20120124 presentatie stipo buurtonderneming, social enterprise en sturen in...
101110 bundel interviews ketenonderzoek ci voor expertmeeting
1. Onderzoek naar de ketens binnen de Creatieve
Industrie
Bundeling van de interviews
Amsterdam, november 2010
STIPO
Kairos Co.
Bureau Broedplaatsen
2. Deze bundel is het resultaat van een interviewronde met opinion leaders en
marktleiders in de creatieve industrie in Amsterdam, welke in de periode mei t/m
september 2010 heeft plaats gevonden.
2 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
3. Inhoudsopgave
1. Samenvatting van de conclusies p. 5
2. Inleiding p. 9
3. Lijst met geïnterviewden p. 13
4. Thijmen van Grootheest – Gerrit Rietveld Academie p. 15
Beeldende kunsten en ontwerp
5. Joris Laarman en Anita Star – Studio OH3 p. 18
Design
6. Marloes Krijnen – FOAM p. 21
Fotografie
7. Martin de Ronde – Lost Boys, One Big Game p.24
Gaming en entertainment
8. Duncan Stutterheim – ID&T p. 27
Nieuwe media en Entertainment
9. Rob Malasch – Galerie Serieuze Zaken p. 30
Beeldende Kunsten
10. Andries Mulder – Conservatorium van Amsterdam p. 33
Podiumkunsten
11. Harm Sas – Sid Lee p. 35
Creativiteit als commercieel product
12. Nico van Bockhoven en Machiel Spaan – Academie van Bouwkunst p. 37
Architectuur, Stedenbouw en Landschapsarchitectuur
13. Nannet van der Kleijn en Jemma Land – AMFI en Red Concepts p. 40
Mode
14. Nachoem Wijnberg en Joris Ebbers – UvA Business School p. 43
Ketentheorie
15. Pieter Tordoir – AMIDst UvA p. 45
Ketentheorie en Clustervorming
16. Eva Olde Monnikhof – CCAA p. 56
Creatieve sector Metropool Amsterdam, Ketentheorie
Nawoord p. 60
Bijlage: spreiding van de creatieve industrie over metropool Amsterdam p. 61
3 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
4. Bone chair, by Joris Laarman
4 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
5. Samenvatting van de conclusies
In de periode mei t/m september 2010 hebben Stipo en Bureau Broedplaatsen 13
interviews afgenomen met belangrijke stakeholders die actief zijn binnen de
Amsterdamse creatieve industrie en/of hier duidelijke raakvlakken mee hebben. Doel
van deze interviewronde was om middels dit kwalitatieve onderzoek, nieuwe inzichten
op te doen om het broedplaatsenbeleid in de toekomst op een zodanige manier vorm te
geven dat zowel de broedplaatsgebruikers zelf („de creatieven‟) alsook de gemeente
Amsterdam hier meer profijt uit behalen.
De zes belangrijkste conclusies uit de interviews
De interviews bieden een grote rijkdom aan informatie over de werking van ketens in
de creatieve industrie, zowel binnen de betreffende subsector als meer in het
algemeen. De geïnterviewden hebben een reeks ideeën geleverd over hoe de gemeente
dit in beleid zou kunnen vertalen. Hieronder staan de zes belangrijkste conclusies
weergegeven.
1. Nut broedplaatsenbeleid
Alle geïnterviewden onderschrijven het nut van het broedplaatsenbeleid. De
gemeente voorziet met dit collectieve beleid in een behoefte waar de markt anders
niet in zou voorzien, van kleinschalige activiteiten die in het begin zitten van hun
productlevenscyclus en te maken hebben met relatief grote onzekerheid.
2. Meer aandacht voor inhoud
Het gemeentelijk beleid is sterk in het organiseren van de fysieke condities (de
hardware). Inhoudelijk gezien is er echter nog veel meer uit het
broedplaatsenbeleid te halen (de software). Het beeld is dat de inhoudelijke
samenstelling nu nog te veel wordt bepaald door een toevallige optelsom van via-
via relaties. Er is te veel breedte en te weinig diepte. Geïnterviewden vragen
zowel bij de start van broedplaatsen als bij mutaties onderweg een explicietere
selectie op: 1) de samenstelling van de keten, 2) de kwaliteit van het talent en 3)
de geografische reikwijdte.
3. Denken in ketens
Het denken in waardeketens is gangbaar in de reguliere economie maar volgens
de experts ook bijzonder zinvol in de creatieve sector. De waardeketen bestaat
5 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
6. kort gezegd uit drie stappen: van bedenken (creatie) naar maken (productie) naar
verspreiden (distributie) (Porter model).
Wanneer deze stappen niet binnen één groot bedrijf worden georganiseerd, maar
in een netwerk van kleinere organisaties die wederzijds van elkaar afhankelijk
zijn wordt het denken in ketens en clustering belangrijk. In de creatieve industrie
is dit zeer van belang. De creatieve industrie kenmerkt zich door diversiteit,
kleinschaligheid, beperkt ondernemerschap en beperkte organisatie- en
samenwerkingsverbanden. De potentie van die creatieve industrie blijft hierdoor
onderbenut. De aansluiting bij de juiste ketens en daarmee opschaling is van grote
waarde om de creatieve industrie nationaal en internationaal meer succesvol te
maken. Dit is ook de wens is van Europees en nationaal beleid. De onmiddellijke
nabijheid van die ketens kan hiertoe een grote en snellere bijdrage leveren aan de
waarde van creatie van de creatieve industrie, met name voor starters.
De ketens verschillen sterk per subsector in de creatieve industrie. Soms vallen
concept en maken sterk samen; soms is verspreiden economisch (richting
bedrijven en particuliere opdrachtgevers), soms meer cultureel en op artistieke
inhoud (richting podia en musea). Bij elke stap binnen de keten zijn er relaties
met andere personen, organisaties en bedrijven. Dit zijn relaties die bijdragen aan
de totstandkoming en de verspreiding van producten; maar binnen de creatieve
industrie is het belangrijk ook te letten op relaties die bepalen wat als kwaliteit
wordt toegelaten. Tussen die realaties vinden de belangrijke transacties plaats.
Willen broedplaatsen beter bijdragen aan deze sterkere positionering van de
creatieve industrie dan moeten ze inhoudelijk slimmer worden samengesteld. Het
denken in termen van waardeketens is hiervoor de basis. Binnen de creatieve
industrie is het nodig om dieper te kijken naar de subsectoren. De ketens binnen
(bijvoorbeeld) de beeldende kunsten, theater, mode, architectuur of gaming, zijn
elke keer compleet anders samengesteld. Per broedplaats is daarmee elke keer een
andere subsector het vertrekpunt. In veel (maar zeker niet alle) subsectoren is
clustering met collega‟s van belang. Maar voor het ontstaan van cross-overs (een
specifieke kwaliteit van Amsterdam) is het juist ook belangrijk om andere
disciplines toe te voegen. Deze moeten logisch in de keten passen en een
vergelijkbaar ambitieniveau hebben: een ontwerper en een fotograaf kunnen veel
aan elkaar hebben, een internationaal opererende ontwerper en een op de buurt
gerichte dansstudio veel minder.
6 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
7. 4. Selectie op kwaliteit
Bij het inhoudelijk selecteren op de samenstelling in de keten is tegelijkertijd
meer aandacht nodig voor het explicieter selecteren op de kwaliteit van het talent.
De (vaak bijzonder strenge) selectiemechanismes die de opleidingen, galeries,
musea en podia hanteren moeten ook gaan gelden bij broedplaatsen, zowel bij de
start als bij mutaties.
Een goed selectiemechanisme vergroot bovendien het geografisch bereik,
waardoor Amsterdam op een veel hogere schaal, internationaal, uitnodigender
wordt om toptalenten aan zich te binden, zoals bijvoorbeeld nu ook FOAM al
doet bij het maken van tentoonstellingen. Voor internationaal toptalent is - in
combinatie met het inrichten van de broedplaats - aandacht nodig voor de
huisvesting, iets waar de opleidingen ook nu al meer aandacht voor vragen.
5. Drie selectiemodellen
Selectie op de samenstelling van de keten en op kwaliteit moet alleen gebeuren
door personen die zeer goed zijn ingevoerd in de betreffende subsector, personen
die door hun ervaring en overzicht kunnen beoordelen wat kwaliteit is. De
gemeente moet deze rol niet zelf willen vervullen vanwege het risico van „kennis-
asymmetrie‟: omdat de overheid er zelf geen verstand van heeft gaat de subsidie
naar de mensen met de mooiste verhalen en beste overheidscontacten, wat niet de
beste projecten hoeven te zijn. Selectie moet dus alleen worden overgelaten aan
wie er werkelijk verstand van heeft. De gemeente kan hiervoor drie manieren
experts inschakelen:
a. Selectie via Double blind peer review: een peer group van toonaangevende
experts in de betreffende discipline selecteren het talent via het systeem van
„blinde inzending‟ (ontdaan van de naam, zodat de kans op
belangenverstrengelingen aanzienlijk kleiner wordt). De peer group heeft
kennis van inhoudelijke kwaliteit en van ondernemerschap. De peer group
rouleert elke twee jaar. Dit type selectie is al gebruikelijk bij opleidingen als
de Rijksacademie en podia als FOAM.
b. Selectie door Toptalent: via een vergelijkbaar systeem worden één of meer
toptalenten geselecteerd. Deze bepalen vervolgens zelf de samenstelling van
de broedplaats op basis van de ketenaanpak, zodat er een één op één relatie
ontstaat in hun keten en de hele broedplaats in het teken van dat toptalent
komt te staan.
7 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
8. c. Selectie door Marktleider: een marktleider in een bepaalde subsector bepaalt
vanuit zijn of haar marktkennis wat de samenstelling van het jonge talent in
de broedplaats is. Er zijn al voorbeelden van „private‟ broedplaatsen die zo
zijn ingericht, zoals Nachtlab en SidLee Collective.
Uit de interviews blijkt een grote bereidwilligheid gebleken onder markt- en
opinieleiders om zich op dit soort manieren voor de broedplaatsen van
Amsterdam in te zetten.
6. Welke subsector waar?
Vertrekken vanuit één bepaalde subsector roept de vraag op: welke subsector
kiezen we dan waar en wanneer? Op grond van de interviews zijn volgende
factoren van belang om op te letten:
Wat vindt de stad belangrijk? Bij de selectie van subsectoren kan een
inhoudelijke koppeling worden gelegd met prioriteiten van de Amsterdamse
culturele en economische strategie. Dat kan niet los staan van wat er speelt in
de creatieve industrie. „Slimme steden‟ zijn die steden die gebruik maken van
wat er al broeit en dat weten te versterken.
Wat vinden marktleiders? Net als bij deze interviewronde is het zinvol als
Bureau Broedplaatsen één of twee keer per jaar een gesprek organiseert met
de belangrijkste marktleiders uit de creatieve industrie.
Wie vindt waar zijn personeel en klanten? Subsectoren zoals design die sterk
afhankelijk zijn van creatieve werknemers en stagiairs in de binnenstad
moeten op fietsafstand worden gevestigd. Subsectoren zoals gaming of
entertainment die sterker afhankelijk zijn van autobereikbaarheid voelen zich
beter thuis op een plek die zowel voor auto als OV goed bereikbaar zijn. Dit
hangt ook sterk af van de levensfase: in de pioniersfase is de binnenstad
aantrekkelijker.
Wie zit al waar? Bij de selectie kan worden gekeken wat logisch aansluit op
al gevestigde creatieven in de betreffende subsector in het betreffende
stadsdeel. In deze rapportage zijn spreidingsgegevens over Amsterdam
opgenomen.
Waar zijn de opleidingen en de podia? Belangrijke partners in de keten voor
het toptalent zijn de opleidingen, en in sommige subsectoren waar productie
een belangrijke rol speelt ook de podia.
8 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
9. Inleiding
Amsterdam, een creatieve stad en aantrekkelijke stad
Amsterdam kent een grote concentratie van creatieve industrie binnen haar
stadsgrenzen; daarnaast is er ook in de regio van de hoofdstad een sterke concentratie
van creatieve sectoren. „Creatieve industrie‟ is een verzamelbegrip voor bedrijven en
instellingen die producten en diensten leveren met een culturele, economische en
maatschappelijke betekenis.
