Sociale netwerken onder druk - Case study van de overstromingen in Queensland (januari 2011)
1. Sociale media tijdens crises
Case study van de overstromingen
in Queensland (januari 2011)
2. Introductie
In Januari 2011 kreeg Queensland te maken met overstromingen van, in de woorden van premier Anna
Bligh, âBijbelse proportiesâ. Ook Brisbane kwam voor een groot deel onder water te staan. Dat was
onverwacht, want na de grote overstromingen in 1974 was de Wivenhoe Dam gebouwd die Brisbane
voortaan zou beschermen van overstromingen: âBrisbane will never flood againâ. Toch werd er
adequaat gereageerd, er vielen âslechtsâ 32 dodelijke slachtoffers in heel Queensland. Er was weliswaar
veel materiele schade, maar daar lieten de Queenslanders zich niet door uit het veld slaan. De berichten
die de wereldpers bereikten, gingen er vooral over hoe de gevolgen van de overstroming met massale
gemeenschapszin en burenhulp het hoofd werden geboden. In die berichtgeving viel ons twee dingen
op: de veelvuldige referentie aan online social media platforms en de collaboratieve houding tussen
overheid en burger.
Eind September 2011 is Kim Anema naar Brisbane gereisd om ter plekke de âresponse en recoveryâ t.a.v.
de overstromingen van begin dat jaar in kaart te brengen. De onderzoeksvraag was: âHoe zou
community resilience (vrijelijk vertaald als âgemeenschappelijke zelfredzaamheidâ) kunnen worden vast
gelegd in instituties en welke rol spelen social media daarbij?â. Dit is, gedurende 3 maanden,
voornamelijk onderzocht aan de hand van gesprekken en interviews met een groot deel van het
spectrum van organisaties en individuen dat betrokken was bij de responsen en recovery na de
overstromingsramp van Januari 2011. Gesprekspartners kwamen van verschillende overheidslagen,
maatschappelijke organisaties, burgerinitiatieven en belangenverenigingen en samen hebben zij een
beeld geschetst van hoe die gemeenschappelijke zelfredzaamheid in Brisbane gewerkt heeft. Naast de
interviews verzamelde we aanvullende informatie in de vorm van artikelen, verslagen en rapporten en
hebben we bovendien 600 huis aan huis enquĂȘtes verspreid (response 25%) in 4 verschillende zwaar
getroffen wijken.
Gemeenschappelijke zelfredzaamheid bleek niet alleen aan verandering onderheving door de
introductie van nieuwe media, het bleek ook beter te managen dan vaak wordt gedacht. Met behulp
van voorbeelden van andere crises in binnen en buitenland hebben we in deze rapportage de resultaten
van dit onderzoek willen verifieren en de betekenis ervan voor het Nederlandse beleid willen duiden.
Uitgangspunt in dit rapport is dat âhet publiekâ niet hulpeloos is. Er zit een inherente veerkracht in
de samenleving die met de juiste maatregelen benut en verstrekt kan worden ten behoeve van de
crisisbeheersing. Zou met de juiste inzet van sociale media het voorheen hulpeloze slachtoffer van
tegenspeler een medestander kunnen worden?
Inhoudsopgave
In het kort â management samenvatting
H1: Aanleiding en toelichting op uitgangspunten voor dit onderzoek
H2: Informatie en Communicatie
H3: Maatschappelijk Kapitaal
H4: Collectieve Competentie & Sociale Gelijkheid
H5: Conclusies en handelingsperspectieven
Bronnenlijst
Bijlage 1: Context in Brisbane
Bijlage 2: De Theorie
Bijlage 3: Superstorm Sandy in New York (Oktober 2012)
Bijlage 4: Wederom Queensland (Januari 2013)
3. In Het Kort
management samenvatting âSociale Netwerken onder drukâ
Hoewel de potentie van rampbeheersing als (kosten)effectief onderdeel van de Nederlandse
waterveiligheid wel erkend wordt, wordt hiervoor niet op dezelfde manier over innovatie en nieuwe
technieken nagedacht als dat voor de eerste en tweede laag van meerlaagse veiligheid (preventie en
ruimtelijke inrichting) wordt gedaan. Dit rapport beoogt een verkenning te zijn van wat er binnen de
crisisbeheersing nog te winnen is met innovatie en nieuwe technieken.
Inleiding
Zelfredzaamheid is een begrip dat in veel beleidsdocumenten terug komt maar niet vaak een
concrete uitwerking krijgt. Logisch, omdat de gewenste, uit zelfredzaamheid voortkomende activiteiten
tijdens een overstroming per definitie flexibel en afhankelijk van de situatie zijn. Bovendien is het
moeilijk om samen te werken met een niet of nauwelijks georganiseerde âtegenspelerâ (de burger).
Maatregelen die de zelfredzaamheid proberen te vergroten blijven dan ook vaak hangen in goede
intenties en âsymptoombeleidâ.
Zelfredzaamheid en samenlevingen in het algemeen zijn geen statische objecten. Door constante
dialoog en innovatie zijn ook de gemeenschappen die beschermd moeten worden tegen overstromingen
en die 'hun zelfredzaamheid moeten vergroten' altijd in beweging. Een van de opvallendste
veranderingen van de laatste tijd heeft te maken met de manier waarop we met elkaar communiceren.
Online sociale media platforms zoals FaceBook, YouTube en Twitter zijn een integraal onderdeel
geworden van ons sociale leven en van hoe we tegenwoordig met elkaar omgaan. Deze nieuwe
manieren van communiceren introduceren een nieuwe standaard in omgangsvormen. Omgangsvormen
in een samenleving refereren direct aan de essentiële kenmerken van zelfredzaamheid, de introductie
van online sociale media zou langs die weg weleens de essentie van onze zelfredzaamheid kunnen
veranderen. Zelfredzaamheid zou met behulp van deze nieuwe ontwikkelingen zelfs beter bestuurbaar
kunnen blijken dan een aantal jaren terug. Uitgangspunt in dit rapport is dan ook dat âhet publiekâ niet
hulpeloos is en er een inherente veerkracht in een samenleving zit die met de juiste maatregelen benut
en verstrekt kan worden ten behoeve van de crisisbeheersing. Zou met de juiste inzet van sociale media
het voorheen hulpeloze slachtoffer van tegenspeler een medestander kunnen worden? In het project
âSociale Netwerken onder drukâ is de reikwijdte van dit effect onderzocht tegen de achtergrond van de
overstromingen in Queensland begin 2011, waar sociale media een belangrijke rol speelden in de
response en recovery. Met behulp van voorbeelden van andere crises in binnen en buitenland hebben
we in deze rapportage de resultaten van dit onderzoek willen verifieren en de betekenis ervan voor het
Nederlandse beleid willen duiden.
Als maatregel in de rampbeheersing zijn zelfredzaamheid en samenredzaamheid vaak gelinkt aan
risicoperceptie, die bij weinig frequente rampen laag is. Als eigenschap van een gemeenschap worden ze
echter gebouwd uit elementen die altijd in meer of mindere mate aanwezig zijn. Als zelfredzaamheid op
5. ïŁ§ Voor bestaande organisaties kan het juist lastig zijn om mensen buiten hun eigen netwerk konden
vinden om hulp aan te bieden. Het grote publiek is individualistischer en assertiever ingesteld, maar
niet minder bereidt om samen te werken en te helpen. De bestaande infrastructuren functioneren
als filters en versterkers van berichten.
ïŁ§ Het gevoel allemaal lid te zijn van dezelfde groep (ook vertegenwoordigers van officiele instanties)
werkt motiverend om betrokkenheid te tonen en hulp te bieden.
Sociale Gelijkheid
Doordat sociale media zoân duidelijk effect hebben op de andere elementen van zelfredzaamheid is
de verdeling van het risico paradoxaal genoeg schever geworden. Het verschil tussen wel of niet toegang
hebben tot internet, al dan niet via bekenden, betekent nu ook een verschil in risico. Mensen en
middelen zijn door het gebruik van sociale media eenvoudiger en voor meer mensen toegankelijk
geworden. De kwaliteit van de hulpbronnen is daardoor voor goed aangesloten mensen hoger dan voor
sociaal geisoleerde mensen.
Collectieve Competenties
Sociale media kunnen helpen groepen gezamenlijk in actie te laten, mits deze groep ook buiten het
net verbonden is â zoals in een geografisch afgebakend gebied. Mensen kunnen zich gesterkt voelen
door de contacten en steunbetuigingen via Facebook en Twitter, de onzekerheid wordt kleiner door de
beschikbare informatie en zichtbaarheid van andere initiatieven â dit alles maakt het voor individuen
makkelijker om knopen door te hakken.
Een nieuwe rol voor de overheid
Zelfredzaamheid leunt op informele structuren en intrinsieke motivatie en is daarom moeilijk te
besturen. Juist informele structuren en intrinsieke beweegredenen zijn in een moderne samenleving
anders dan vroeger. Oude beleidsinstrumenten verliezen aan kracht, maar dat hoeft niet te betekenen
dat zelfredzaamheid op zichzelf minder bestuurbaar is geworden. De vier elementen om
zelfredzaamheid te duiden zijn minder ongrijpbaar en daardoor, in potentie, ook beter bestuurbaar.
De manier waarop zelfredzaamheid beĂŻnvloed kan worden verschilt uiteraard per bestuursniveau.
Op het hoogste niveau; in Nederland de nationale bestuurslaag, kan men vooral bijdragen door het
houden van overzicht en de prioritering van middelen. Op regionaal bestuursniveau ligt de
verantwoordelijkheid om de verdeling van ingezette informele hulp te monitoren en te coördineren met
gewenste prioritering. Het is logisch om de samenwerking met het publiek (via een platform of netwerk)
op dit niveau te coördineren omdat het hoog genoeg is om overzicht te houden en lokaal genoeg om
rekening te houden met lokale karakteristieken. Tenslotte zou op lokaal niveau de uitvoering en de
praktische samenwerking tot stand moeten komen.
Om de zelfredzaamheid in een samenleving ten volle te kunnen benutten, moeten een aantal zaken
blijven functioneren; op het moment dat ze wegvallen, zal er ook een stuk zelfredzaamheid verdwijnen.
Dit zijn: een dialoog -tussen burgers onderling en met instanties, ontmoetingsplekken -on- en offline,
mengvormen -van secundair en primair getroffenen en zelfbeschikking.
