3. Intranetsite De Lichtkogel:
artikelenbundel 2013
Over Rijkswaterstaat en het Nieuwe Burgerschap,
verschuivende klimaatzones, veranderingen in
de informatiepositie en andere ontwikkelingen
Water.Wegen.Werken. Rijkswaterstaat.
4. | Rijkswaterstaat
Dit is een selectie uit de artikelen die eind 2012 en in 2013 op de Intranetsite De Lichtkogel
zijn verschenen over ontwikkelingen in de samenleving die voor Rijkswaterstaat van belang
zijn. Kijk op http://corporate.intranet.rws.nl/projecten/overig/programma_strategische_
verkenningen_rws/lichtkogel/ voor nog meer verhalen.
Foto voorpagina: miniatuurvoertuigen waarmee de TU Eindhoven de Cooperative Adaptive Cruise Control
demonstreert. Dit systeem, dat nog volop in ontwikkeling is, genereert geautomatiseerd informatie over snelheid
en acceleratie van medeweggebruikers.
| Rijkswaterstaat2
5. Inhoud
Voorwoord 7
Thema Het Nieuwe Burgerschap 9
Samenvatting thema 10
Irini Salverda en Marcel Pleijte, bestuurskundigen Alterra 15
Actieve burgers in het publieke domein
Berend de Vries, wethouder gemeente Tilburg 19
Gemeente Tilburg geeft de burger MOED
Henk Aalderink, burgemeester gemeente Bronckhorst 22
In Bronckhorst maken burgers de dienst uit
Paul Frissen, hoogleraar bestuurskunde Universiteit Tilburg en politiek filosoof 27
Meer ruimte voor de burger
José Andringa, adviseur Agentschap NL 31
Tien kansen voor de energieke ambtenaar
Paul Dekker, onderzoeker Sociaal Cultureel Planbureau 34
Participatiesamenleving onvoldoende om machteloosheid burgers te bestrijden
Lidewijde Ongering, directeur-generaal Bereikbaarheid, ministerie van IenM 38
Beter bereikbaar door de kracht van de samenleving
LEF-sessie: Hans Boutellier, directeur Verwey-Jonker Instituut 42
Het Nieuwe Burgerschap: welke paradigmashift is bij de overheid nodig?
Thema Verschuivende klimaatzones 47
Samenvatting thema 48
Wilco Hazeleger, klimaatwetenschapper KNMI 51
Welkom in subtropisch Nederland
Claire Vos, onderzoeker Alterra 55
Natuur moet kunnen meebewegen met klimaatzones
De Lichtkogel | 3
6. Ana Maria de Roda Husman, afdelingshoofd Milieu LZO, RIVM 60
Effect ander klimaat op gezondheid lokaal bepaald
Nanneke van der Heijden, cursusleider open source ‘Universiteit Amersfoort’ 64
Homo Economicus in zwaar weer
Paula Verhoeven, directeur Duurzaam, gemeente Rotterdam 68
Rotterdamse adaptatiestrategie ook goed voor RWS
Paul Fortuin, klimaatwetenschapper en adviseur RWS 72
Op naar minder Blue Spots op het hoofdwegennet
Thema Informatiepositie van Rijkswaterstaat 77
Samenvatting thema 78
Sander Duivestein, trendwatcher Verkenningsinstituut Nieuwe Technologie 81
Social media: the Dark Side
Lex Slaghuis, medeoprichter Hack de Overheid en directeur Wikiwise 85
Hack de Overheid en de roze olifant van RWS
Roger de Crook, monitoringadviseur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 89
Waterschap opent data op viersterrenniveau
Leon Schouten en Rick Ghauharali, adviseurs Infram en Ecoflight 93
Drones boven RWS-areaal
Bram van den Ende, projectmanager telecommunicatie TNO 97
RWS en de slag om white space frequenties
Marc de Vries, jurist en econoom The Green Land 101
Open data: perfectie is de vijand van het goede
Arie Versluis, plv. HID RWS Centrale Informatievoorziening en kwartiermaker Chief Data
Officer 105
Datakoorts bij RWS
| Rijkswaterstaat4
7. Trendwatch 109
Samenvatting 110
Trend: RWS in de Caraïben
Sybren van Dam, directeur Rijksdienst Caribisch Nederland 115
Werken in de Carib: proeftuin voor alliantievorming
Milton Horn, senior adviseur RWS Zee en Delta 119
Nieuwe wind waait door Caribisch Nederland
Trend: ruimtelijke ontwikkelingen
Rients Dijkstra, Rijksadviseur voor Infrastructuur en Stad 123
Transformatie is ook een opgave voor RWS
Eric Luiten, Rijksadviseur voor Landschap en Water 127
Borg ruimtelijke kwaliteit bij natte Waterstaat
Vincent Marchau, hoogleraar managementwetenschappen Radboud Universi-
teit Nijmegen 130
Adaptief programmeren vereist andere mindset
Daan Roosegaarde, designer en kunstenaar 134
Op de Smart Highway komen functie en ervaring samen
Peter van Rooy, directeur Accanto 137
Rijkswaterstaat, doe gewoon je werk!