Een creatieve stad trekt enerzijds andere creatieve mensen aan, draagt eveneens bij
aan Amsterdam als aantrekkelijke internationale vestigingstad maar is tegelijkertijd
een herkenningspunt en bevestiging voor haar burgers die hier hun identiteit aan
ontlenen. Uit onderzoek is gebleken dat de creatieve industrie in termen van
werkgelegenheid en toegevoegde waarde van groot belang is voor de Amsterdamse
economie. De creatieve industrie is binnen Amsterdam een middelgrote sector met in
2009 37.708 banen; ten opzichte van het jaar 2008 is dit een stijging van 9,4 % (O&S,
Monitor creatieve industrie 2008).
Bron: ARRA 1996-2009, bewerking Denise Nelkert (Groeiende Creatieve Ruimtes, een kwantitatief
onderzoek naar de ruimtelijke ontwikkeling van de creatieve sector in Amsterdam, 2010)
9 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
10. Het belang van de creatieve industrie
Nieuwe technologieën dragen bij aan de overstap van de traditionele verwerkende
industrie naar een kenniseconomie waarin diensten en innovatie meer en meer centraal
staan. Ook de creatieve industrie speelt hierin een steeds belangrijkere rol. De groei
van de creatieve industrie is in het afgelopen decennium flink hoger geweest dan die
van andere sectoren, en creatieve bedrijven dragen tegenwoordig bij aan de export van
Nederland en de „creatie van waarde‟ bij andere sectoren. Met betrekking tot
creativiteit en de creatieve industrie heeft Nederland internationaal gezien een erg
goede reputatie. Nederland, en in het bijzonder Amsterdam, is bovendien een
aantrekkelijke vestigingsplaats voor internationale (creatieve) bedrijven.
Er is een directe relatie tussen het creatief stedelijk klimaat en de mogelijkheden voor
economische groei van een stad.. Daarbij wordt ook de meerwaarde van de creatieve
sector voor de aantrekkelijkheid van en de leefbaarheid in steden onderstreept. De
gemeente Amsterdam investeert daarom in de creatieve industrie; hierin staat het
toevoegen van waarde, kwaliteit en betekenis centraal, en wordt de kruisbestuiving
tussen de verschillende disciplines en met „traditionele sectoren‟ verder gestimuleerd.
De rol van Bureau Broedplaatsen
Op dit gebied is er ook voor Bureau Broedplaatsen een belangrijke rol weggelegd; het
maken van nieuwe broedplaatsen is immers een groeiende economische factor voor de
stad. In het beleidsdocument „Programma Broedplaatsen 2008 – 2012‟ staat de
doelgroep van het broedplaatsenbeleid omschreven als het „basissegment van de
creatieve industrie‟. In dit segment zitten de startende creatieve ondernemers die al
dan niet als kunstenaar of creatief bedrijf willen doorgroeien naar zelfstandig en
groeiend ondernemerschap. In de broedplaatsen zit dan ook veel werkgelegenheid
voor startende en groeiende creatieve ondernemers. Het is dan ook niet voor niets dat
het gemeentebestuur heeft besloten het broedplaatsenbeleid ook in de komende vier
jaar te continueren.
Kwantiteit vs kwaliteit
Het unieke aan de creatieve industrie in onze hoofdstad is dat Amsterdam sterk is in
meerdere ketens en sectoren binnen de creatieve economie, zoals film, mode en
design. Amsterdam is met andere woorden een „cross-over city‟. Het feit dat er
meerdere ketens en sectoren binnen de creatieve economie in Amsterdam te
identificeren zijn, heeft mogelijk een aantal belangrijke implicaties voor het
broedplaatsenbeleid. Dit heeft vooral betrekking op de (optimale) samenstelling van
10 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
11. de broedplaatsen om eventuele „cross-overs‟ en opschaling in de zin van
kruisbestuiving actief te faciliteren. De diversiteit van de creatieve industrie maakt
Amsterdam ook juist minder afhankelijk van een of meerdere specifieke subsectoren.
Tot nu toe heeft het Amsterdams broedplaatsenbeleid zich vooral op de kwantiteit
gericht: hoe meer broedplaatsen er gerealiseerd zouden worden, hoe beter. De vraag is
echter of er niet meer uit dit broedplaatsenbeleid te halen is wanneer er ook aandacht
wordt besteed aan de kwalitatieve kanten hiervan en er zodoende beter ingespeeld kan
worden op de huisvestingswensen en -behoeften van de creatieve industrie. Door een
andere omgang met de broedplaatsen, kan de samenwerking binnen de creatieve
industrie verbeterd worden en de waarde van creatieve producten toenemen. De vraag
op welke manier het ondernemerschap van creatieven kan worden vergroot, mag
hierbij zeker niet uit het oog verloren worden. De kwaliteitstoetsing voor
broedplaatsgebruikers wordt op dit moment gedaan door de Commissie Ateliers
(Woon)werkpanden Amsterdam (CAWA), maar er zijn ook andere concepten voor
kwaliteitstoetsing, -bevordering en ondernemerschap.
Doel: versterking van de creatieve industrie middels broedplaatsenbeleid
Het doel van dit onderzoek is om ketens binnen de creatieve industrie inzichtelijker te
maken en om de interne en externe meerwaarde ervan vast te stellen. Bij de
ketenbenadering gaat het om het versterken van de creatieve industrie zodat er
opschaling van kunst, cultuur en de economie kan plaats vinden en de waarde van
creativiteit verder kan toenemen. Hierbij gaat het voor het broedplaatsenbeleid met
name om de consequenties qua huisvesting van deze meerwaarde van de ketens.
Vanuit deze aanpak moet de economische waarde van broedplaatsen voor de stad - in
de breedste zin - inzichtelijker worden gemaakt. Door in te zoomen op de kwalitatieve
aspecten van de creatieve industrie, kan het huisvestingsbeleid zoals Bureau
Broedplaatsen dat uitvoert op een zodanige manier vorm gegeven worden dat de
Amsterdamse economie meer profijt heeft van de broedplaatsen. De vraag die centraal
staat in dit onderzoek, luidt als volgt:
“Wat is de waarde van broedplaatsen vanuit de economische keten gezien, en wat is
de waarde van de economische keten van broedplaatsen?”
Interviews met belangrijke stakeholders
De bundel die hier voor u ligt is het resultaat van een interviewronde met de
belangrijke stakeholders op het gebied van ketenvorming in de belangrijkse sectoren
van de Amsterdamse creatieve economie. Op de volgende pagina treft u een overzicht
11 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
12. van de geïnterviewden aan. Hierna kunt u de verslagen lezen van de 13 interviews die
Stipo en Bureau Broedplaatsen in de periode mei t/m september 2010 hebben
afgenomen met de vertegenwoordigers van verschillende creatieve disciplines. Aan
het einde van deze rapportage treft u gegevens over de spreiding van de verschillende
subsectoren over de Metropool Amsterdam.
12 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
13. Lijst met geïnterviewden
Naam Onderwerp
1 Prof. Dr. Nachoem Wijnberg en Dr. Ketentheorie
Joris Ebbers, UvA Business School
2 Prof. Dr. Pieter Tordoir, AMIDst UvA Ketentheorie en clustervorming
3 Thijmen van Grootheest, directeur Beeldende kunsten en ontwerp
Gerrit Rietveld Academie
4 Joris Laarman en Anita Star, Design
Joris Laarman Studio
5 Marloes Krijnen, Fotografie
directeur FOAM
6 Eva Olde Monnikhof, projectleider Creatieve sector Metropool
Creatief Zakelijke Dienstverlening Amsterdam, Ketentheorie
CCAA
7 Martin de Ronde, Gaming en entertainment
OneBigGame, Karami en
medeoprichter Vanguard
Entertainment Group
8 Duncan Stutterheim, eigenaar en Nieuwe media en entertainment,
mede-oprichter van ID&T dance
9 Rob Malasch, Beeldende kunsten
galerie Serieuze Zaken
10 Andries Mulder, Podiumkunsten
directeur Conservatorium van
Amsterdam
11 Harm Sas, Creativiteit als commercieel product
Creative Partner Sid Lee
12 Nico van Bockhooven en Machiel Architectuur, stedenbouw en
Spaan, landschapsarchitectuur
Academie van Bouwkunst
13 Nannet van der Kleijn en Jemma Land, Mode
Adjunct directeur AMFI en alumnus
AMFI
13 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
14. Broedplaats Smart Project Space
14 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
15. Beeldende kunsten en ontwerp
Tijmen van Grootheest, Gerrit Rietveld Academie
Over Gerrit Rietveld Academie
“De Gerrit Rietveld Academie is de meest internationale
kunstacademie in Europa. Er lopen hier nu 62 verschillende
nationaliteiten rond, 45% van onze studenten komt uit het
buitenland. We hebben een zeer strenge selectie: van de
ruim 1000 aanmeldingen vallen er 800 af. Tegenwoordig
leggen we ook meer nadruk op onderzoek. Kunst is een
onderwerp dat ertoe doet in de samenleving. We zijn nu in
gesprek met het ministerie om onze masteropleiding uit te
breiden, we willen graag van 60 naar 200 masterstudenten. Op dit moment loopt
Nederland achter in de HBO-masters en dit is een probleem: je hebt je masterdiploma
nodig als je in het buitenland college wilt gaan geven.
Wij overwegen momenteel een optie tot samenwerking met Stichting Premsela:
Rietveld-Sandberg-Premsela zijn drie internationale topnamen bij elkaar. Wij kunnen
een plek bieden voor onderwijs en onderzoek, waar ook een ruimte is voor tijdelijke
tentoonstellingen op het gebied van mode en vormgeving. Het doel is niet een
collectie op te bouwen, maar steeds wisselend werk te laten zien.”
Over broedplaatsen
“Amsterdam heeft veel aan het broedplaatsenbeleid. De zwakke kant is echter dat er
teveel focus ligt op de lage huurprijzen waardoor weinig mensen een toegevoegde
waarde hebben voor de keten. Er is te weinig oog voor de kwaliteit. Het beoordelen
van kunst is niet zo moeilijk; de partijen in het veld bewijzen voldoende dat het
mogelijk is om tot een intersubjectief kwaliteitsoordeel te komen. Je moet strenger
zijn voor de selectie in broedplaatsen. Welke grote kunstenaars hebben de
broedplaatsen voortgebracht.
Over de keten
“Ongeveer 50% van onze studenten begint een eigen bedrijf in de vormgeving als
ZZP‟er. Zij proberen een niche in de markt te vinden, soms samen met andere
studenten. In de beeldende kunsten is dit echter niet erg eenvoudig. Sommigen richten
zich op een startstipendium van het BKVB. Anderen kiezen voor een gemengde
beroepspraktijk. En weer andere studenten gaan iets heel anders doen, één van onze
alumni is bijvoorbeeld nu een erg succesvolle begrafenisondernemer.
15 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
16. In het buitenland worden afgestudeerden vaak docent aan een academie. Een deel van
onze studenten trekt weg naar Berlijn, de grote concurrent van Amsterdam omdat je
daar lage huren hebt en het leven er erg goedkoop is. Bovendien heerst er een
bijzonder klimaat in Berlijn dat misschien wel het best is te vergelijken met de oude
kraakbeweging van Amsterdam in de jaren 80. Nadeel is de slechte economie van dit
moment, waardoor er weinig afnemers zijn in Berlijn. Dat een deel van de studenten
toch besluit in Amsterdam te blijven heeft niks met het beleid van de gemeente te
maken, dat is meer iets sociaals of angst om de sprong naar het buitenland te maken.
De keten in de creatieve industrie verschilt per discipline. In de beeldende kunst zijn
de kolommen „creatie‟ en „productie‟ vaak één. De distributie verloopt via galeries,
vakbladen en musea. De klanten zijn particulieren en instituten (zowel musea als grote
opdrachtgevers als de Rijksgebouwendienst).
In de vormgeving hebben Rietveld studenten een andere plaats in de keten dan de
Design Academy. Die laatste is meer gericht op bijzondere voorwerpen: een aparte
tafel of kast Branding en marketing spelen in dat soor onderwijs een grotere rol dan bij
de meer autonome en conceptuele Rietveld Academie. Rietveld ziet de vormgever als
eigenaar van productieprocessen die een maatschappelijk doel dienen. Ons
DesignLab werkt voor ziekenhuizen, voedselindustrie, etc. Voor een Zaans ziekenhuis
denken de vormgevers na over de gehele wachtruimte. Bij Center Parks gaat het over
de derde generatie belevingseconomie, wat een vertaling moet krijgen naar natuur,
bomen en meren in het park. Het denken richt zich meer op de productomgeving en
het concept.”
