Het internet evolueerde de voorbije jaren van eenrichtingsverkeer naar platform waar miljoenen gebruikers hun mening delen en content verspreiden via sociale media.
En laat dat nu net een gegeven zijn waar je als jeugdorganisatie dankbaar gebruik kunt van maken om jouw organisatie of evenement in the picture te plaatsen.
Tijdens deze interactieve lezing maak je kennis met de wondere wereld van online monitoring (wat wordt er over mijn organisatie gezegd?), doelgroepenwerking (hoe stel ik mijn communicatiemix samen in functie van mijn publiek), conversation management (hoe ga ik om met positieve en negatieve feedback). Theorieën worden helder uitgelegd en geïllustreerd met voorbeelden uit de jeugdsector, maar ook uit de bedrijfswereld.
Deze vorming is ideaal voor je vormingsweekend/studiedag (max 3u), maar kan gecombineerd worden met een praktisch luik (+3u). In groepjes werk je zelf een online strategie uit, waarbij je de theorie in de praktijk omzet. Feedback krijg je zowel van de vormingsbegeleider van Mediaraven als van de andere deelnemers.
Inhoud
Hoe werkt digitale communicatie anno 2014?
Hoe krijg je meer fans op Facebook?
Heeft e-mail nog zin?
Moeten we met zijn allen massaal gaan twitteren?
Welke mogelijkheden biedt mobiel internet voor jeugdwerkorganisaties?
15. Identificeer je doelgroepen
•Stel je deze vragen:
• Waar liggen ze wakker
van?
• Welke thema’s
interesseren hen?
• Hoe kijken ze naar de
wereld?
• Wat zijn hun hobby’s?
• Welke muziek/films
vinden ze leuk?
• Naar welke info
zijn ze op zoek?
Wat heb je hen te bieden?
21. Facebook
1 miljard gebruikers wereldwijd
4,8 miljoen gebruikers in België
(BVLG, nov 2012)
88% van de 16-18 jarigen
81% jongeren logt dagelijks in
(Apestaartjaren, 2012)
Profielen, groepen, pagina’s
34. Twitter
microblog (max. 140 tekens)
175.000 gebruikers in België
Maar grote impact op
traditionele media
Vooral politici, bv’s,
journalisten, marketeers
Tweet: mening/link delen
Retweet: doorsturen
Reply: antwoord
Hashtag: kernwoord
35. Hoe beginnen?
1. Volg interessante
twitteraccounts
2. Antwoorden op
andere tweets
3. Interessante links
delen
4. Hashtags gebruiken
5. Debatteren tijdens tv-programma’s
37. YouTube
Elk minuut 60u beeldmateriaal
Tweede grootste zoekmachine
2e populairste website bij jongeren
56% jongeren heeft account
(apestaartjaren, 2012)
Promofilmpjes: 1 à 2 min
Gemakkelijk te delen
40. Instagram
° 2010
Enkel via app te gebruiken
vierkante foto’s én filmpjes
19 filters
175 miljoen gebruikers wereldwijd
In VS populairder dan Facebook bij 15-
jarigen
België: veel studenten
Eigendom van Facebook!
49. Conversation management
Delete nooit negatieve feedback
Luister en zie het als een kans
Reageer publiek
Vermijd publieke discussies
Pas op met trollen
56. Tools om je sociale media te beheren
www.hootsuite.com
57. Aan de slag!
•Vul je google drive
met ideeën over die
thema’s
•Maak een content
planning
op voor de komende
maand
58. Aan de slag!
•Maak duo’s.
•Toon mekaar je profiel
•op facebook,
•twitter of instagram.
•
Probeer verklaringen
•te vinden waarom
•een post veel likes,
•comments of shares
•krijgt.
(plak hier een screenshot van je het tabblad ‘info’ van je Facebookprofiel)
(Stel jezelf voor en vraag aan de deelnemers om hetzelfde te doen: wie zijn ze, van welke organisatie, en wat hopen ze vandaag bij te leren?)
Om te begrijpen hoe moderne digitale communicatie werkt, keren we even terug naar 1996: de begindagen van het internet.
Weet je nog wat het eerste was dat je deed toen je voor de allereerste keer online ging?