Trend: reflectie
Ger Nijman, oud-docent Sustainability and Reliable Mobility Innovation,
Hogeschool van Amsterdam 141
Haast te laat
Paul Verhaeghe, psychoanalyticus en hoogleraar Universiteit van Gent 145
Pleidooi voor herstel van gemeenschapszin
Bert Toussaint, historicus RWS 148
Recessies houden RWS scherp en innovatief
De Lichtkogel | 5
9. Voorwoord
2013 was het jaar van de ‘kracht van de samenleving’. Toegegeven, aanvankelijk ontmoette
de term ook bij mij wel enige scepsis. Kwam de nadruk op meer maatschappelijke verant-
woordelijkheid niet vooral voort uit de noodzaak om te bezuinigen? Inmiddels ben ik ver-
rast door de denkkracht en ondernemingszin die burgers, bedrijven en instellingen bereid
zijn in te zetten voor hun leefomgeving. In het eerste thema van deze Lichtkogel vindt u
prachtige voorbeelden. Denkkracht en ondernemingszin die voor ons als Rijkswaterstaat
heel waardevol zijn. Willen we Nederland bereikbaar, veilig en leefbaar houden, dan zijn
traditionele maatregelen niet meer altijd de beste keuze. Samen moeten we op zoek naar
nieuwe oplossingen.
Een bijzondere opgave licht ik hier even uit: in het Lichtkogelthema ‘Verschuivende klimaat-
zones’ lees ik dat er naast adaptatiemaatregelen voor de blauwe en de grijze netwerken
(water en wegen), ook adaptatiemaatregelen nodig zijn voor de groene netwerken. Hoe
zorgen we ervoor dat planten en dieren de voor hen geschikte klimaatzone kunnen blijven
volgen? Ook als RWS zullen we hier in de toekomst mee te maken krijgen. De uitdaging is
om als overheid en maatschappij samen slimme antwoorden te bedenken.
Ten slotte, als er één onderwerp is waarop de samenleving zich al volop initiatiefrijk en
bedrijvig toont, dan is het wel op het vlak van ‘data en informatie’. Het is meer dan terecht
dat deze Lichtkogelbundel hier aandacht aan besteedt. De ontwikkeling van big data, analyse-
technieken en toepassingen gaat harder dan wij als overheden kunnen bijbenen. Het open-
databeleid betekent nog eens een extra impuls. Hoe hervinden wij als overheden in deze
omgeving een effectieve en stabiele informatiepositie? Over dit onderwerp moeten we
méér met elkaar in debat, en de samenwerking opzoeken. De Lichtkogel is hiervoor
een mooi platform. Graag nodig ik u uit!
Jan Hendrik Dronkers
Directeur-Generaal Rijkswaterstaat
De Lichtkogel | 7
10.
11. Vrijwilligers verbouwen op een locatie
bij Vijfhuizen groenten en fruit voor
de voedselbank van Schiedam.
thema
Het Nieuwe
Burgerschap
12. Samenvatting thema
Het Nieuwe Burgerschap: wat is nog de overheidsrol?