Productie- èn afnamekant stimuleren
“Minstens even belangrijk als de productie is de afname. De gemeente zou in de keten
meer kunnen betekenen door niet alleen aan de productiekant (broedplaatsen) maar
ook aan de afnamekant te investeren: manifestaties, festivals en congressen. Waarom
heeft Amsterdam geen eigen biënnale? Als je de productiekant stimuleert, leidt het
dan ook tot iets beters aan de afnamekant? Is er reuring, zijn er nieuwe markten aan te
boren?”
Selectie op kwaliteit
“Aan de productiekant moet er meer aandacht komen voor kwaliteit. Je kunt daarbij
ook letten op de inhoudelijke samenstelling van broedplaatsen. Er zitten redelijk veel
Rietveld studenten in eigen georganiseerde broedplaatsen. Bijvoorbeeld de Service
Garage is een initiatief van studenten Beeldende Kunst. Je moet goed kijken naar waar
partijen elkaar vinden. Bovendien moeten de broedplaatsen meer extern gericht
16 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
17. worden, je mag best aan de buurt laten zien wat je in je broedplaats aan het doen bent.
Een open houding naar de omgeving toe is dus belangrijk.”
Internationalisering
“De selectie op kwaliteit mag internationaal; dat doen wij ook. Naast productie is dan
alleen wel goede huisvesting erg belangrijk voor de concurrentiepositie van
Amsterdam. Ik zou graag mijn masterstudenten een woonplek willen aanbieden. Het is
moeilijk om afgestudeerde toppers vast te houden, als zij na de studie vertrekken kun
je niks meer bieden terwijl je hen juist in Amsterdam wilt houden. Alleen, zodra je
gaat inzetten op de top, haal je je de woede van de „haves not‟ op de hals. Je krijgt het
nooit 100% rond, maakbaarheid bestaat helaas of gelukkig niet.”
17 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
18. Ontwerp
Joris Laarman en Anita Star, Studio OH3
Locatie
“Wij zaten eerst in Rotterdam in het douanegebouw in het havengebied waar veel al
verder zijnde ontwerpers, architecten, fotografen etc. in leegstaande ruimtes zaten;
mensen waar je je aan kon optrekken als starter. Daar hebben wij veel van geleerd.
Wij hebben destijds vanuit Utrecht voor Rotterdam gekozen omdat we daar veel
konden leren en omdat de stad destijds een creatief imago had. We woonden er
goedkoop. We betaalden in de Marconistraat € 180,- voor de ruimte, dat is wat je als
starter nodig hebt. Premsela bracht bussen met Japanse curatoren, galeriehouders
enzovoort langs. Na twee jaar ontgroeiden we de plek en gingen we naar iets nieuws
zoeken. Omdat er geen Bureau Broedplaatsen is in Rotterdam moesten we zelf maar
een beetje zoeken. In Amsterdam konden we sneller terecht.”
Clusteren
“Je moet met andere mensen in een studio zitten want dan komen galeriehouders,
museumcuratoren e.d. langs. Gevestigden en starters mixen is dus heel goed. Clusters
werken als een trein maar het mixen van verschillende disciplines is in de praktijk niet
per definitie handig. Het verschil in het soort bedrijven moet niet te groot zijn. Studio
OH3 werkt bijvoorbeeld veel internationaal terwijl de dansschool beneden veel
connecties met de buurt zoekt. Wij willen vanwege de kwetsbaarheid van ons werk en
de aanwezigheid van chemische productiestoffen liever niet al te veel vreemden over
de vloer en zoeken beslotenheid; de dansstudio wil dat juist weer wel en zoekt
openheid.
Er was een hele goede fotograaf in de broedplaats aanwezig met wie we veel
samenwerkten. Daar is echter twee keer ingebroken en vervolgens is die vertrokken.
Verschillende disciplines kunnen van waarde zijn, maar dat moet je dan wel beter
inhoudelijk doordenken. Het is nu aan het toeval overgelaten en dan werkt het niet.
Waarom wij in deze broedplaats zitten? Vanwege de ruimte, die is gewoon heel mooi
en licht. Bovendien hebben we hier goede OV-verbindingen, wat erg belangrijk is
voor onze werknemers. Hoewel ik het zelf wel zou willen zou ik vanwege het krijgen
van personeel niet buiten de stad kunnen zitten.
Wat we wel slecht vinden aan Bureau Broedplaatsen is dat er niet gedacht wordt aan
veiligheid, terwijl dat het belangrijkste is. Hier is al vaak ingebroken en vanwege de
onveiligheid gaan mensen weg waardoor de broedplaats een slechte naam krijgt.”
18 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
19. Over de keten
“Omdat Studio OH3 uit drie bedrijven bestaat, hebben we hier ook drie ketens: naar
industriële producten, de experimentele keten en de keten van prototypes en andere
dingen die in de werkplaats gemaakt worden. De industriële producten verkopen we
aan één of twee gespecialiseerde fabrieken in Italië. De royalties uit de verkoop van
industriële producten investeren wij weer in nieuwe prototypes. Nederlands design is
een hype, dat komt ook door Droog Design. Droog geeft jonge ontwerpers veel
opdrachten, wat vooral in de beginfase heel belangrijk is. Moooi is het enige in
Nederland goed verkopende meubelmerk. Wij gaan zelf nauwelijks naar beurzen maar
de grote producenten en bedrijven vinden je zelf via de publiciteit. Wel zijn er veel
informele netwerken in de design sector, met alleen een goed idee kom je er niet;
bedrijven willen er wel een gezicht bij hebben.
Voor het experimentele werk vinden kunstverzamelaars je via de galeries en de
musea. Wij werken nu samen met één galerie in New York en dat bevalt heel goed.
Zij investeren mee in onze ontwerpkosten en we delen de winst bij verkoop. Voorheen
kochten verzamelaars rechtstreeks bij ons; nu alleen via de galerie. Onze filosofie is:
je moet ervoor waken dat je kunst niet op een veiling terecht komt. Mensen moeten je
werk kopen omdat ze het mooi vinden, niet als een investering.
Vroeger op het schoolplein waren er twee manieren om een vriendje of vriendinnetje
te krijgen: iedereen af lopen en hopen dat er één hapt of cool zijn en wachten tot er
iemand naar jou toe komt. Het eerste is de marketing in de klassieke economie. De
manier van marketing bedrijven in de creatieve sector lijkt veel meer op de tweede.
We zijn door een aansprekend ontwerp in de media terecht gekomen. (Het
afstudeerontwerp van een barokke radiator). Daardoor raakte MOMA geïnteresseerd
en die heeft ons benaderd. Sindsdien vragen ze af en toe nieuw werk.
Aan de productiekant werken we met veel werkplaatsen samen, maar maken we ook
veel gebruik van nieuwe technologieën. In Duitsland was onderzoek gedaan hoe
botten groeien. Botten zijn sterk en toch licht. General Motors heeft daar software mee
gemaakt. Toen ik dat hoorde hebben we contact met ze opgenomen. Die software kan
nu voor je berekenen wat de lichtste structuur is waarmee je een bepaald meubel kunt
ontwerpen. Daar zijn nieuwe ontwerpen van stoelen en kasten uit voortgekomen die
ook weer heel veel aandacht in de media hebben getrokken.”
Onderwijs en bedrijfsleven
“Het liefst zou ik een eigen master opleiding willen starten om wetenschap en design
te verenigen. De Design Academy staat naast Philips maar er is bijna nooit contact. De
universiteit is ook heel gescheiden van het bedrijfsleven.”
19 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
20. Over broedplaatsen en clustering
“Wij willen graag zelf ook een eigen broedplaats beginnen, liefst in een rauwe
omgeving met erg veel ruimte om ons heen. Een ruimte die gemakkelijk uitbreidbaar
is: we werken met 6 vaste krachten en 6 freelancers, maar als we een tentoonstelling
organiseren dan zitten we opeens op zijn drukst met 30 man; daarna neemt het even
snel weer af. Wij willen een internationaal gezien inspirerende plek wat je een gevoel
van vrijheid geeft en waar we ook dingen buiten kunnen neerzetten. Hier willen we
graag een mix van mensen met ervaring en de jonge geesten, maar wel allemaal met
dezelfde hoge ambitie.
Als je ons de lead geeft dan regelen wij iedereen in de keten die we nodig hebben:
ontwerpers, een goede filmer, een fotograaf, producenten, etc. Je moet dan wel een
opstartfase hebben waarin je rustig kunt beginnen en niet in één klap alle ruimtes vol
moet hebben, je hebt tijd nodig om de juiste ketenpartners te vinden.
De huidige broedplaatsen zijn veel te democratisch, je hebt juist 1 a 2 partijen nodig
die de broedplaats trekken en die de mensen selecteren die erbij komen. Je moet
broedplaatsen uit zichzelf laten ontstaan. Als je het opstarttraject meer tijd geeft, komt
dat ten goede aan de veiligheid en de samenstelling van de broedplaats. Bovendien
moet je kiezen voor één ambitie en daar helemaal voor gaan: Slotervaart en een
internationale ambitie gaan bijvoorbeeld gewoon nog niet samen.”
20 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
21. Fotografie
Marloes Krijnen, FOAM
Over FOAM
“Foam_Fotografiemuseum Amsterdam bestaat volgend
jaar 10 jaar. We richten ons op alle facetten van
fotografie, van documentair tot mode, van eigentijds tot
historisch. Er is een omvangrijk educatief programma.
Foam trekt 190.000 bezoekers per jaar, waarvan 10%
voor educatie. Foam exposeert ook buiten de muren
van het museum: op de Zuidas, in het Vondelpark, op
scholen. De inhouse galerie Foam Editions verkoopt
fotografie voor tussen de € 600 en 1200 per werk. Om
fotografieliefhebbers en verzamelaars te helpen hun
kennis over verzamelen te vergroten organiseren we een cursus voor jonge
verzamelaars. We geven 4 keer per jaar een internationaal magazine uit. Bovendien
wordt jaarlijks een prijs uitgereikt, de Foam Paul Huf Award, aan een jong
internationaal fotografietalent, tot 35 jaar. In in Foam 3H (3hoog) exposeren we het
werk van jong aanstormend talent. Begin 2010 heeft Foam een driejarige
projectlocatie geopend in Amsterdam Nieuw West: „West Side Stories‟. Een
vernieuwend initiatief waarvoor het museum een lange periode intensief in deze wijk
werkt ter verbetering van de sociale cohesie door middel van het creëren van een
ontmoetingspunt waar mensen leren over fotografie, over elkaar en de buurt.
Foam heeft als museum bovendien een adviserende, sturende rol voor particulieren en
bedrijfscollecties.
Foam krijgt beperkt geld van de overheid: van onze jaarlijkse begroting van 3,5
miljoen euro moeten wij 3 miljoen zelf binnen halen door cultureel ondernemen en
sponsors. We zien veel voordelen in samenwerken met verschillende
partijen/sponsors, structureel en incidenteel. Onlangs hebben we voor 4 jaar een
sponsorovereenkomst afgesloten met advocatenkantoor De Brauw. Maar er zijn ook
bedrijven die ons steunen voor specifieke tentoonstellingen, zoals voor de grote
overzichtstentoonstelling van Inez van Lamsweerde en Vinoodh Matadin, gesponsord
door Audi en Delta Lloyd.
Selectie op kwaliteit
“De poortwachters van kwaliteit en talent zijn bij Foam de mensen die de inhoud
bepalen, dus de twee curatoren en ikzelf, plus degene die verantwoordelijk is voor de
21 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
22. preselectie van de portfolio‟s in het tijdschrift. De poortwachters bij Foam hebben ook
een internationaal netwerk. Een voorbeeld van wat ons heel veel brengt is de Foam
Paul Huf Award. Daar zitten heel veel verschillende aspecten aan. Er worden 20
nominators uit de hele wereld gevraagd om ieder minimaal 5 jonge talenten aan te
dragen uit hun omgeving. Die nominators zijn bijvoorbeeld mensen uit de museale
wereld, de directeur fotografie van de NY Times, mensen van belangrijke blogs,
critici, uit de kranten/tijdschriften wereld. Daardoor ontstaat een heel internationaal
netwerk, ook omdat de nominators ieder jaar wisselen. Deze nominators vragen door
hen geselecteerde fotografen om werk in te sturen. Vervolgens bepaalt een
internationale jury, die ook voortkomt uit dit netwerk, wie dat jaar de winnaar is van
de Award.”
