24. Sta op een morgen ongedacht (LvdK 210) t. A.C. den Besten; m. M. Vulpius
25. Sta op een morgen ongedacht (LvdK 210) t. A.C. den Besten; m. M. Vulpius
26. Sta op een morgen ongedacht (LvdK 210) t. A.C. den Besten; m. M. Vulpius
27. Sta op een morgen ongedacht (LvdK 210) t. A.C. den Besten; m. M. Vulpius
28. Sta op een morgen ongedacht (LvdK 210) t. A.C. den Besten; m. M. Vulpius
29. Sta op een morgen ongedacht (LvdK 210) t. A.C. den Besten; m. M. Vulpius
30. De zaligsprekingen, Matt. 5 : 2 – 12 NBG
2En Hij opende zijn mond en leerde hen,
zeggende:
3Zalig de armen van geest,
want hunner is het Koninkrijk der
hemelen.
4Zalig die treuren,
want zij zullen vertroost worden.
5Zalig de zachtmoedigen,
want zij zullen de aarde beërven
31. 6Zalig die hongeren en dorsten naar
de gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.
7Zalig de barmhartigen,
want hun zal barmhartigheid geschieden.
8Zalig de reinen van hart,
want zij zullen God zien.
9Zalig de vredestichters,
want zij zullen kinderen Gods genoemd
worden.
32. 10Zalig de vervolgden om
der gerechtigheid wil,
want hunner is het Koninkrijk der
hemelen.
11Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en
vervolgt en liegende allerlei kwaad van u
spreekt om Mijnentwil. 12Verblijdt u en
verheugt u, want uw loon is groot in de
hemelen; want alzo hebben zij de
profeten vóór u vervolgd.
42. ‘k Heb Jezus nodig (EL 435) t. M. Tuinder; m. S.J. Loh
43. ‘k Heb Jezus nodig (EL 435) t. M. Tuinder; m. S.J. Loh
44. ‘k Heb Jezus nodig (EL 435) t. M. Tuinder; m. S.J. Loh
45. ‘k Heb Jezus nodig (EL 435) t. M. Tuinder; m. S.J. Loh
46. 1 Samuël 7 : 7 t/m 17 NBG
7Toen de Filistijnen hoorden, dat de
Israëlieten zich verzameld hadden te
Mispa, trokken de stadsvorsten der
Filistijnen tegen Israël op.
De Israëlieten hoorden dit, en zij
werden bevreesd voor de Filistijnen.
8En de Israëlieten zeiden tot Samuël:
47. Laat niet na voor ons tot de HERE, onze
God, te roepen, opdat Hij ons verlosse uit
de macht der Filistijnen. 9Toen nam
Samuël een melklam en offerde het in
zijn geheel de HERE tot een brandoffer. En
toen Samuël voor Israël tot de HERE riep,
antwoordde de HERE hem.
10Terwijl Samuël bezig was het brandoffer
te brengen, rukten de Filistijnen op ten
strijde tegen Israël,
48. maar de HERE deed te dien dage machtig
de donder rollen over de Filistijnen
en bracht hen in verwarring, zodat
zij tegen Israël de nederlaag leden.
11De mannen van Israël trokken toen
uit Mispa, vervolgden de Filistijnen en
versloegen hen tot beneden Bet-Kar.
12En Samuël nam een steen en stelde
die op tussen Mispa en Sen;
49. hij gaf hem de naam Eben-Haëzer,
en zeide: Tot hiertoe heeft ons
de HERE geholpen. 13Zo werden de
Filistijnen vernederd en drongen
het gebied van Israël niet meer binnen.
De hand desHEREN was tegen de
Filistijnen al de dagen van Samuël,
14en de steden die de Filistijnen aan Israël
ontnomen hadden, kwamen
opnieuw aan Israël,
50. van Ekron af tot Gat toe; en Israël
ontrukte het daarbij behorende gebied
aan de macht der Filistijnen. Ook was
er vrede tussen Israël en de Amorieten.
15Samuël nu was richter over Israël,
zolang hij leefde. 16Hij maakte van jaar tot
jaar een rondreis langs Betel, Gilgal en
Mispa, en richtte Israël op al deze
plaatsen;
51. 17daarna keerde hij naar Rama terug,
want daar was zijn huis en daar richtte
hij Israël;
en hij bouwde daar de HERE
een altaar.
53. Is hier een hart, door vrees benard (EL 232) t. N. Claeys; m. S. Hamblen
54. Is hier een hart, door vrees benard (EL 232) t. N. Claeys; m. S. Hamblen
55. Is hier een hart, door vrees benard (EL 232) t. N. Claeys; m. S. Hamblen
56. Is hier een hart, door vrees benard (EL 232) t. N. Claeys; m. S. Hamblen
57. Lucas 7 : 36 – 38 en 44 – 50 NBG
Jezus door de zondares gezalfd
36Een der Farizeeën nodigde Hem om bij
hem te komen eten; en Hij kwam in het
huis van de Farizeeër en
ging aanliggen. 37En zie een vrouw, die in
de stad als zondares bekend stond,
bemerkte, dat Hij aan tafel was in het
huis van de Farizeeër.
58. En zij bracht een albasten kruik
met mirre, 38en zij ging wenende
achter Hem staan, bij zijn voeten,
en begon met haar tranen zijn voeten
nat te maken en droogde ze af met
haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten
en zalfde ze met de mirre.
59. 44En Zich naar de vrouw wendende,
zeide Hij tot Simon: Ziet gij deze vrouw?
Ik ben in uw huis gekomen; water voor
mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven,
maar zij heeft met tranen mijn voeten
nat gemaakt en ze met haar haren
afgedroogd.
45Een kus hebt gij Mij niet gegeven,
60. maar zij heeft, van dat Ik binnengekomen
ben, niet opgehouden mijn voeten
te kussen. 46Met olie hebt gij mijn
hoofd niet gezalfd, maar zij heeft
met mirre mijn voeten gezalfd.
47Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn
haar vergeven, al waren zij vele, want zij
betoonde veel liefde;
maar wie weinig vergeven wordt,
die betoont weinig liefde.
61. 48En Hij zeide tot haar: Uw zonden
zijn u vergeven. 49En die met Hem
aan tafel waren, begonnen bij zichzelf
te zeggen: Wie is deze, dat Hij zelfs
de zonden vergeeft?
50En Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof
heeft u behouden,
ga heen in vrede!
63. Is hier een hart, door vrees benard (EL 232) t. N. Claeys; m. S. Hamblen
64. Is hier een hart, door vrees benard (EL 232) t. N. Claeys; m. S. Hamblen
65. Is hier een hart, door vrees benard (EL 232) t. N. Claeys; m. S. Hamblen
66. Is hier een hart, door vrees benard (EL 232) t. N. Claeys; m. S. Hamblen
67. Prediking over 1 Samuël 7 : 12
12En Samuël nam een steen en stelde
die op tussen Mispa en Sen;
hij gaf hem de naam Eben-Haëzer,
en zeide: Tot hiertoe heeft ons
de HERE geholpen.