2024 jan 21 - Dhr Pasterkamp (Thema: Hij deed het niet)
“Afhankelijkheid”
1. Welkom bij de morgendienst van 8 november 2009. Voorganger mevr da Douma - van der Molen Organist Joh de Vries Viering Heilig Avondmaal Thema:”Afhankelijkheid ”
2.
3. Welk een vriend is onze Jezus, die in onze plaats wil staan! Welk een voorrecht, dat ik door Hem altijd vrij tot God mag gaan. Dikwijls derven wij veel vrede, dikwijls drukt ons zonde neer, juist omdat wij 't al niet brengen in 't gebed tot onze Heer.
4. Leidt de weg soms door verzoeking, dat ons hart in 't strijduur beeft, gaan wij dan met al ons strijden, tot Hem, die verlossing geeft. Kan een vriend ooit trouwer wezen, dan Hij, die ons lijden draagt! Jezus biedt ons aan genezing; Hij alleen is 't die ons schraagt.
5. Zijn wij zwak, belast, beladen, en ter neer gedrukt door zorg, dierb're Heiland! Onze Toevlucht! Gij zijt onze Hulp en Borg. Als soms vrienden ons verlaten, gaan wij biddend tot de Heer; in zijn armen zijn wij veilig. Hij verlaat ons nimmermeer.
6. Welkom bij de morgendienst van 8 november 2009. Voorganger mevr da Douma - van der Molen Organist Joh de Vries Viering Heilig Avondmaal Thema:”Afhankelijkheid ”
7.
8. Ps. 103 : 1 Zegen, mijn ziel, de grote naam des HEREN, laat al wat binnen in mij is Hem eren, vergeet niet hoe zijn liefd' u heeft geleid,
9. gedenk zijn goedheid, die u wil vergeven, die u geneest, die uit het graf uw leven verlost en kroont met goedertierenheid.
10. Ps. 103 : 4 Zo hoog en wijd de hemel staat gerezen boven de aarde, is voor wie Hem vrezen zijn liefde en zijn goedertierenheid.
11. Zo ver verwijderd 't westen is van 't oosten, zo ver doet Hij van hen die Hij wil troosten de zonden weg, ja Hij heeft ons bevrijd.
12. Stil gebed Votum en groet Ere zij de Vader en de Zoon En de Heilige Geest, Als in den beginne, nu en immer, En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
13.
14.
15. Gez. 449 : 1 God enkel licht, wiens aangezicht zo blinkend is van luister, ziet ons onrein, ziet hoe wij zijn vervallen aan het duister.
16. Gez. 449 : 2 Der sterren pracht is voor Hem nacht, hoe hel zij schittren mogen; en wij, bevlekt, met schuld bedekt, wat zijn wij in zijn ogen?
17. Gez. 449 : 3 Heer, waar dan heen? Tot U alleen! Gij zult ons niet verstoten. Uw eigen Zoon heeft tot uw troon de weg ons weer ontsloten.
18. Gez. 449 : 4 Ja, amen, ja, op Golgotha stierf Hij voor onze zonde. Zijn schuldloos bloed maakt alles goed en reinigt ons van zonde.
19. Gez. 449 : 5 God onze Heer, wil tot uw eer ons klein geloof versterken. Dan zullen wij Hem, waarlijk vrij, volgen in goede werken.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31. Schriftlezing Job 38 Des HEREN eerste antwoord aan Job: Zijn almacht in de schepping en zijn voorzienigheid
32. 1 Toen antwoordde de HERE Job uit een storm en zeide: 2 Wie is het toch, die het raadsbesluit verduistert met woorden zonder verstand? 3 Gord nu als een man uw lendenen, dan wil Ik u ondervragen, opdat gij Mij onderricht.
33. 4 Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte? Vertel het, indien gij inzicht hebt! 5 Wie heeft haar afmetingen bepaald? Gij weet het immers! Of wie heeft over haar het meetsnoer gespannen? 6 Waarop zijn haar pijlers neergelaten,
34. of wie heeft haar hoeksteen gelegd, 7 terwijl de morgensterren tezamen juichten, en al de zonen Gods jubelden? 8 Wie heeft de zee met deuren afgesloten, toen zij bruisend uit de moederschoot kwam?
35. 9 toen Ik wolken maakte tot haar kleed en duisternis tot haar windselen; 10 toen Ik de door Mij gestelde grens uitbrak, grendel en deuren aanbracht; 11 toen Ik sprak: Tot hiertoe en niet verder zult gij komen, hier zal de trots uwer golven blijven staan!
36. 12 Hebt gij ooit in uw leven de morgen ontboden, de dageraad zijn plaats aangewezen, 13 om de zomen der aarde aan te grijpen, zodat de goddelozen van haar worden afgeschud? 14 Zij verandert zich als leem, waarin een zegel wordt gedrukt, de dingen staan daar als in een kleed.
37. 15 Dan wordt de goddelozen hun licht ontnomen, en de opgeheven arm wordt gebroken. 16 Zijt gij doorge- drongen tot de bronnen der zee, en hebt gij door de geheimenissen van de waterdiepte gewandeld? 17 Zijn de poorten des doods voor u onthuld,
38. en hebt gij de poorten der diepe duisternis aanschouwd? 18 Reikt uw begrip zover als de breedte der aarde? Vertel het, indien gij dit alles weet! 19 Waar is de weg naar de woning van het licht, en de duisternis, waar is haar verblijf,
39. 20 zodat gij haar brengen kunt naar haar gebied, en de paden naar haar huis kent? 21 Gij zult dat wel weten, want toen werd gij geboren en het getal uwer dagen is groot! 22 Zijt gij doorgedrongen tot de schatkamers van de sneeuw?