Ikzelf vond het een beetje saai: je kon een mailtje sturen, een site bezoeken, lezen, printen. En daarmee was de kous af. In 1996 was het internet niet veel meer dan een digitale versie van een papieren brochure.
Je had een webmaster die met veel technische kennis een – vaak schreeuwlelijke – website kon maken, en je had internetgebruikers die die website konden bezoeken en lezen. En dat was het: eenrichtingsverkeer dus
In 2003 kwam daar gelukkig verandering in. Misschien zegt de term web 2.0 je wel iets?
Het wijst op een nieuwe, socialere versie van het internet, waarbij internetgebruikers in interactie konden treden met de websites. Zelf content (video, foto, tekst) toevoegen aan het internet wordt ook een pak gemakkelijker. Denken we maar aan Wikipedia (2001), MySpace (2003) of YouTube (2005).
Het internet wordt tweerichtingsverkeer
Intussen zijn we 2008 en bevinden we ons eigenlijk op een rond punt, waar iedereen een beetje journalist is en gemakkelijk content kan verspreiden, dankzij de opkomst van sociale media
Heel vaak lezen we een artikel op deredactie.be of demorgen.be niet op de website zelf, maar omdat een vriend van ons het artikel op Facebook of Twitter verspreid heeft. Dat is belangrijk om in het achterhoofd te houden bij wat volgt.
Sinds 2011 is mobiel internet in België ook volop aan het doorbreken. Smartphones worden goedkoper, mobiel internet (mobile vikings, king&kong) stilaan betaalbaar voor iedereen, in Amerika rollen ze straks 4G uit…
Stilaan gaan we naar een tijd waarin we altijd en overal verbonden zijn met het internet (als we dat willen)
Laten we beginnen met een mythe de wereld uit te helpen.
Wie heeft hier communicatie gestudeerd? (hand laten opsteken)
Dan moet je zeker het communicatieschema van Jakobson kennen. En zelfs wie geen communicatie gestudeerd heeft, kent dit ongetwijfeld: de basis van alle communicatie: zender – boodschap – ontvanger
En waar start alle communicatie volgens dit schema?
(iemand antwoordt ongetwijfeld ‘zender’)
Fout! Goeie communicatie start eigenlijk bij de ontvanger.
Daarop stem je je boodschap af, en pas in derde instantie is de zender belangrijk
Nemen we het voorbeeld van de website van Hannibal. Wat is hier goed en minder goed aan?
GOED: Contactgegevens centraal in beeld
NIET ZO GOED: weinig content op de homepagina, vooral over zichzelf bezig
Wat veel mensen missen aan een pagina is de chatfunctie. Chirojeugd Vlaanderen heeft daarom ook een profiel opgericht, maar dan uitsluitend voor die functie. Niet zo erg dus als ze gedeletet worden, en in de tussentijd kunnen ze vragen beantwoorden en leiding helpen via hun secretariaatsprofieltje.
Wijzen op het belang van een persoonlijk profiel! Als jeugdwerker heb je heel wat relaties die je ook op facebook kunt verderzetten. Chatten met de schepen van jeugd, nog snel een bericht sturen naar de moni van het speelplein, … Het is veel authentieker om dat als Els van de jeugddienst te doen in plaats van als ‘jeugddienst huppeldepup’
Ter illustratie een leuke (en zo goed als gratis) campagne van Olla condooms die gebruik maakt van persoonlijke accounts voor de campagne “Unexpected babies”
Groepen gebruik je voor interne communicatie: met je leidingsploeg, de moni’s van het speelplein, de raad van bestuur van je organisatie.
Een groep zet je best op besloten, zodat de rest van Facebook niet kan zien wat er in deze groep gebeurt.
In zo’n groep kun je vragen stellen, samen documenten bewerken, afspraken maken, of meteen al de bestuursvergadering van komend weekend voorbereiden
Dé tool om extern te communiceren is een (fan)pagina. Die biedt een heleboel extra’s (statistieken, likeboxen, favoriete pagina’s, meerdere beheerders, …) die je niet hebt bij profielen of groepen.
