelfbewustzijn • etc Darwin onderscheid 4 elementen waaruit de moraal is samengesteld: 1. sociaal instinct (sympathie, liefde, trouw, gevoelig voor goed- /afkeuring 2. highly devellopped mental faculties: reflectie op eigen handelen in verleden en hanteren van eigen driften ( 1 + 2 geeft bv. schaamte) 3. taal kan de normen van de groep verwoorden en zo internaliseren 4. gewoonte aanleren wordt via 1 + 2 + 3 tot een geweten Darwin zegt dus: moraal is uit lagere instincten geboren en dus deels genetisch.  Moraal ontwikkelt zich ook via evolutie.
  • 36. Darwin: geeft dus een verklaring van de moraal, waar de moraal vandaan komt. geeft dus geen rechtvaardiging van de moraal. Theonomie, Kant en utilisme: geven wel een rechtvaardiging Theonomie: geeft ook een verklaring (komt van God = tevens rechtvaardiging) Theonomie en Kant: de moraal is eeuwigdurend. Darwin: moraal is feitelijk toevallig ontstaan, zoals de mutaties ook toevallig ontstaan. moraal is ook afhankelijk van de geestelijke ontwikkeling die weer van de evolutie afhangt. De geestelijk vermogens kunnen ook tot een moraal leiden die de soort lichamelijk juist verzwakt (dokters, geneesmiddelen, medelievendheid etc). Maar ook erfrecht: een mogelijke lapzwans kan met de erfenis zijn slechte eigenschappen juist voortplanten….. Kortom: Darwin worstelt zelf met de moraal, maar geeft wel aan dat de wetten van de struggle for life niet zonder meer op de mens kunnen worden toegepast nu de mens hogere geestelijke vermogens heeft gekregen en naast het in stand houden van de soort nu bewust ook andere zaken ambieert.
  • 37. Spencer: Twee evolutionaire ethici: Herbert Spencer (1820 – 1903) en Friedrich Nietzsche (1844 – 1900) ‘We moeten een wetenschappelijke basis hebben voor hoe we ons gedragen nu de authoriteit van de door godsdienst ingestelde normen afneemt. Spencer: in jeugd een boek over moraal geschreven gebaseerd op de godsgebodtheorie  later verworpen en al vóór Darwin via Lamarck op evolutie over. Spencer nam veel van Darwin over. Hij heeft de term ‘evolution’ (Darwin sprak van ‘descent with modification’ ) en ‘survival of the fittest’ ingevoerd. Darwin had min of meer de groep als uitgangspunt genomen voor de ontwikkeling van de moraal. Hij vindt dat de Europese groep/beschaving duidelijk het verst is ontwikkeld, maar komt niet echt verder met de onderbouwing hiervan. Darwin verklaart de moraal, maar rechtvaardigt die niet. Vraag: is er een rechtvaardiging nodig als je bij de moraal uitgaat van evolutie?
  • 38. Darwin levert dus voor de filosofie het probleem aan om een morele theorie op de ET te bouwen. Spencer probeert dit: hij probeert alles in de wereld in één groot synthetisch systeem samen te vatten en de ontwikkeling (evolution) te laten zien. • alles in de Schepping ontwikkelt zich volgens de zelfde wetten • de wet van de evolutie: in ieder stelsel gaat homogeniteit  heterogeniteit • dit geldt niet alleen voor de natuur, maar ook voor de moraal en de cultuur • heterogeniteit staat bij Spencer voor vooruitgang • alle ‘kosmische heterogeniteit’ beweegt zich uiteindelijk naar een einddoel • mensen zijn steeds beter in staat te handelen, zodat er meer geluk komt, eerst voor hen zelf, daarna wordt het egoïsme geïntegreerd in het altruïsme. Wat ons gelukkig maakt, maakt anderen ook gelukkig ( utilisme !! )  moreel is alles wat de integratie van egoïsme en altruïsme in de hand werkt, dus de eindtoestand versneld doet ontstaan.
  • 39. ‘Om zijn eigen geluk te kunnen vinden, moet de mens vrij zijn in zijn handelen. Later versmelt dit geluk samen met dat van anderen.’  Hier de verbinding met het ‘laissez faire’ : de onzichtbare hand die alles stuurt.  Spencer is een utilistische liberalistische optimist
  • 40. Kritiek op Spencer: • evolutie is feitelijk een oorlog, ethiek/moraal is nu juist het tegenovergestelde. • ook al zou de ET de moraal verklaren, het rechtvaardigt die niet. • de mens heeft al lang opgehouden als lichamelijk wezen te evolueren volgens de ET ( dokters, geneesmiddelen etc). • zo ook is zijn verstand zodanig ontwikkeld dat moraal weliswaar uit basis-emoties kan zijn ontstaan, maar inmiddels goeddeels cultureel bepaald is. • Iets is niet goed omdat het nu eenmaal zo is DUS: wel steekhoudende kritiek, maar geen oplossing voor rechtvaardiging.
