Sessie 9 en 13 Ontwikkel je eigen Escape Room (handouts)
Triple Lokaal 2016: Debat en discussietechnieken
1. Vorming Debat- en DiscussietechniekenVVJ – 16/11/2016
Doelstellingen:
- De deelnemerslerenobjectiefobserveren
- De deelnemers lerenwaaruiteengoedargumentisopgebouwd
- De deelnemersleren ditineendiscussiete gebruiken
Wij geloven vanuit JES sterk in de debat- en discussiemethodiek als werkvorm bij jongeren.
Waarom?
Om in een discussie of debat goed voor de dag te komen, moet je heel wat in je mars hebben. Sterk
argumenteren, scherp luisteren, kritisch denken en vaardig spreken, zijn de vier vaardigheden die je
al debatterend spelenderwijs traint. Om belangrijke vaardigheden voor de praktijk te oefenen. Dit
zijn vaardigheden die je later ook buiten de context van een debat kan gebruiken!
Theorie:
Als jongere moet je in staat zijn een eigen standpunt te formuleren en dat te staven met argumenten. Jouw
bijdrage aan een discussie, debat of besluitvormingsproces is pas succesvol als je anderen weet te overtuigen
van jouw standpunt. Daarom is het van belang inzicht te hebben in de manier waarop je standpunten en
argumenten duidelijk kunt formuleren en weergeven. Pas ook op voor de valkuilen (je persoonlijk
aangesprokenvoelen,de kernuithetoogverliezendoorte snel te reageren,…)
Standpunt: eenuitingwaarinje uwmeningoverietsweergeeft.
Argument: eenuitingwaarmee je uwstandpuntverdedigttegenkritiek.
Sterke argumenten:
1. Een sterk argument is juist. Dit wil zeggen: wat je zegtis waar. Het argument is op feiten gebaseerd. Je
kan je argumentonderbouwenmetconcrete,objectievevoorbeelden.Je bentof kentde bronzelf.
2. Een sterk argument is geldig. Dit wil zeggen: je argument doet ter zake, het ondersteunt je standpunt
op eenconstructieve manier.
3. Een sterk argument is tenslotte belangrijk. Dit wil zeggen: je argument doet ertoe. Het is een
dwingend argument dat de tegenpartij niet zomaar naast zich neer kan leggen, bijvoorbeeld door
gemeenschappelijkheidof omdatde tegenpartijerookbaat bij heeft.
2. Valse argumenten:
1. Het maken van verkeerde conclusies: in het verleden gebeurde a en daarna b, een verkeerde
conclusie trek je als je hieruit opmaakt dat als a gebeurt, b daar automatisch het gevolg van zal
zijn.
2. Generalisatie:gebruikmakenvan altijd, iedereen,nooit,…vb.:alle Marokkanenzijnracisten.
3. Cirkelredenering: is een redenering die niet klopt, je redeneert met argumenten alsof die al als
juistwordenaangenomen,maardie nogbewezenmoetenworden.
4. Argumenten uit de weg gaan: je formuleert je standpunt of argument als zodanig dat de
tegenstander er niet tegenin kan gaan. Je onderbouwt je standpunt of argument niet zodat het
lastig wordt voor de ander om er tegenin te gaan. Je wordt bijv. persoonlijk zodat je de ander in de
war brengt.
5. Beroep doen op traditie/gewoontes: je verdedigd je standpunt met het argument dat het altijd zo
was.
6. Pragmatisch redeneren: een bijzaak wordt tot hoofdzaak gemaakt. Door ongeldige argumenten te
gebruiken,wordtde discussie overwaarhetwerkelijk omgaat,omzeild.
7. Machtsmisbruik:er wordt beroep gedaan op autoriteit. Vb.: ik ben de voorzitter en heb het laatste
woord,dushetis hoe ikhet zeg.