Positie Amsterdam
“De wereld van fotografie is heel internationaal. Dit komt voor een deel omdat
fotografie veel via websites en andere media wordt getoond. Foam is een autoriteit en
wereldwijd smaakmakend voor fotografie. Fotografen vinden het belangrijk om in
Amsterdam getoond te worden en contacten te leggen. Door deze enorme
belangstelling trekt Foam bijna twee keer zoveel bezoekers als het Maison
Européenne de la Photographie in in Parijs. Andere toonaangevende instituten zijn
o.a. Jeu de Paume, International Center for photography (ICP)New York, C/O Berlin
en Fotomuseum Winterthur. Foam is internationaal, en organiseert ook activiteiten in
het buitenland, bijvoorbeeld een tentoonstelling in New York, of tijdens het
fotofestival in Arles of internationale fotografiebeurzen als Paris Photo en Photo
Londen/New York Photo.
Onze contacten hebben we dus internationaal en deze zijn niet plaatsgebonden. Maar
onze contacten waarmee we echt om de tafel kunnen zitten, zitten hier in Amsterdam.
De relatie met opleidingen hier is bijvoorbeeld belangrijk voor Foam. Als academies
hun eindexamenexposities laten zien, gaan wij altijd kijken of er talent bij zit wat wij
in 3H kunnen laten zien. De fotografieopleidingen van bijvoorbeeld Rietveld en
Rijksacademie zijn goed. Wat Nederlandse fotografen daarnaast internationaal goed
maakt is de meertaligheid. “
Over de keten
“In de fotografie loopt autonoom en toegepast werk veel meer door elkaar dan in
andere sectoren van de creatieve economie. Werk in reclame, opdrachten, kranten en
autonoom, het komt allemaal gemakkelijk bij elkaar.
22 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
23. Ik denk dat je als fotograaf beter floreert en meer kan produceren voor de markt als je
in staat bent om allianties aan te gaan, bijvoorbeeld met een websitebouwer om zo je
werk te laten zien.
Mijn indruk is dat onder de fotografen de bereidheid en/ of het gevoel voor de
noodzaak om je open te stellen en allianties te sluiten groter is dan onder mensen die
zich met beeldhouwen of schilderkunst bezighouden. Dat komt ook omdat de
afzetmarkt voor fotografen veel diverser is. Je wilt zichtbaar zijn om je werk te laten
zien aan kranten, tijdschriften of collecties.
Belangrijk in de keten zijn – naast de musea met hun activiteiten zoals wij – de
galeries en galerieverkoop, de beurzen (o.a. Paris Photo, Caroussel du Louvre) en
tijdschriften.
Over broedplaatsen
“Een broedplaats, als je dat ziet als een plek waar je met andere mensen in contact
kunt komen, kan iets voor die afzetmarkt betekenen. Voor fotografie heb je door de
digitalisering trouwens wel steeds minder ruimte nodig. Ik weet niet of er relatief veel
fotografen een plek in een broedplaats hebben, maar ik denk dat er ongetwijfeld
punten zijn waar fotografen bij elkaar komen om elkaar te ontmoeten en ervaringen en
kennis uit te wisselen, op logische maar ook wel misschien minder voor de hand
liggende plaatsen.
Ik ben een groot voorstander van combinaties, daar is Foam ook op gericht. Ik denk
dat je kunt floreren als kunstenaar door in staat te zijn ook met je markt in contact te
komen. Ik weet niet of een broedplaats bedoeld is om rustig te kunnen werken of dat
deze worden gemaakt met het uitzicht dat je je zo kunt ontwikkelen en uiteindelijk
zelf je geld gaat verdienen. Maar ik denk dat als een broedplaats gebruikt wordt als
plek om te broeden, te inspireren of geïnspireerd te raken en zoveel mogelijk contact
te maken met anderen, dat die zeer zinvol kan zijn.”
23 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
24. Gaming en entertainment
Martin de Ronde, Lost Boys, One Big Game
Gaming
“„Creatief‟ is een gevaarlijk woord. In de
gaming draait het om een mengeling van IT en
creativiteit. Creativiteit is in Nederland maar
een beperkt onderdeel van de game industrie.
De rest is vooral tekenen, programmeren en
muziek maken.
Begin jaren ‟80 werd de markt van games
gedomineerd door de VS, Groot Brittannië en
Japan. Europa kwam in het verhaal niet voor.
Toen wij begonnen waren we met twee tot drie
man. Gaandeweg schreed de technologie voort
en kon je meer uit het apparaat halen. Op
gegeven moment was de thuismarkt niet meer voldoende om de kosten terug te
verdienen: ons bekendste label „Killzone‟ kostte zes miljoen om te ontwikkelen. Je
moet dan minimaal één miljoen exemplaren verkopen. Dat heeft gemaakt dat wij
internationaal georiënteerd zijn geraakt. Op dit moment groeit Canada sterk, vooral
door de loonbelastingsubsidie. Daar zijn nu studio‟s van 1000 man. Europese
bedrijven kunnen daarmee niet concurreren. Nederland staat bekend om zijn goede
technologietoepassing; verhaallijnen zijn minder. Amsterdam staat bekend door de
dwarsverbanden naar reclame (advertgaming).
Wij zitten hier nu met een aantal creatieve ondernemingen bij elkaar op dezelfde
verdieping (o.a. Flogs, Nilzu – soort gouden gids voor gaming - , console online game,
site 5 – site voor creatieve freelancers -, futuremakers). Men hoopte op synergie
effecten maar dat gebeurt hier maar heel weinig. Dat is overigens niet erg, want als je
je in de opstartfase van je bedrijf bevindt heb je maar weinig tijd voor neven-
activiteiten. Daarnaast ben je ook concurrenten van elkaar.”
Locatiekeuze
“We zitten hier (in een modern kantoorgebouw op een bedrijventerrein langs de Ring
A10) omdat deze locatie redelijk goedkoop en makkelijk bereikbaar is. Daarnaast is
het hier lekker rustig en hebben we ongeveer het snelste internet van Nederland. In de
jaren 90 zaten we aan de Herengracht (Lost Boys gebouw). Dat was wel „hip en
trendy‟ maar erg vervelend voor klanten die met de auto kwamen. Het nadeel van
onze huidige locatie is dat het wel goed bereikbaar is met de auto, maar niet met het
24 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
25. OV. Nu zijn we op zoek naar een nieuw pand voor ons nieuwe bedrijf, een van onze
belangrijkste eisen is dat het goed bereikbaar moet zijn. Wij zitten niet vast aan
Amsterdam, maar dit is wel een goede vestigingsplaats voor arbeidskrachten. Omdat
een groot deel van de productie via internet verloopt, en er sowieso steeds meer
spellen voor het internet worden ontwikkeld, is een goede internetverbinding
cruciaal.”
Over de keten
“In essentie bestaat de keten in de gaming simpelweg uit developing en publishing.
Sommige bedrijven hebben beide ineen. Publishers hebben de distributietaak; vaak
zijn die per land georganiseerd. Marketing is een aparte tak, in print, TV, etc. De
banken financieren. Er zijn vier grote beurzen: LA (EJ), San Francisco (GC), Keulen
en Tokyo.
Dé keten van de gaming industrie bestaat echter niet. Er zijn verschillende manieren
om tot een game te komen: allereerst de traditionele manier, zo is Killzone ook
ontstaan. Je had een aantal ideeën en dan ging je bij verschillende publishers langs,
wereldwijd waren dat er 15 tot 20. Een andere manier is om eerst een demo te maken,
die aan te bieden aan een Publisher en wanneer die „ja‟ zegt zoek je er een producer
bij om het spel te verfijnen.
De ontwikkelingen volgen elkaar heel snel op. Een paar jaar geleden besteedden we
enkele jaren met een groot team om games voor de stand alone PC‟s te maken. We
werkten met drie disciplines drie jaar lang aan een klus: design (visueel), art (visuele
stijl) en coding (programmering).
Daar is nu geen markt meer voor; in 2000 kwam het internet op en spellen worden
snel ontwikkeld. Het aantal facebook games is in de afgelopen periode van 30.000
naar 1,5 miljoen gegaan. De budgetten voor ontwikkeling zijn sterk gedaald, en
daarmee zijn de meeste gaming producenten weer op de thuismarkt georiënteerd
geraakt. De afgelopen tijd komt er weer iets meer aandacht voor de kwaliteit van de
games nu de sprong van internet naar console wordt gemaakt. De markt bestaat vooral
uit de internationale (Guerilla is daarin één van de grote merken) en de advergames
voor reclamebureaus.
Creativiteit in de gaming sector is market driven, men neemt niet teveel risico en gaat
voor datgene wat veilig is. De verschillende disciplines werken allemaal samen. Het
komen tot een game is een proces van creatief technisch pingpongen.
Een groot deel van het gamingproces wordt ook uitbesteed aan landen als China
omdat het om een erg arbeidsintensief proces gaat. 90% van de werkzaamheden van
Karami wordt bijvoorbeeld in Hongarije uitgevoerd, hier wordt alleen het intellectueel
eigendom bedacht. Hoe groter je afzetmarkt, hoe groter de kans op een onverschillige
consument . Hierdoor kan de kwaliteit omlaag gaan wat betekent dat ook het budget
25 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
26. voor een game omlaag gaat. Dat betekent dat er meer mogelijkheden voor outsourcing
zijn.
Je moet goed inzicht hebben in nieuwe technologieën en markttrends. Enige business
sense is dus erg belangrijk. Het creatief proces is steeds meer ingeperkt. Uit het niets
kun je niet meer zo snel een groot bedrijf beginnen. Wanneer dat wel lukt¸ dan gaan
grotere bedrijven outsourcen ofwel voor de werkgelegenheid hoeft Amsterdam het
niet te doen, want het is economisch niet echt voordelig.”
Gaming en broedplaatsen
“Een locatie moet voldoen aan een aantal praktische voorwaarden. Eerste optie is niet
het neerzetten van een broedplaats voor de gaming. Het gaat veel meer om het hebben
van een level playing field: subsidieverstoring moet dan overal zijn. Als je kleine
startende bedrijven de indruk geeft dat ze levensvatbaar zijn is dat heel gevaarlijk.
Vaak missen zij business sense. Je moet hen juist de markt laten ervaren. Dit is wel
puur vanuit bedrijvigheid bekeken.
Vanuit het oogpunt van innovatie is de situatie heel anders maar eerlijk gezegd zie ik
niet veel innovatie in Amsterdam; behalve Layar misschien dan. De nieuwe media zijn
zo snel opgekomen dat het ook heel snel „normaal‟ geworden is. Het is een digitaal
ambacht geworden, maar dan heb je ook nog de dreiging van de lage lonen landen.
Innovatie lijkt in deze sector dus minder belangrijk. De business sense in deze sector
moet omhoog. Het is heel belangrijk om opportunity te spotten en hier vervolgens ook
iets mee te doen.
Men moet vooral sterk investeren in een postdoctorale opleiding waar hybride vormen
van creativiteit, technologie en bedrijvigheid bij elkaar komen. Handelen en
onderhandelen gaat goed, maar niet in de creatieve sector. Daar zijn juist business
mensen nodig. Kennis van technologie is in NL daarentegen hoogwaardig.
Als stad moet je een stap terug doen en duidelijk een visie ontwikkelen op waar je
over 5-10 jaar wilt zijn? Daarnaast moet Amsterdam een keuze maken: wilt zij
concurreren met Utrecht of met Parijs? Ik denk dat je Nederland gewoon moet zien als
één gebied, het is maar een klein land.”
26 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
27. Nieuwe media en
entertainment
Duncan Stutterheim, ID&T
Over ID&T
“ID&T bestaat uit een commerciële tak
(sponsors, bierbrouwerij, etc); een
creatieve tak (bedenken van de show), een
organiserende tak (security, logistiek,
producties) en financieel. Het bedrijf zit nu
in 17 landen met 17 feesten per jaar maar
ons hoofdkantoor gaat nooit naar het
buitenland. Dit bedrijf is 100%
Amsterdams: hier begint de kennis, we
licenseren alleen de spullen naar het
buitenland. Nederland heeft de sterkste
housemarkt ter wereld en daarin zijn wij leidend (50% van de thuismarkt). De
Nederlandse standaard ligt heel hoog en we zijn goed in organiseren. De entertainment
industrie is van belang voor de economie. Het afgelopen weekend waren er 12.000
buitenlanders op Sensation, en werden er 1500 hotelkamers in Amsterdam verkocht.
En dat voor één avond.”
