2. VDD G 304 God is getrouw, zijn plannen falen niet,
3. 1God is getrouw, zijn plannen falen niet,Hij kiest de zijnen uit, Hij roept die allen.Die 't heden kent, de toekomst overziet,laat van zijn woorden geen ter aarde vallen;en 't werk der eeuwen, dat zijn Geest omspant,volvoert zijn hand.
4. 2De Heer regeert! Zijn koninkrijk staat vast,zijn heerschappij omvat de loop der tijden;een sterke hand, die nooit heeft misgetast,blijft met het heilig zwaard des Geestes strijden;de adem zijner lippen overmantde tegenstand.
5. 3De Heilge Geest, die haar de toekomst spelt,doet aan Gods kerk zijn heilgeheimen weten;Hij, die haar leidt en in de waarheid stelt,heeft zijn bestek met wijsheid uitgemeten;Hij trekt met heel zijn kerk van land tot landals Gods gezant.
8. 1Heer, onze God, hoe heerlijk is uw Naam, die U ons noemt door sterren, zon en maan Hemel en aarde spreken wijd en zijd, tonen het wonder van uw heerlijkheid.
9. 2Heer, onze God, die aard' en hemel schiep, zeeën en land met macht te voorschijn riep, wat zijn wij, mensen, dat U aan ons denkt en ons uw heerlijkheid en luister schenkt?
10. 3komt ons, Heer, in Christus tegemoet. geeft ons Heer, verlossing door zijn bloed. roept ons, mensen, in uw heerlijkheid: leven om Jezus' wil in eeuwigheid!
11. 4Daarom zal, Heer, ons lied een loflied zijn, dat in ons zingt met eindeloos refrein Prijzend uw liefde, heffen wij het aan: Heer, onze God, hoe heerlijk is uw Naam!
12. Stil gebedBemoedigingen groetEre zij de Vader en de ZoonEn de Heilige Geest,Als in den beginne, nu en immer,En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
13. P 139 – 1, 2, 3 HEER, die mij ziet zoals ik ben,
14. 1HEER, die mij ziet zoals ik ben,dieper dan ik mijzelf ooit ken,kent Gij mij, Gij weet waar ik ga,Gij volgt mij waar ik zit of sta.Wat mij ten diepste houdt bewogen,'t ligt alles open voor uw ogen.
15. 2Gij zijt zo diep vertrouwd met mij:wie weet mijn wegen zoals Gij?Gij kent mijn leven woord voor woord,Gij hebt mij voor ik spreek gehoord.Ja overal, op al mijn wegenen altijd weer komt Gij mij tegen.
16. 3Waar zou ik vluchten voor uw Geest?Gij sluit mij in, ik ben bevreesd.Gij legt uw hand op mij, Gij zijtzo dichtbij met uw majesteit,zo ver en zo met mij verbonden:hoe kan ik uw geheim doorgronden?
17. Gebed om de Heilige Geest. Daarna Jona 1 : 1 t/m 17 (NBG) Jona’s roeping en vlucht
18. 1 Het woord des HEREN kwam tot Jona, de zoon van Amittai: 2 Maak u op, ga naar Nineve, de grote stad, en predik tegen haar, want haar boosheid is opgestegen voor mijn aangezicht. 3 Maar Jona maakte zich op om te vluchten naar Tarsis, weg van het aangezicht des HEREN, en hij ging naar Jafo en vond een schip,
19. dat naar Tarsis zou gaan; hij betaalde de vrachtprijs daarvan en ging scheep om met hen naar Tarsis te gaan, weg van het aangezicht des HEREN. 4 Maar de HERE wierp een hevige wind op de zee en er ontstond een zware storm op de zee, zodat het schip dreigde te worden stukgeslagen.