Een maatschappij waarin burgers zelf initiatieven nemen om problemen
in de samenleving het hoofd te bieden, hun eigen expertise inbrengen
en de overheid benaderen om als partner mee te werken: het lijkt erop
dat we hier steeds meer naartoe groeien. Voorbeelden van opkomende
burgerinitiatieven zijn eigen kinderopvang, aanleg van parken en stads
landbouw. Het nieuwe burgerschap is een interessante ontwikkeling
die de vraag opwerpt: wat is nog de overheidsrol?
Een reeks externe deskundigen geeft antwoord op deze vraag. Aan het
woord komen bestuurskundigen Irini Salverda en Marcel Pleijte van Alterra,
wethouder Berend de Vries van de gemeente Tilburg, burgemeester Henk
Aalderink van de gemeente Bronckhorst, Paul Frissen, hoogleraar bestuurs-
kunde aan de Universiteit van Tlburg en lid van de Raad voor Maatschappe-
lijke Ontwikkeling, José Andringa van Agentschap NL, Paul Dekker van het
Sociaal en Cultureel Planbureau, en Lidewijde Ongering, directeur-generaal
Bereikbaarheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Met een
impressie van een workshop in april 2013 over dit onderwerp met deelne-
mers van verschillende overheden eindigt deze artikelenserie. Gastspreker
daar was Hans Boutellier, algemeen directeur van het Verweij-Jonker Instituut
en bijzonder hoogleraar Veiligheid en Burgerschap aan de Vrije Universiteit
van Amsterdam.
Ruimte voor ambtenaren
Hoe kan de overheid partijen/burgers die aan publieke waarden werken,
sturen? Volgens bestuurskundigen Irini Salverda en Marcel Pleijte vraagt dit
flexibiliteit en handelingsruimte voor ambtenaren. ‘Als de overheid wil
kunnen meebewegen met initiatieven uit de samenleving, moet daar ruimte
voor zijn in de organisatie. Ruimte in termen van geld, maar ook in personele
capaciteit.’ Boodschap voor RWS: neem daarvoor een post onvoorzien op in
de begroting. (Zie artikel Actieve burgers in het publieke domein).
In Tilburg werken burgers en bedrijven samen aan het realiseren van duur-
zame energieprojecten. De overheid faciliteert, maar blijft op de achter-
grond. Dat is wel even wennen, maar wethouder Berend de Vries vertrouwt
| Rijkswaterstaat10
13. HetNieuweBurgerschap
op de kracht van de samenleving. ‘Om het samenspel tussen burgers en de
overheid vlot te laten verlopen, moet de overheid beleid op hoofdlijnen
maken, in plaats van denken in termen van oplossingen. Dat vraagt ook om
een specifieke uitvoeringsorganisatie. Gemeente Tilburg heeft er twee: één
voor burgers en één voor bedrijven.’ De uitdaging voor RWS is volgens De
Vries om lokale overheden te ondersteunen in de worsteling die de nieuwe
manier van omgaan met bedrijven met zich meebrengt. ‘RWS zou kennis
– bijvoorbeeld over DBFM-contracten – beschikbaar kunnen stellen.’
(Zie artikel Gemeente Tilburg geeft de burger MOED).
Ondernemingszin burgers prikkelen met het waterschap als voorbeeld
‘Burgerparticipatie is nodig om de krimpgemeente Bronckhorst leefbaar te
houden’, zegt burgemeester Henk Aalderink. Burgerparticipatie op zich is
niet nieuw, maar bijzonder is dat in Bronckhorst de ondernemingszin van
de burgers tot het uiterste wordt geprikkeld. Zij mogen bijvoorbeeld zelf de
bestemming bepalen van lege gebouwen, zoals scholen. Wat kan RWS hier-
van leren? ‘De werkwijze van RWS valt in de categorie het oude denken.
Eerst zelf plannen maken, dan een ideeënboekje uitbrengen en dat ten
slotte toetsen. Dat is wat anders dan het probleem delen en ons uitnodigen
om mee te denken. We hebben als samenleving een probleem. Dat moeten
we dus ook samen oplossen. Als je tenminste wilt dat burgers zich betrokken
voelen en hun denkkracht inzetten voor de leefomgeving.’ (Zie artikel
‘In Bronckhorst maken burgers de dienst uit’).