6. 1. Achtergrond en toelichting
In zijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 7 mei 20121
heeft de toenmalige staatssecretaris van
Infrastructuur en Milieu Atsma de wens van de Deltacommissaris overgenomen om de actualisering van
het waterveiligheidsbeleid te baseren op de risicobenadering.
Deze risicobenadering gaat uit van de formule Risico = Kans*Gevolg wat zou betekenen dat er in het
nieuwe waterveiligheidsbeleid niet alleen gekeken wordt naar de kans dat een gebied overstroomt,
maar ook naar de gevolgen die een dergelijke overstroming zou hebben. Bij een gelijke
overstromingskans loopt een dichtbevolkt gebied met veel economische investeringen meer risico dan
een gebied waar weinig mensen wonen of investeringen gedaan zijn. Een overstroming zou daar immers
minder gevolgen hebben. De staatssecretaris stelt dat het goed is âom niet alleen naar de
overstromingskansen te kijken, maar ook naar de mogelijke gevolgen (schade en slachtoffers) van een
eventuele overstroming.â âModern waterveiligheidsbeleidâ, zegt hij daarbij, âvraagt om een brede en
creatieve benadering die alle effecten in ogenschouw neemt.â
De strategieën die binnen het waterveiligheidsprogramma van het Deltaprogramma worden
uitgewerkt, worden onder meer gebaseerd op het meerlaagseveiligheid (MLV) principe. Bij de MLV-
benadering draait het niet alleen om oplossingen die overstromingen voorkomen, maar ook om
(ondersteunende) maatregelen vanuit de ruimtelijke inrichting en rampbeheersing die de gevolgen
kunnen beperken2
.
Aanvullend op de wettelijke beschermingsniveaus - de eerste veiligheidslaag - wordt er binnen MLV
gekeken naar de mogelijkheden van maatregelen in de tweede - ruimtelijke inrichting - en derde laag, de
rampbeheersing. Doel is om de slimste en meest kosteneffectieve combinatie van preventie, ruimtelijke
inrichting en rampenbeheersing te vinden die het overstromingsrisico voldoende vermindert.
1.1.1. Rampbeheersing: de 'derde laag'
De gebiedspilots die vorig jaar (2011) zijn uitgevoerd, gebruikten het MLV-principe om alle mogelijke
maatregelen ter vermindering van overstromingsrisicoâs in beeld te brengen, te vergelijken en te
beoordelen. Over rampbeheersing (laag 3) concludeerden zij dat er onderscheid kan worden gemaakt in,
relatief goedkope, organisatorische maatregelen en, relatief dure, maatregelen in de infrastructuur en
materieel. Zachte maatregelen in laag 3 die de organisatie van rampenbeheersing en zelfredzaamheid
verbeteren, kunnen (kosten)effectief zijn. Hardere maatregelen in diezelfde laag 3, die leiden tot
investeringen in infrastructuur of de middelen voor de rampenorganisatie vergroten, blijken vaak juist
niet kosteneffectief.
In de rapportage over de uitgevoerde gebiedspilots3
wordt met betrekking tot laag 3 dan ook
gefocust op âorganisatorische maatregelen zoals het professionaliseren en optimaliseren van
rampenbeheersing en het verbeteren van evacuatie en het ontwikkelen van zelfredzaamheid gegeven
de bestaande middelen en infrastructuur.â
Maatregelen in de derde laag die in het rapport genoemd worden, zijn:
- Vergroten zelfredzaamheid burgers
1
IENM/BSK-2012/58095 - Kaders en uitgangspunten voor actualisering waterveiligheidsbeleid
2
VenW. Nationaal Water Plan, Den Haag, 2009.
3
Rijkswaterstaat Waterdienst, Syntheserapport Gebiedspilots Meerlaagsveiligheid, dd. 7 november
2011
7. - Treffen noodmaatregelen als zandzakken en tijdelijke keringen
- Preventief evacueren
- Hoogwatervluchtplaatsen; veilige opvang op meest risicovolle plaatsen in rampgebied
- Communicatie
- Bevorderen van zelfredzaamheid van bedrijven
- Verdere professionalisering
- Verlengen van beschikbare tijd voor evacueren door verbeteren (hoogwater)voorspelling
- Routes naar opvangcentra voor bewoners gedefinieerd
In tegenstelling tot de maatregelen die voor de andere twee lagen genoemd worden, is het
merendeel van deze maatregelen weinig concreet te noemen en niet overtuigend origineel of
innovatief. Ook in andere publicaties over rampbeheersing binnen het waterveiligheidsbeleid komt men
vaak niet verder dan âhet verbeteren van rampenplannenâ, âmeer en beter trainen van hulpverlenersâ en
âhet verhogen van het risicobewustzijn van het publiekâ; weinig vernieuwende concepten en ook te vaag
om meetbaar te maken. Hoewel de potentie van rampbeheersing als (kosten)effectief onderdeel van de
Nederlandse waterveiligheid dus wel erkend wordt, wordt er niet op dezelfde manier over innovatie en
nieuwe technieken nagedacht als dat voor de eerste en tweede laag van meerlaagse veiligheid
(preventie en ruimtelijke inrichting) wordt gedaan.
1.1.2. Meer mogelijk
De redenen daarvoor worden ook, zij het niet als zodanig benoemd, kort aangestipt in de conclusies
van de gebiedspilots:
a) Een dreigende overstroming komt maar zelden voor maar de dreiging is dan wel direct
omvangrijk. Hulpverleningsorganisaties zijn vaak qua personeel en middelen gebaseerd op
rampen die frequent tot ongeveer eens in de tien jaar voorkomen. Om de rampenbeheersing bij
een overstroming te garanderen gaat het er dan ook per definitie om hoe de schaarse middelen
worden ingezet.
Het is waar dat het niet efficiënt of kosteneffectief is om van een ramphulpverlenings-organisatie te
vragen zich specifiek voor te bereiden op het zeldzame geval van een (dreigende) overstroming. Dat
neemt niet weg dat de basis van een goed georganiseerde (kleinschaligere) ramphulp wel gelegd kan
worden. In het bovenstaande argument wordt bovendien geen rekening gehouden met de optelsom die
gemaakt kan worden met de eerder genoemde zelfredzaamheid. In het geval van een grootschalige
dreiging of overstroming wordt het, door de uitzonderlijkheid van de situatie, noodzakelijk om te
kunnen vertrouwen op een bepaalde mate van zelfredzaamheid in de samenleving.
Om de âschaarse middelenâ die de hulpverlening tot hun beschikking heeft op de juiste manier te
besteden moeten prioriteiten gesteld worden en kan niet iedereen tegelijkertijd geholpen worden. Juist
ten tijde van een ramp die niet 'frequent tot eens in de tien jaar' voorkomt is de ramphulpverlening dus
voor haar welslagen afhankelijk van de zelfredzaamheid in de samenleving.
b) De effectiviteit van rampenbeheersing en de borging ervan zijn moeilijk inzichtelijk en/of
meetbaar te maken; zeker in vergelijking met de kansen waarmee in de eerste laag wordt
gewerkt.
Inderdaad is het rendement van een goed functionerende rampbeheersing niet vooraf in harde
cijfers te beschrijven. Crisisbeheersing blijft mensenwerk en elke poging om daar berekeningen aan te
hangen strandt met een zeer significante onzekerheid in de uitkomsten van die berekeningen. Dat
neemt niet weg dat de derde laag wel rendement biedt als het gaat om gevolgbeperking. Uit de
gebeurtenissen tijdens de overstromingen in Queensland (Australië) begin 2011 blijkt dat een effectieve
samenwerking tussen professionele organisaties en zelfredzaam publiek niet alleen slachtoffers en
8. schade kan voorkomen, maar ook de hersteltijd na de overstroming verkort. Dat laatste is bijvoorbeeld
belangrijk voor de lokale economie.
1.2. Over Zelf- en Samenredzaamheid
Zelfredzaamheid is een begrip dat in veel beleidsdocumenten terug komt maar niet vaak een
concrete uitwerking krijgt. De hier eerder genoemde rampbeheersingsmaatregelen die uit de
gebiedspilots naar voren kwamen zijn daar een goed voorbeeld van. Logisch, omdat de gewenste, uit
zelfredzaamheid voortkomende activiteiten tijdens een overstroming per definitie flexibel en afhankelijk
van de situatie zijn. Daarbij komt, voor maatregelen gebaseerd op zelfredzaamheid, nog de moeilijkheid
van een niet of nauwelijks georganiseerde âtegenspelerâ (de burger). Maatregelen die de
zelfredzaamheid proberen te vergroten blijven dan ook vaak hangen in goede intenties en
âsymptoombeleidâ. Dat is jammer want daardoor worden (nieuwe) mogelijkheden onbenut gelaten.
1.2.1. De inherente veerkracht in de samenleving
Als maatregel in de rampbeheersing zijn zelfredzaamheid en samenredzaamheid gelinkt aan
risicoperceptie, die bij weinig frequente rampen laag is. Als karakteristiek van een gemeenschap echter,
worden ze gebouwd uit elementen die altijd in meer of mindere mate aanwezig zijn. Als de vier
karakteristieken van zelfredzaamheid op de juiste manier gebruikt en gefaciliteerd worden kan er te
allen tijde, dus ook tijdens een crisis, een beroep gedaan worden op de zelfredzaamheid binnen de
gemeenschap zelf.
In de benadering van laag 3 wordt tot nu toe te weinig gebruikt gemaakt van de sterke kanten die
een samenleving van zichzelf al heeft. Zelfredzaamheid wordt vooral gepresenteerd als doel van de
maatregelen, maar kan juist ook (onderdeel van) een maatregel zijn.
Zelfredzaamheid en samenlevingen in het algemeen zijn geen statische objecten. Door constante
dialoog en innovatie zijn de gemeenschappen die beschermd moeten worden tegen overstromingen en
die 'hun zelfredzaamheid moeten vergroten' altijd in beweging. Een van de opvallendste veranderingen
van de laatste tijd heeft te maken met de manier waarop we met elkaar communiceren. Online sociale
media platforms zoals FaceBook, YouTube en Twitter zijn een integraal onderdeel geworden van ons
sociale leven en van hoe we tegenwoordig met elkaar omgaan. Deze nieuwe manieren van
communiceren introduceren een nieuwe standaard in omgangsvormen. Omgangsvormen in een
samenleving refereren direct aan de essentiële kenmerken van zelfredzaamheid, de introductie van
online sociale media zou langs die weg weleens de essentie van onze zelfredzaamheid kunnen
veranderen.