40. En hebt gij de schatkamers van de hagel gezien, 23 die Ik heb opgespaard voor de tijd van benauwdheid, voor de dag van strijd en oorlog? 24 Waar is de weg naar de plaats waar het licht zich verdeelt, vanwaar de oostenwind zich verbreidt over de aarde?
41. 25 Wie heeft voor de stortvloed een geul gegraven en een weg voor de bliksemschichten, 26 om regen te geven op het onbewoonde land, op de steppe, waar geen mens is, 27 om woestijn en woestenij te verzadigen en de spruiten van het jonge groen te doen ontluiken?
42. 28 Heeft de regen een vader? Of wie heeft de dauwdruppelen verwekt? 29 Uit wier schoot komt het ijs te voorschijn, en de rijp des hemels, wie baart die? 30 Als tot steen verdichten zich de wateren, en de vlakte van de watervloed sluit zich aaneen.
43. 31 Kunt gij de banden der Pleiaden binden, of de boeien van de Orion slaken? 32 Doet gij de tekens van de Dierenriem te rechter tijd opgaan, en bestuurt gij de Beer met zijn jongen? 33 Kent gij de inzettingen des hemels, bepaalt gij zijn heerschappij over de aarde?
44. 34 Kunt gij uw stem tot de wolken verheffen, zodat een stroom van water u bedekt? 35 Kunt gij de bliksemen uitzenden, zodat zij heengaan en tot u zeggen: Hier zijn wij? 36 Wie heeft wijsheid gelegd in de donkere wolken
45. of wie heeft inzicht verleend aan de grillige wolken- gevaarten? 37 Wie telt de wolken met wijsheid af, en wie keert de kruiken des hemels om, 38 wanneer het stof stolt tot gegoten metaal en de kluiten aan elkander kleven?
46.
47. Ps. 148 : 1 Halleluja! Prijst God en zingt, gij fiere hemel die daar blinkt, gij legioen dat naar Hem hoort, gij engelen die draagt zijn woord,
48. zonlicht en maan en alle sterren, hemel der hemelen van verre, peilloos verschiet boven ons hoofd: de naam des HEREN zij geloofd!
49.
50.
51. Gez. 483 : 1 Gij die alle sterren houdt in uw hand gevangen, Here God, hoe duizendvoud wekt Gij ons verlangen! Ach, ons hart is verward, leer het op uw lichte hoge rijk zich richten.
52. Gez. 483 : 2 Want de lichten die wij zelf aan de hemel stelden, glinstrend in het zwart gewelf, sterren, ongetelde, - al hun glans dooft nochtans, dan is heel ons leven door de nacht omgeven.
53. Gez. 483 : 4 Christus, stille vaste ster, o Gij licht der lichten, waarnaar wij van her en der onze schreden richten, - geef ons moed; 't is ons goed U te zien, Getrouwe, uw hoog rijk te aanschouwen.
54.
55.
56. Gez. 360 : 1 Heer, wij komen vol verlangen, op uw roepstem naar uw dis, want door schuld met schrik bevangen zoekt ons hart vergiffenis:
57. slechts in U bestaat ons leven, die uw bloed voor ons woudt geven; laat ons dan in brood en wijn met Uzelf gespijzigd zijn.
58. Na het brood Gez. 360 : 2 Sterk ons wankelend vertrouwen, geef ons zelf wat Gij geboodt: dat wij met oprecht berouwen enkel rusten in uw dood;
59. ja, vervul ons met uw krachten, opdat wij uw wet betrachten, zegen zo uw sacrament, dat ons hart U steeds meer kent.
60. na de wijn Gez. 360 : 3 Leer ons, Heer, vrijmoedig spreken over uw verlossend werk; geef dat niet die woorden breken op de daden van uw kerk,
61. maar dat wij geheiligd leven op de plaats door U gegeven, en U volgen onder 't kruis op de smalle weg naar huis.
62.
63.
64.
65. Gez. 452 : 1 Verlosser, Vriend, o hoop, o lust van die U kennen, neem het lied, dat U in 't stof een stervling biedt, een zondaar, die uw voeten kust.
66. Een zondaar, een verlost', o Heer, en nu geen zondaar meer. O, neem het aan! Gij laat geen bidder staan, Gij hoort in hemelingen verloste zondaars zingen. O, neem het aan!
67. Gez. 452 : 2 Bedreigt mij leed, ontmoet mij smart, ik vrees geen kwaad, maar klaag het Hem. Hoe groot in eer, Hij hoort mijn stem, hoe ver van de aard, Hij kent mijn hart.
68. Gods zoon vergeet de broeder niet die Hij op aarde liet. Hij is mijn hoop. Hij wies mij met zijn doop, Hij geeft mij brood en beker, 'k ben van zijn liefde zeker. Hij is mijn hoop!
69.
70. Avonddienst met viering en dankzegging Voorganger ds van Rheenen Thema: “Mijn Redder leeft!”