‘Als de overheid zich terugtrekt, komt er ruimte voor initiatieven in de
regio’, zegt hoogleraar Paul Frissen. Aan RWS de opgave om beter aan te
sluiten bij zulke initiatieven. Frissen: ‘Niet gelijkheid, maar verschil en
ongelijkheid zijn dominante maatschappelijke patronen. Ongelijke gevallen
vragen om ongelijke behandeling, domweg omdat er niet zoveel gelijke
gevallen bestaan. In de samenleving bruist het nu van de initiatieven. Mensen
willen graag dat er recht wordt gedaan aan hun verschillen. In Groningen
mag het best anders zijn dan in Maastricht.’ Een voorbeeld dat volgens
Frissen naadloos aansluit bij de kracht van de samenleving is de bestuurs-
vorm van het waterschap. ‘Het was altijd een rechtstreeks bestuur van
burgers, een soort lekenbestuur met een gezamenlijk belang, namelijk
het zorgen voor droge voeten. Dat lijkt me ook in deze tijd een geweldige
inspiratiebron.’ (Zie artikel Meer ruimte voor de burger).
De Lichtkogel | 11
14. Gelijkwaardige partijen
Netwerksturing vult de traditionele manieren van overheidssturing aan.
José Andringa schreef samen met Liane Lankreijer, Caroline van Leenders en
Lidwien Reyn het boekje ‘Tien kansen voor de energieke ambtenaar’. Een
citaat uit het boekje: ‘Als we doorgaan met wat we altijd al deden, krijgen we
ook wat we altijd al kregen. Als we het anders willen, moeten we het anders
gaan doen’. Naast een grote dosis nieuwsgierigheid en een systeemgerichte
blik kenmerken energieke ambtenaren zich doordat ze partijen goed weten
te verbinden op basis van gelijkwaardigheid. Andringa: ‘Dat is echt nieuw!
Tot nu toe stond de overheid immers boven alle partijen. Netwerksturing
vraagt om durf van de ambtenaren die daaraan meewerken, ook die van
Rijkswaterstaat. Het is een kwestie van uitproberen.’ (Zie artikel Tien kansen
voor de energieke ambtenaar).
Paul Dekker heeft goed zicht op zaken als burgerlijke tevredenheid, vertrou-
wen, maatschappelijke zorgen en politieke prioriteiten van de bevolking.
Veel burgers zijn pessimistisch over hun invloed op besluitvorming. Het
ideaal van meebeslissen heeft plaatsgemaakt voor de doe-democratie,
maar vooral in de buurt. Over de toenemende kracht van de samenleving is
Dekker tamelijk sceptisch. ‘Volgens mij is het een vertekend beeld dat je
snel kunt krijgen als je alleen met initiatiefrijke koplopers praat, of met
modieuze politici. Laten we niet te gauw denken dat het een massabewe-
ging wordt. Kijk ook eens naar de doorsnee burger, de grote massa.’ Bood-
schap voor Rijkswaterstaat: ‘RWS kan burgers betrekken bij zijn projecten,
of ten minste uitleggen waarom de projecten moeten worden uitgevoerd.
Daarmee helpt RWS om de maatschappelijke betrokkenheid van burgers te
vergroten.’ (Zie artikel Participatiesamenleving onvoldoende om machteloosheid
burgers te bestrijden).
Volgens Lidewijde Ongering moeten slimme ideeën voor een betere bereik-
baarheid van ons land uit de samenleving komen. RWS’ers in de regio zijn
dan de ogen en oren van IenM. ‘We gaan minder traditioneel investeren:
enerzijds omdat er minder geld is, anderzijds omdat de complexe proble-
men in het stedelijk gebied ook niet meer met traditionele investeringen,
zoals extra stroken asfalt, zijn op te lossen. Wat nodig is, zijn andersoortige
afspraken tussen het ministerie en bedrijven en instellingen, en andere
keuzen in de ruimtelijke ordening. Dat gesprek goed organiseren, dat is de
| Rijkswaterstaat12
15. HetNieuweBurgerschap
nieuwe uitdaging, ook voor RWS.’ (Zie artikel Beter bereikbaar door de kracht van
de samenleving).