Met behulp van deze nieuwe ontwikkelingen zou zelfredzaamheid zelfs beter bestuurbaar kunnen
blijken dan een aantal jaren terug. Uitgangspunt in dit rapport is dan ook dat âhet publiekâ niet hulpeloos
is en er een inherente veerkracht in een samenleving zit die met de juiste maatregelen benut en
verstrekt kan worden ten behoeve van de crisisbeheersing. Zou met de juiste inzet van sociale media het
voorheen hulpeloze slachtoffer van tegenspeler een medestander kunnen worden?
1.2.2. Meerwaarde voor waterveiligheidsbeleid
Maatregelen op zelfredzaamheid helpen niet overstroming te voorkomen, maar wel om de schade,
slachtoffers en de maatschappelijke ontwrichting en daarmee vooral langetermijneffecten op
bijvoorbeeld economie en herstelsnelheid te voorkomen of te beheersen.
Een grotere onzekerheid over de overstromingsrisico's in Nederland vraagt om een hogere
tolerantie ten aanzien van extreme situaties, maar, om over-dimensionering te voorkomen, ook om
9. aanpassingsvermogen en flexibiliteit. Maatregelen uit de eerste laag, bijvoorbeeld stevigere
waterkeringen, kenmerken zich niet door flexibiliteit. Organisatorische ingrepen, zoals de maatregelen
uit laag 3, zijn wel flexibel en wellicht dus efficiënter. Deltares constateerde onlangs 45
voor de nieuwe
normering dat investeringen in crisismanagement en rampbeheersing kostenefficiënter kunnen zijn dan
nieuwe investeringen in preventie. Een conclusie die dus ondersteund wordt door de uitkomsten van de
MLV-gebiedspilots.
Hoeveel kostenefficiënter deze investeringen zouden kunnen zijn, is met de huidige exacte
normeringen voor waterveiligheid eigenlijk niet vast te stellen. Dezelfde flexibiliteit die de derde
veiligheidslaag zijn meerwaarde geeft, zorgt ervoor dat de exacte baten - en in mindere mate ook de
kosten - nauwelijks vooraf te voorspellen zijn en moeilijk meetbaar zijn.
Specifiek voor zelfredzaamheid geldt dat goed gebruik daarvan een betaalbare oplossing kan bieden
voor bekende lastige kwesties binnen laag 3 en dus op die manier investeringen zou kunnen besparen:
Lokale aanwezigheid. Bij rampen op geografisch grote schaal, zoals een overstroming is het
voor de hulpverlening onmogelijk om âdirect ter plaatseâ te zijn. Tenzij er geĂŻnvesteerd zou
worden in een zeer fijnmazig netwerk van permanent bemande hulpposten, is âreistijdâ altijd
een nadeel. Bewoners, slachtoffers en omstanders zijn per definitie direct aanwezig. Door hun
potentieel te benutten en te faciliteren dat men elkaar zelf helpen, kan veel essentiële tijd
gewonnen worden. Daarbij kennen deze mensen de omgeving, de mensen die er wonen en de
eigenaardigheden beter dan hulpverleners die van buitenaf komen. Deze lokale kennis kan ook
essentieel zijn.
Mankracht. Zoals al eerder aangegeven is de Nederlandse crisisbeheersing niet direct ingericht
op rampen die minder vaak dan eens in de tien jaar voorkomen. Wat betekent dat in het geval
van een grootschalige overstroming, organisaties te kampen krijgen met grove onderbezetting.
Door de juiste inzet van (een netwerk van) samenredzame burgers kunnen de gevolgen van
deze onderbemensing getemperd worden. Bij een goede samenwerking met de maatschappij
kunnen ook eenvoudiger private hulpbronnen ontsloten worden (boten, heftrucks,
evacuatielocaties) zonder dat de crisisbeheersingsorganisatie daar het beheer en de investering
voor hoeft te doen.
Goodwill. Een slechte samenwerking met het publiek kan bovendien een averechts effect
hebben en juist tot extra kosten leiden. Tijdens de hevige overstromingen in Bangkok in 2011
ging het gerucht dat de overheid de buitenwijken van de stad onder wilde laten lopen om het
centrum te kunnen sparen. Als reactie daarop werden in de noordoostelijke buitenwijken
waterkeringen vernield, om het water weg te leiden en om het zand te kunnen gebruiken voor
de bescherming van hun eigen eigendommen6
. Als er betere communicatie en maatschappelijk
kapitaal aanwezig waren geweest, hadden de inspanningen van deze mensen beter
gecoördineerd kunnen worden en bij kunnen dragen aan de doelen van de lokale autoriteiten.
Zelfredzaamheid heeft dus baten die wel aanwijsbaar maar moeilijk kwantificeerbaar zijn en kan
kosten besparen. Deze meerwaarde is niet per se gerelateerd aan crisisbeheersing en kan, door goede
voorwaarden te scheppen voor de vier karakteristieken van zelfredzaamheid en deze te stimuleren en te
faciliteren, geborgd worden in het weefsel van de dagelijkse samenleving.
4
Rijkswaterstaat Waterdienst, Maatschappelijke kosten-batenanalyse Waterveiligheid 21e eeuw,
dd. 31 maart 2011
5
Rijkswaterstaat Waterdienst, Analyse van slachtofferrisico's Waterveiligheid 21e eeuw, dd. 1 april
2011
6
Al Jazeera - 2 november 2011
10. 1.2.3. Randvoorwaarden: Locaties, maatwerk en (digitale) netwerken
Toch kan zelfredzaamheid niet in alle gevallen ingezet worden. Er is een aantal voorwaarden waar
een crisissituatie aan moet voldoen om gebruik te kunnen maken van de volle potentie van
zelfredzaamheid. Uit de conclusies van dit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat:
- Het belangrijk is dat er niet alleen direct getroffenen bij de crisis betrokken zijn, maar ook
mensen die alleen indirect (secundair) of niet zelf (tertiair) getroffen zijn.
- De mogelijkheid tot dialoog en ontmoetingen het potentieel van de zelfredzaamheid binnen een
gemeenschap kunnen bepalen.
- Afhankelijkheid ook gevoed wordt door gebrek aan zelfbeschikking: het gevoel om voor jezelf en
je omgeving te mogen en te kunnen zorgen maakt dat men het ook gaat doen.
Op het eerste gezicht lijken dit voorwaarden die locatiegebonden zijn; en tot op zekere hoogte is dat
ook zo. Dit wordt ook onderkend in het synthese rapport âGebiedsstudies MLVâ:
âLocaties waar zelfredzaamheid (zowel vooraf als tijdens een overstroming) het eenvoudigst te
vergroten is, zijn gebieden waar de waterdiepte gering is en die gelegen zijn nabij hoge gronden.
Voorbeelden van dergelijke gebieden zijn de buitendijkse gebieden langs de bedijkte rivieren en de Rijn-
en Maasmonding en de Limburgse Maas. Ook in het oostelijk deel van dijkring 36 en ten westen van de
IJssel lijkt verbeteren van de zelfredzaamheid een logische maatregel. Dit zelfde geldt voor delen van de
Gelderse Vallei.â7
Maar bij nadere bestudering blijkt dat de digitale mogelijkheden in een moderne samenleving deze
locatiegebondenheid te kunnen wegnemen en, mits alle netwerken in stand zijn gebleven, ook gebieden
waar meer mensen direct getroffen worden of waar fysieke ontmoetingen niet meer mogelijk zijn, nog
kunnen profiteren van âdigitale zelfredzaamheidâ.
1.3. Zelfredzaamheid als maatregel
Om zelfredzaamheid te kunnen inzetten als maatregel, moet het te beheersen en te besturen zijn.
Dat is lasig en een bekende uitdaging. Door ' zelfredzaamheid' te definieren aan de hand van vier
karakteristieken (zie bijlage 2), kunnen we specifieker aanwijzen waar de â door een overheid - lastig te
besturen eigenschappen liggen.
De lastigste karakteristiek om te beĂŻnvloeden is die van maatschappelijk kapitaal; 'bandenâ en
âgroepsgevoelâ zijn in het bijzonder indicatoren die sowieso al lastig te meten en moeilijk te voorspellen
zijn. Daarnaast zijn ze als 'buitenstaander' van die collectieve entiteit ook moeilijk te beĂŻnvloeden.
Binnen de context van een overstromingscrisis of ramp is bekend dat mensen tijdens en direct na de
gebeurtenis behulpzamer zijn en meer betrokken bij de mensen in hun omgeving. Getroffenen van een
ramp zoeken elkaar op en trekken naar elkaar toe wat de zelfredzaamheid van de groep voor een
volgende crisis zou verbeteren.8
Na de impactfase â 24 tot 36 uur waarin de getroffenen erop zijn
gericht om te overleven â volgt wat vaak de solidariteitsfase wordt genoemd. Tussen getroffenen,
betrokkenen en ook hulpverleners ontstaat een sterk gevoel van verbondenheid. âDe grote
7
Rijkswaterstaat Waterdienst, Syntheserapport Gebiedspilots Meerlaagsveiligheid, dd. 7 november
2011
8
Palen, L.; Hiltz, S.R.; and Liu, S. (2007) Citizen participation in emergency preparedness and
response.
11. betrokkenheid van de omgeving en de overheid en beloofde acties, inzet en aandacht helpen mee het
gevoel van machteloosheid en hulpeloosheid bij de betrokkenen te verminderen.9
â
Het is echter ook bekend dat dit effect relatief snel weer wegzakt in 'de dagelijkse gang van zaken'
en dat goedbedoelde pogingen om het gevoel van saamhorigheid vast te houden zelden echt effectief
zijn. Gemiddeld duurt deze solidariteitsfase tot ongeveer drie weken na de ramp.
Ook de diffuse processen van collectieve actie en collectieve effectiviteit binnen collectieve
competentie laten zich maar moeilijk vertalen naar de belevingswereld van een graag controlerende
overheid. De bureaucratische processen die binnen een grote overheid gehanteerd worden, maken het
vaak moeilijk, soms onmogelijk om in te springen op zich op een chaotische manier ontvouwend
rampscenario.
Bij de andere drie karakteristieken die Norris defineert (zie bijlage 2) vormen indicatoren als de
ervaren betrouwbaarheid van informatiebronnen (Informatie & communicatie) bij een vrije pers en een
eerlijke spreiding van het risico (sociale gelijkheid) ook uitdagingen voor beleidsmakers die
zelfredzaamheid willen stimuleren.
