2024 jan 21 - Dhr Pasterkamp (Thema: Hij deed het niet)
Komt allen tot Mij
1. Welkom, fijn dat u er bent. Voorganger dhr Vos organist Johannes de Vries Thema: “Komt allen tot mij”
2. Maak ons tot een stralend licht voor de volken, een stralend licht voor de mensen om ons heen. Tot de wereld ziet wie haar het leven geeft. Laat het schijnen door ons heen.
3. Maak ons tot een zegening voor de volken, een zegening voor de mensen om ons heen. Tot de wereld weet wie elke schuld vergeeft. Uw genezing door ons heen.
4. Maak ons tot een vrolijk lied voor de volken, een lied van dank voor de mensen om ons heen. Tot de wereld zingt voor degeen die eeuwig leeft. Laat het klinken door ons heen.
5. Welkom, fijn dat u er bent. Voorganger dhr Vos organist Johannes de Vries Thema: “Komt allen tot mij”
6. Ps. 84 : 1 Hoe lieflijk, hoe goed is mij, HEER, het huis waar Gij uw naam en eer hebt laten wonen bij de mensen. Hoe brand ik van verlangen om
7. te komen in uw heiligdom. Wat zou mijn hart nog liever wensen dan dat het juichend U ontmoet die leven zijt en leven doet.
8. Ps. 84 : 3 Welzalig die uit uw kracht leeft, die naar uw tempel zich begeeft, zijn hart wijst hem de rechte wegen. Zij trekken op van overal
9. en, gaat het door het dorre dal, dan valt op hen een milde regen. Ja, in het hart van de woestijn ontspringt een heldere fontein
10. Ps. 84 : 4 Van kracht tot kracht gaan zij steeds voort. Hun lied weerklinkt van oord tot oord, tot zij Jeruzalem betreden, waar alle pelgrims binnengaan
11. om voor Gods aangezicht te staan. Aanvaard, o HEER, ook mijn gebeden. Verhoor mij, God van Israël, die alles leidt naar uw bestel.
12. Ps. 84 : 6 Want God onze Heer die ons mild bestraalt als zon, beschermt als schild, zal in genade ons verhogen. Zijn hand onthoudt het goede niet
13. aan wie oprecht Hem hulde biedt en eerlijk wandelt voor zijn ogen HEER, die het al in handen houdt, welzalig die op U vertrouwt.
14. Votum en groet Ere zij de Vader en de Zoon En de Heilige Geest, Als in den beginne, nu en immer, En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
15. Gez. 328 : 1 Here Jezus, om uw woord zijn wij hier bijeengekomen. Laat in 't hart dat naar U hoort uw genade binnenstromen. Heilig ons, dat wij U geven hart en ziel en heel ons leven.
16. Ons gevoel en ons verstand zijn, o Heer, zo zonder klaarheid, als uw Geest de nacht niet bant, ons niet stelt in 't licht der waarheid. 't Goede denken, doen en dichten moet Gij zelf in ons verrichten.
17. O Gij glans der heerlijkheid, licht uit licht, uit God geboren, maak ons voor uw heil bereid, open hart en mond en oren, dat ons bidden en ons zingen tot de hemel door mag dringen.
19. Open mijn ogen, 'k wil Jezus, mijn Heer zien. Open mijn ogen, opdat ik U zien kan. Open mijn oren, opdat ik uw stem hoor. Open mijn hart, Heer, opdat ik gehoorzaam.
20. Lezen Joh. 10 : 1 t/m 15 De goede Herder 1 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie niet door de deur de schaapskooi binnenkomt, maar op een andere plaats inklimt, die is een dief en een rover;
21. 2 maar wie door de deur binnenkomt, is de herder der schapen. 3 Voor hem doet de deurwachter open en de schapen horen naar zijn stem en hij roept zijn eigen schapen bij name en voert ze naar buiten. 4 Wanneer hij zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft,
22. gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen; 5 maar een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, doch zij zullen van hem weglopen, omdat zij de stem der vreemden niet kennen. 6 In dit beeld sprak Jezus tot hen,
23. maar zij begrepen niet, wat het was, dat Hij tot hen sprak. 7 Jezus zeide dan nogmaals: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. 8 Allen, die vóór Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben naar hen niet gehoord.
24. 9 Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. 10 De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.
25. Opw 215 De Heer is mijn herder en geen ding ontbreekt mij naar zijn wil; Hij schenkt mij rust in grazig land, aan waat'ren klaar en stil.
26. Hij is het, die mijn ziel verkwikt en die mijn schreden leidt in rechte sporen om de eer zijns naams in eeuwigheid.
27. Al ga ik door een duister dal, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt altijd met mij en uw stok en staf vertroosten mij.
28. Gij zijt het, die mijn dis bereidt voor 't oog van wie mij krenkt; die zalft mijn hoofd en mij een kelk tot overvloeiens schenkt.
29. Zo zullen heil en goedheid groot mij volgen dag aan dag, en ik verkeer in 's Heren huis, waar 'k eeuwig wonen mag.
31. Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen, geef elkaar een hand, je bent niet alleen. Want wij moeten samen delen, samen zingen, samen spelen. Ook al zijn wij nog maar klein: samen spelen is pas fijn!
32. Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen, wij zijn in de wereld niet alleen. God kent ieder kind bij name, zeg maar ja en zeg maar amen. Ook al zijn we nog maar klein, God wil onze Vader zijn.
34. Prijst de Heer met blijde galmen, gij, mijn ziel, hebt rijke stof. 'k Zal zo lang ik leef, mijn psalmen vrolijk wijden aan zijn lof. 'k Zal zolang ik 't licht geniet, Hem verhogen in mijn lied! Hem verhogen in mijn lied!
35. Zalig hij, die in dit leven Jacobs God ter hulpe heeft; hij, die door de nood gedreven, zich tot Hem om troost begeeft, die zijn hoop in 't hach'lijkst lot vestigt op de Heer zijn God. vestigt op de Heer zijn God.
36. 't Is de Heer, wiens alvermogen, 't groot heelal heeft voortgebracht. Die, genadig, uit de hoge, ziet, wie op zijn bijstand wacht, en aan elk, die Hem verbeidt, trouwe houdt in eeuwigheid. trouwe houdt in eeuwigheid.
37. 't Is de Heer, wiens mededogen, blinden schenkt het lief'lijk licht. Wie in 't stof lag neergebogen, wordt door Hem weer opgericht. God, die lust in waarheid heeft, mint hem, die rechtvaardig leeft. mint hem, die rechtvaardig leeft.
38. 't Is de Heer van alle heren, Sions God, geducht in macht, Die voor eeuwig zal regeren, van geslachte tot geslacht. Sion, zingt uw God ter eer, prijst zijn grootheid, looft de Heer! prijst zijn grootheid, looft de Heer!
39. Lezen Math. 11 : 25 t/m 30 Jezus’ dankzegging en nodiging. 25 Te dien tijde hief Jezus aan en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde,
40. dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. 26 Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U. 27 Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader,
41. en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren. 28 Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven;
42. 29 neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; 30 want mijn juk is zacht en mijn last is licht.
43. Gez. 465 : 1 Van U zijn alle dingen, van U, o God en Heer, van U de zegeningen die 'k biddende begeer. Gij wilt mijn weg omringen met liefde wijs en teer. Wat wij ooit goeds ontvingen, het is van U, o Heer.
44. Nog voor wij U iets vragen, voorkomt Gij ons gebed. Gij hebt aleer wij klagen, op onze nood gelet. Gij helpt de last ons dragen, Gij steunt bij elke tred, zelfs bij de zwaarste plagen zijt Gij de God die redt.
45. Hoe kent Gij al mijn noden, waarin Gij trouw voorziet. Gij geeft geen steen voor broden, een slang voor vissen niet! Wie komt tot U gevloden, wien Gij geen redding biedt? Gij laat de zondaar noden, nog eer hij tot U vliedt.
46. 4 O mocht ik U beminnen gelijk Gij mij bemint, laat heilge vrees van binnen mij leiden als uw kind! Mocht ik die rijkdom winnen, die roest noch mot verslindt, en werden nooit mijn zinnen door ijdle glans verblind!
48. Heer, U doorgrondt en kent mij; mijn zitten en mijn staan en U kent mijn gedachten, mijn liggen en mijn gaan. De woorden van mijn mond, o Heer, die zijn voor U bekend en waar ik ook naar toe zou gaan, ik weet dat U daar bent.
49. Heer, U bent altijd bij mij, U legt uw handen op mij en U bent voor mij en naast mij en om mij heen. Heer, U bent altijd bij mij, U legt uw handen op mij en U bent voor mij en naast mij en om mij heen, elke dag.
50. Heer, U doorgrondt en kent mij, want in de moederschoot ben ik door U geweven; U bent oneindig groot. Ik dank U voor dit wonder, Heer, dat U mijn leven kent en wat er ook gebeuren zal, dat U steeds bij mij bent.
51. Heer, U bent altijd bij mij, U legt uw handen op mij en U bent voor mij en naast mij en om mij heen. Heer, U bent altijd bij mij, U legt uw handen op mij en U bent voor mij en naast mij en om mij heen, elke dag.
54. Is hier een hart door vrees benard, vermoeid door 's levens strijd? Twijfel drukt u neer, gij struikelt telkens weer.
55. O, vat weer moed, want God is goed en steeds tot hulp bereid: Zo gij slechts kunt geloven, ziet gij zijn heerlijkheid.
56. Refrein: Daar zijn geen grenzen aan Jezus' macht, voor elk die wond'ren van Hem verwacht! Ja, wie Hem aanraakt, ervaart zijn kracht. Daar zijn geen grenzen aan Jezus' macht.
57. Gaat gij gebukt, door zorg gedrukt? Leg dan uw lasten neer! Tob niet langer voort, vertrouw op 's Heren woord. Hij hoort uw bee en schenkt u vree in liefde eind'loos teer. Zo gij slechts kunt geloven, niets is onmoog'lijk meer!
58. Refrein: Daar zijn geen grenzen aan Jezus' macht, voor elk die wond'ren van Hem verwacht! Ja, wie Hem aanraakt, ervaart zijn kracht. Daar zijn geen grenzen aan Jezus' macht.
59. Vanavond om 19.00 uur ds Rozeboom Thema: ”Dient de Heer met vreugde”