2. G 470 - 1
Wat vlied' of bezwijk', getrouw
is mijn God,
Hij blijft aan mijn zij in 't
wisselend lot;
moog 't hart soms ook beven
in 't heetst van de strijd,
zijn liefd' en ontferming
vertroosten altijd.
3. 4
Ik roem in mijn God, ik juich in
zijn trouw,
de rots mijner ziel, waar 'k
eeuwig op bouw.
Ik zal Hem nog prijzen in 't uur
van mijn dood,
dan rijst nog mijn loflied: `zijn
goedheid is groot!‘
5. Gez. 465 : 1
Van U zijn alle dingen,
van U, o God en Heer,
van U de zegeningen
die 'k biddende begeer.
Gij wilt mijn weg omringen
met liefde wijs en teer.
Wat wij ooit goeds ontvingen,
het is van U, o Heer.
6. Gez. 465 : 2
Nog voor wij U iets vragen,
voorkomt Gij ons gebed.
Gij hebt aleer wij klagen,
op onze nood gelet.
Gij helpt de last ons dragen,
Gij steunt bij elke tred,
zelfs bij de zwaarste plagen
zijt Gij de God die redt.
7. Gez. 465 : 3
Hoe kent Gij al mijn noden,
waarin Gij trouw voorziet.
Gij geeft geen steen voor
broden,
een slang voor vissen niet!
Wie komt tot U gevloden,
wien Gij geen redding biedt?
Gij laat de zondaar noden,
nog eer hij tot U vliedt.
8. Gez. 465 : 4
O mocht ik U beminnen
gelijk Gij mij bemint,
laat heilge vrees van binnen
mij leiden als uw kind!
Mocht ik die rijkdom winnen,
die roest noch mot verslindt,
en werden nooit mijn zinnen
door ijdle glans verblind!
9. Gez. 465 : 5
U zal ik eeuwig eren,
die eeuwge goedheid zijt!
U blijve, Heer der heren,
geheel mijn hart gewijd.
Wat kan ik niet ontberen
wanneer uw hand mij leidt,
wat vuriger begeren
dan uwe heerlijkheid!
16. Ps. 40 : 1
Met heel mijn hart heb ik de
HEER verwacht,
Hij heeft gehoord naar mijn
gebed,
mij uit de modderpoel gered,
mijn voet weer op een vaste
grond gebracht.
Hij heeft mij doen herleven,
17. mij in de mond gegeven
een nieuw lied tot zijn eer.
Laat ieder die het zag
stil zijn van diep ontzag
en hopen op de HEER.
18. Ps. 40 : 2
Zalig de man die op den HEER
vertrouwt,
geen acht slaat op de
eigenwaan
van die hun eigen wegen
gaan,
maar die de leugen uit zijn
leven houdt.
19. Mijn God, ik wil U roemen
en al uw daden noemen,
niets is aan U gelijk.
Wil ik ze tellen, HEER,
ik zie er telkens meer,
't gaat boven mijn bereik.
20. Ps. 40 : 5
O HEER, onthoud mij uw
ontferming niet
en laat uw goedertierenheid
mij toch bewaren in de tijd
dat ik word overstelpt door
mijn verdriet.
21. Mijn ongerechtigheden
laten mij niet met vrede,
mijn moed wordt mij ontroofd.
Mijn zonden slaan mij neer.
Mijn God, ik tel er meer
dan haren op mijn hoofd.
22. Ps. 40 : 7
Laat wie uw heil beminnen
hier en nu
in U verheugd zijn, U ter eer
uitroepen: groot is onze
HEER!
Laat wie U zoeken jubelen in
U!
23. Al leef ik in ellende,
de Here zal het wenden,
de Heer ziet naar mij om.
Gij die mijn helper zijt,
mijn God die mij bevrijdt,
o toef niet langer, kom!
24. Psalm 40
1 Voor de koorleider. Van
David. Een psalm.
2 Vurig verwachtte ik de
HERE;toen neigde Hij Zich tot
mij en hoorde mijn
hulpgeroep,3 Hij trok mij op uit
de kuil van het verderf, uit het
slijk van de modderpoel;Hij
stelde mijn voeten op een rots,
25. mijn schreden maakte Hij vast,
4 Hij gaf mij een nieuw lied in
de mond,
een lofzang aan onze God.
Mogen velen het zien en
vrezen,
en op de HERE vertrouwen.