De fysieke informatie- en communicatiestructuren, de kwaliteit van de hulpbronnen en de politieke
samenwerkingsverbanden (kans op zinvolle participatie) zijn anderzijds weer indicatoren die
eenvoudiger beïnvloed en voorbereid kunnen worden door de officiële instanties die zich bezig houden
met crisisbeheersing.
1.3.1. De invloed van sociale media
Zelfredzaamheid en samenlevingen in het algemeen zijn geen statische objecten. Door constante
dialoog en innovatie zijn de gemeenschappen die beschermd moeten worden tegen overstromingen en
die 'hun gezamenlijke zelfredzaamheid moeten vergroten' altijd in beweging. Een van de opvallendste
veranderingen van de laatste tijd heeft te maken met de manier waarop we met elkaar communiceren
via online sociale media.
In een wereld waar een groeiend aantal mensen meer en meer door technologie aan elkaar
verbonden zijn spelen zij ook bij rampen en calamiteiten een grote(re) rol die niet meer weg te denken
is. Nu mensen wereldwijd aan elkaar verbonden zijn door cloud-, crowd en sms-technologie zijn de
begrippen community (âgemeenschapâ), samenwerken en onderlinge hulp snel aan verandering
onderhevig.
Platforms zoals Facebook, YouTube, Google en Twitter zijn een integraal onderdeel geworden van
ons sociale leven (online en offline) en van hoe we met elkaar omgaan en samenwerken, geĂŻnformeerd
worden en met elkaar communiceren. Deze nieuwe manieren van communiceren introduceren nieuwe
omgangsvormen â met elkaar, met organisaties en met de overheid - en sociale media lijken dan ook
net zo revolutionair te zijn als destijds de introductie van het geprinte boek, de telegraaf of de telefoon.
Veranderde omgangsvormen in een gewijzigde samenleving refereren direct aan de zojuist
gedefinieerde karakteristieken van zelfredzaamheid, de introductie van sociale media zou langs die weg
weleens de essentie van onze zelfredzaamheid kunnen veranderen. Daarnaast hebben de online sociale
media ook invloed op wat we heden ten dage verstaan onder gezamenlijke zelfredzaamheid; waaruit
bestaat de community in de community resilience?
9
Samen slimmer, samen sterker. Handreiking voor zelforganisaties van rampgetroffenen. Impact,
2008
12. Figuur 4: (on)bestuurbaarheid van zelfredzaamheid
Verandert de globale toegankelijkheid van sociale media en daarmee de zichtbaarheid van een ramp
of calamiteit de betrokkenheid van anderen? Vergroten sociale media de reikwijdte en invloed van een
gemeenschap doordat naast de overheid en het traditionele maatschappelijke middenveld de
georganiseerde burger niet alleen meer bestaat uit de lokale burger, maar nu ook uit nationale en zelfs
internationale individuen zich betrokken voelen en bijdragen aan de samenredzaamheid? Werd de
community eerst nog omschreven als âan entity that has geographic boundaries and a shared fateâ10
,
door de opkomst van het internet en met name de online sociale media lijken deze geografische
grenzen te verbreden, te vervagen of zelfs te verdwijnen.
Kijkend naar de kernbegrippen waarin Norris de samenredzaamheid heeft verdeeld lijkt het
aannemelijk dat online sociale media van invloed zijn op het volledige kwadrant van informatie en
communicatie. Alle vier subkenmerken (infrastructuur, vaardigheden, communicatie en narratief,
betrouwbare bronnen & verantwoorde media) worden door de online sociale media beĂŻnvloed en
gewijzigd.
Daarnaast is ook de verwachting dat onderlinge hulp, banden (met gemeenschap, maatschappelijke
middenveld en overheid) en het groepsgevoel & geografische betrokkenheid (maatschappelijk kapitaal)
door sociale media beĂŻnvloed kunnen worden. Het ligt in de lijn der verwachting dat uit het kwadrant
collectieve competentie ook collectieve actie en collectieve effectiviteit door de online sociale media
beĂŻnvloed en ondersteund worden. Tot slot zou in het kwadrant sociale gelijkheid de diversiteit van
hulpbronnen waarschijnlijk het meest door sociale media veranderd kunnen worden.
10
Norris (2007) Community resilience as a metaphor, theory, set of capacities and strategy for
disaster readiness.
14. 2. Informatie en Communicatie
Dat in het gewijzigde medialandschap de sociale media in de laatste tien jaar een grote invloed
hebben gehad op de wijze waarop betrokkenen van een ramp met elkaar en met hulpverleners en de
overheid communiceren is geen verrassing. In hoge snelheid maken ook Nederlanders in hun dagelijkse
leven gebruik van sociale media. Het is dan ook haast vanzelfsprekend dat zij in het geval van een
calamiteit of een ramp ook naar hen vertrouwde netwerken en communicatiemiddelen grijpen.
In een representatief onderzoek van Newcom Research & Consultancy (maart 2012) bleek dat van
de 12.642.335 Nederlanders van 15 jaar en ouder
- 7,3 miljoen Faceboek gebruiken (4,3 miljoen dagelijks)
- 6,9 miljoen YouTube gebruiken (1 miljoen dagelijks)
- 3,2 miljoen LinkedIn gebruiken (0,3 miljoen dagelijks)
- 3,2 miljoen Twitter gebruiken (1,5 miljoen dagelijks)
- 3 miljoen Hyves gebruiken (0,9 miljoen dagelijks)
Verschillende onderzoeken over recente calamiteiten in Nederland zoals de brand bij ChemiePack in
Moerdijk, grote treinverstoringen in Utrecht laten zien dat de online sociale media door zowel
slachtoffers en betrokkenen als hulpverleners en overheden gebruikt worden.
Ook uit onderzoek van Google blijkt dat tijdens natuurrampen twee duidelijke internettrends te
onderscheiden zijn in zoekgedrag en internetgebruik tijdens een crisis: (1) een substantieel (soms zelfs
dominant) gedeelte van de zoekopdrachten zijn direct gerelateerd aan de crisis en (2) mensen blijven
online zoeken naar informatie ook wanneer zoekacties en internetverkeer tijdelijk verminderen direct
na een ramp. Hoewel er soms minder internetverkeer mogelijk is doordat vitale infrastructuur is
beschadigd, zorgen de meeste ISPâs (Internet Service Providers) er voor dat er blijvend verbinding
mogelijk is. De uitkomsten van onderzoek door Google wijzen er op dat het internet in tijden van crisis
over het algemeen â zeker vergeleken met andere communicatie-infrastructuur â erg veerkrachtig is.
Ook het onderzoek dat gedaan werd door de Australische Disaster Response and Resilience
Research Group van de School of Medicine van de University of Western Sydney laat zien dat mensen
tijdens en na een calamiteit of ramp online vooral op zoek zijn naar data (wat is de stand van zaken,
dreigt er gevaar voor mij of wat moet ik doen). Hierbij gebruikten de respondenten van het onderzoek
sociale media zowel om algemene informatie op te zoeken als direct vragen te stellen aan bijvoorbeeld
hulpverleningsorganisaties als overheidsinstanties.
âInformatie en Communicatieâ vormen voor de zelfredzaamheid van een groep of gemeenschap een
essentieel onderdeel. Uit alle vier subkernbegrippen (infrastructuur, vaardigheden, communicatie &
narratief, betrouwbare bronnen & verantwoorde media) zijn vooral de communicatie & narratief,
betrouwbaarheid van bronnen & verantwoorde media en de infrastructuur aan verandering onderhevig
door sociale media.
Bij de infrastructuur kan naast de fysieke infrastructuur (de communicatievoorzieningen als internet,
telefoon en tv) ook de sociale infrastructuur (via wie worden berichten verspreid en ontvangen)
bekeken worden. Bij communicatie & narratief kunnen we kijken in hoeverre eisen als snelheid,
juistheid en accuraatheid beĂŻnvloed worden. Bij betrouwbaarheid van bronnen zullen we zien dat onder
invloed van sociale media de betrouwbaarheid van nieuwe bronnen â anderen dan overheden of
hulpverleners ter plaatse â een steeds belangrijkere plaats innemen. Soms worden deze bronnen
gevormd door nieuwe (tijdelijke) groeperingen of communities die tijdens en na (en door!) de ramp of
calamiteit ontstaan.
15. 2.1. Infrastructuur
2.1.1. Shelters en Sociale Infrastructuur
Uit ons onderzoek in Queensland, Australië blijkt dat uiteindelijk veel waarschuwingen via vrienden
en bekenden zijn gegaan: âIk zou naar huis gaan als ik jou was, het water staat bijna bij je voordeurâ,
waarbij de sms een populair medium was. Ook via collegaâs werd veel informatie uitgewisseld op basis
waarvan (mogelijk) getroffenen hun gedrag aanpasten: âToen mijn collega's naar huis gingen, ging ik
daar zelf ook over na denken: eerder eigenlijk nietâ.
Na de overstromingen ontstond er een tweedeling tussen primair getroffenen - die druk waren met
het omgaan met de overstroming zelf en de schade die het water had aangericht - en secundair
getroffenen die wel last hadden van de overstroming, maar geen directe schade hadden. Primair
getroffenen ontvingen de informatie die ze nodig hadden via de hulpbronnen waar zij als eerste beroep
op deden: vrienden, bekenden, familie, buren. Secundair getroffenen gingen actiever op zoek naar
informatie op internet, TV en radio. Veel van de âofficieel verspreidde informatieâ kwam dus alleen via
(eventueel secundair getroffen) vrienden en familie bij de primair getroffen doelgroep aan.
Door de overstroming werden veel natuurlijke ontmoetingsplaatsen zoals de lokale markt, de
bibliotheek of de speeltuin in het park voor langere tijd gesloten. Door een groot aantal van de
respondenten werd dit als een aderlating in hun informatienetwerk ervaren, omdat men de
buurtgenoten nu niet meer toevallig tegen kwam en minder goed op de hoogte was van wat er in de
buurt gebeurde. In reactie daarop werden in verschillende wijken door de bewoners zelf
ontmoetingsplekken opgezet; in Yeronga het Recovery Center, in West End was het een buurthuis en in
Oxley een actieve huismoeder die het buurtnetwerk vanuit haar woonkamer coördineerde. Met behulp
van dit soort punten, waar je makkelijk even binnenloopt en een kop koffie kan krijgen, werd het
eenvoudiger om elkaar op te zoeken en informatie uit te wisselen over hulpprogrammaâs en
schoonmaaktips; de drempel leek hier ook voor eenzame ouderen lager te liggen.
