2. VDD ELB 124 Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt en gegeven
3. 1Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt en gegeven. Laat ons Hem loven en danken, verheugd dat wij leven. Diep in de nacht heeft Hij verlossing gebracht heeft Hij ons licht aangeheven.
4. Waren wij dood door de zonde verminkt en verloren, doven van harte, verhard om zijn woord niet te horen, Hij is zo groot, Hij overmande de dood. Wij zijn in Jezus herboren.
5. Nu zend uw Geest, als een vuur, als een stem in ons midden Dat wij van harte elkander verstaan en beminnen. En zo voortaan eren Gods heilige Naam. En Hem in waarheid aanbidden.
8. Wees gegroet, gij eersteling der dagen,morgen der verrijzenis,bij wiens licht de macht der hel verslagenen de dood vernietigd is!Here Jezus, trooster aller smarten,zon der wereld, schijn in onze harten,deel ons zelf de voorsmaak meevan der zaalgensabbatsvreê!
9. Op uw woord, o Leven van ons leven,werpen wij het doodskleed af!Door de kracht uws Geestes uitgedreven,treden we uit ons zondengraf.Leer ons daaglijks, leer ons duizendwerven,in uw kruisdood meegekruisigd sterven,en herboren - opgestaan,achter U ten hemel gaan!
10. In uw hoede zijn wij wèl geborgen,en schoon eerlang 't oog ons breek',open gaat het op de grote morgenna deez'aardse lijdensweek.Welk een dag der ruste zal dat wezen,als we onsterflijk, uit de dood verrezen,knielen voor uw dankaltaar!Amen, Jezus, maak het waar!
11. Stil gebedVotum en groetKlein GloriaEre zij de Vader en de ZoonEn de Heilige Geest,Als in den beginne, nu en immer,En van eeuwigheid tot eeuwigheid.Amen
13. 3O God, de wondren die Gij deedt,toen Gij daar voor ons henen schreedt!De aarde werd bewogen.Dit is de berg van uw verbond!Uw stromen drenken hier de grond,hier daalt Gij uit den hoge.
14. Een regen van vrijgevigheidhebt Gij uw erfdeel toebereid,uw erfdeel dat versmachtte.Uw schare heeft zich daar gezet;dit is uw woord, dit is uw wet:Gij geeft ons nieuwe krachten.
15. 8Hij klieft het hoofd van wie Hem haat,de vijand die Hem wederstaat;God heeft het woord gesproken:Ik doe u keren naar uw huis,Ik haal u door het water thuis,dan zult gij zijn gewroken!
16. Uw feeststoet zal men zien, o Heer,mijn Koning, in uw wederkeer,uw tempel en uw tuinen.Muziek zal U ter zijde gaan,ik hoor de tamboerijnen slaan,weerklinken de bazuinen.
19. 7De HEER heeft Jakob uitverkorenom naar zijn heilig woord te horen.Aan Israël heeft Hij ten levenzijn rechten en zijn wet gegeven.Zo deed Hij aan geen andre volken.Laat ons des HEREN lof vertolken.De kracht, de heerlijkheid, de erezijn Hem, die eeuwig zal regeren.
22. Geef mij olie in mijn lamp, houd het brandend, brandend met uw heilig vuur. Geef mij olie in mijn lamp, opdat ik gereed zal zijn, wanneer Gij, mijn Heiland, komt dit uur.
23. Zing hosanna, zing hosanna, zing hosanna, prijs de Heer, halleluja. Zing hosanna, zing hosanna, zing hosanna, prijs de Heer.
