2. Stand van zaken wetgevingsproces nieuw FTK
Hoofdlijnennota nieuw FTK (32 043, nr. 113) d.d. 30
mei 2012: benodigde wetgeving begin 2013 naar TK
met inwerkingtreding per 1 januari 2014
Brief Klijnsma 21 november 2012 uitstel nieuw FTK:
benodigde wetgeving voor kerstreces 2013 naar TK:
invoering per 1 januari 2015
Brief Klijnsma 11 december 2012, 32043, nr. 143):
zomer 2013 openbare consultatie
Besluit Klijnsma van 21 december
2012, AV/PB/2012/17948, tot instelling van de
Commissie UFR met als taak bezien of en hoe de
UFR-methode aanpassing verdient met het oog op
een structurele toepassing na 2013.
3. Het nieuwe FTK in hoofdlijnen
Beter rekening houden met overrendement en indexatie
In reële contract via uniforme risico-opslag (die toeneemt met
de verplichtingen) op discontovoet èn tegelijkertijd een afslag op
discontovoet (minimaal gelijk aan prijsinflatie)
In nominale contract via normdekkingsgraad (125-130%).
Transparante toedeling risico's: "compleet contract“ : Besturen
moeten met een "staffel" op voorhand duidelijk maken hoe
tekorten en overschotten worden verdeeld
Uniforme communicatie over koopkracht en risico: Informatie
over koopkrachtontwikkeling maakt effect van
indexatiekortingen zichtbaar
Stabiel beoordelingskader, minder volatiliteit:
Marktwaardering blijft uitgangspunt
Dekkingsgraadmiddeling 12 mnd
Ultimate forward rate
Mogelijkheden om schokken in financiële markten en
levensverwachting te accommoderen
4. Belangrijkste wijzigingen
1. Rekenrente
Huidige rentetermijnstructuur aangevuld met de systematiek van de “ultimate forward rate”.
2. Dekkingsgraadmiddeling
Twaalfmaands voortschrijdend gemiddelde van de dekkingsgraad.
3. Indexatie
Bij het reële pensioencontract indexatie tenzij dekkingsgraad <100% . Bij het nominale contract
pas indexatie als de normdekkingsgraad is behaald (125-130% DG).
4. Hersteltermijnen
In het reële pensioencontract mogen tekorten en overschotten over een periode van 10 jaar
worden uitgesmeerd. Bij het nominale contract moeten tekorten (dekkingsgraad onder 105%)
direct en evenredig over hersteltermijn van maximaal 3 jaar worden ingelopen. Bij een
dekkingsgraad tussen 105% en de normdekkingsgraad moet het fonds op basis van het vooraf
met de sociale partners overeengekomen herstelplan in een periode van 12 jaar de
normdekkingsgraad bereiken. Er wordt nog bezien of deze laatste termijn moet worden
teruggebracht naar 7 jaar.
5. Aanpassing van de pensioenaanspraken aan de levensverwachting
In het reële pensioencontract verplichte LAM. Bij het nominale pensioencontract optioneel.
6. Gedempte premie
De mogelijkheid om de kostendekkende premie op basis van verwacht portefeuillerendement te
dempen komt te vervallen. Het blijft wel mogelijk om de premie te dempen op basis van een
voortschrijdend gemiddelde van de rente over een periode van 10 jaar. Onder het reële
pensioencontract mag voor het premiedeel bestemt voor indexatie rekening worden gehouden
met een deel van het verwachte overrendement.
5. Keuze nominaal of reëel
• Keuze (decentraal) aan sociale partners
• Theo Kocken: „Verreweg het grootste
deel pensioenfondsen kiest voor
nominaal contract‟
• IPN juni/juli 2011: “Vakbeweging houdt
vast aan nominale zekerheid”
• PFZW: keuze voor reëel contract