Shelters zijn dus meer dan een fysieke plek om veilig en schoon onderdak te krijgen en maaltijden
te kunnen maken en nuttigen. Shelters zijn ook belangrijke communicatieknooppunten.
2.1.2. Communicatie-Infrastructuur
Tijdens een ramp wordt het grootste gedeelte van de kwetsbaarheid van de ingezetenen van het
getroffen gebied bepaald door het al dan niet functioneren van communicatie- en
informatievoorzieningen. Werkt het internet? Werken telefoon of televisie? Radio?
Grofweg spelen er dan twee grote uitdagingen: het waarschuwen van en communiceren met de
ingezetenen zodat zij op tijd over het juiste handelingsperspectief beschikken en het zelf beschikken
over accurate en actuele informatie over hoe de crisis zich (in fysieke en humanitaire zin) ontwikkelt. In
plannen voor ramphulpverlening is dit onderwerp bovendien per definitie het meest kwetsbaar omdat
het afhankelijk is van zowel (kwetsbare) fysieke infrastructuren als van (uitgebreide) sociale structuren
en snelheid tijdens een crisis altijd van belang is.
Uit onderzoek van Bureau Berenschot uit juli 2012 blijkt dat Nederlandse overheidsinstellingen
slechts weinig bezig zijn met de kans dat de ICT-infrastructuur of energie volledig wegvalt. Het ministerie
van VenJ heeft als doelstelling dat 80% van de instanties die zich in Nederland bezighouden met orde en
veiligheid - als provincies, politie of waterschappen - een plan hebben om ook te kunnen functioneren
als de stroom en/of de ICT-infrastructuur uitvalt. Tot nu toe heeft pas 20% van deze organisaties een
dergelijk continuĂŻteitsplan geschreven. Door het merendeel van de organisaties wordt de kans dat zich
een dergelijke uitval van energie- of ICT-infrastructuur voordoet als zeer gering ingeschat.
Het is belangrijk om bij internet niet alleen te denken aan internetbezoek via een desktop PC, laptop
of tablet als de iPad. Volgens een onderzoek van Gartner zullen in 2013 voor het eerst meer mensen het
16. internet bezoeken via een mobiele telefoon dan via een van de eerder genoemde apparaten. Ook in
Nederland is een hoge mobieletelefoonpenetratie: in het voorjaar van 2011 telde Nederland volgens het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ruim zes miljoen mobiele internetters van 12 tot 75 jaar. Dit is
precies de helft van alle 12- tot 75-jarigen die in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek van
internet gebruik maakten. De verwachting is dat dit percentage voor 2012 aanzienlijk zal groeien.
Mobiele internettoegang is gezien de smartphonepenetratie in Nederland een waardevol (nieuw)
communicatiekanaal. In voorjaar 2011 gaf volgens het CBS 43% van de Nederlanders tussen 16 en 75
jaar aan met de smartphone. Dat was een verdubbeling ten opzichte van het jaar daarvoor.
Dit gestegen smartphone-bezit en âgebruik is van belang omdat, zoals onder andere White en Dufty
in hun onderzoeken melden, âthe increasing use of âsmart phonesâ has been identified as an important
factor enabling access to social media; most critically during and after disasters when landlines are often
affected but mobile networks remain operational.â
Het is dan ook verstandig om bij de crisiscommunicatie met name te denken aan de communicatie
met getroffen via een mobiele applicatie (app). Zo ontwierp de Australische overheid een disaster app
waarmee inwoners â in geval van nood- op de hoogte kunnen blijven van de crisissituatie en via deze
mobiele app actuele informatie van de overheid kunnen volgen. Opdrachtgever Robert McClelland van
het Australische Openbaar Ministerie geeft aan dat men hoopt om met deze mobiele applicatie ook de
onnodige telefoontjes naar het Australische 112 (000, triple zero) te beperken. âNearly half of all calls to
Triple Zero are non-urgent calls and when a disaster happens, calls are often requests for information
about the disasterâ, zei hij.
In Engeland is door Halcrow groep de iPhone applicatie âFlood alertâ ontwikkeld waarbij gebruikers
worden gewaarschuwd als er overstromingsgevaar is bij de locatie waar zij zich â volgens de geolocatie
van hun mobiele telefoon â bevinden. Naast directe informatie bij een daadwerkelijk risico vormt de
applicatie ook een goede manier om burgers te informeren over de mogelijkheid van mogelijke
overstromingen waar zij wonen. Immers ook in Australië werd duidelijk dat aan de bewustwording van
de risicoâs voor een overstroming nog verbeterd kunnen worden. Zo was de alom heersende overtuiging
dat âBrisbane will not flood againâ. Shoothill (een officiĂ«le instantie die een licentie heeft van het Britse
ministerie van Milieu is om overstromingswaarschuwingen te verspreiden) heeft de FaceBook applicatie
Floodalerts ontwikkeld. Deze applicatie geeft direct in de FaceBook-tijdslijn updates over
overstromingen en overstromingsgevaar in Engeland en Wales.
In Nederland is inmiddels NL Alert van start gegaan. Met deze SMS-service kan de Nederlandse
overheid mensen in de directe omgeving van een levens- en gezondheidsbedreigende noodsituatie met
een tekstbericht informeren. In het bericht staat specifiek wat er aan de hand is en wat je op dat
moment het beste kunt doen. Ook de Australische premier Bligh gaf tijdens de overstromingen aan dat
de mogelijkheid om als overheid op grote schaal sms-berichten te kunnen versturen zeker onderzocht
zou worden. Zo bleken veel scholen op een effectieve, succesvolle wijze met de ouders van hun
leerlingen te communiceren via tekstberichten. In een interview zei Bligh ze hierover: "Many schools
relied on SMS messages to parents and that worked very effectively. We now have technology that
certainly didn't exist the last time we had events like this, and I think that the text message out to
individuals is a very important part of this event and well certainly be looking at the technology in
future."
Naast het verzenden van SMS-berichten vindt ook veel communicatie op platforms voor sociale
media vindt plaats via de smartphone. Zo wordt door een groot aantal mensen via de telefoon
getwitterd, worden fotoâs en berichten via de telefoon direct op FaceBook geplaatst en worden met de
telefoon opgenomen videoâs van de lokale situatie direct op YouTube gezet. In crisissituaties zal de
mobiele telefoon en met name het gebruik van internet via de smartphone een belangrijke plaats
innemen.
17. Zorg dat vitale informatie- en communicatievoorzieningen als (mobiel) internet en/of telefoon
tijdens een ramp of calamiteit zoveel mogelijk intact blijven of zo snel mogelijk weer hersteld kunnen
worden
2.2. Vaardigheden
2.2.1. Sociale vaardigheden
Uiteindelijk bleken in Australië veel waarschuwingen via vrienden, bekenden en buren verspreid te
worden. Dit brengt een gevoelige kwestie aan de orde omdat het impliceert dat mensen met weinig
sociale contacten extra kwetsbaar zijn. Kwetsbaarder dan we dachten; niet alleen hebben zij een kleiner
sociaal vangnet om op terug te vallen, blijkbaar bereikt essentiĂ«le informatie over risicoâs en potentiĂ«le
hulp hen ook minder goed tot niet. Buren bleken in deze gevallen vaak de oplossing: veel van de
geĂŻnterviewde respondenten kenden wel een geval van âdat oude mannetje of vrouwtje van een paar
huizen verderopâ waarvan niemand na de overstromingen precies wist hoe het met hem of haar ging. In
de gevallen die ons ter ore zijn gekomen is er uiteindelijk steeds bij de betreffende buurman of vrouw
aangebeld en is er indien nodig passende hulp gezocht, maar dat zegt niets over de gevallen waar niet is
aangebeld en die ons niet ter ore zijn gekomen. Feit is dat juist deze doelgroep vaak de assertiviteit mist
om zelf om hulp te vragen en daarom aansluiting missen bij veel snelle, nieuwerwetse initiatieven.
Het Mud Army van âschoonmaakvrijwilligersâ dat door de straten van Brisbane trok was een goed en
succesvol initiatief, maar als je de deur niet open durft te doen wordt je huis ook niet schoongemaakt.
Zowel het Leger des Heils als St. Vincent de Paul als MICAH hebben (vrijwillige) caseworkers ingezet om
in getroffen gebieden langs de deuren te gaan en juist deze doelgroep te vinden om hulp aan te bieden.
Een taak die traag en naar hedendaagse standaarden niet heel efficiënt werd uitgevoerd (ook zonder
noemenswaardige samenwerking tussen de organisaties), maar die wel onmisbaar bleek.
Mensen die sociaal minder vaardig zijn, zijn ook kwetsbaarder bij een ramp of calamiteit omdat
informatie hen minder snel bereikt en hun hulpvraag minder zichtbaar is.
2.2.2. Technische vaardigheden
De overstromingen in Brisbane City konden zoals gezegd twee dagen van te voren voorspeld
worden. De precieze waterstanden en het precieze moment van overstromen konden uiteraard niet met
zekerheid vastgesteld worden, maar de waarschuwing âBrisbane is going to floodâ kon twee dagen
voorafgaand aan de overstroming gegeven worden. En dat werd ook gedaan. De politie en de gemeente
hebben met persconferenties, radio-uitzendingen en zelfs huis-aan-huis mailingen in de straten waar
overstroming verwacht werd, erg hun best gedaan om iedereen in Brisbane, maar vooral zij die het
risico liepen om te overstromen, te waarschuwen. Gebruik van sociale media was toen nog niet zo
dominant in beeld, maar beide organisaties hadden wel een Facebook en Twitter account met een
bescheiden aantal volgers waarop gewaarschuwd werd en alle traditionele waarschuwingskanalen
waren volop ingezet.