  • 41. Friedrich Nietzsche Nietzsche laat in zijn commentaren geen spaan heel van ‘den pedantischen Engländer Herbert Spencer’. ‘Eine Menschheit mit solchen Spencerchen Perspektiven schiene uns der Verachtung, der Vernichtung wert !’. Hij werkt aan een ‘Umwertung allerWerte’. Hij nam van Darwin over dat de moraal net als de biologische zaken op evolutie gebaseerd was. Moraal is volgens N. een soort instinct. Bij het opstellen van een Genealogie van de Moraal stelde hij zich 2 vragen: • onder welke voorwaarden bedacht de mens de begrippen goed en kwaad • en welke waarden hadden ze zelf? Remden of bevorderden ze het tot bloei komen van de mensen?
  • 42. Nietzsche was klassiek filoloog en nam het Griekse woord dat door ons als ‘goed’ vertaald wordt: kalos en agathos. • deze woorden betekenen eigenlijk ‘dapper, mooi, aristocratisch, aanzienlijk, nobel, fatsoenlijk’  goed betekende dus dapper en mooi etc en had dus betrekking op krijgsvolk, krijgersdeugden, deugden van een klasse die een andere klasse had onderworpen. Ook in Indische talen zei Nietzsche dit te kunnen aantonen. Volgens Nietzsche hebben er altijd twee morele systemen bestaan in de vroegere samenlevingen: • Herrenmoral • Sklavenmoral.
  • 43. De Herren hebben overwonnen, omdat ze beter, superieur zijn. Zij zijn kalos = goed = dapper. Dat is hun eerste waarde, zo zien zij zichzelf. De anderen zijn kakos, wat altijd vertaald wordt met ‘slecht’, Maar volgens Nietzsche is dit een verkeerde vertaling: Met kakos is hetzelfde aan de hand als met het Duitse ‘schlecht’: ‘schlecht’ is verwant aan ‘schlicht’ = eenvoudig, tot het gewone volk behorend, niet de moeite waard. Slecht = böse, boosaardig, slecht van intentie. Sklavenmoraal: zij lijden onder de Herren, maar de hoogste waarde in het sociaal systeem is de waarde van de Herr, maar die waarde is gezien vanuit de slaaf juist ‘böse’ = schlecht, maar niet schlicht, maar boosaardig, want dat is in hun ogen het gedrag van hun Herr. Volgens Nietzsche komen in de geschiedenis de Herrenmoral en de Sklavenmoral altijd naast elkaar voor.
  • 44. Nietzsche volgt Darwin in de ET om het Herren-volk te laten ontstaan, maar gaat itt Darwin hier zo ver, dat het zonder meer normaal en gerechtvaardigd is, om anderen te overheersen. Dat is nodig om het mensenras verder te ontwikkelen. Men dient te streven naar de Übermensch, het einddoel van de mens. Overwonnenen moeten zich ook graag schikken om de Herren te dienen, zodoende bijdragend aan het evolutionair proces op weg naar genie, de Übermensch. Huidige mens : Übermensch = aap : huidige mens HELAAS………… ‘Het einddoel van de mens gaat ten gronde aan de machtswellust van de Slaven’ Christendom = Sklavenmoral Marxisme en socialisme zijn Sklavenmoral, want geseculariseerd Christendom Deze systemen hebben niets te maken met verheven doelen als medemenselijkheid etc, ze zijn louter machtswellust van de slaven, die helaas dus in onze maatschappij lijken te winnen !!
  • 45. Allerlei stromingen gaan eind 19e eeuw theorieën verkondigen die met Darwin werden gelegitimeerd, maar waar Darwin òf nooit iets over gezegd had òf zich juist tegen gekeerd had!! Voorbeelden: • Darwin had gezegd dat de evolutionaire strijd tussen groepen had geleid tot een hogere moraal (zie negerstammen en de Engelse samenleving). De Duitse Darwinisten trokken dit nu door naar de toekomst :  voortzetting van de strijd om het bestaan zal leiden tot een hogere moraal. • eugenetica • rassenstrijd en exterminatie • zwakkeren aan hun lot overlaten • kolonialisme als logisch gevolg van ongelijkheid door evolutie • etc…… Darwin als jargon?
  • 46. Uit WO II kwam via de geleerde lessen over de vermeende ongelijkheid/ongelijkwaardigheid van de mensen: • Conventie van Genève • Universele Verklaring van de Rechten van de Mens Eigenlijk geloofden velen helemaal niet meer dat de moraal te verklaren viel, laat staan te rechtvaardigen. Maar dat hoefde ook helemaal niet, zei het existentialisme: ‘Het existentialisme beschouwt iedere persoon als een uniek wezen, verantwoordelijk voor eigen daden en eigen lot. De uitdaging van ieder individueel mens is om in afwezigheid van een transcendente god en binnen zijn absurd en zinloos bestaan zijn vrijheid te gebruiken om een eigen ethos op te bouwen en zijn bestaan zodoende zin te geven.’ Jean-Paul Sartre: je verschijnt op deze aarde, je existeert, en uiteindelijk definieer je jezelf dmv je eigen daden die je in vrijheid kiest. Je bent wat je doet, de optelsom van je daden. Dat brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee.
  • 47. Mijn conclusie: De mens is uitstekend in staat tot het bedenken van een moraal, maar… …ik denk dat alle pogingen om tot een rechtvaardiging te komen van een absolute, universele en tijdloze moraal, tot nu toe nog niet zo veel hebben opgeleverd. De moraal en rechtvaardiging hiervan moeten we in ons zelf zoeken.