25. Lezen 2 Kron. 30 – 1 t/m 20 Hizkia’s viering van het Paasfeest
26. 1 Toen zond Jechizkia een boodschap tot geheel Israël en Juda, ja, zelfs schreef hij brieven aan Efraïm en Manasse, dat zij zouden komen naar het huis des HEREN te Jeruzalem, om voor de HERE, de God van Israël, het Pascha te vieren. 2 En de koning, zijn oversten en de gehele gemeente te Jeruzalem overlegden, dat zij het Pascha zouden vieren in de tweede maand,
27. 3 want zij konden het op de gewone tijd niet vieren, omdat zich niet voldoende priesters geheiligd hadden en het volk niet in Jeruzalem samengekomen was. 4 Dit verwierf de goedkeuring van de koning en van de gehele gemeente. 5 Toen namen zij het besluit, een bevel te laten uitgaan door geheel Israël van Berseba tot Dan,
28. om in Jeruzalem de HERE, de God van Israël, het Pascha te komen vieren, want men had het niet, zoals was voorgeschreven, algemeen gevierd. 6 De ijlboden nu gingen met de brieven van de koning en zijn oversten door geheel Israël en Juda, en zeiden overeenkomstig het gebod des konings: Israëlieten, keert weder tot de HERE, de God van Abraham,
29. , Isaak en Israël, dan zal Hij wederkeren tot de ontkomenen, die u overgebleven zijn uit de macht van de koningen van Assur. 7 Weest dan niet als uw vaderen en als uw broeders, die ontrouw geweest zijn jegens de HERE, de God hunner vaderen, zodat Hij hen maakte tot een voorwerp van ontzetting, zoals gij ziet.
30. 8 Weest thans niet hardnekkig zoals uw vaderen, geeft de HERE uw hand en komt tot zijn heiligdom, dat Hij voor altijd geheiligd heeft, en dient de HERE, uw God, opdat zijn brandende toorn zich van u afkere. 9 Want, wanneer gij wederkeert tot de HERE, dan zullen uw broeders en zonen erbarming vinden bij degenen die hen als gevangenen hebben weggevoerd,
31. en dan zullen zij naar dit land wederkeren. Want genadig en barmhartig is de HERE, uw God: Hij zal het aangezicht niet van u afwenden, indien gij tot Hem wederkeert. 10 Toen de ijlboden van stad tot stad door het land van Efraïm en Manasse trokken en tot Zebulon toe, lachte men hen uit en bespotte men hen.
32. 11 Maar enige mannen uit Aser, Manasse en Zebulon verootmoedigden zich en kwamen naar Jeruzalem. 12 Ook in Juda bewerkte de hand Gods, dat zij één van zin waren, om het gebod des konings en der oversten naar het woord des HEREN te volbrengen. 13 En er kwam veel volk te Jeruzalem bijeen, om het feest der ongezuurde broden in de tweede maand te vieren, een zeer talrijke gemeente.
33. 14 Toen maakten zij zich op en verwijderden de altaren in Jeruzalem, ook al de reukofferaltaren verwijderden zij en wierpen die in de beek Kidron. 15 Daarna slachtten zij het Pascha op de veertiende der tweede maand. Toen schaamden zich de priesters en de Levieten, zij heiligden zich en brachten brandoffers in het huis des HEREN. 16 En zij stonden op hun plaats volgens de verordening,
34. overeenkomstig de wet van Mozes, de man Gods. De priesters sprengden het bloed, dat de Levieten hun toereikten. 17 Want, omdat velen onder de gemeente zich niet geheiligd hadden, waren de Levieten belast met het slachten der Paasoffers voor ieder die ze niet zelf de HERE kon heiligen, omdat hij niet rein was. 18 Want het grootste gedeelte van het volk – velen uit Efraïm en Manasse,
35. Issakar en Zebulon – had zich niet gereinigd; toch aten zij het Pascha, in strijd met het voorschrift. Maar Jechizkia bad voor hen: De HERE, die goed is, doe verzoening over ieder 19 die zijn hart erop gericht heeft God, de HERE, de God zijner vaderen, te zoeken, al was het niet naar de reinheid welke bij het heilige past. 20 En de HERE verhoorde Jechizkia en genas het volk.
37. 16 En de elf discipelen vertrokken naar Galilea, naar de berg, waar Jezus hen bescheiden had. 17 En toen zij Hem zagen, aanbaden zij, maar sommigen twijfelden. 18 En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de] aarde.
38. 19 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. 20 En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.