Tijdens de cruciale uren waarin de overstromingen in Brisbane zich ontvouwden had de gemeente
geen website waarlangs zij met haar bewoners kon communiceren. De website Qldfloods.org werd
gebouwd door een softwareprogrammeur en internet ondernemer die wilde bewijzen hoe nuttig zijn
software was en hoeveel data het wel niet kon verwerken. Nog voordat de QLDfloods echt omvang van
betekenis kregen ânog âgewoon een onderwerp in het nieuwsâ- bouwde hij de QLDfloods-site als
voorbeeld voor op een conferentie. Toen de overstromingen hun rampzalige vorm aannamen wilde hij
iets doen en heeft hij van de Qldfloods.org website een informatieportaal gemaakt waar mensen die
willen helpen en mensen die hulp nodig hebben elkaar konden vinden. Deze website was dus speciaal
18. gebouwd om veel bezoekers tegelijkertijd te bedienen en vervulde, per ongeluk, een behoefte waar nog
niet door iemand anders in voorzien werd: een verzamelpunt van relevante informatie. Met de grote
diversiteit aan media en informatiebronnen is het structureren en filteren van de juiste informatie een
belangrijke taak geworden voor het âzichzelf kunnen laten helpenâ van getroffen mensen. De website
QLDFloods.org, de distributiepunten in de wijken en ook de communicatieafdeling van de politie (via
Twitter) functioneerden als belangrijke informatie-hubs.
De meerwaarde van sociale media, en internet in het algemeen, bij het verspreiden van
informatie gaat pas tellen als de 'zenders' van informatie deze kanalen begrijpen en beheersen.
2.3. Communicatie & Narratief
2.3.1. Snel, correct en adequaat
Tijdens een ramp of calamiteit wil een getroffene snel en adequaat (wat betekent het voor mij
precies?) de juiste (feitelijke) informatie vinden. In een rapportage door de Onderzoeksraad voor
Veiligheid (2011) naar de brand in Moerdijk blijken overheden vaak op alle drie de punten snelheid,
adequaatheid en accuraatheid problemen te ondervinden.
Snelheid: de bestuurlijke (officiële) communicatie rondom de brand in Moerdijk kwam 5 januari
even na 15.30 op gang. Op internet â en met name op Twitter â kwam het gesprek al veel eerder op
gang. In het uur direct na het ontstaan van de brand (om 14.30) hadden betrokken burgers al meer dan
2.500 tweets verstuurd over de calamiteit.
Adequaatheid: Een ander lastig punt is het geven van adequate informatie âwat betekent deze ramp
voor mij? Moet ik nu of heel snel iets doen? Ben ik in gevaarâ. Vaak is er bij de communicatie van lokale
en nationale overheden onduidelijkheid over de uitleg van adviezen naar de bevolking. Tijdens de
calamiteit in Moerdijk is informatie vrijgegeven zonder duidelijk te maken wat dit voor hen betekende.
Joustra zegt hier onder andere over: âAndere deskundigen duidden in de media de informatie wel en zo
verloor de overheid haar grip op de communicatieâ. De overheidscommunicatie sloot niet aan bij de
belevingswereld van de burgers. Hierdoor werden berichten ongeloofwaardig of onduidelijk en lieten ze
ruimte lieten voor eigen interpretatie en invulling. Dit zorgde ervoor dat er een beeld overbleef over van
een falende overheid die informatie achterhoudt.
Op snelle sociale media, zoals FaceBook, YouTube en Twitter, zijn â vaak al voor met de officiĂ«le
communicatie is begonnen â fotoâs en videoâs te zien van âwat er aan de hand isâ. Wanneer er door de
officiële instanties niet snel wordt bevestigd dåt er iets gebeurd is en wat de impact van de calamiteit is,
worden de inhoud en de gevolgen van de ramp door getroffenen en betrokkenen zelf ingevuld.
Accuraatheid: Naast problemen met de snelheid en adequaatheid van de communicatie was ook de
afstemming van de (crisis)communicatie tussen verschillende overheidslagen (waaronder verschillende
gemeentes, veiligheidsregioâs en zelfs ook de rijksoverheid) slecht. Ook dit zorgde ervoor dat
getroffenen verschillende, soms tegenstrijdige boodschappen ontving. Overheden kunnen en willen
soms pas communiceren op het moment dat informatie is gecheckt en bevestigd. Onder andere uit dit
onderzoek naar de brand bij ChemiePack blijkt dat het van belang is dat aangegeven wordt welke
informatie wel en niet bekend is en dat daarbij geen valse geruststellende uitspraken worden gedaan.
Ook in Australië heerste binnen de Local Disaster Management Group (LDMG) en de District Disaster
Management Group (DDMG) een zekere tevredenheid over hoe de bevolking in Brisbane gewaarschuwd
was voor de op handen zijnde overstroming: âWe couldnât have done moreâ. Toch schetste de
interviews met bewoners en enquĂȘtes in de wijken een beeld van een stad die overvallen was door het
water. Reacties waren vaak nog steeds vol verbazing over het feit dat ook zij geraakt waren door de
overstroming en dat ze, voor hun gevoel, daar helemaal niet voor gewaarschuwd waren. Mensen
19. hadden âhelemaal geen flyer in de bus ontvangenâ, hadden berekend dat met de voorspelde
waterstanden hun huis buitenschot zou blijven, verwachtten dat het water pas de volgende dag zou
komen of voelden zich dermate veilig achter de Wivenhoe Dam dat de waarschuwingen niet tot hen
door waren gedrongen.
Een eenduidige sluitende verklaring voor deze discrepantie tussen de beleving van de âzendersâ en
de âontvangersâ van de waarschuwing hebben we niet kunnen vinden. Er waren drie argumenten die
vaak terugkwamen in de enquĂȘtes en interviews:
âą De voorspelling was niet accuraat genoeg. Men verwachtte vanwege de voorspelde
waterstanden niet dat het water ook bij hen zou komen of werden overvallen dat het water een paar
uur eerder dan voorspeld kwam. In de waarschuwingen werden steeds de laatste voorspellingen
gecommuniceerd; als men twee dagen van te voren een waarschuwing heeft gehoord waarbij zijn huis
niet in gevaar kwam, bestaat de kans dat daarna niet meer naar de waarschuwingen geluisterd is â want
die boodschap is niet voor mij.
âą âBrisbane will never flood againâ was een alom heersende overtuiging en veel mensen hadden
dan ook geen enkele notie van het feit dat hun huis in een overstromingsrisico-zone lag. De gemeente
had wel al sinds jaar en dag overstromingskaarten met een 1:100 jaar overstromingsscenario online
staan, maar slechts een enkeling had ooit de moeite genomen om daar op te kijken. Vlak voor en tijdens
de overstroming raakte de website van de gemeente Brisbane overbelast â onder andere omdat zoveel
mensen tegelijkertijd de overstromingskaarten probeerden te downloaden. Dat de floodline op deze
kaart geen garantie voor wel/niet overstroombare gebieden biedt, is een principe dat de Brisbane City
Council na afloop hoge prioriteit heeft gegeven om aan zijn inwoners uit te leggen.
âą Traditionele crisiscommunicatie via persconferenties, huis-aan-huis flyers en de radio werd als
ouderwets ervaren. De verspreide flyers werden niet of te laat gevonden, men kijkt overdag geen TV en
luistert naar een andere radiozender dan de nationale rampenzender waardoor de waarschuwingen
volledig aan sommigen voorbij was gegaan. Een luchtalarm zoals in Nederland kennen ze in Brisbane
niet en op de SMS Alert Service, waarbij men een sms'je ontvangt bij naderend slecht weer, was deze
groep mensen niet geabonneerd.
***
âWaarschuwingen vanuit de overheid waren heel slecht. Ik was op kantoor en me er absoluut niet
van bewust dat mijn huis gevaar liep. Mijn buurvrouw belde me om te vertellen dat ik beter naar huis
kon komen om mijn meubels naar boven te brengen. Als zij niet gebeld had, had was ik nooit meer op tijd
geweest. Ik bedoel, ik ben niet geabonneerd op die overheidsâsmsâdingen ofzo, maar je zou verwachten
dat ze je wel weten te vinden wanneer je huis op het punt staat te overstromen.
***
Communicatiekanalen die deze bezwaren weg zouden kunnen nemen zijn websites en callcenters.
Bronnen die mensen op momenten dat het hen uitkomt, kunnen raadplegen en waar veel
gedetailleerde informatie te vinden is. De callcenters waren echter overbelast waardoor mensen
willekeurig andere telefoonnummers die in het nieuws gecommuniceerd werden, gingen bellen.
Zo heeft Volunteering QLD heeft behalve aanmeldingen van vrijwilligers ook een heleboel
telefonische vragen over de huidige stand van zaken gesteld gekregen. Websites van instanties en
organisaties, zoals die van de gemeente, zijn vaak ingewikkeld in hun opzet, met veel
doorklikmogelijkheden en paginaâs achter paginaâs. Juist dit soort websites zijn niet gebouwd om met
grote hoeveelheden internetverkeer tegelijkertijd om te gaan. Toen Brisbane dreigde te overstromen en
er (inter)nationale aandacht voor de stad kwam, terwijl lokale bewoners op hetzelfde moment massaal
de meest recente overstromingskaarten probeerden te downloaden, liep de gemeentelijke website vast.
In Australië was Twitter effectief in het breed en snel verspreiden van informatie en dus het
uitgelezen instrument voor bijvoorbeeld de politie om snel informatie van de energiebedrijven of over
afgesloten wegen te verspreiden en om tips te vragen over vermiste personen.
22. YouTube niet alleen ingezet worden als middel om informatie over de getroffenen en betrokkenen âuit
te stortenâ, maar dat de online sociale media juist ook als een informatiemiddel door de overheid,
hulpverleningsinstanties en organisaties uit het maatschappelijke middenveld kunnen worden ingezet.
Zo extreem als bij de aardbeving in HaĂŻti â waar slachtoffers urenlang van onder het puin via sms-
berichten hun locatie en hulpverzoeken naar de buitenwereld stuurden - zal het misschien bij een
overstroming in Nederland niet worden. Toch is het belangrijk om goed te kijken naar de wijzen waarop
getroffenen en betrokkenen bij andere calamiteiten zelf zorgden voor informatievoorzieningen aan
elkaar. Deze bronnen worden vaak als betrouwbaar gezien, in sommige gevallen net zo betrouwbaar als
â en soms betrouwbaarder dan- de overheid.