20. 5 De schepelingen werden bevreesd en riepen ieder tot zijn god, en zij wierpen de lading die in het schip was, in zee om het daardoor lichter te maken. Jona echter was in het ruim van het schip afgedaald, en hij had zich daar neergelegd en was in een diepe slaap gevallen. 6 En de gezagvoerder kwam bij hem en zeide tot hem:
21. Hoe kunt gij zó vast slapen! Sta op, roep tot uw god, misschien zal die god onzer gedenken, zodat wij niet vergaan. 7 En zij zeiden tot elkander: Komt, laat ons het lot werpen, opdat wij te weten komen door wiens schuld dit onheil ons treft. Zij wierpen het lot en het lot viel op Jona. 8 Toen zeiden zij tot hem:
22. Deel ons toch mee, door wiens schuld dit onheil ons treft; wat is uw bedrijf en vanwaar komt gij, wat is uw land en van welk volk zijt gij? 9 En hij zeide tot hen: Ik ben een Hebreeër en ik vrees de HERE, de God des hemels, die de zee en het droge gemaakt heeft. 10 Toen vreesden die mannen met grote vrees en zij zeiden tot hem:
23. Wat hebt gij toch gedaan? want die mannen wisten, dat hij op de vlucht was, weg van het aangezicht des HEREN, want dat had hij hun medegedeeld. 11 En zij vroegen hem: Wat zullen wij met u doen, opdat de zee ophoude tegen ons te woeden, want de zee wordt hoe langer hoe onstuimiger.
24. 12 Hij antwoordde hun: Neemt mij op en werpt mij in de zee, en de zee zal ophouden tegen u te woeden. Want ik weet, dat door mijn schuld deze zware storm tegen u is opgestoken. 13 Maar de mannen roeiden om (het schip) weer aan land te brengen, doch zij waren daartoe niet in staat,
25. omdat de zee hoe langer hoe onstuimiger tegen hen werd. 14 Toen riepen zij tot de HERE en zeiden: Ach, HERE, laat ons toch niet vergaan om het leven van deze man en leg geen onschuldig bloed op ons, want Gij, HERE, hebt gedaan gelijk U behaagde. 15 Daarna namen zij Jona op en wierpen hem in de zee, en de zee hield op met woeden.
26. 16 En de mannen vreesden de HERE met grote vrees, en zij slachtten de HERE een offer en deden geloften. 17 En de HERE beschikte een grote vis om Jona in te slokken; en Jona was in het ingewand van de vis drie dagen en drie nachten.
27. P 107 – 1, 12, 13, 20 Gods goedheid houdt ons staande
28. 1Gods goedheid houdt ons staandezolang de wereld staat!Houdt dan de lofzang gaandevoor God die leven laat.Al wie, door Hem bevrijduit ongastvrije streken,naar huis werd heengeleid,zal van zijn liefde spreken.
29. 12Schepen, omhooggedragenop golfslag van de dood,zinken terneergeslagenweer in de waterschoot.Als zo de storm opsteekt,hoezeer wordt allerwegengebeden en gesmeektom Gods reddende zegen!
30. 13Hun vege levens spaart Hij,de golven maakt Hij stil.Het stormgeweld bedaart Hij,het voegt zich naar zijn wil.Scheepsvolk, heradem weer,gij kunt aan rust u lavenen dankt nu God den HEER,Hij leidt u naar de haven.
31. 20Wie wijs is, zal den HEREzijn goedertierenheidtoezingen en vererende God die ons bevrijdt.Want wie zijn hulp verlangt,Hem aanroept in gebeden,verlost Hij uit de angsten leidt Hij tot den vrede.
33. G 462 – 1, 3, 4 Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doôn,
34. 1 Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doôn,en Christus zal over u lichten!Zo wekt u, zo dringt u als broeder Gods Zoon,eer Hij u als rechter komt richten.Ontwaak en sta op, het gevaar is zo groot!Wie kiest, o verdwaasde, voor 't leven de dood?
35. 3 Sta op uit de doden, o zondaar en leef,dat Christus ook over u lichte!Sta op uit de doden, o zondaar, of beefvoor God en het jongste gerichte!Nog wekt u de Heiland en nog is er raad,sta op uit de doden, 't is spoedig te laat!
36. 4 Welzalig de vrome, die wandelt in 't licht,door Christus de doodslaap ontrezen.Hoe vaak hier de dag voor de duisternis zwicht,'t zal nimmermeer nacht voor hem wezen.`Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de doôn!'Zo spreekt van de hemel uw Heiland, Gods Zoon.
39. Majesteit,groot is zijn majesteit;lof zij Jezusen glorie, hulde en eer.Majesteit,God, die de zijnen leidt.Vanaf zijn troonvestigt de Zoonzijn heerschappij.Dus verhoog,
40. maak eeuwig grootde naam van Jezus.Volk van Godkom en breng lofaan Jezus, de Koning.Majesteit,groot is zijn majesteit;dwars door de doodwerd Hij verhoogd,Jezus regeert!