De overheid moet niet regisseren, maar processen kanaliseren
Dat burgers steeds vaker proberen zelf meer grip te krijgen op problemen in
de samenleving en op hun eigen leefsituatie, is na al deze verhalen wel
duidelijk. Burgers vormen netwerken en ontplooien initiatieven, waarbij ze
soms de overheid vragen als netwerkpartner mee te doen. Wat de rol is van
de overheid in zulke gevallen, was het onderwerp van een workshop die het
RWS-programma Strategische Verkenningen in april hield in het LEF Future
Center. De deelnemers kwamen van verschillende overheden. Gastspreker
Hans Boutellier, directeur van het Verwey-Jonker Instituut, raadt de over-
heid aan niet te gaan regisseren, maar de dynamiek die al gaande is te kana-
liseren en daarbij helder te zijn over de uitgangspunten. ‘Actieve burgers
hebben geen behoefte aan een overheid die zegt: zo doen we het. Wat ze
wél willen, is een overheid die zegt: gegeven de dynamiek proberen we
zoveel mogelijk deze weg te bewandelen.’ (Zie artikel Het Nieuwe Burgerschap:
welke paradigmashift is bij de overheid nodig?).
De Lichtkogel | 13
17. HetNieuweBurgerschap
Juli 2013
Irini Salverda en Marcel Pleijte,
bestuurskundigen Alterra
Actieve burgers in
het publieke domein
Het is een misvatting om te denken dat
publieke waarden het primaat van de
overheid zijn. Andere partijen – ook
burgers – kunnen daar net zo goed aan
werken. Maar hoe moet de overheid dan
sturing geven?
De overheid wil graag ruimte geven aan het
zelforganiserend vermogen van burgers,
kijk maar naar het natuurbeleid. Maar als
burgers zich daadwerkelijk in het publieke
domein gaan roeren en daar een plek opei-
sen, hoe moet de overheid daar dan mee
omgaan? Wat komt er bij kijken? ‘Dat vraagt
in ieder geval om herbezinning op de rol
van de overheid’, zeggen Irini Salverda en
Marcel Pleijte van Alterra Wageningen UR.
Beiden zijn bestuurskundig onderzoeker.
Salverda benadert het onderwerp vanuit de
sociale processen binnen burgerinitiatie-
ven. Welke groepen burgers zetten zich in
voor de groene leefomgeving en waarom en
hoe doen ze dat? Pleijte onderzoekt vooral
samenwerking bij gebiedsontwikkeling. Wat
te doen als groepen mensen ineens zelf met
ideeën komen terwijl de overheid al plannen
heeft? In opdracht van het ministerie van EZ
schreven ze samen het essay Meervoudige
overheidssturing in open dynamische en lerende
netwerken.
‘Die herbezinning op de rol van de overheid
is nodig, omdat we zien dat overheden
vanuit hun eigen doelen vertrekken. Ze
vragen zich bijvoorbeeld af hoe ze burgers
kunnen betrekken bij het verwezenlijken
van (internationale) beleidsdoelen. We
moeten burgers al in de pre-verkennings
fase erbij betrekken, hoor je vaak. Maar zo
werkt het bij burgerinitiatieven niet. Bur-
gers betrekken jou ergens bij’, zegt Pleijte.
Dat lijkt de omgekeerde wereld.
Spanning tussen formele systeemwereld en
informele leefwereld
Pleijte licht toe: ‘Als overheden zelf begin-
nen met een initiatief en daar burgers bij
betrekken, noemen we dat burgerparticipa-
tie. Dat kunnen overheden doorgaans wel.
Maar als burgers het initiatief nemen en dus
aan overheden vragen om ondersteuning in
de vorm van experimenteerruimte, vergun-
ningen of geld, gaat het in feite om over-
Irini Salverda Marcel Pleijte
De Lichtkogel | 15
18. heidsparticipatie. Daar praten we dus over
als we het hebben over de kracht van de
samenleving. Dat vraagt om een nieuwe
manier van sturing door de overheid, want
je staat als overheid met één been in een
andere wereld.’