In maart 2011 vond ten noord-oosten van Japan een zeebeving plaats waarna de 15 meter hoge
tsunami die daarop volgde een groot deel van de provincie Miyagi onder water zette en grote schade
aanrichtte. De enorme vloedgolf trof ook de kerncentrale Fukushima die onherstelbaar werd beschadigd
en instortte. Tijdens deze enorme ramp werd ook duidelijk dat communities van getroffen Japanners â
soms met technische hulp en ondersteuning van betrokkenen in andere landen - zelf ook een
belangrijke rol speelden in de informatievoorziening. Zo werden bijvoorbeeld een iGeigie-dock
ontwikkeld, een apparaat dat iedere Japanner aan zijn iPhone kon koppelen om de nucleaire straling te
meten. De âcitizen scientistsâ verzamelden hun zelf verzamelde informatie op een gezamenlijke website
naast de officiële informatie van de exploitanten van de Fukushima kernreactor en de IAEA(International
Atomic Energy Agency) .
In het tijdperk waar we weliswaar nog steeds veel op de overheid vertrouwen, is zij echter niet meer
de enige bron waarin we vertrouwen hebben. Online sociale media geven getroffenen en betrokkenen
de kans om ook â gezamenlijk als een zwerm vogels â informatie te geven die vaak net zo snel, juist en
adequaat is als die van de overheid. En soms zelfs sneller of adequater. De vraag is dan hoe je als
overheid met deze zwerm betrokkenen omgaat.
Bij rampen en calamiteiten kunnen zowel directe en indirecte slachtoffers als betrokkenen in
binnen- en buitenland een betrouwbare bron van informatie vormen. Sociale media en andere
technologische applicaties bieden overheden, hulpverleners en maatschappelijke organisaties de kans
om gebruik te maken van nieuwe ontstane communities, een zwerm van betrokkenen die ook
informatie en kennis delen.
2.5. Conclusie
Het domein van Informatie en Communicatie wordt inderdaad op meerdere manieren beinvloed
door het gebruik van sociale media. Voor de infrastructuur zijn andere communicatieverbindingen dan
vroeger relevant om 'in de lucht te houden', terwijl we ons tegelijkertijd moeten beseffen dat sociale
netwerken zich niet alleen online bevinden. Sociale vaardigheden zijn belangrijk voor slachtoffers om
hulp te ontvangen en internet -vaardigheden zijn voor het verspreiden van informatie van belang.
Onder het kopje communicatie en Naratief geldt dat de verwachtingen die men van de
informatievoorziening, ook tijdens een ramp of calamiteit, heeft hoger zijn geworden (snel, correct en
adequaat). Er zijn meer deelnemers aan de discussie waardoor een bericht sneller een eigen leven gaat
leiden, maar waardoor ook meer mensen betokken worden bij het ene gedeelde verhaal. Doordat bij
sociale media de afzenders van posts zichtbaar zijn en slachtoffers mondiger zijn geworden is er een
zelfregulerend mechanisme voor betrouwbare bronnen ontstaan waar het duidden van informatie de
hoofdrol speelt.
23. 3. Maatschappelijk kapitaal
Het idee achter het begrip maatschappelijk kapitaal is dat individuen investeren in, toegang hebben tot en
gebruiken maken van (hulpbronnen die besloten liggen in) hun sociale netwerken. Het maatschappelijk kapitaal
van een individu (of 'Social Capital' ) kan opgevat worden als de totale som van buren- en vriendendiensten
(onderlinge hulp), de sociale banden met anderen in de gemeenschap, organisaties en formele banden met de
overheid en de het ervaren groepsgevoel en de betrokkenheid bij de geografische locatie waar men leeft
11
. De
grootte van dit kapitaal aan 'enkel sociaal toegankelijke middelen' is een relevante indicator voor de
samenredzaamheid van een stad of gemeenschap.
Robert Putnam maakte in zijn boek âBowling alone
12
â - over het verdwijnen van traditionele sociale netwerken
- voor het eerst binnen maatschappelijk kapitaal een onderscheid tussen bonding capital (verbindend kapitaal) en
bridging capital (overbruggend kapitaal)
13
. Deze sociologische concepten zijn gebaseerd op het idee van een âsmall
world netwerkâ waar coherente, strak samenhangende
netwerken losjes samenhangen met andere strak
samenhangende netwerken. Binnen deze netwerken hebben
mensen een gemiddeld aantal verbindingen (contacten) De
verbindingen tussen de verschillende netwerken worden
gevormd tussen connectoren. Deze connectoren hebben
een bovengemiddeld, zeer groot aantal verbindingen, ook
buiten de leden van hun eigen netwerk.
Binnen de sterk samenhangende netwerken is vooral
sprake van bonding capital; tussen de netwerken van
bridging capital. Netwerken met een groot bonding capital
zijn vaak erg inclusief van aard en hebben dus vaak minder
bridging capital.
Dat goed georganiseerde netwerken veerkrachtig zijn
weten we uit New Orleans, waar de strak georganiseerde
Vietnamese kerkgemeenschap een veel hoger 'terugkompercentage' kende dan de losser georganiseerde
afro-amerikaanse kerken. De veerkracht van dat soort georganiseerde netwerken zit in de robuustheid van hun
instituties. Diezelfde robuustheid maakt hen echter ook minder flexibel en minder toegankelijk voor niet-leden; de
keerzijde van een sterke sociale cohesie is altijd dat er aan de andere kant mensen buitengesloten worden
14
. Bij de
maatschappelijke organisaties in Brisbane hebben we dat probleem in meer en mindere mate ook gesignaleerd.
3.1. Onderlinge hulp
3.1.1. Hulpbronnen
De aanwezigheid en het functioneren van een steunende sociale context is van groot belang tijdens een
calamiteit of een ramp. Bij onderlinge hulp wordt allereerst gekeken naar de mensen of instellingen die hulp
verlenen: hierbij worden â als in een piramide â meestal de volgende lagen onderscheiden: de grootste basislaag
11
Paldam, M. (2000), Social Capital: One or Many? Definition and Measurement. Journal of Economic Surveys, 14: 629â
653. doi: 10.1111/1467-6419.00127
12
Putnam, R. (2000) Bowling alone: the collapse and the revival of American community.
13
Clay Shirky (2008) Here comes everybody. How change happens when people come together. Penguin books.
14
Vranken, J. (2008). "Competitiveness and Cohesion: A Janus Head? Some Conceptual Clarifications". In: ACHE, P. et al.
(2008), Cities between Competitiveness and Cohesion. Discourse, Realities and Implementation. Springer: 19-37.
Figuur: Verbindend en overbruggend kapitaal
in netwerken
24. wordt gevormd door familie, daarop volgend een laag van nauwe vrienden, buren en collegaâs, gevolgd door een
laag van formele instanties (uit bijvoorbeeld het maatschappelijk middenveld), overheden en personen buiten de
directe cirkel van kennissen en bekenden. Deze sociale context âbiedt een vangnet wanneer het gevoel bestaat de
gevolgen van een stressvolle situatie niet meer de baas te kunnen. Het creëert het idee dat men er niet alleen voor
staat, wat een positief effect heeft op het psychosociale functionerenâ
15
.
In veel onderzoeken wordt de gemeenschap nog traditioneel benoemd als de sociale context van âburen in de
nabije omgevingâ. De relaties die de bewoners van een gemeenschap met elkaar en met de (geografische) plek zelf
onderhouden zijn van belang voor de gezamenlijke zelfredzaamheid. Onder invloed van sociale media is het begrip
community in de traditionele zin echter aan verandering onderhevig. De laatste jaren is duidelijk zichtbaar dat een
(virtuele) community groter en uitgebreider kan zijn dan de traditionele (plaatsgebonden) gemeenschap. Door o.a.
de vergrote zichtbaarheid van de (omvang van de) ramp of de calamiteit door (internationale) FaceBook-paginaâs,
filmpjes op YouTube en ook twitterberichten die lokaal, nationaal en internationaal gelezen kunnen worden,
voelen meer mensen zich betrokken bij een ramp.
Het onderzoek
16
dat gedaan werd door de Australische Disaster Response and Resilience Research Group van
de School of Medicine van de University of Western Sydney geeft belangrijke antwoorden op de vraag hoe de
slachtoffers en betrokkenen zich voelden door het gebruik van sociale media tijdens Cyclone Yasi (een tropische
cycloon die op 3 februari 2011 over Queensland raasde). Een overweldigend aantal mensen gaf aan dat sociale
media hen een gevoel van verbondenheid en nuttigheid gaf, ze voelden enorm zich gesteund door anderen en
bemoedigd door de hulp en support die door anderen werd gegeven.
Uit de ingevulde vragenlijsten in vier door de overstroming getroffen wijken, bleek dat men vooral heeft
gebouwd op de overlap van hun eigen netwerken met die van anderen, waardoor hulpbronnen via-via binnen
bereik kwamen. Vrienden, bekenden, familie en buren werden genoemd als belangrijkste bronnen van informatie,
mentale en fysieke hulp. Volgens interviews worden deze bronnen niet geprioriteerd in volgorde van de hechtheid
van de relaties o.i.d. maar naar bereikbaarheid.
***
âOnze hele straat bleek toch geĂ«vacueerd te moeten worden. Ik plaatste een oproep op Facebook met de vraag
of iedereen met een truck of grote auto naar onze straat toe wilde komen om te helpen met het verplaatsen van
onze spulletjes. Het liep zowat vanzelf; er kwam genoeg vervoer voor de hele straat.â
***
âDe buurvrouw bleek een klusjesman met allerhande gereedschap te kennen, heel handig bij het schoonmaken
van ons huis. Ik had de buurvrouw nog niet eerder gesproken maar we kwamen elkaar na de overstromingen op
straat tegen.â
***
âNormaal kwam ik bij het winkelcentrum of het park andere jonge moeders tegen met wie ik ervaringen en tips
uitwissel. Door de overstroming waren het park en het winkelcentrum lange tijd gesloten en weet ik niet hoe het
met ze is. Gelukkig heb ik ook een groep goede vriendinnen die iets verder weg wonen. Van een van hen kreeg ik
een folder van het Rode Kruis over waar je op moet letten als je je huis schoonmaakt als het overstroomt is
geweest.â
***
Vrijwel alle geĂŻnterviewden maakten gebruik van hulpbronnen op maar (of niet eens) een telefoontje afstand
en niet of nauwelijks van de infrastructuren van bestaande maatschappelijke organisaties. Binnen deze groep van
belangrijkste hulpbronnen (vrienden, bekenden, familie en buren) ontstonden spontaan nieuwe infrastructuren.