Je statusupdate is hierbij het belangrijkste wapen om een publiek te boeien. Facebook bepaalt zelf wat voor jou belangrijke berichten zijn (en die komen dan op je startpagina terecht). Links in je post, veel likes of reacties zijn drie parameters die meespelen.
Als profielfoto neem je best je logo, als coverfoto een sprekende foto met mensen erop. In de coverphoto mag je geen reclame of contactgegevens zetten
VDS Antwerpen doet dat heel goed hier: In hun updates spelen ze ook in op wat leeft bij hun publiek: ‘de zomer zit erop. Wat nu gedaan?’
Zo engageer je je publiek en daag je hen uit om in interactie te gaan met je pagina.
Merk ook op: wat Mon Ster rechts op de pagina allemaal post wordt NIET gezien door de fans in hun startpagina, maar enkel door het kleine percentage fans dat op de facebookpagina zelf komt kijken
Voorbeeld Mediaraven
‘Content is King’ wordt wel eens gezegd. Al te vaak gebruiken we social media als een publicatiekanaal om de wereld mee te delen waar onze organisatie mee bezig is. Bvb: ‘zit nu in vergadering met de collega’s’ Maar dat interesseert je publiek meestal niet.
De kunst is om je publiek interessante content mee te geven: boeiende links, leuke filmpjes, een opmerkelijke uitspraak of mening… En eigenlijk vooral je expertise in de verf zetten, liever dan enkel maar te vertellen waar jij als organisatie mee bezig bent.
Als je het dan toch in percentages wil uitdrukken: deel 20% over jezelf, 20% over je sector en 60% over wat je publiek interesseert.
Een aantal truken van de foor om een conversatie op gang te brengen:
Stel een vraag
werp een stoute stelling in de groep
laat mensen kiezen tussen iets (zoals in dit voorbeeld)
laat een zin aanvullen (vb: “ik ga op kamp en ik neem mee…”
Op die manier laat je je publiek actief bezig zijn met jouw thematiek
Foto’s bekijken en taggen zijn zowat de belangrijkste activiteiten va, Facebookgebruikers. Veel 40-50’ers zitten op Facebook omdat dat de enige manier is om de foto’s van hun kinderen nog te zien
Je hoeft trouwens niet altijd iets te winnen. Bij Jeugdhuis Zenith pakten ze het op deze manier aan: tag jezelf op deze foto om te laten weten waar je zult staan tijdens het optreden van Discobar Galaxie. Je zet je publiek zo aan om op een zeer subtiele manier te laten weten dat ze erbij zullen zijn. En ‘en passant’ laat je weten dat er eigenlijk een optreden is waar iedereen naartoe moet komen.
Sowieso is het het best om de mensen zichzelf te laten taggen. Vaak zie je dat iemand een affiche van een fuif oplaadt en dan 50 van zijn vrienden op die affiche gaat taggen. Qua verspreiden zeer efficiënt, maar weinig constructief naar je vrienden toe, die het vaak als een vorm van spam zien.
Mooi toegepast door scouts en gidsen vlaanderen: op een zeer authentieke en persoonlijke manier promo maken voor het startweekend
Wie zit op Twitter? (wellicht gaan slechts een paar handen de lucht in)
Laat de twitteraars bevattelijk uitleggen wat twitter is
Overloop daarna de belangrijkste kenmerken op de slide
- 140 karakters = ongeveer de lengte van een sms (in veel landen kun je je twitter updaten via sms, niet in België)
Slechts 70000 gebruikers (vergelijk met 4,8 miljoen gebruikers van facebook)
geloof de media niet: half vlaanderen zit niet op twitter. Maar wel grote impact: op de redactie en sporza staan bvb twitterboxen waarmee je bekende twitteraars kunt volgen, zonder zelf op twitter te zitten. In Volt worden tweets voorgelezen, …
Teens don’t tweet: onder de 25 jaar vind je nauwelijks mensen op twitter. Het zijn vooral politici, bv’s, journalisten en marketeers. Jongeren onder de 25 die twitteren, volgen vaak een opleiding journalistiek of communicatie, …
Terminologie even doornemen en illustreren met de volgende slide
Hoe begin je met twitteren?