‘Eigenlijk gaat het om twee verschillende
werelden’, beaamt Salverda. ‘De overheids-
wereld is een systeemwereld: hiërarchisch,
formeel, probleemgericht, risicomijdend en
controleerbaar. Die botst vaak met de logica
van de leefwereld van burgers: kleinschalig,
persoonlijk, horizontaal, informeel en
oplossingsgericht. Burgerinitiatieven wer-
ken vanuit horizontale informele verban-
den, die uitgaan van andere vormen van
vertrouwen. Drijvende kracht achter burger
initiatieven is het sociaal kapitaal. Het moet
ook gezellig zijn. Het gaat om geven en
nemen zonder dat het zwart op wit staat.
Vaak is er geen formeel aanspreekpunt.
Daarmee is het proces voor een overheid
vaak moeilijk grijpbaar en het is lastig te
snappen wat er precies in zo’n groep
gebeurt.’
Met andere woorden: de formele systeem-
wereld en de informele leefwereld sluiten
niet zo goed op elkaar aan. Dat maakt
samenwerken lastig, maar niet onmogelijk.
Pleijte: ‘Het is de kunst om een andere bril
op te zetten en jezelf af te vragen welke
doelen burgers hebben. Wat willen ze?
Vervolgens is het de vraag of die ideeën ook
passen binnen het beleid of de plannen die
je zelf voor ogen hebt. Kun je als overheid
aanhaken bij die burgerinitiatieven zodat
ook je eigen doelen worden gerealiseerd, en
kun je daarbij iets extra’s doen? En last but
not least: lukt het je om daarbij een mid-
denweg te vinden tussen de formele over-
heidsorganisatie en de informele burgernet-
werken?’
Flexibiliteit door meervoudige rolopvatting
Dat lijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan.
‘Het valt voor een overheid niet mee om de
eigen plannen even apart te zetten en mee
te liften met ideeën van anderen. Dat vergt
een mentaliteitsverandering. Maar er is
meer. Het vraagt vooral ook om flexibiliteit
en handelingsruimte voor ambtenaren.
Die is nodig om te kunnen meebewegen
met processen van burgerinitiatieven’,
zegt Pleijte.
De onderzoekers zien die beweegruimte
voor ambtenaren vooral in de vorm van
meervoudige overheidsrollen. Dat betekent
kort door de bocht gezegd dat de overheid
– afhankelijk van de context en situatie –
een andere rol aanneemt. De rol beweegt
dus mee met de ontwikkelingsfase van een
burgerinitiatief en kan variëren van loslaten
en nietsdoen tot faciliteren, stimuleren en
co-creëren of ten slotte toch maar alles zelf
doen.
Een praktijkvoorbeeld komt uit de natuur.
Door de strikte uitvoering van de Flora- en
faunawet riskeren veel projectontwikkelaars
liever geen natuurontwikkeling op hun in
de toekomst te ontwikkelen terrein. Ze
maaien en spuiten opkomende natuur
liever plat. Want als de bulldozers over tien
| Rijkswaterstaat16
19. HetNieuweBurgerschap
jaar aan de slag mogen, en er wordt een
zeldzame planten- of diersoort aangetroffen,
gaat het hele bouwfeest niet door. Door het
braakliggende terrein als experimenteer-
ruimte aan te wijzen, en te regelen dat het
om tijdelijke natuur gaat die over tien jaar
weer wordt opgeruimd, faciliteert de over-
heid de natuurwens van de burgers. En die
zorgen op hun beurt vervolgens gedeeltelijk
voor het beheer van het natuurterrein.
Salverda voegt nog een extra dimensie toe
aan de noodzakelijke flexibele manier van
overheidssturing: ‘Er zijn enthousiaste
ambtenaren die goed weten hoe ze de
kracht en kunde van burgerinitiatieven
kunnen benutten. Vooral als ze behalve met
wettelijke en financiële instrumenten ook
werken met sociale instrumenten, zoals
communities of practices. Daarmee gaan ze
via internet en sociale media een ander
soort verbinding aan met de samenleving.
Meer op basis van zichtbaarheid en interactie.’