Entertainment en broedplaatsen
“ID&T heeft ook een broedplaats in de entertainmentindustrie: stichting Nachtlab. In
het oude ID&T gebouw aan de Rhoneweg bij Sloterdijk bieden wij sinds oktober 2009
een plek aan creatieve ondernemers. Via ons eigen netwerk heeft de stichting het pand
binnen drie maanden verhuurd aan 21 organisaties die actief zijn binnen het
nachtleven. Er is nu zelfs een wachtlijst. Met het opzetten van Nachtlab blijven wij als
bedrijf in contact met de jonge generatie en met nieuwe bedrijven. Wij werken nu
veel internationaal, maar je moet wel open blijven staan voor nieuwe ideeën. Het gaat
om een wederzijdse dienst: ID&T blijft op de hoogte van nieuwe ideeën en aan de
andere kant helpen wij hen. Als ze bijvoorbeeld bang zijn dat ze de huur niet kunnen
betalen, geeft ID&T ze desnoods een opdracht wanneer ze financiële problemen
hebben. De nachtindustrie moet groter worden, je kunt Nachtlab zien als „levend
marktonderzoek‟. Zo weet je wat er speelt. Alle marktleiders zouden zich zo moeten
gedragen. De samenstelling van Nachtlab is gericht op synergie. Er zitten bedrijven bij
27 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
28. elkaar waarvan je hoopt dat ze klanten uit Nachtlab halen, bijvoorbeeld met een
bedrijf als creatiefboekhouden.nl of door webdesigners er bij te zetten.”
Clusteren
“Ik geloof enorm in „clusteren‟. Er is in de stad veel behoefte aan kleine
kantoorruimtes. Maar de toegevoegde waarde is het bij elkaar zetten van mensen die
in dezelfde richting denken. De meeste mensen hebben toch de behoefte om overdag
bij elkaar te zitten.
Het nadeel van deze locatie aan de Rhoneweg is alleen dat er geen sfeer is.
Daartegenover staan de voordelen: parkeermogelijkheid. Er zijn een aantal
gemeenschappelijke ruimtes, dus er worden veel ruimtes gedeeld. Voor de mensen die
daar zitten is het heel tof om te zitten in het pand waar ID&T is begonnen. De
huurders zijn een beetje op naam en faam geselecteerd, maar er is ook ruimte voor
nieuwe mensen. Het gaat ons vooral om mensen met een goed verhaal en daar hoeven
geen businessplannen aan te pas komen. Zo heb je een redelijk eenvoudige manier om
talent te ontdekken. Je moet kunnen zeggen dat jongeren ergens maximaal 3 jaar
mogen blijven zitten. Maar aan de andere kant, het móeten doorstromen is erg lastig
want het duurt even voordat je goed wordt. Dit model kan op meerdere subsectoren
worden toegepast.”
De keten
“Onze keten bestaat uit alles wat nodig is voor een productie: kleinere organisatoren,
film, fotografie, decor, kleding, choreografie, muzikanten, lichtoperators,
gastvrouwen, models at work, traffic support en ticketing. We werken daarbij samen
met partners als de HKU en FOAM. We hebben behoefte aan mensen die conceptueel
kunnen denken. Met prijsvragen vissen we talenten uit de scholen. We verzorgen een
talentopleiding voor ze.”
Relatie entertainment en broedplaatsen
“Wij denken straks nog één of twee broedplaatspanden voor ID&T in Amsterdam
nodig te hebben, maar dat kan eventueel ook in Rotterdam. De droom van ID&T is dat
we over vijf jaar 5.000 m2 bij elkaar hebben, een epicentrum voor elektronische
muziek. Voor kantoor, maar met ook een klein laboratorium erbij. Een locatie als
Amsterdam Noord spreekt ons erg aan door de robuuste uitstraling, bijvoorbeeld het
gebied bij de Shelltoren. Waar we nu zitten in Zuidoost, dat voelt niet goed. Dit
gebied is te bedacht.
Maar ook panden als het oude ABN Amro, Volkskrant, en Trouw moet je behouden,
dat zijn stoere gebouwen en die zijn uniek. Maar jammer genoeg is bij al dit soort
28 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
29. gebouwen het verhaal dat het tijdelijk is want het moet weer herontwikkeld worden.
Dat is zo zonde. Misschien moet je iets je focus verleggen als broedplaatsen om dit
langer in stand te houden.
Wij zijn intern bezig met duurzaam ondernemen, één van de hoofdstukken hieruit is
onderwijs. Hoe kunnen we talent betrekken bij ID&T en kennis overdragen? Hoe
implementeren wij onze kennis naar buiten en hoe halen wij kennis naar binnen?
Zoals wij dat met Nachtlab doen op eigen initiatief, kan de gemeente dat ook.
Nederland is bijvoorbeeld sterk in fotografie. Je moet broedplaatsen ook op
toptalenten richten en thematisch inrichten. Dat trekt talent van over de hele wereld
aan. Door samenwerking met academies, instituten als FOAM en broedplaatsen kan
een soort kruisbestuiving ontstaan. Daar komt de plek bij kijken en als die goedkoop is
dan maakt weer veel meer mogelijk.
Als wij experimenteler zouden gaan en echt nieuwe richtingen op gaan dan zou
Bureau Broedplaatsen een rol kunnen spelen in de entertainment. Als je een nieuwe
broedplaats begint, moet je dat onderbrengen bij een stichting, met een bestuur. Je
krijgt dan 2 jaar de tijd om je te ontplooien en dan weg. Zoiets zou geweldig zijn.
Je moet daarvoor de kennis uit Amsterdam gebruiken, van mensen die geïnteresseerd
zijn in nieuw talent. Bureau Broedplaatsen fungeert als facilitator van een pand.
Daarboven moet er een bestuur of toelatingscommissie zijn die de initiatieven
beoordeelt. Zij moeten zeggen wat het concept is, er voor zorgen dat het door blijft
stromen, en zorgen dat mensen na 2 jaar weer verder gaan.”
Denktank marktleiders voor broedplaatsen
“Door gebruik te maken van mensen die passie voor de stad hebben kun je de
experimentele kant beter verbinden met de economie van de stad. Als het goed is, lukt
dat.
Je moet een goede secretaris aanstellen voor de stichting en dan vier of vijf
marktleiders uit de verschillende richtingen om te beoordelen. Die komen dan 4x per
jaar samen. Als mensen goed zijn dan vinden ze hun plek wel en staan ze op de kaart.
Dat is wel een aanjager om die mensen de economie in te krijgen. Tegelijkertijd is het
voor ons inspiratie en een manier om nieuw talent ontdekken. Voor het talent is het
een platform om verder te komen. Je moet kijken naar de grotere spelers die
geïnteresseerd zijn in de inhoud. Die een passie hebben voor de stad en het
doorontwikkelen van talent. Die zouden daar misschien wel iets in willen betekenen,
maar dat moet natuurlijk niet al te veel tijd kosten.”
29 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
30. Beeldende kunsten
Rob Malasch, Galerie Serieuze Zaken
Tussenbureaus
“Ik zet veel vraagtekens bij de samenwerking van de gemeente met de zogenaamde
tussenbureaus want dit is in tegenspraak met wat de stad wil; zo‟n instantie haalt zelf
namelijk ook nog wat binnen. Niet een tussenorganisatie, maar de mensen zelf moeten
het beheer doen. Als de kunstenaars van nu dat niet meer willen, moeten ze er maar
gewoon uit.”
Buurt
“Het is onzin om als kunstenaar continu rekening te houden met de buurt. Het huidige
beleid zet mensen voor het blok. Omdat ze ergens goedkoop kunnen zitten, vraag je
hen om in de buurt maatschappelijk bezig te zijn. Dat is niet waar kunstenaars voor
zijn, zij moeten zich richten op kwaliteit en authenticiteit. Denk je dat Mondriaan of
Van Gogh zeiden: „ik moet nu even twee uur mijn buurt opwaarderen‟? Er zijn
broedplaatsen waar de corporaties geld geven aan de broedplaats om de buurt op te
waarderen. Dit is oneigenlijk gebruik van het economisch materiaal. Het is ook totale
onzin om met z‟n allen gezellig kunst te maken: kunst maak je gewoon alleen.”
Kwaliteit
“Ik ben voor kwaliteit van de kunst in alle opzichten. De kracht van een kunstwerk is
dat het authentiek is. De stad moet veel extremer zeggen waar het om gaat, namelijk
kunst maken. De stad moet zeggen dat ze een kunstenaar wel of niet interessant vindt.
Er wordt op dit moment geen keuze gemaakt.
Er zijn genoeg voorbeelden uit het buitenland over hoe je een broedplaats vorm kunt
geven. Bijvoorbeeld in Frankrijk krijgt een goede kunstenaar gewoon een plek van de
gemeente. Hier is er nu teveel ballast in de broedplaatsen. Je moet de kwaliteit van de
kunst in een broedplaats laten beoordelen door de trekker van de broedplaats zelf,
bijvoorbeeld iemand als Joris Laarman. Het slaat nergens op om 50 kunstenaars in een
gebouw te plaatsen, je kunt dat gebouw beter aan 1 of 2 kunstenaars geven.
De invulling van een pand moet je niet institutionaliseren want dat leidt teveel tot
eenkennigheid. Je moet iemand vinden die onafhankelijk en belangeloos zoiets gaat
doen. Je moet zaken zoveel mogelijk simplificeren, niet ingewikkelder maken dan het
al is. Broedplaatsbeleid gaat op deze manier aan zichzelf ten onder want het is te groot
en er zijn teveel regels. Kunst heeft ook niks met democratie te maken. Niet iedereen
heeft talent, het gaat om het ontwikkelen van talent.
We hebben niks aan middelmatigheid. Het gaat om internationaal doorbreken. Welk
30 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
31. toptalent is er nu door het beleid van broedplaatsen internationaal succesvol
geworden? Bureau Broedplaatsen moet zich richten op (inter)nationaal toptalent en
dus ook meer buiten de grenzen selecteren. Een goed voorbeeld hiervan is de
Rijksakademie. Hier krijgen goede kunstenaars 2 jaar de tijd om zich te ontwikkelen
en hier zijn veel grote namen uit voort gekomen. De selectie is snoeihard – de wereld
van de kunst is een kleine vijver war heel veel haaien in rondzwemmen - maar alles is
hier gericht op de kwaliteit van de kunst. Hier adviseren topmensen de studenten ook
hoe de zaken aan de pakken in de kunstwereld, iets wat verder nergens wordt
gestimuleerd.
Er zijn veel te veel kunstenaars. Die kunnen niet allemaal succesvol worden. Daar
moet je iets mee doen en dat betekent dat je dan niet onder een selectieprocedure uit
komt. Na een X aantal jaar moet je de ruimte ook weer verlaten.”
De keten
“De positie van Amsterdam internationaal gezien is de laatste jaren gekelderd door de
sluiting van de musea. Het telt nu niet echt meer mee. Mensen uit New York zien
Amsterdam niet als een wereldstad en Amsterdam doet hier niets aan. Voor jonge
kunstenaars is Amsterdam niet de eerste keuze. Ze gaan veel eerder naar Berlijn, New
York, Parijs of China (Shanghai, Peking). Als het ergens economisch goed gaat, moet
je daar zijn want daar kopen de mensen je werk.
Economisch gezien is Amsterdam zwak en niet heel interessant; maar het koopklimaat
kan veranderen door toptalent. Als zij internationaal doorbreken, is dat ook goed voor
Amsterdam. Zij zijn dan ambassadeur van Nederland en Amsterdam. Er is maar één
Janine Jansen, en die draagt weer bij aan het Concertgebouworkest.
Voor de galeries is de sluiting van de musea funest. Internationale kunstverzamelaars
komen naar de stad vanwege klinkende tentoonstellingen, en duiken daarna het
galeriecircuit in. Er is dus een hele directe relatie tussen musea en galeries.”
De functie van de galerie
“De galerie scout nieuwe talenten bij musea, ateliers en via het netwerk. Voordat het
tot een tentoonstelling komt ga je praten met de kunstenaar en zijn / haar ontwikkeling
een tijdje volgen, wel met de mogelijkheid van een tentoonstelling.
Ik beschouw de galerie als een theaterplek, een podium. Galeries zijn heel belangrijk
voor jong, aanstormend talent en voor de ontwikkeling van kunst. Een galerie is een
merk/keurmerk. In het buitenland gaan grote galerieën veel meer over macht en geld.
Serieuze Zaken gaat meer over kwaliteit. In Nederland is er geen killersmentaliteit.
We leven in een socialistisch land. In de beschermende omgeving van Nederland
werkt dit, in de rest van de wereld niet.
Ik wil een hub ontwikkelen, dat is namelijk een verbinding met alles wat er nu bezig
31 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
32. is. Een niet-gesloten circuit, dat lijkt mij erg interessant. Over 10 jaar hoop ik alles
wat ik me artistiek eigen heb gemaakt bij elkaar te brengen. Ik heb het idee dat de
huidige galeries hun beste tijd hebben.”
