28 jan 2024 19.00. Ds Hulshof. Verlangen naar meer
In het voetspoor van de (M)meester .........
1. Welkom bij deze avonddienst Voorganger ds Bijleveld organist dhr Meinema Thema:” In het voetspoor van de (M)meester ......... ”
2.
3. 1 Alle volken, looft de Here, aarde, zing een vrolijk lied! Juicht nu allen, geeft Hem ere: Hij vergeet de zijnen niet! In het beurtgezang der sferen, in des afgronds bange kreet ruist de lof, de lof des Heren, die de zijnen niet vergeet.
4. 2 Uit Hem vloeien alle krachten, tot Hem stijg' der aarde lied! Zalig, wie de Heer verwachten: Hij vergeet de zijnen niet! Smelt dan samen, Hem ter ere, diept' en hoogheid, lust en leed, in het loflied aan de Here, die de zijnen niet vergeet!
5. Welkom bij deze avonddienst Voorganger ds Bijleveld organist dhr Meinema Thema:” In het voetspoor van de (M)meester ......... ”
6.
7. 40 Uw woord is als een lamp, een helder licht, een schijnsel op mijn pad, een eeuwig baken dat in de duisternis mijn schreden richt. Ik zwoer en ik begeer het waar te maken, dat ik zal wandlen voor uw aangezicht, dat ik uw recht zal roepen van de daken.
8. 49 Hoe wonderbaar is uw getuigenis. Ik zal het altijd in mijn hart bewaren. Wanneer uw heilig woord geopend is zal 't als een licht het duister op doen klaren. Gij maakt verdwaalden van hun doel gewis, uw kennis maakt onkundigen ervaren.
9.
10.
11. Gez. 146 : 3 O God ons heil, ons hoogste goed, Gij werd een mens van vlees en bloed, werd onze broeder, en door U zijn wij Gods eigen kindren nu.
12. Gez. 146 : 4 Als ik dit wonder vatten wil, dan wordt mijn geest van eerbied stil, aanbidt het, maar doorgrondt het niet, dat zo de liefde Gods geschiedt.
13. Gez. 146 : 5 U, die voor ons geboren zijt, U zij ons hart, ons lied gewijd. Wij voegen juichend onze stem bij 't englenheir van Bethlehem.
14.
15.
16. Gez. 250 : 1 Kom, Heilge Geest, Gij vogel Gods, daal neder waar Gij wordt verwacht. Verschijn, Lichtengel, in de nacht van onze geest, verward en trots.
17. Gez. 250 : 4 Hoor, Heilge Geest, wij roepen U! Kom, wees aanwezig in het woord; wek onze geest, opdat hij hoort, wek ons tot leven, hier en nu.
18. Gez. 250 : 5 O Heilge Geest, wij zijn verblijd: Gij immers, eeuwig ondoorgrond, legt zelf dit lied ons in de mond, ten teken dat Gij bij ons zijt.
19.
20. 1 Het geschiedde, toen de HERE Elia in een storm ten hemel zou opnemen, dat Elia met Elisa uit Gilgal ging. 2 En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch hier, want de HERE heeft mij naar Betel gezonden. Maar Elisa zeide: Zo waar de HERE leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Daarop begaven zij zich naar Betel.
21. Toen kwamen de profeten van Betel naar Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de HERE heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil. 4 En Elia zeide tot hem: Elisa, blijf toch hier, want de HERE heeft mij naar Jericho gezonden.
22. Maar hij zeide: Zo waar de HERE leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo kwamen zij te Jericho. 5 Toen naderden de profeten van Jericho tot Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de HERE heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil.
23. 6 En Elia zeide tot hem: Blijf toch hier, want de HERE heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de HERE leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo gingen zij beiden verder. 7 Vijftig man van de profeten waren ook gegaan, maar bleven op verre afstand staan, toen zij beiden aan de Jordaan stilstonden.
24. 8 Daarop nam Elia zijn mantel, wond hem samen en sloeg op het water; en dit verdeelde zich herwaarts en derwaarts, zodat zij beiden door het droge overstaken. 9 En zodra zij overgestoken waren, zeide Elia tot Elisa: Doe een wens. Wat zal ik voor u doen, eer ik van u word weggenomen? En Elisa zeide: Zo moge dan een dubbel deel van uw geest op mij zijn.
25. 10 En Elia zeide: Gij hebt een moeilijke zaak gewenst. Indien gij mij zult zien, terwijl ik van u word weggenomen, dan zal het u aldus geschieden. Maar indien niet, dan zal het niet geschieden.
26. 11 En, terwijl zij voortgingen, al wandelende en sprekende, zie, een vurige wagen en vurige paarden! en die maakten scheiding tussen hen beiden. Alzo voer Elia in een storm ten hemel. 12 En Elisa zag het en riep uit: Mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israël! En hij zag hem niet meer. Toen greep hij zijn klederen en scheurde ze in twee stukken.