39. P 89: 9, 13 Oudtijds hebt Gij, o HEER, uw hoge plan ontvouwd
40. 9Oudtijds hebt Gij, o HEER, uw hoge plan ontvouwd,aan mensen naar uw hart uw woorden toevertrouwd:Met hulp heb Ik omkleed, met heil heb Ik omgeven
41. de koninklijke held, uit al het volk verheven,David mijn trouwe knecht, dien Ik heb uitverkoren,dien Ik met olie zalf, hem zal het rijk behoren.
42. 13Wat Ik gezworen heb aan David, dat houdt stand,mijn eigen heiligheid is daarvan onderpand.Ik ben de waarheid zelf, zou Ik bedrieglijk zweren?
43. Zijn koninklijk geslacht leeft voort en zal regeren.Zijn zetel wankelt niet tot aan het eind der tijden,zo lang als zon en maan de hemelen doorschrijden.
44. 18 Want het grootste gedeelte van het volk – velen uit Efraïm en Manasse, Issakar en Zebulon – had zich niet gereinigd; toch aten zij het Pascha, in strijd met het voorschrift. Maar Jechizkia bad voor hen: De HERE, die goed is, doe verzoening over ieder 19 die zijn hart erop gericht heeft God, de HERE, de God zijner vaderen, te zoeken, al was het niet naar de reinheid welke bij het heilige past. 20 En de HERE verhoorde Jechizkia en genas het volk.
45. G 411 – 8, 14, 15 Als David moeste vluchtenvoor Saul den tiran,
46. 8Als David moeste vluchtenvoor Saul den tiran,zo heb ik moeten zuchtenmet menig edelman.Maar God heeft hem verheven,verlost uit alle nood,een koninkrijk gegevenin Israël zeer groot.
47. 14Oorlof, mijn arme schapendie zijt in grote nood,uw herder zal niet slapen,al zijt gij nu verstrooid!Tot God wilt u begeven!Zijn heilzaam woord neemt aan!Als vrome christen leven,'t zal hier haast zijn gedaan!
48. 15Voor God wil ik belijdenen zijne grote macht,dat ik te genen tijdenden koning heb veracht,dan dat ik God den Here,de hoogste Majesteit,heb moeten obediërenin der gerechtigheid.
52. 1Heer, uw licht en uw liefde schijnen,waar U bent zal de nacht verdwijnen.Jezus, licht van de wereld, vernieuw ons.Levend Woord, ja uw waarheid bevrijdt ons.Schijn in mij, schijn door mij.
53. Kom, Jezus kom, vul dit land met uw heerlijkheid.Kom Heil'ge Geest, stort op ons uw vuur.Zend uw rivier,laat uw heil heel de aard' vervullen.Spreek, Heer uw woord dat het licht overwint.
54. 2Heer, 'k wil komen in uw nabijheid.Uit de schaduwen in uw heerlijkheid.Door het bloed mag ik U toebehoren.Leer mij, toets mij, uw stem wil ik horen.Schijn in mij, schijn door mij.
55. Kom, Jezus kom, vul dit land met uw heerlijkheid.Kom Heil'ge Geest, stort op ons uw vuur.Zend uw rivier,laat uw heil heel de aard' vervullen.Spreek, Heer uw woord dat het licht overwint.
56. 3Staan wij oog in oog met U Heer,daalt uw stralende licht op ons neer,zichtbaar, tastbaar wordt U in ons leven,U volmaakt wie volkomen zich geven.Schijn in mij, schijn door mij.
57. Kom, Jezus kom, vul dit land met uw heerlijkheid.Kom Heil'ge Geest, stort op ons uw vuur.Zend uw rivier,laat uw heil heel de aard' vervullen.Spreek, Heer uw woord dat het licht overwint.
59. 1Wilhelmus van Nassouweben ik van duitsen bloed,den vaderland getrouweblijf ik tot in den dood.Een prinse van Oranjeben ik vrij onverveerd,den koning van Hispanjeheb ik altijd geëerd.
60. 6Mijn schild ende betrouwenzijt Gij, o God, mijn Heer!Op U zo wil ik bouwen,verlaat mij nimmermeer!Dat ik toch vroom mag blijven,uw dienaar te aller stond,de tirannie verdrijvendie mij mijn hart doorwondt.