3. Opbouw
- Inleiding: rechtsgebieden, publiekrecht,
constitutioneel recht
- Omschrijving rechtsstaat
- Omschrijving democratie
- Verhouding tussen beide
- Grondrechten
- Vrijheid van betoging
- Vrijheid van meningsuiting
3
4. Privaatrecht en Publiekrecht
Privaatrecht: rechtsbetrekkingen tussen burgers
onderling (voorbeelden: huurcontract,
aansprakelijkheid na ongeluk)
Publiekrecht: verhouding tussen:
a. overheid en burgers
b. overheidsorganen onderling (b.v. regering –
volksvertegenwoordiging; minister van binnenlandse
zaken - AIVD)
4
5. Publiekrechtelijke vakken in 1e jaar
* Strafrecht (strafbare feiten, vervolging); bijv.: poging
tot moord met ondeugdelijk middel?; mag politie een
telefoon tappen?
* Constitutioneel recht (=staatsrecht)
* Bestuursrecht: bijv. milieuwetgeving; wat te doen
tegen sluiting café door burgemeester?
* Fundamentele rechten
5
6. Enkele constitutioneelrechtelijke vragen:
• Stel dat de regering het niet eens is met een
rechterlijk oordeel. Mag zij dan ingrijpen?
• In hoeverre verschilt een presidentieel van een
parlementair stelsel?
• Als FvD bij de Tweede Kamer-verkiezingen de grootste
partij wordt, wordt Baudet dan minister-president?
• Mag een burgemeester een demonstratie verbieden
omdat de mee te voeren spandoeken kwetsend zijn
voor de inwoners?
• Hoe ver reikt de vrijheid van meningsuiting van een
politicus?
6
8. Constitutioneel recht
Constitutie: basis van de Nederlandse rechtsorde,
grotendeels in Grondwet vastgelegd:
- regels betreffende de samenstelling en bevoegdheden
van de belangrijkste organen
- regels betreffende de onderlinge verhouding tussen
deze organen
- belangrijke regels betreffende de verhouding staat –
burgers
Constitutie: grondslag van bevoegdheden, maar ook
begrenzing ervan
8
9. Rechtsstaat:
Historisch: uitkomst streven om macht van vorst te
beteugelen en om burger rechtszekerheid en
vrijheid te garanderen
Kenmerkende elementen:
1. Legaliteitsbeginsel
2. Machtenscheiding
3. Rechtsbescherming tegen overheidsoptreden
4. Grondrechten
9
10. Legaliteitsbeginsel
Overheidsingrijpen moet een wettelijke grondslag
hebben (beginsel bestaat in Nederland)
Basis voor en grens van overheidsoptreden:
- Wet/algemene regel maakt overheid bevoegd
- Bevoegdheid gaat niet verder dan in algemene regel is
vastgelegd
- Tegen willekeur
- Rechtszekerheid: burger kent algemene regel, op
grond waarvan overheid in kan grijpen
10
11. Machtenscheiding
Trias Politica: pouvoir
législatif, exécutif et
judiciaire
Verdeling van de
staatsmacht over
verschillende organen;
wederzijdse controle
(checks and balances) om
overheidsmacht te
matigen
Montesquieu
11
12. Machtenscheiding in Nederland:
Overheidsmacht is verdeeld:
- wetgevende macht: regering + Staten-Generaal, art.