Ga niet ogenblikkelijk op twitter constant laten weten wat je doet. Niemand zit echt te wachten op tweets als ‘ben boterham met choco aan het eten’ of ‘trein is te laat’.
Begin met twitters te volgen die voor jou interessante info leveren.
gaandeweg kun je dan gaan antwoorden, retweeten of zelf mee gaan discussiëren, bijvoorbeeld tijdens tv programma’s.
Als je twitttert, denk dan ook steeds vanuit je ontvangers, en niet vanuit jezelf als zender.
In dit voorbeeld van Dendermonde Rockt gaat het uitsluitend over het eigen aanbod, de eigen inschrijvingen en activiteiten…
Bovendien gebruikt deze account geen hashtags, waardoor het zeer moeilijk is om extra volgers te krijgen.
DMD_Rockt gebruikt bovendien een programma waarbij de statussen van Facebook op Twitter gepost worden. Dat is iets wat je nooit mag doen: elk platform heeft zijn eigen regels en wetten, dus beschouw ze ook als aparte kanalen. Dat is ook de reden waarom hier nooit op gereageerd wordt.
YouTube wordt vaak vergeten als het over social media gaat.
Onterecht, want het is de populairste website bij jongeren tussen 12-18 jaar.
Elke minuut wordt er 24u beeldmateriaal opgeladen, maar dat betekent niet dat alle jongeren dat ook doen.
Ook hier geldt de 20/80 regel: een minderheid van de gebruikers is verantwoordelijk voor een meerderheid van de filmpjes.
Als je een promofilmpje hebt, zet het dus zeker op YouTube. Daar is het immers gemakkelijk verder te delen via facebook, twitter, mail, … Ideale lengte: 1 minuut. Is je filmpje langer dan 2 minuten? Dan is je boodschap wellicht te complex.
Soms is het zelfs niet nodig om een volledig nieuw filmpje te maken. Op internet circuleren duizenden filmpjes die eigenlijk parodieën zijn op bestaande filmfragmenten. Denken we maar aan de beroemde Hitlerfilmpjes, waarbij Hitler zich kwaad maakt omdat de teamuitstap niet naar de Efteling is, zijn fortis aandelen gekelderd zijn, …
Studio Brussel deed hetzelfde met de ‘Dimitri’-filmpjes: op het originele russische filmpje zetten ze andere ondertitels. Grappig én zeer efficiënt als je wil dat je filmpje gedeeld wordt.
Je kunt in een YouTube filmpje ook links invoegen via www.LinkedTube.com
Dat vermijdt dat mensen de url die getoond wordt in een filmpje moeten overtypen of onthouden.
Maak het je kijkers gemakkelijk en laat hen meteen doorklikken.
(Naar YouTube gaan en zoeken op ‘hunter shoots a bear’)
Doorklikken op ‘shoot the bear’ of ‘don’t shoot the bear’ (komt op hetzelfde uit)
Is eigenlijk reclame voor Tipp-Ex. Heeft veel centjes gekost, maar daar draait het hier ook niet om. We willen in de eerste plaats illustreren hoe links in video’s werken.
(laat het publiek nog wat alternatieven roepen van wat ze met de beer allemaal willen doen. Altijd plezant. Toppers: eats a bear, hugs a bear, kisses a bear)
Als je met sociale media aan de slag gaat, is het belangrijk dat iedereen daar dezelfde filosofie over heeft.
Wie beheert de FB, TW, …
Wat kan wel, wat niet, …
En hoe zit het met e-mail? Het is helaas steeds vaker een communicatiemiddel voor oude mensen.
Het Apestaartjaren onderzoek wijst uit dat 25% zelden of nooit een e-mail stuurt.
Ze hebben wel allemaal een e-mailadres, maar gebruiken dit vooral om te registreren, spam op te ontvangen,… Als ze al mailen is dat wel vooral naar leerkrachten, trainers van de sportclub, leiding uit de jeugdbeweging… Net omdat die niet in hun sociaal netwerk zitten
“ik moet deze week mijn mailbox nog eens checken” is iets wat je meer en meer hoort bij jongeren. En als ze dan hun mailbox opendoen, dan scannen ze en openen ze die mails die er interessant uit zien.