27. 13 Daarop raapte hij de mantel van Elia op, die van hem afgevallen was, keerde terug en ging aan de oever van de Jordaan staan. 14 En hij nam de mantel van Elia, die van hem afgevallen was, sloeg op het water, en riep: Waar is de HERE, de God van Elia, ja Hij?
28. Hij sloeg op het water en dit verdeelde zich herwaarts en derwaarts, zodat Elisa kon oversteken. 15 De profeten van Jericho, die op enige afstand stonden, zagen hem en zeiden: De geest van Elia rust op Elisa. En zij kwamen hem tegemoet en bogen zich voor hem ter aarde.
29. 16 En zij zeiden tot hem: Zie toch, er zijn onder uw knechten vijftig kloeke mannen; laat hen toch uw heer gaan zoeken, of niet misschien de Geest des HEREN hem heeft opgenomen en op een van de bergen of in een van de dalen heeft neergeworpen. Maar hij zeide: Zendt ze niet.
30. 17 Doch, toen zij bij hem aandrongen tot schamens toe, zeide hij: Zendt ze dan maar. Zij zonden dan vijftig man, en dezen zochten drie dagen lang, maar vonden hem niet. 18 Toen zij tot hem terugkeerden, terwijl hij in Jericho vertoefde, zeide hij tot hen: Heb ik u niet gezegd: gaat niet?
31.
32. Een vaste burg is onze God, een toevlucht voor de zijnen! Al drukt het leed, al dreigt het lot, Hij doet zijn hulp verschijnen! De vijand rukt vast aan met opgestoken vaan; hij draagt zijn rusting nog van gruwel en bedrog, maar zal als kaf verdwijnen!
33. Geen aardse macht begeren wij, die gaat welras verloren. Ons staat de sterke Held ter zij, die God ons heeft verkoren. Vraagt gij zijn Naam? Zo weet, dat Hij de Christus heet, Gods eengeboren Zoon, verwinnaar op de troon: de zeeg' is ons beschoren!
34.
35.
36. 1 Laat me in U blijven, groeien, bloeien, o Heiland die de wijnstok zijt! Uw kracht moet in mij overvloeien, of 'k ben een wis verderf gewijd. Doorstroom, beziel en zegen mij, opdat ik waarlijk vruchtbaar zij!
37. 2 Ik kan mijzelf geen wasdom geven: niets kan ik zonder U, o Heer! In uw gemeenschap kiemt er leven en levensvolheid meer en meer! Uw Geest moet in mij uitgestort: de rank die U ontvalt, verdort.
38. 3 Neen, Heer, ik wil van U niet scheiden, 'k blijf de Uw' altijd, blijf Gij de mijn'! Uw liefde moet alom mij leiden, uw leven moet mijn leven zijn, uw licht moet schijnen in mijn huis bij kruis naar kracht en kracht naar kruis.
39.
40.
41.
42. (refrein:) Here God, wij zijn vervreemden door te luist' ren naar uw stem. Breng ons saam met uw ontheemden naar het nieuw Jeruzalem.
43. 3. Menigeen ging zelf op pad daar hij thuis geen vrede had. Eeuwig heimwee spoort hem aan laat ook hem het woord verstaan.
44. (refrein:) Here God, wij zijn vervreemden door te luist' ren naar uw stem. Breng ons saam met uw ontheemden naar het nieuw Jeruzalem.
45. 4. Door de wereld klinkt een lied tegen angsten en verdriet, tegen onrecht, tegen dwang richten pelgrims hun gezang.
46. (refrein:) Here God, wij zijn vervreemden door te luist' ren naar uw stem. Breng ons saam met uw ontheemden naar het nieuw Jeruzalem.
47. 6. Door de wereld gaat een woord en het drijft de mensen voort: "Breek uw tent op, ga op reis naar het land, dat Ik u wijs."
48. (refrein:) Here God, wij zijn vervreemden door te luist' ren naar uw stem. Breng ons saam met uw ontheemden naar het nieuw Jeruzalem.
49.
50.
51.
52. 1 Wat vlied' of bezwijk', getrouw is mijn God, Hij blijft aan mijn zij in 't wisselend lot; moog 't hart soms ook beven in 't heetst van de strijd, zijn liefd' en ontferming vertroosten altijd.
53. 4 Ik roem in mijn God, ik juich in zijn trouw, de rots mijner ziel, waar 'k eeuwig op bouw. Ik zal Hem nog prijzen in 't uur van mijn dood, dan rijst nog mijn loflied: `zijn goedheid is groot!'
54.
55. Dankdag voor gewas en arbeid Woensdagavond om 19.30 uur mevr Kramer Thema: “Danken in crisistijd” mmv “Looft den Heer”