32 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
33. Podiumkunsten
Andries Mulder, Conservatorium
Het conservatorium in de keten
“Het Conservatorium is een topschool, ook in
internationaal opzicht. Die goede reputatie komt vooral
doordat we hier veel goede docenten hebben rondlopen
die bekend zijn in het vak. Bovendien hebben we
kwalitatief erg goed onderwijs. Jonge mensen worden
steeds kritischer en door het internet maakt het hen niet
uit waar ze precies studeren. Voor een student is het
verschil tussen Amsterdam en Londen niet zo groot.
De keuze wordt vooral gerelateerd aan de docenten en het imago van een plek op dat
moment.
Amsterdam heeft een goede infrastructuur. Amsterdam heeft bijvoorbeeld de mooiste
orgels, wat een pluspunt is: er is een heel oud instrumentarium en er zijn goede
orgeldocenten. Amsterdam heeft al van oudsher een rijke muziekcultuur en ook
andere goede faciliteiten zoals Paradiso, het muziekhuis, en het concertgebouw.
Binnen een straal van 200 km is er nog veel meer te vinden.
Naamsbekendheid heeft een zichzelf versterkend effect, maar het is ook erg kwetsbaar
want als de goede docenten met pensioen gaan moet je een goed alternatief vinden.
Concurrenten in Nederland zijn het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en voor
enkele hoofdvakken de conservatoria van Groningen en Maastricht.”
Selectie van kwaliteit
“Er studeren 1100 studenten bij het Conservatorium en er werken 340 medewerkers.
We geven onderwijs in alle disciplines: jazz, klassiek en pop. Onze selectie is erg
streng: van de 1500 inschrijvingen per jaar valt 85% af. Van onze studenten komt 60%
uit het buitenland.
Het gaat om jonge kinderen. Wil je de top halen, dan moet je al voor je tiende in een
muzikale omgeving worden opgenomen.
Tijdens je opleiding moet je een keuze maken: ga je voor top of breedte? In klassiek
en jazz bereikt maar een bepaald percentage de top. Het Conservatorium richt zich op
de uitvoering van de kunsten, maar een solo carrière is niet voor iedereen weggelegd.
Een van de uitdagingen waar wij nu voor staan is wat je in het onderwijs moet doen
om mensen klaar te maken voor de buitenwereld.”
33 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
34. Faciliteiten rond de onderwijsketen
“Om kwaliteit naar boven te halen en mensen aan je te kunnen bieden, moet je goede
faciliteiten aanbieden. Dan moet je bijvoorbeeld ook denken aan de sterke binding met
een stichting voor studentenhuisvesting die huizen beschikbaar heeft voor musici met
belangrijke randvoorwaarden. Het nieuwe conservatoriumgebouw is geweldig en heeft
ruime openingstijden (8-23 u open) en 4 mooie concertzalen in het pand. Dit zijn
zaken waar je als overheid in moet investeren, als internationale student moet je je hier
vooral welkom voelen. Een voorbeeldfunctie/uitstraling waarbij de staat dichtbij de
creativiteit staat trekt mensen aan.”
Conservatorium en broedplaatsen
“Over het algemeen hebben internationale studenten niets met broedplaatsen, het is
een typisch Nederlands fenomeen. Als muzikant hebt je ruimte nodig om jezelf te
ontwikkelen tot musicus.
Wat ik erg interessant vind is het idee om verschillende musici in één straat te hebben,
zoals in Amsterdam Noord gebeurd, onder leiding van Floor Ziegler. Dit is goed voor
de student zelf, maar ook voor het publieksbereik omdat op deze manier meer mensen
op een laagdrempelige manier kennis kunnen maken met muziek. Een ideale
broedplaats laat alle facetten van het vak zien, dus van topmusicus tot
overdrager/docent. Je moet van buitenaf al kunnen zien wat er binnen gebeurt en
iedereen moet hier kunnen binnen wandelen. Als student moet je aan de buitenwereld
kunnen laten zien wie je bent en wat je doet. Ook om te laten zien hoe mooi muziek
maken is. De wisselwerking in de maatschappij is erg belangrijk. Je moet actief
vertellen over je instrument. Dit vindt men van nature niet makkelijk, en vooral niet in
de muziek omdat alles daar op persoonlijk gevoel/voorkeur wordt gedaan. Alleen de
kunstenaar kan vertellen hoe mooi muziek is.
Conservatorium studenten hebben behoefte aan goede betaalbare ruimte om te spelen.
Het moet vooral snel beschikbaar zijn en snel opzegbaar, dus je moet niet aan een
jaarcontract oid vast zitten. Het gaat om het faciliteren.
De overheid moet de mensen niet zelf selecteren, maar zij moet vooral de mensen die
daar meer verstand van hebben dat laten doen. Wat je als overheid wel moet doen is
het omlaag brengen van de regeldruk. Dat is ook een belemmering voor creativiteit.
Als mensen eenmaal op een plek zitten moet je ze vervolgens even met rust laten om
zich te ontwikkelen. Het CAWA verhaal heb ik bijvoorbeeld nooit begrepen, dat is
niet zo transparant.
De programmering van broedplaatsen is ook erg belangrijk; misschien heb je hiervoor
wel een netwerk van programmeurs nodig?”
34 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
35. Creativiteit als commercieel product
Harm Sas, Sid Lee
Over Sid Lee
“Sid Lee is gestart in Montreal en heeft ook vestigingen in Parijs en Amsterdam. Wij
hebben verschillende disciplines en pilaren in ons bedrijf - reclame, digitaal,
architecten, designers. Ons product is creativiteit. Onze claim to fame is mixen. Onze
filosofie is dat we in teams werken met mensen met een verschillende achtergrond die
allemaal hun eigen kwaliteiten meenemen die van waarde kunnen zijn voor het team.
Creativiteit bestaat voor de helft uit talent, de andere helft is teamsport.
Sid Lee Amsterdam bestaat op dit moment uit 40 personen, hier zitten 25 tot 30
verschillende nationaliteiten bij dus het is behoorlijk multicultureel. Je moet zoveel
culturen en disciplines om je heen hebben dat je altijd net uit je comfort zone wordt
gehaald. Als je hier goed mee om weet te gaan, kom je wel hogerop. Dit heeft te
maken met personality en leadership. Deze eer kan volledig worden toegeschreven
aan onze oprichters die al 10 jaar met dit model bezig zijn. Ik ken geen andere
bedrijven die ook zoals wij werken. Deze werkvorm is ook lastig want je kunt niet
zomaar uitleggen wat Sid Lee doet.”
Amsterdam
“De stad Amsterdam heeft veel voordelen om talent aan te trekken en vast te houden,
bijvoorbeeld dat het een uitstraling heeft als creatieve hoofdstad waar het leuk is om
te werken. Ook is hier veel talent aanwezig, en is het een mooie historische plek om te
werken. Andere voordelen zijn dat er veel directe vluchten zijn naar Amsterdam, de
aanwezigheid van veel industrie, de goede naam met betrekking tot architectuur en
industrieel design, onze VOC mentaliteit en neutraliteit waardoor we ons makkelijk
kunnen aanpassen aan anderen, en onze goede kennis van de Engelse taal.”
De Pijp
“We waren voor ons bedrijf op zoek naar een plek waar we een privé ruimte met een
publieke ruimte konden combineren, de wens was om een ruimte te hebben waar
creativiteit kan groeien, waar je inspiratie kunt bieden en geïnspireerd kunt raken. In
het pand waar we nu zitten zat hiervoor een oude plantenzaak; deze hebben we casco
overgenomen en geheel naar eigen smaak verbouwd en ingericht. 70% van onze
huidige ruimte hadden we direct in het begin al, en door de jaren heen hebben we
vervolgens steeds weer kleine stukjes erbij gekocht wanneer er ruimte vrij kwam. We
zijn echter nog steeds aan het groeien en merken nu wel dat het erg lastig is om uit te
35 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
36. breiden in de Pijp. Toch is dit een van de weinige plekken waar we zouden kunnen
zitten; onze medewerkers willen alleen in deze sfeer werken.”
De keten
“Onze afnemers zijn heel divers: Cirque du Soleil, RedBull, Adidas, Diesel etc voor
de creatie van merken. Maar we ontwerpen ook concepten voor gebouwen, zoals het
Ajax Museum.
Toeleveranciers zijn vaste suppliers, specialisten in bepaalde producten; relaties die de
beste zijn in hun soort en waar we voor langere termijn mee willen samenwerken.
Wij willen graag onze sterren zelf opvoeden, trainen en groot maken; dus veel meer
volgens het model van FC Barcelona en Ajax, en juist niet van Real Madrid. We
hebben mensen nodig die eager zijn, net niet de top bereikt, mensen met niet te veel
bagage van ervaring.
Het Sid Lee Collective hebben we opgericht ter bevordering van onze R&D maar het
is ook een mogelijkheid voor jongeren om hun talenten te exposeren. Hier kunnen we
mensen uittesten en kansen geven om nieuwe producten te ontwikkelen. Daarom
hebben we ook veel contact met de opleidingen: wellicht dat we de jonge talenten van
nu later nog nodig kunnen hebben namelijk.”
Broedplaatsen
“Ik zou heel graag zelf ook een broedplaats inrichten. Je hebt dan veel meer kansen
dan wij nu hebben. Ik zou de broedplaats zodanig inrichten dat het een talentpool
wordt voor Sid Lee. Wij denken hierover na omdat we op dit moment uit ons pand
groeien. Ook in Montreal loopt dezelfde discussie. Een van de gedachten die ze daar
hebben is het creëren van een soort creative district met culturele, creatieve dingen en
dat combineren met suppliers (zowel tijdelijk als vast).
Het gaat hierbij om het creëren van een klimaat om de creativiteit te stimuleren. Dit
plan heeft al op tafel gelegen bij de City of Montreal, maar dit zou ook zomaar in
Amsterdam kunnen. Onze broedplaats moet het liefst op een plek zitten waar je ook
culturele evenementen kunt organiseren, er moet dus wel een centrale plek zijn. Het
beste is een locatie midden in de stad, wat leeft, multicultureel en historisch is. Wij
zitten nu in de Pijp, een multiculturele plek met een mooi evenwicht in mensen. De
Jordaan vind ik bijvoorbeeld ook erg interessant, en een plek in De Hallen lijkt me
ook heel mooi. Het liefst zou ik echter iets van scratch af aan willen opzetten en
ontwikkelen. Schakel ons maar in!”
36 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
37. Architectuur, Stedenbouw en
Landschapsarchitectuur
Nico van Bockhooven en Machiel Spaan, Academie van
Bouwkunst
Selectie
“Het profiel van de Academie is gericht op de student die
echt in de praktijk wil werken: studenten volgen de helft van hun curriculum op
school, en de andere helft in de praktijk. Daarnaast is er een sterke focus op
Amsterdam en de regio. Zo komen veel studenten ook uit de regio Amsterdam.
Ongeveer 20% van de studenten komt uit het buitenland. Nederland staat
internationaal bekend als een gidsland op het gebied van de architectuur. Ook voor de
Academie is in toenemende mate internationale belangstelling. Door de toename van
buitenlandse studenten wordt de focus van de Academie ook internationaler. De
Academie leidt architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten op.
Broedplaatsen
“De Academie zelf is eigenlijk ook een broedplaats want er doceren hier jaarlijks meer
dan 300 professionals uit allerlei disciplines, en veel van onze alumni komen hier later
ook weer les geven. Veel studenten werken op bureaus van docenten. Docenten geven
graag les hier want zij willen lid zijn van de community, het netwerk op de Academie.
Dat is voor hen een meerwaarde. Bovendien is het ook een manier om jezelf fris te
houden en mensen te werven voor je eigen bedrijf. Wij volgen onze alumni en merken
dat de helft weer in hetzelfde netwerk gaat werken; het is dus een kleine wereld.”
Positie Amsterdam
“Als je (de Academies in) Amsterdam en Rotterdam met elkaar vergelijkt, kun je
zeggen dat Rotterdam meer van het concept en de hybride stedenbouw is, terwijl het
in Amsterdam veel meer gaat over de context, dus de historie en de omgeving. Maar
als je echt gaat kijken, zie je dat er uit beide steden toonaangevende architecten voort
zijn gekomen. In Amsterdam zijn veel architecten, stedenbouwkundigen en
landschapsarchitecten die aan de stad zelf werken, en Amsterdam kent een hele sterke
woningcorporatiecultuur. Daarnaast zit DRO bijvoorbeeld overal met zijn neus op, en
daarom is er in Amsterdam altijd wel genoeg te doen. De opdrachtgevers hier zijn
voornamelijk corporaties en ontwikkelaars, en de gemeente”.