81 Grondwet (SG = Tweede Kamer + Eerste Kamer)
- uitvoerende macht (bestuur): regering
- rechtsprekende macht: rechters
- Geen strikte machtenscheiding: regering zowel
uitvoerende macht als onderdeel wetgevende macht;
- Wel: verdeling macht en ‘checks and balances’
12
13. Rechtsbescherming tegen overheid
• Bescherming tegen optreden van de uitvoerende
macht, en eventueel ook van de wetgevende macht
• Burger moet conflict met overheid voor kunnen
leggen aan onafhankelijke rechterlijke instantie
• Onafhankelijkheid gewaarborgd? O.a. benoeming
rechters voor het leven (art. 117 Grw). Geen
bemoeienis van uitvoerende macht
• Rechter oordeelt of wetgevende en uitvoerende
macht zich ‘aan het recht’ houden
• In Nederland in beginsel altijd rechtsbescherming
13
14. Grondrechten
• beperken handelingsvrijheid overheid,
• van zowel de wetgever als van het bestuur
• onthoudingsplicht -> eigen ruimte en vrijheid voor
burger en/of
• zorgplicht voor overheid -> bepaalde voorzieningen
voor burger
• bijv. recht op vrijheid van godsdienst, recht op een
eerlijk proces, recht op gezondheidszorg
14
15. Democratie
Directe democratie: burgers zelf nemen de besluiten
Representatieve democratie: volksvertegenwoordiging
neemt ‘namens burgers’ besluiten:
• algemeen kiesrecht bij verkiezingen voor
volksvertegenwoordiging
• vrije verkiezingen (o.a. persvrijheid, vrijheid van
vereniging, openbaarheid)
• volksvertegenwoordiging is (mede)wetgever
• kiezer ook beduidende invloed op samenstelling en
beleid uitvoerende macht/regering
• meerderheidsregel
15
16. Invloed kiezer op samenstelling en beleid
regering
*presidentieel stelsel: gekozen president heeft de
uitvoerende macht; ministers ondergeschikt aan
president (voorbeeld: VS)
*parlementair stelsel: invloed kiezer op regering via
parlement:
- ministeriële verantwoordelijkheid:
verantwoording schuldig aan parlement,
- vertrouwensregel: minister, die (kabinet, dat)
vertrouwen mist, moet ontslag aanbieden
(voorbeelden: Nederland, Duitsland)
16
17. Verkiezingen in Nederland
Kiesrecht: iedere Nederlander van boven de 18 heeft in
beginsel actief (kunnen kiezen) en passief (verkozen
kunnen worden) kiesrecht (art. 4, art. 54, art. 56
Grondwet)
Nederlandse kiesstelsel:
* evenredige vertegenwoordiging (art. 53 Grondwet):
percentage zetels (ongeveer) gelijk aan percentage
stemmen
* geen echte kiesdrempel: relatief veel kleine fracties in
Tweede Kamer
17
19. Tweede Kamer
* Medewetgever; wetgever = Regering en Staten-
Generaal (SG = TK + EK), art. 81 Grw
* Controle op regering:
- ministers verantwoording schuldig aan
volksvertegenwoordiging (art. 42, lid 2 Grw)
- inlichtingenplicht (art. 68 Grw)
- vertrouwensregel: indien de Tweede Kamer laat
blijken geen vertrouwen meer in een minister (of het
kabinet als geheel) te hebben, dient deze (dit) ontslag
aan te bieden (ongeschreven recht)
19
20. Kabinetsformatie
Na de verkiezingen volgt de kabinetsformatie. Er wordt
gezocht naar kabinet dat op steun van
meerderheid van de Tweede Kamer kan rekenen
Onderhandelingen en opstellen van regeerakkoord
Grootste partij hoeft niet per se deel uit te maken van
de coalitie
Leider van grootste partij hoeft alleen al om die reden
niet per se minister-president te worden
In twee partijensysteem is dat anders
20
22. Grondrechten (voor)geschiedenis
• Magna Carta (Engeland 1215): inperking macht vorst
• Unie van Utrecht 1579: geen vervolging wegens
geloofsovertuiging
• Engeland 1689 Bill: of rights: rechten parlement t.o.v.
Koning
• 1776 Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring:
inalienable rights (life, liberty, pursuit of happiness)
• 1789 Déclaration des droits de l‘homme et du citoyen
• NL Grondwet 1814 - 1983; toenemend aantal grr.
• 1945 heden: toenemende internationalisering
22
23. Fundamentele rechten/grondrechten
• Klassieke grondrechten: individuele vrijheidsrechten
burger, onthoudingsplicht overheid, afdwingbaar bij
rechter (v.v.g., v.v.m., v.v.v., privé leven)
• Sociale grondrechten - idee dat overheid ook
fundamentele zorgplichten heeft (bijstand,
gezondheidszorg, milieu)
• Sociale grondrechten niet per se afdwingbare
individuele rechten, veelal ook politieke afwegingen
• Klassieke en sociale grondrechten beide vastgelegd in
Grondwet en verdragen
23
24. Voorbeelden klassieke grondrechten
:
Art 6 lid 1 Grondwet:
‘Ieder heeft het recht zijn godsdienst of
levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met
anderen, vrij te belijden, behoudens ieders
verantwoordelijkheid volgens de wet.’