26. 5 Welzalig de man,
die de HERE tot zijn
vertrouwen heeft gesteld,
die zich niet wendt tot de
hovaardigen,
noch tot hen die naar leugen
afdwalen.
6 Talrijk hebt Gij gemaakt, o
HERE, mijn God,
27. uw wonderen en uw
gedachten jegens ons;
niets is bij U te vergelijken.
Wilde ik ze vermelden en
uitspreken,
te talrijk zijn zij om te noemen.
28. 7 In slachtoffer en spijsoffer
hebt Gij geen behagen, – Gij
hebt mij geopende oren
gegeven –, brandoffer en
zondoffer hebt Gij niet
gevraagd. 8 Toen zeide ik: Zie,
ik kom; in de boekrol is over
mij geschreven;
9 ik heb lust om uw wil te
doen, mijn God,
uw wet is in mijn binnenste.
29. 10 Ik verkondig de blijde mare
van uw gerechtigheid in een
grote gemeente; zie, mijn
lippen weerhoud ik niet,
HERE, Gij weet het. 11 Uw
gerechtigheid verberg ik niet
in mijn hart, van uw trouw en
uw heil spreek ik,
uw goedertierenheid en uw
waarheid verheel ik niet
voor een grote gemeente.
30. 12 Gij, HERE, onthoud mij uw
erbarming niet; uw goeder-
tierenheid en uw waarheid
mogen mij bestendig bewaren.
13 Want rampen omgeven mij,
zonder getal; mijn ongerech-
tigheden hebben mij achter-
haald, ik kan ze niet overzien;
zij zijn talrijker dan de haren
van mijn hoofd,
en mijn hart is mij ontzonken.
31. 14 Het behage U, HERE, mij te
redden;
HERE, haast U mij ter hulpe.
15 Laten tezamen beschaamd
en schaamrood worden,
wie mij het leven zoeken te
benemen;
terugdeinzen en te schande
worden,
wie mijn onheil begeren.
32. 16 Laten verstommen van
schaamte,
wie over mij roepen: Ha, ha!
17 Laten in U jubelen en zich
verheugen
allen die U zoeken;
laten wie uw heil liefhebben,
33. bestendig zeggen: De HERE is
groot!
18 Al ben ik ellendig en arm,
de HERE gedenkt mijner.
Gij zijt mijn hulp en mijn
bevrijder;
o, mijn God, vertoef niet.
35. Gez. 434 : 1
Lof zij de Heer, de almachtige
Koning der ere.
Laat ons naar hartelust zingen
en blij musiceren.
Komt allen saam,
psalmzingt de heilige naam,
looft al wat ademt de Here.
36. Lof zij de Heer, Hij omringt
met zijn liefde uw leven;
heeft u in 't licht als op
adelaarsvleuglen geheven.
Hij die u leidt,
zodat uw hart zich verblijdt,
Hij heeft zijn woord u
gegeven.
37. Lof zij de Heer die uw lichaam
zo schoon heeft geweven,
dagelijks heeft Hij u kracht en
gezondheid gegeven.
Hij heeft u lief,
die tot zijn kind u verhief,
ja, Hij beschikt u ten leven.
38. Lof zij de Heer die uw huis en
uw haard heeft gezegend,
lof zij de hemelse liefde die
over ons regent.
Denk elke dag
aan wat zijn almacht vermag,
die u met liefde bejegent.
39. Lof zij de Heer met de
heerlijkste naam van zijn
namen,
christenen looft Hem met
Abrahams kinderen samen.
Hart wees gerust,
Hij is uw licht en uw lust.
Alles wat ademt zegt: Amen.
40. Danken en bidden
Collecte 1ste voor
evangelisatie
2de voor eigen gemeente
Daarna G 259
Halleluja! Lof zij het Lam,
41. Halleluja! Lof zij het Lam,
die onze zonden op zich nam,
wiens bloed ons heeft
geheiligd;
die dood geweest is, - en Hij
leeft;
die 't volk, dat Hij ontzondigd
heeft,
in eeuwigheid beveiligt!
42. Zegen
Aanbidt de Vader in het
woord!
Aanbidt de Zoon, aan 't kruis
doorboord!
Aanbidt de Geest uit beiden!
Van zijn gemeenschap, zijn
gena,
zijn liefd' en trouw, halleluja,
zal ons geen schepsel
scheiden.