13. Psalm 133 (LvdK) t. J.W. Schulte Nordholt, J. Wit; m. L. Bourgeois 1551
14. Psalm 133 (LvdK) t. J.W. Schulte Nordholt, J. Wit; m. L. Bourgeois 1551
15. Psalm 133 (LvdK) t. J.W. Schulte Nordholt, J. Wit; m. L. Bourgeois 1551
16. Psalm 133 (LvdK) t. J.W. Schulte Nordholt, J. Wit; m. L. Bourgeois 1551
17. Psalm 133 (LvdK) t. J.W. Schulte Nordholt, J. Wit; m. L. Bourgeois 1551
18. Stil gebed
Votum en groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
21. Heer, ik kom tot U,
hoor naar mijn gebed.
Vergeef mijn zonden nu,
en reinig mijn hart.
Met uw liefde, Heer,
kom mij tegemoet,
nu ik mij tot U keer,
en maak alles goed.
22. Zie mij voor U staan,
zondig en onrein.
O, Jezus raak mij aan,
van U wil ik zijn.
Jezus op uw woord,
vestig ik mijn hoop.
U leeft en U verhoort
mijn bede tot U.
23. Belofte van het Nieuwe Verbond
Uit Jeremia 31 : 31 t/m 34 HSV
24. 31 Zie, er komen dagen, spreekt de
HEERE, dat Ik met het huis van Israël en
met het huis van Juda een nieuw
verbond zal sluiten, 32 niet zoals het
verbond dat Ik met hun vaderen gesloten
heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep
om hen uit het land Egypte te leiden –
Mijn verbond, dat zij verbroken hebben,
hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de
HEERE.
25. 33 Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na
die dagen met het huis van Israël sluiten
zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in
hun binnenste geven en zal die in hun
hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn
en zíj zullen Mij tot een volk zijn.
34 Dan zullen zij niet meer eenieder zijn
naaste en eenieder zijn broeder
onderwijzen door te zeggen:
26. Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen
kennen, vanaf hun kleinste tot hun
grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik
zal hun ongerechtigheid vergeven en aan
hun zonde niet meer denken.
27. P 105 – 17
Hij was het die Zijn volk bevrijdde
28. Psalm 105 (LvdK) t. J.W. Schulte Nordholt, J. Wit; m. Genève 1562
29. Psalm 105 (LvdK) t. J.W. Schulte Nordholt, J. Wit; m. Genève 1562
31. 1 Toen sprak God al deze woorden:
2 Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het
land Egypte, uit het slavenhuis, geleid
heeft.
3 U zult geen andere goden voor Mijn
aangezicht hebben.
4 U zult voor uzelf geen beeld maken,
geen enkele afbeelding van wat boven in
de hemel, of beneden op de aarde of in
het water onder de aarde is.
32. 5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen,
en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw
God, ben een na-ijverig God, Die de
misdaad van de vaderen vergeldt aan de
kinderen, aan het derde en vierde
geslacht van hen die Mij haten,
6 maar Die barmhartigheid doet aan
duizenden van hen die Mij liefhebben en
Mijn geboden in acht nemen.
33. 7 U zult de Naam van de HEERE, uw God,
niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal
niet voor onschuldig houden wie Zijn
Naam ijdel gebruikt.
8 Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt.
9 Zes dagen zult u arbeiden en al uw
werk doen,
10 maar de zevende dag is de sabbat van
de HEERE, uw God. Dan zult u geen enkel
werk doen
34. u, noch uw zoon, noch uw dochter, noch
uw slaaf, noch uw slavin, noch uw vee,
noch uw vreemdeling die binnen uw
poorten is.
11 Want in zes dagen heeft de HEERE de
hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al
wat erin is, en Hij rustte op de zevende
dag. Daarom zegende de HEERE de
sabbatdag, en heiligde die.
35. 12 Eer uw vader en uw moeder, opdat
uw dagen verlengd worden in het land
dat de HEERE, uw God, u geeft.
13 U zult niet doodslaan.
14 U zult niet echtbreken .
15 U zult niet stelen.
16 U zult geen vals getuigenis spreken
tegen uw naaste.
36. 17 U zult niet begeren het huis van uw
naaste. U zult niet begeren de vrouw van
uw naaste, noch zijn slaaf, noch zijn
slavin, noch zijn rund, noch zijn ezel,
noch iets wat van uw naaste is.
46. Hooglied 1 : 1 t/m 4 HSV
De bruid en de Bruidegom
47. 1 1 Het Hooglied, dat van Salomo is.
zij:
2 Laat Hij mij kussen met de kussen van
Zijn mond,
want Uw uitnemende liefde is beter dan
wijn.
3 Uw zalfoliën zijn heerlijk van geur,
Uw Naam is een uitgegoten zalfolie.
Daarom hebben de meisjes U lief.
48. 4 Trek mij mee, wij zullen achter U aan
snellen.
De Koning heeft mij gebracht in Zijn
binnenkamers.
Laten wij ons verheugen en ons in U
verblijden,
laten wij Uw uitnemende liefde in
herinnering roepen boven de wijn.
Met recht hebben zij U lief.
50. 1 Nadat God voorheen vele malen en op
vele wijzen tot de vaderen gesproken had
door de profeten, heeft Hij in deze
laatste dagen tot ons gesproken door de
Zoon,
2 Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van
alles, door Wie Hij ook de wereld
gemaakt heeft.
51. 3 Hij, Die de afstraling van Gods
heerlijkheid is en de afdruk van Zijn
zelfstandigheid, Die alle dingen draagt
door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij
de reiniging van onze zonden door
Zichzelf tot stand had gebracht,
52. Zich gezet aan de rechterhand van de
Majesteit in de hoogste hemelen.
4 Hij is zoveel meer geworden dan de
engelen als de Naam die Hij als erfdeel
ontvangen heeft, voortreffelijker is dan
die van hen.