Omvang en netwerk
Vanwege de huidige crisis is de omvang van veel architectenbureaus helaas fors
37 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
38. afgenomen. Grote bureaus hebben vaak alle disciplines zelf in huis, bijvoorbeeld
iemand die de begrotingen opstelt, een bestekschrijver, een calculator, iemand die
werktekeningen maakt etc. Kleinere bureaus besteden (een deel van) dergelijke taken
regelmatig uit. Hierdoor ontstaat een netwerk van ontwerpers en adviseurs op het
gebied van kosten, bestekken, illustratie en tekenwerk.
Internationale of lokale oriëntatie
Slechts een aantal, voornamelijk grotere bureaus werken echt internationaal. De
meeste architectenbureaus zijn toch bezig in eigen land, en de meesten ook nog lokaal.
Er zijn maximaal 10 tot 20 bureaus die het grootste deel van hun omzet uit het
buitenland halen, dit zijn bijvoorbeeld OMA, UN Studio, West 8.” Wat opvalt is dat
veel grote internationaal opererende bureaus in Rotterdam gevestigd zijn.
Starters en clustering
“Als beginnend architect heb je niet veel nodig: met een tafel, een computer en de
nodige kennis kom je al heel ver. Wel is er vooral bij jonge architecten een behoefte
om bij elkaar te gaan zitten. Zij willen ook graag dichtbij andere disciplines zitten, dus
bijvoorbeeld met kunstenaars, stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten e.d. De
Academie stimuleert de samenwerking met andere disciplines ook. Er is vanuit jonge
architecten een enorme behoefte om anderen op te zoeken; PostCS was een gebouw
waar dat goed kon en het huidige Volkskrantgebouw is ook zo‟n plek. Maar het hoeft
natuurlijk niet altijd in een dergelijk groot gebouw, er is ook behoefte aan informeel
contact. Broedplaatsen hebben vaak de neiging naar binnen gericht te zijn in plaats
van naar buiten, dat is jammer. De Zuiderkerk was een goed middel om naar buiten
gericht te zijn; het is jammer dat hier een einde aan komt.”
Broedplaatsen en architectuur
“ In de architectuur is het moeilijk om je hoofd boven water te houden, daarom is er
een grote behoefte aan goedkope ruimte. Een broedplaats met alleen maar architecten
zou geen goed idee zijn, er moet juist diversiteit in een dergelijk gebouw zitten. Het
zou wel interessant kunnen zijn als je een broedplaats kunt creëren in relatie tot de
Academie, dus dat je plekken krijgt waar je onderwijs met de praktijk kunt mixen. Nu
wordt dat ook al gedaan door de Academie, door bijvoorbeeld onderwijsprojecten te
geven op NDSM. Er is echter ook behoefte aan goede werkplaats faciliteiten: een mix
van gevestigde en jonge architecten en ook faciliteiten en werkplekken om te
benutten, maquettes te maken, dingen uit te proberen etc. Productontwerpers,
toegepaste kunstenaars, architecten e.d. moet je samen laten broeden. De vraag is
natuurlijk wel in hoeverre dat te sturen is. De Academie wil ook graag werkruimte
38 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
39. voor studenten en dus niet voor de afgestudeerde professional. Het liefst gemengd met
andere diciplines, zoals bijvoorbeeld studenten van de Rietveld Academie.”
Locatiekeuze
“Wat betreft de locatie: je moet er naartoe kunnen fietsen, iedereen moet er
gemakkelijk kunnen komen. Bepaalde architecten zoeken de plek op waar het gebeurt,
namelijk Amsterdam. Iedereen wil vervolgens natuurlijk in het centrum zitten, maar
Noord is tegenwoordig ook top. Grote bureaus zie je uit de stad verdwijnen, terwijl
kleinere bureaus juist de interactie met de stad en andere disciplines opzoeken en dus
een plek in de stad moeten krijgen. Aan de andere kant moet er weer iets tegenover
staan als je wat verder van het centrum af werkt; in NDSM kun je bijvoorbeeld je
eigen studio bouwen en dat is natuurlijk wel een pluspunt.”
39 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
40. Mode
Nannet van der Kleijn en Jemma Land, AMFI en
Red Concepts
Mode in Nederland
“Nederland is echt een mode industrieland. Wij hebben
van oudsher veel textiel en we zijn ook goed in het
vertalen van mode. Daarnaast hebben we hier veel
topmerken, zoals GStar, Mexx, Just-Be, Turnover. De
hele modeketen is van a tot z in zijn geheel in Nederland
te vinden, en dat is uniek. Nederland heeft nog makers
van alle soorten kleding in huis om van één tot heel veel
stuks te maken. Verder hebben we hier nog veel
interessante stoffen; We hebben hier een hele goede
kwaliteit, en de inkoop is ook niet zo duur. Kortom: er is
in Nederland nog een substantiële mode industrie waar nog veel meer uit te halen is,
ook op Europees gebied. Het merendeel van de productieclusters (keten van
ontwerpers naar makers) bevindt zich in Amsterdam e.o. Ook in regio Twente en in
Brabant (Tilburg, Breda) is de concentratie groot.”
De keten
“In de modeketen zijn er drie hoofdcomponenten, namelijk design, management en
branding. De keten loopt van ontwerp (kledingcollectie en retailketen), naar patronen
(CAD/CAM tekeningen, bureaus en ZZP‟ers) naar prototypes, naar verveelvoudiging
(monsters voor de showrooms waar de collectie wordt getoond aan winkeliers tot en
met de distributie tot aan Frankrijk aan toe met hangend vervoer), naar orders (kleine
producties van 100-150 stuks door de makers, die verdeeld zijn naar soort zoals jeans,
jassen, broeken etc), naar materialen (inkopen op rollen/stoffen, breifabrikanten,
borduurwerk, texelprint, geprinte stoffen).”
Positie Amsterdam
“Amsterdam is de grootste modestad in Nederland, hier zit bijna 25% van de
modebedrijvigheid. De tweede stad van Nederland heeft daarna 4%. Hoewel Arnhem
de naam heeft modestad te zijn, zit hier maar 3% van de mode ondernemingen. Anno
2010 zijn er al veel broedplaatsen in Nederland. Nu is het moment om een keuze te
maken en jezelf als stad te positioneren. De mode is bijvoorbeeld een hele belangrijke
sector voor de stad, omdat zoveel van de gehele mode bedrijvigheid zich hier bevindt.
Dit heeft te maken met de woonwensen van de mensen die in de mode actief zijn,
40 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
41. maar ook met het internationale karakter van de stad. Bovendien is er in Amsterdam
gewoon veel bedrijvigheid, meer dan elders in Nederland. Ook heeft de stad een goede
naam: als je vanuit het buitenland mensen uitnodigt, komen ze graag naar Amsterdam.
Pluspunt is ook dat we dichtbij Schiphol zitten. Er is in Amsterdam dus veel meer te
vinden, bijvoorbeeld ook op PR gebied.”
Broedplaatsen en mode
“Wij zouden in Amsterdam graag een broedplaats zien waar de gehele modeketen
bijeen komt. Hier is behoefte aan en dit zou bovendien de modesector stimuleren. De
keten van de mode is al erg breed: fotografen, grafisch ontwerpers, ZZP‟ers,
patroontekenaars, musici, multimedia, etc. Er zijn dus al erg veel disciplines
vertegenwoordigd in de mode. Om ook de andere partijen over de streep te trekken, is
zowel de fysieke als programmatische bemoeienis van de gemeente erg belangrijk.
Het is natuurlijk wel pijnlijk dat de grote mode-bedrijven dit niet oppakken. Het
AMFI is verplicht om vanuit het onderwijs contact te zoeken met bedrijven, maar toch
willen grote modebedrijven niet in de jonge talenten investeren; dit begrijpen wij
eigenlijk niet. De eerste die hier nu mee aan de slag gaat is Fokke de Jong van de Suit
Supply. Hij is een goed voorbeeld, maar helaas vooralsnog nog de enige; hopelijk kan
hij anderen ook over de streep trekken.”
Locatiekeuze
“Je moet wel goed kijken naar de karakteristieken van een stadsdeel voordat je er een
bepaalde broedplaats wilt vestigen. Je moet nagaan wat je per stadsdeel voor de mode
kunt doen om de karakteristieken van het stadsdeel te behouden. Ofwel de synergie
moet aangejaagd worden. Het gaat immers ook om urbanisatie, om stedelijke
ontwikkeling.”
De keten en de broedplaats
“Een goed voorbeeld is de mode incubator in Toronto. Die bevat de hele keten van
mode in één gebouwencomplex. Wij zouden de drie hoofdcomponenten van de
modeketen, design, management en branding, allemaal een plek geven in de
broedplaats, maar ook ondersteunende onderdelen zoals een copyshop, merkenrecht,
administratie, een publieksruimte. Sober is een merk dat is opgericht door twee van
onze oud-studenten; zij zitten in het Volkskrantgebouw maar kunnen daar helaas niet
de hele keten vinden waardoor ze weinig samenwerken met de andere huurders; een
gemiste kans. Als wij een broedplaats mochten inrichten, zouden we kleinere ruimtes
maken voor starters. Wanneer zij zich verder ontwikkelen, kunnen ze door naar een
andere, duurdere ruimte. Je moet hen stimuleren om economisch bezig te zijn, ze
moeten de huursubsidie kunnen overstijgen. Ook de faciliteiten kunnen
41 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
42. aantrekkelijker worden naarmate ze groeien en een grotere ruimte betrekken. Zo kun
je bijvoorbeeld een ontvangstruimte maken waar ze internationale klanten kunnen
ontvangen.
Als je het hebt over een mode broedplaats, kun je verschillende invalshoeken nemen
want de verschillende soorten mode zijn allemaal even interessant voor de
stad/economie. Je kunt bijvoorbeeld een stalenkaart van de mode maken met
verschillende lagen van modeontwerpers en aan de hand daarvan een keuze maken
voor een bepaalde soort modebroedplaats: bijvoorbeeld gericht op „catwalk mode‟,
jeans of multiculturele mode. Vervolgens kun je op zoek gaan naar het toptalent in dit
segment.
Voor de invulling van de broedplaats, is het aan de ene kant wel leuk om met een
soort van „vriendjespolitiek‟ te werken omdat je daarmee allemaal gelijkgestemden bij
elkaar krijgt. Het is aan de andere kant lastig om zomaar op kwaliteit te selecteren
omdat de sector zo groot en breed is. Begin eerst maar met de selectie van Nederlands
talent, dan trek je de buitenlandse toppers vanzelf aan.
Interessant is het model van de Fortis Foster Class. Pas afgestudeerden kunnen pitchen
en mogen dan 2 jaar aan de slag. Ze krijgen advies in hun ontwikkeling en hulp van
instanties als KvK, CCAA en dergelijke om het ondernemerschap meer onder de knie
te krijgen. Daarna kun je hen de ruimte geven in een broedplaats om in de praktijk te
brengen wat hij/zij heeft geleerd. Maar dat is dus wel pas als je al een poos bezig
bent.”
42 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
43. Ketentheorie
Prof. Dr. Nachoem Wijnberg en Dr. Joris
Ebbers, UvA Business School
Beoordelen van kwaliteit
“De creatieve industrie gaat meer over ideeën dan over geld. Echter, dat je het
economische bekijkt, zegt niet dat je alleen afgerekend wordt op geld. Je moet in dit
onderzoek ook rekening houden met iedereen die de kwaliteit van de producten
aanduidt, ofwel de beoordeling/waardering moet dus ook meegenomen worden. Je
hebt als creatieveling namelijk een probleem als je bij bepaalde mensen/organisaties
niet in de smaak valt.
Prof. Wijnberg: Zo heb ik zelf ook ooit een onderzoek gedaan naar de waardeketen in
de muziekindustrie (2004). Daaruit kwam naar voren dat je als artiest moest zorgen
dat je muziek op radio of op de tv gespeeld werd om succesvol te worden. Grote
muziekproducenten hadden de contacten met de media dus het aangesloten zijn bij een
van de grote producenten was bepalend voor succes.
Het is dus belangrijk om uit te zoeken wie de kwaliteitsbeoordelaar is voor het
eindproduct van de totale keten, en hoe de relaties hiermee zijn.”
De keten
“Als je relaties in de keten in kaart wilt brengen, ben je op zoek naar transacties.