Art. 10 lid 1 Grondwet:
‘Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te
stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn
persoonlijke levenssfeer.’
Art. 114 Grondwet: ‘De doodstraf kan niet worden
opgelegd.’
24
25. Voorbeelden sociale grondrechten:
Artikel 22 Grondwet:
Lid 1: De overheid treft maatregelen ter bevordering
van de volksgezondheid.
Lid 2: Bevordering van voldoende woongelegenheid is
voorwerp van zorg der overheid.
Lid 3: Zij schept voorwaarden voor maatschappelijke en
culturele ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding.
25
26. Vrijheid van betoging:
Art. 9 Grondwet
1. Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend,
behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet
2. De wet kan regels stellen ter bescherming van de
gezondheid, in het belang van het verkeer en ter
bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Wat is betoging:
- in openbaarheid
- collectief (meer dan twee)
- meningsuiting (ook stille tocht)
26
28. Uitwerking art. 9 lid 2 Grw in Wet
Openbare Manifestaties (WOM)
Artikel 5 WOM:
lid 1: De burgemeester kan naar aanleiding van een
kennisgeving voorschriften en beperkingen stellen of
een verbod geven.
lid 2: Een verbod kan slechts worden gegeven indien
(…..) de bescherming van de gezondheid, het belang
van het verkeer, of de bestrijding of voorkoming van
wanordelijkheden dat vordert
lid 3: verbod of voorschrift kan geen betrekking hebben
op inhoud
28
31. Vrijheid van meningsuiting
• Art. 10 EVRM:
• Lid 1: vrijheid meningen en informatie te
verspreiden en te ontvangen
• Lid 2: beperkingen mogelijk, indien zij (1) zijn
voorzien bij ‘wet’, (2) een legitiem doel dienen en
(3) noodzakelijk in een democratische
samenleving zijn
• niet absoluut,
• maar beperkingen die niet voldoen aan
voorwaarden tweede lid zijn schendingen
31
32. Vrijheid van meningsuiting (2)
• Europees Hof voor de Rechten van de mens (EHRM):
bindende uitleg van verdragsbepalingen
• Jurisprudentie EHRM t.a.v. art. 10 EVRM:
• betekenis in democratie: belang maatschappelijk
debat; ook vrijheid voor afwijkende en kwetsende
meningen; belang vrije pers; controle op
machthebbers
• wél geoorloofd om bepaalde grenzen te stellen: bijv.
aanzetten tot haat tegen minderheden; inbreuk op
privé leven burger; obscene pornografie
32
33. Voorbeeld
Hoge Raad 10 april 2018
• Gemeenteraadslid noemt ander gemeenteraadslid in
tweet ‘een racist’
• Wordt vervolgd wegens belediging (art. 266 Sr)
• Hoge Raad: rechter moet o.a. aandacht schenken aan:
• Context maatschappelijk debat (in casu: discussie over
subsidie aan islamitische school)
• Feit dat een politicus deelnemer aan discussie is en
stevig bekritiseerd moet kunnen worden
• Vraag of uitlatingen onnodig grievend zijn
33
34. Ander voorbeeld
• Politicus houdt op een verkiezingsbijeenkomst een fel
betoog tegen homoseksuelen in de stad en in het
stadsbestuur
• Vervolging op grond van art. 137c Sr
(groepsbelediging)
• Hoge Raad concludeert op grond van de
jurisprudentie van het EHRM, dat een politicus
enerzijds een grote vrijheid moet hebben maar
anderzijds veroordeeld mag worden indien hij/zij
haat zaait of aanzet tot onverdraagzaamheid
• [N.B. Parlementaire immuniteit]
34
35. Afsluiting
Democratische rechtsstaat:
• Constitutioneel kader en fundamentele rechten
• Vragen: a.j.nieuwenhuis@uva.nl
• --------------------------------------------------------
• MC-vragen over het algemeen niet problematiserend
• MC-vragen kunnen ook zien op niet in college
behandelde stof
• Veel succes en graag tot volgend jaar
35