23. Intocht in Jeruzalem
12 De volgende dag was er al een grote
menigte in Jeruzalem voor het feest.
Toen ze hoorden dat Jezus ook zou
komen, haalden ze palmtakken en
liepen ze de stad uit, hem
tegemoet, terwijl ze riepen: ‘Hosanna!
Gezegend hij die komt in de naam van
de Heer, de koning van Israël.’
(Ps.118)
24. Jezus zag een ezel staan en ging erop
zitten, zoals geschreven staat: ‘Vrees
niet, Sion, je koning is in aantocht, en
hij zit op een ezelsveulen.’ (Zach 9) Zijn
leerlingen begrepen dit aanvankelijk
niet, maar later, toen Jezus tot
majesteit verheven was, herinnerden
ze zich dat dit over hem geschreven
stond, en dat het zo ook gebeurd
was.
25. De mensen die erbij waren geweest toen
hij Lazarus uit het graf riep en uit de
dood opwekte, waren van die
gebeurtenis blijven getuigen. Daarom
ging de menigte hem ook
tegemoet, omdat ze gehoord hadden
dat hij dit wonderteken had gedaan. 19
En de farizeeën zeiden tegen elkaar: ‘Je
ziet dat we niets bereikt hebben:
kijk maar, de hele wereld loopt achter
hem aan.’
31. Zie de Mens, zie, uw Koning
1 Toen nam Pilatus dan Jezus en geselde
Hem.
En de soldaten vlochten een kroon van
doornen en zetten die op Zijn
hoofd, en zij deden Hem een purperen
bovenkleed om, en zeiden:
Gegroet, Koning van de Joden!
32. En zij gaven Hem slagen in het gezicht.
Pilatus dan kwam weer naar buiten en zei
tegen hen: Zie, ik breng Hem tot u naar
buiten, opdat u weet dat ik geen schuld
in Hem vind.
Jezus dan kwam naar buiten met de
doornenkroon op en het purperen
bovenkleed aan.
33. En Pilatus zei tegen hen: Zie, de Mens!
Toen dan de overpriesters en de
dienaars Hem zagen, schreeuwden zij:
Kruisig Hem, Kruisig Hem! Pilatus zei
tegen hen: Neemt u Hem en kruisig
Hem, want ik vind in Hem geen
schuld.