Tussen elke twee niveaus is er een markt met transacties. Je moet daar steeds bekijken
wie de waardebepaler is. Bij dance is bijvoorbeeld de mening van DJ‟s belangrijk, bij
boeken zie je een verschuiving van recensies naar televisieaandacht wat betreft de
waardering.
Bepaalde relaties in de broedplaatsen kunnen nuttig zijn voor je succes. Helpen de
broedplaatsen bij het in de aandacht komen van derden? Op welk niveau vinden
kruisbestuivingen plaats en wie veroorzaakt dit? Dergelijke vragen kunnen nuttige
informatie opleveren.
Het is ook interessant is om te kijken naar waar de subsectoren bij elkaar komen. Als
er overlap is, kun je die sectoren misschien wel bij elkaar zitten in een broedplaats. Ik
43 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
44. verwacht dat de meeste uitwisseling tussen ketens op het gebied van de productie
plaats vindt.”
Subsidies
“Een ander interessant vraagstuk betreft de vraag wat de invloed van subsidiesystemen
kan zijn op de creatieve industrie. Subsidies kunnen zeker helpen marktfalen te
compenseren en uitkomsten te genereren die anders niet het daglicht gehaald hadden,
maar ze kunnen ook juist marktverstorend werken of, tenminste, de posities van
partijen en de relaties tussen hen stabieler maken als vanuit het oogpunt van
economische theorie wenselijk zou zijn.”
Moeilijke definitie
“De subsectoren binnen de creatieve industrie zijn vaak moeilijk te herkennen want
hier bestaat veel overlap tussen. Design is bijvoorbeeld heel breed en de mate van
integratie in design varieert. De meeste meubeldesigners werken bijvoorbeeld voor
grote meubelbedrijven wat betekent dat ze in een andere keten zitten. Inhouse design
versus niet-inhouse design. Bijvoorbeeld Philips doet ook aan het ontwikkelen en
marketen van ziekenhuisomgevingen.
Als een producent besluit om designers in huis te nemen, komen die niet in een
broedplaats en vallen ze vaak ook niet meer onder de creatieve industrie. Sommige
mensen willen autonoom blijven, anderen zitten in een broedplaats omdat ze geen
ander werk kunnen vinden.”
44 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
45. Ketentheorie en Clustervorming
Prof. Dr. Pieter Tordoir, AMIDst UvA
Waardeketens in de creatieve industrie
“Er is al veel onderzoek naar het geografische gedeelte van broedplaatsen en de
creatieve sector gedaan door economische geografen, zoals Robert Kloosterman en
Marco Bontje. Het wetenschappelijk onderzoek is vooral gericht op de ketens aan de
exacte kant, en dat is hoofdzakelijk kwalitatief/statistisch van karakter. Er is veel
kennis waarom het aandeel van de creatieve sector in Amsterdam relatief groot is
maar er is niemand echt bezig met ketens binnen de creatieve sector. Maar ik kan me
voorstellen dat de tijd is wel rijp om inderdaad meer door te stoten naar de meer
bedrijfseconomische en organisatorische aspecten.”
Innovatietheorie
“Geografen zoals Florida kijken meer naar een bepaald soort mensen met voorkeuren
ten aanzien van wonen en werken dan dat ze ingaan op hoe de activiteitensystemen in
elkaar steken. Dat laatste doen economen. Die kijken nooit hoe mensen zijn. Dan kom
je op de innovatieliteratuur. Mijn definitie van de creatieve economie is „creatieve
activiteiten die functioneel zijn in kader van vernieuwingen in de economie‟. De
innovatieliteratuur is een stroom die héél groot is in de bedrijfseconomische en
organisatorische wetenschappen, al 50 jaar lang. Het grappige is dat die geografen
nooit eens langs deze kant gekeken hebben. Innovatieve activiteiten hebben de
strategische waarde, daar is geen discussies over.
Vernieuwing in economie en samenleving ligt aan de basis van de welvaartstheorie.
Dan praat je over een strategische functie. Ikzelf zie 3 strategische functies in de
economie die je moet hebben als stad of land:
1. De netwerkfunctie/ coördinerende functie. Je moet letterlijk en figuurlijk centraal
liggen in markten en systemen. Je moet kunnen organiseren, met het hele
logistieke proces daarbij.
2. De regiefunctie. De zakencentrumfunctie met financiële en zakelijke
dienstverlening.
3. De innovatieve activiteiten. Die dragen bij aan verandering , vernieuwing,
kennisontwikkelingen, product-, proces-, en marktontwikkeling. Die zorgen voor
verandering.
45 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
46. Creatieve activiteiten kun je scharen onder die laatste groep. Er is al onderzoek gedaan
naar vernieuwende activiteiten;dan zie je verbanden met regie- en
netwerkactiviteiten.”
Positief vs hermeneutisch
“Die vernieuwende activiteiten vallen uiteen in:
- Technisch georiënteerde activiteiten. Dat moet je breed opvatten als „hard
analytisch georiënteerd‟, variërend van economische wetenschap tot technologie.
Voor technologische activiteiten is altijd veel aandacht voor geweest in de
wetenschap.
- Activiteiten met een hermeneutische, culturele, psychologische en sociale
context. Deze groep heeft veel minder aandacht gekregen. Er is een onderscheid
tussen kennis die de werkelijkheid weergeeft zoals hij is , de positieve
wetenschappen, versus kennis over de werkelijkheid zoals die wordt ervaren, de
hermeneutische wetenschappen. Daarvoor moet je begrip hebben hoe mensen iets
ervaren. Dat vereist een cultureel begrip en psychologisch begrip. Dit is een heel
fundamenteel onderscheid, dit komt uit de wetenschapsfilosofie.
De creatieve sector bestaat uit activiteiten die gericht zijn op de belevingswereld.
Daar valt dus ook cultuur onder. Taal en beeldvorming zijn de belangrijkste
instrumenten voor communicatie in de creatieve industrie; dat zijn objecten van
onderzoek en ontwikkeling. In economisch onderzoek is weinig aandacht geweest
voor de belangrijke groep van hermeneutische activiteiten, de focus ligt veel meer op
R&D aan de positieve kant. Om een aantal redenen is de hermeneutische kant de
laatste periode een heel sterk groeiende sector: Hermeneutische producten worden
relatief steeds kostbaarder/schaarser en krijgen meer waarde. Daarom gaan mensen
hier meer aan besteden (collectief en privaat). Dus die worden steeds belangrijker en
daarom verandert dit steeds sneller. Dat verklaart denk ik grotendeels de opkomst van
wat we de creatieve sector noemen.
Maar als we kijken naar de organisatie van de creatieve sector dan is de manier
waarop de creatieve sector is georganiseerd is erg verschillend. Je moet eigenlijk ook
de technologische kant meenemen want hier zitten veel relaties tussen. Er zit een grijs
gebied in de ketens.
46 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
47. Twee redenen waarom het logisch is dat je creatieve activiteiten met een meer
hermeneutisch perspectief moet zien:
1. Het gaat om de activiteiten waarvan je de betekenis niet makkelijk in
economische en natuurwetenschappelijk begrip kunt begrijpen.
2. Het gaat om activiteiten met vrij specifieke vestigingsvoorkeuren, die zich dus
ook ruimtelijke specifiek ontwikkelen. Dit is anders dan de technologische
sector.”
Georganiseerde vs ongeorganiseerde innovatie
“De technologie sector vestigt zich rond de technische universiteiten en is minder
grootstedelijk georganiseerd; de hermeneutische juist veel meer. Vervolgens moet je
ook kijken hoe dat organisatorisch in elkaar steekt: wat is bedrijfsorganisatorisch het
verschil tussen de creatieve hoek en technologische hoek? Het is allebei innovatie..
Die vraag is volgens mij nooit echt goed gesteld en ik denk dat het verschil niet zo
groot is namelijk. Dat zou mooi zijn.
In de innovatietechnologie kun je een onderscheid maken tussen activiteiten van
georganiseerde en ongeorganiseerde innovatie. Bij innovatie die incrementeel tot
stand komt kun je het innovatieproces grootschalig opzetten. Bedrijven als Philips en
Shell richten zich op technologieën die zich incrementeel ontwikkelen en waar veel
energie moet worden in gezet om een stap verder te komen . Dan kun je dus
georganiseerd aan ontwikkeling doen. De theorie van Joseph Schumpeter geeft aan
waarom überhaupt grote ondernemingen bestaan en waarom het belangrijk is om die
te hebben. Alleen die grote ondernemingen kunnen grote bedragen steken in
kennisontwikkeling en die risico‟s lopen omdat te realiseren. Dat risico kun je alleen
nemen als je enigszins kunt voorspellen of iets mogelijk is.
Anderzijds heb je ook in de technologie ontwikkeling die toevallig ontstaat. Dat is de
ongeorganiseerde innovatie, die geen schaaleffecten (lees: grote organisaties) nodig
heeft. Als die schaaleffecten wat minder een rol spelen, maar de activiteiten in kwestie
wel van waarde zijn dan ontstaat er meteen een markt en een mogelijkheid om dat
kleinschalig te organiseren. Dat geldt denk ik voor die culturele, creatieve sector -
meer dan voor technologische sector, hoewel er uitzonderingen zijn zoals bij sommige
marketingbureaus.”
Productlevenscyclus en clustervorming
“Schaaleffecten hangen sterk af van de productlevenscyclus. Die geldt voor producten
maar ook voor groepen van producten, ook voor clusters van innovaties. Ze ontstaan
47 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie
48. vaak toevallig, ook in de technologische hoek; heel volledig toevallig komt er een heel
nieuw iets, nieuwe manier van denken, van werken tevoorschijn. Zo ging bijvoorbeeld
ook de uitvinding van de transistor, dat is een volstrekt toevallige uitvinding, maar
later wel de basis vormde van alle elektronica en internet. Door de transistor zijn alle
elektronicabedrijven die tot dan toe domineerden en tien keer groter waren dan Philips
en vijf keer groter dan Shell, ten onder gegaan. Philips is de enige van de toenmalige
stuk of 10 grote bedrijven in de wereld die de overstap maakte van buizen naar
transistors, daarom hebben zij kunnen overleven. Nederland was goed in stoffysica,
vanwege Lorentz, daarom is Philips eigenlijk de enige van de elektronicabedrijven
die heeft kunnen overleven naast al dat Japanse geweld. En op basis van die stoffysica
kwamen volstrekt nieuwe spelers op en dat waren al die bedrijven waar men nu aan
denkt zoals Sony en Apple.
Dus het was een hele toevallige uitvinding, die verstrikt raakt met de
productlevenscylus. Vervolgens gaat dat rijpen en wordt het een heel cluster van
innovaties en gaan er schaaleffecten spelen. Dan wordt ook vooruitgang steeds
moeilijker, moet je er steeds meer geld tegenaan gooien om vooruit te komen. En dan
wordt het dus overgenomen door grote ondernemingen..
Bij technologische activiteiten spelen schaaleffecten dus een rol. Vanuit die
schaaleffecten is verklaarbaar hoe ze zijn georganiseerd en wordt verklaarbaar
wanneer ze intern in grote ondernemingen zitten waarin ze kunnen worden uitbesteed.
De transactiekostentheorie wordt dan erg belangrijk.
Maar de productlevenscyclus speelt dus een grote rol, want de mate van
standaardisatie en schaaleffecten verandert in de cyclus van zo‟n cluster van
samenhangende technologieën. In die productlevenscyclus zie je dat er arbeidsdeling
kan plaatsvinden. Als er bepaalde activiteiten apart worden gezet, zoals laboratoria,
dan kunnen die ook ruimtelijk apart worden gezet. Zodra dat gebeurt zie je dat ze
wereldwijd ruimtelijk gaan clusteren, omdat je gespecialiseerde arbeid nodig hebt en
dan gaan pulleffecten een rol spelen. Dat geeft ruimtelijke clustereffecten, zoals
universiteiten die de goede mensen afleveren en die vervolgens ook harder groeien
omdat de markt daar is. Zie bijvoorbeeld de opkomst van TU Eindhoven in de buurt
van Philips.
Technologische vernieuwingen aan het begin van de productlevenscyclus komen vaak
uit onverwachte hoek uit onverwachte regio‟s. Voor de creatieve activiteiten speelt
hetzelfde. Daar zijn schaaleffecten wat minder belangrijk maar dat verschilt per
activiteit, die ontwikkelen zich vaak sneller en dan zie je de schaaleffecten wel komen.
Dan krijg je vervolgens ook pulleffecten. Die toevalligheden spelen vooral in het
48 Interviewbundel - Onderzoek naar de ketens binnen de creatieve industrie