Mensen met de juiste capaciteiten (organisatorische vaardigheden) en connecties (het schoolhoofd, de buurvrouw
die zo handig is met de computer) signaleerden een hulpvraag in hun directe omgeving en organiseerden als
antwoord algemeen toegankelijke steun. Het Recovery Center in Yeronga is daar een goed voorbeeld van, maar
ook de spontane coördinatie van het evacuatieproces in West End door een ogenschijnlijk willekeurige
buurtbewoonster en initiatieven als QLDfloods.org en Baked Relief
17
. Baked Relief is een beweging die werd
opgezet door Danielle Crismani (aka Digella). Ze bedacht het idee om cakes en taarten te bakken voor alle
15
Veerkrachtmonitor
16
The role of social media as psychological first aid as a support to community resilience building. A Facebook study from
âCyclone Yasi Updateâ
17
http://bakedrelief.org/
27. dagen na de overstroming al een algemene oproep gedaan vanuit de LDMG (door de burgemeester) aan alle
inwoners van Brisbane om te komen helpen bij het opruimen. Hierbij werd handig gebruik gemaakt van het gevoel
van âsurvivors guiltâ bij de secundair getroffenen en het feit dat het Central Business District gesloten was en veel
mensen dus niet naar hun werk konden.
Voor bestaande organisaties kan het juist lastig zijn om mensen buiten hun eigen netwerk konden vinden
om hulp aan te bieden. Het grote publiek is individualistischer en assertiever ingesteld, maar niet minder bereidt
om samen te werken en te helpen. De bestaande infrastructuren functioneren als filters en versterkers van
berichten.
3.3. Betrokkenheid bij een groep of plek
Hoe hechter een gemeenschap en hoe sterker de band met de plek, hoe groter over het algemeen de kans op
veerkracht voor zowel de groep als het individu (Kimweli & Stilwel, 2002; Norris & Stevens, 2007).
Het onderzoek22
dat gedaan werd door de Australische Disaster Response and Resilience Research Group van
de School of Medicine van de University of Western Sydney verkreeg belangrijke antwoorden op de vraag hoe het
gebruik van sociale media de slachtoffers en betrokkenen liet voelen. Een overweldigend aantal mensen gaf aan
dat sociale media hen een gevoel van verbondenheid en nuttigheid gaf, ze voelden zich gesteund door anderen en
bemoedigd door de hulp en support die door anderen werd gegeven. Een kleiner aantal mensen gaf aan dat ze
ook hoopvoller waren over de toekomst, directer betrokken en minder angstig.
De toespraak van premier Anna Bligh op 13 januari 2011 in de Brisbane Times
23
waar ze een beroep deed op
het groepsgevoel van de getroffen gemeenschap en de lovende reacties daarop geven een beeld van het
groepsgevoel ervaren werd of wordt in Queensland zelf:
âWe are Queenslanders. We're the people that they breed tough, north of the border. We're the ones that
they knock down, and we get up again."
Met nauwelijks verholen trots praatten kranten, politici en nieuwslezers over de manier waarop Australiërs en
meer specifiek Queenslanders met deze tegenslag omgingen. De massale vrijwilligershulp en steunbetuigingen die
uit het hele land richting Queensland kwamen ten tijden van de overstromingen, werden regelmatig verklaard met
hulp van de term âmateshipâ. Een typisch Australisch fenomeen wat in zijn betekenis wel een beetje in de buurt
komt bij wat wij hier maatschappelijk kapitaal noemen. Het is verleidelijk om mee te gaan in het romantische
beeld dat het Australische volk blijkbaar een unieke saamhorigheid voelt waarmee zij de crisis en het herstel na
(o.a.) de 2011 Queensland Floods het hoofd hebben kunnen bieden.
Een kritische kijker ziet in Brisbane echter de context van een moderne, wereldwijze stad met bekende
stedelijke problemen en met inwoners wie niets menselijks vreemd is. Binnen die, meer generieke, context wordt
het interessant om de link tussen maatschappelijk kapitaal (âmateshipâ) en een sneller en/of beter herstel tijdens
en na de overstromingen te bestuderen; was het inderdaad zo belangrijk, waar kwam het vandaan en wat was de
bijdrage aan het herstel.
De activiteiten op Facebook en Twitter droegen ontegenzeggelijk bij aan het groepsgevoel. Het was via
netwerken van vrienden en via algemene Facebook Tribute sites of de Brisbane City Council site eenvoudig om
persoonlijk contact te leggen met iemand die in het getroffen gebied woonde en/of door de overstromingen
getroffen was, dat maakte de gebeurtenissen ook voor mensen die niet getroffen waren toch heel persoonlijk.
Ontelbare steunbetuigingen op persoonlijke en op publieke sites kwamen van over heel de wereld.
Belangrijker nog, ook de bereidheid om te helpen werd op heel veel manieren geuit. Ook aan de officiële
instanties; de Twitter en Facebook paginaâs van de politie en de gemeente werden niet alleen gebruikt om
informatie te halen maar ook om betrokkenheid te tonen en hulp te bieden. Sommige vragen aan de gemeente of
de politie die online gepost werden, bijvoorbeeld over afgesloten wegen of gas en elektriciteit werden beantwoord
22
The role of social media as psychological first aid as a support to community resilience building. A Facebook study from
âCyclone Yasi Updateâ
23
http://www.brisbanetimes.com.au/environment/weather/blighs-tearfilled-cry-we-are-queenslanders-20110113-
19oxt.html
28. door andere online bezoekers die het antwoord net zo goed of misschien zelfs beter wisten dan de gemeente of
politie zelf.
Het gevoel allemaal lid te zijn van dezelfde groep (ook vertegenwoordigers van officiele instanties) werkt
motiverend om betrokkenheid te tonen en hulp te bieden.
3.4. Conclusie
De grotere persoonlijke betrokkenheid en de overzichtelijk geordende netwerken op sociale media hebben
langs deze weg dus inderdaad een belangrijke bijdrage geleverd aan de âgemeenschappelijke zelfredzaamheidâ in
Brisbane.
Uit ons onderzoek blijkt dat de causale relatie tussen gebruik van sociale media en het maatschappelijk
kapitaal, als volgt verloopt: âgebruik online sociale mediaâ > âbetrokkenheid > âonderlinge hulpâ. Door deze causale
relatie te combineren met de constatering dat het traditionele maatschappelijk middenveld steeds minder
belangrijk wordt, kunnen we de conclusie trekken dat sociale media en de structuur en de onderlinge
betrokkenheid dat zij faciliteren de rol van de traditionele maatschappelijke organisaties aan het overnemen zijn.
29. 4. Overige aspecten van
Zelfredzaamheid
Vergeleken met de eerder genoemde karakteristieken van zelfredzaamheid âinformatie en communicatieâ en
âmaatschappelijk kapitaalâ zijn de elementen âcollectieve competentieâ en âsociale gelijkheidâ minder beinvloed
door de opkomst van sociale media. Toch zien we ook hier de effecten van een snelle, netwerkende manier van
communiceren.
4.1. Collectieve competentie
4.1.1. Collectieve actie
Of er daadwerkelijk een âtwitter-revolutieâ heeft plaatsgevonden tijdens de zogenaamde Arabische lente blijft
de vraag. En de discussie of online sociale media echt passieve toeschouwers kunnen motiveren om daadwerkelijk
in actie te komen loopt nog. Duidelijk is wel dat sociale netwerken als Facebook, Google, YouTube en Twitter het
eenvoudiger hebben gemaakt om zowel virtueel en fysiek in contact te komen met mensen die een vergelijkbare
interesse hebben of die hetzelfde hebben meegemaakt. Online sociale netwerken vereenvoudigen interactie, of
zoals Shirky het benoemt ââWhen we use a network, the most important asset we get is access to one another.
24
â
Sociale netwerken maken het eenvoudiger om makkelijk, snel en goedkoop afspraken te maken,
bijeenkomsten te plannen, informatie te verspreiden en meningen te geven25
. Tijdens een ramp of calamiteit is het
dan ook niet ongebruikelijk om nieuwe online netwerken te zien ontstaan. Niet zelden leiden deze nieuwe
ontstane online sociale netwerken tot collectieve actie. Maar net zo vaak worden de FaceBook-leden of twitteraars
beticht van âslacktivismâ, een inactieve vorm van activisme waar het bij bankzitten en reageren op elkaars
berichten blijft. Zelfs Evgeny Morozov, de internetcriticus die betuigt dat het internet vooral onderdrukt en niet
bevrijdt, zegt hierover in âThe Net delusionâ: âA good way to tell whether a digital campaign is serious or
âslacktivistâ is to look at what it aspires to achieve. [âŠ] This works for some issues, especially those that are
geography bound (e.g., performing group community service at a local soup kitchen, campaigning against a
resolution passed by a local town council, etc.).
26
Juist omdat bij een overstroming zo sterk een geografisch
afgebakend gebied wordt getroffen kan men aannemen dat men niet alleen informatie deelt (sharing),
samenwerkt (collaborate) maar zelfs gezamenlijk in actie komt (collective action).
Een gemeenschap is meer dan de som van haar bewoners. Door collectief actie te ondernemen, kan
gezamenlijk een ramp of schokkende gebeurtenis het hoofd geboden worden, wat naar verwachting ook de
individuele bewoners ten goede zal komen
Ook tijdens de overstromingen in Brisbane bleek Facebook zeer nuttig voor het leggen van contacten,
opzetten van hulpacties en het in gang zetten van inzamelingsacties. In South Australia werd bijvoorbeeld het
âShoe Boxes of Loveâ- initiatief geboren. Via Facebook warden mensen opgeroepen om een schoenendoos te
vullen met nuttige cadeautjes voor de slachtoffers van de overstromingen in Queensland. Maar ook via de
gemeentelijke Facebook-pagina kwamen aanbiedingen en ideeën binnen. Een initiatief dat op Facebook startte en
dermate populair werd dat het door de traditionele media (inter)nationaal werd opgepikt was âBaked Reliefâ. Een
moeder uit Brisbane die âietsâ wilde doen en besloot om proviand te bakken voor de emergency volunteers die
zandzakken aan het plaatsen waren. Ze vertelde over haar initiatief op haar blog, op Twitter en op Facebook en
24
Clay Shirky (2008) Here comes everybody. How change happens when people come together. Penguin books.
25
Ellison,N. (2009)Social network sites and society: current trends and future possibilities
26
Morozov, E. (2010) The net delusion. How not to liberate the world. Penguin books (p. 190)