Wie heeft er allemaal een digitale nieuwsbrief?
(vraag wat de titel van hun nieuwsbrief is. Bijna altijd antwoorden ze ‘nieuwsbrief’)
Weet dat bij een nieuwsbrief je onderwerpregel de belangrijkste regel is van je hele nieuwsbrief. Want het is op basis daarvan dat jonge lezers beslissen of ze de mail zullen opendoen of niet. Een titel als ‘nieuwsbrief september 2008’ of ‘nieuwsbrief 25’ hebben dus weinig zin. Dat is bovendien een vorm van zendercommunicatie. Voor jou als zender is het belangrijk dat je een nummering hebt, maar voor de lezer maakt dat niet uit of het nu nieuwsbrief 25 of 67 is.
Mailchimp is een gratis programma waarmee je 2000 abonnees of 12000 mails per maand mee kunt sturen
Alles wordt online beheerd: templates, nieuwsbrieven, mailinglijsten, …
Je creëert ook automatisch een webversie, zodat je je nieuwsbrief ook op social media kunt delen.
Als we terugdenken aan hoe jongeren e-mail gebruiken,
Is het dus cruciaal om (de online versie van) je digitale nieuwsbrief
Ook via andere kanalen te delen (bvb op je website of via sociale media)
Timing is cruciaal als je met sociale media aan de slag gaat.
Ten eerste: je hoeft het niet constant op te volgen. Als je ‘s ochtends, na de middag en voor je naar huis vertrekt 5 minuutjes naar je facebook en tweets kijkt en antwoord waar je moet, kom je al heel ver.
Ten tweede: denk na over wanneer je dingen de wereld instuurt: als je studenten wilt bereiken, doe dat dan op zondagavond, jongeren uit het middelbaar hebben niks aan updates om 9u ‘s ochtends of midden in de nacht.
Tools als Hootsuite of Bufferapp.com kunnen je hierin helpen om je tweets te programmeren voor een bepaald tijdstip.
Dé tool om extern te communiceren is een (fan)pagina. Die biedt een heleboel extra’s (statistieken, likeboxen, favoriete pagina’s, meerdere beheerders, …) die je niet hebt bij profielen of groepen.
Je statusupdate is hierbij het belangrijkste wapen om een publiek te boeien. Facebook bepaalt zelf wat voor jou belangrijke berichten zijn (en die komen dan op je startpagina terecht). Links in je post, veel likes of reacties zijn drie parameters die meespelen.
Als profielfoto neem je best je logo, als coverfoto een sprekende foto met mensen erop. In de coverphoto mag je geen reclame of contactgegevens zetten
VDS Antwerpen doet dat heel goed hier: In hun updates spelen ze ook in op wat leeft bij hun publiek: ‘de zomer zit erop. Wat nu gedaan?’
Zo engageer je je publiek en daag je hen uit om in interactie te gaan met je pagina.
Merk ook op: wat Mon Ster rechts op de pagina allemaal post wordt NIET gezien door de fans in hun startpagina, maar enkel door het kleine percentage fans dat op de facebookpagina zelf komt kijken
Dé tool om extern te communiceren is een (fan)pagina. Die biedt een heleboel extra’s (statistieken, likeboxen, favoriete pagina’s, meerdere beheerders, …) die je niet hebt bij profielen of groepen.
Je statusupdate is hierbij het belangrijkste wapen om een publiek te boeien. Facebook bepaalt zelf wat voor jou belangrijke berichten zijn (en die komen dan op je startpagina terecht). Links in je post, veel likes of reacties zijn drie parameters die meespelen.
Als profielfoto neem je best je logo, als coverfoto een sprekende foto met mensen erop. In de coverphoto mag je geen reclame of contactgegevens zetten
VDS Antwerpen doet dat heel goed hier: In hun updates spelen ze ook in op wat leeft bij hun publiek: ‘de zomer zit erop. Wat nu gedaan?’
Zo engageer je je publiek en daag je hen uit om in interactie te gaan met je pagina.
Merk ook op: wat Mon Ster rechts op de pagina allemaal post wordt NIET gezien door de fans in hun startpagina, maar enkel door het kleine percentage fans dat op de facebookpagina zelf komt kijken