‘Die digitale sociale interactie heeft veel
voordelen. De ambtenaar is niet meer ano-
niem, maar is zichtbaar gekoppeld aan een
dossier. Het wij-zijgevoel tussen burgers en
ambtenaren vermindert, en er is minder
polarisatie. Doordat ambtenaren zich men-
gen in lopende discussies ontstaat meer
wederzijds begrip.’
Het ministerie van EZ gebruikt dit principe
al in de beleidsvorming, bijvoorbeeld bij het
Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (via de
interactieve website www.toekomstglb.nl) en
bij de ontwikkeling van de nieuwe Natuur
visie (#toekomstnatuur).
Wat betekent het voor Rijkswaterstaat?
Hoe goed en interactief de communicatie
met burgers ook is, ambtenaren hebben te
maken met strikte afspraken van de eigen
organisatie. Programma’s en plannen zijn
vaak strak omschreven en gepland, denk
bijvoorbeeld aan het MIRT (Meerjaren
programma Infrastructuur en Ruimte).
Natuur is een voorbeeld van een publieke
waarde waar burgers zich hard voor willen
maken. Maar geldt dat ook voor mobiliteit
en waterbeheer?
Pleijte: ‘Het antwoord kom je nooit te
weten als je niet met de omgeving in
gesprek gaat. In de samenleving liggen
immers volop onvoorziene kansen om
meerwaarde te creëren. Mijn indruk is dat
RWS heel goed is in het realiseren van
doelen rond mobiliteit en waterbeheer.
De organisatie is gewapend met voldoende
budget en uitvoerbare wettelijke kaders, en
dus is RWS zelf tamelijk slagkrachtig. Dan
ben je geneigd om van binnen naar buiten
te denken in plaats van andersom. Maar dan
mis je misschien wel kansen, bijvoorbeeld
rond gezamenlijk beheer.’
‘Als RWS de kracht van de samenleving wil
benutten en wil kunnen meebewegen met
initiatieven uit de samenleving – denk aan
de plannen uit Lunetten, Laat Utrecht niet
Stikken – dan moet daar in de eerste plaats
wel ruimte voor zijn in de organisatie.
Ruimte in termen van geld, maar ook in
personele capaciteit. Er moeten mensen zijn
die met burgers kunnen meedenken en die
de plannen tot uitvoering kunnen helpen
De Lichtkogel | 17
20. brengen. Dat vraagt ook wat van het
bestuur, namelijk dat er toch een soort
post onvoorzien wordt opgenomen in
de begroting.’
Salverda: ‘Als je de kracht van de samen
leving wilt benutten, vraagt het ook om een
bepaalde houding. Wanneer burgers zich
verzetten als een deel van een landschap
wordt weggenomen, bijvoorbeeld bij de
verbreding van een weg, betekent dat dat ze
er emotioneel bij betrokken zijn. Als je die
betrokkenheid en kracht weet aan te boren
en die burgers niet als hindermacht ziet,
maar als potentiële samenwerkings
partners, kunnen tegenstanders je partners
worden.’
Pleijte: ‘Maar het begint allemaal met die
ene vraag die RWS zichzelf moet stellen,
namelijk of en in hoeverre collectieve doelen
als een goede doorstroming op de weg,
veiligheid tegen overstromingen of een
goede waterkwaliteit ook door andere
partijen dan RWS (mede) zijn te realiseren.
Als de conclusie van de discussie is dat
anderen dat inderdaad óók zouden kunnen,
of een deel van de taken zouden kunnen
overnemen, dan is vervolgens de vraag: hoe
moet ik sturen om daar dan ook ruimte voor
te bieden en wat moet ik dan nog zelf doen?
Met die vraag worstelen overigens alle
overheidsorganisaties op dit moment,
RWS is niet de enige.’
| Rijkswaterstaat18
21. HetNieuweBurgerschap
Juni 2013
Berend de Vries, wethouder
gemeente Tilburg
Gemeente Tilburg
geeft de burger MOED
De overheid heeft initiatiefrijke burgers
nodig, bijvoorbeeld voor het realiseren
van duurzaamheidsopgaven. ‘Dat vraagt
om een andere rolverdeling tussen
burgers, ambtenaren en de politiek,’
zegt Berend de Vries.
Oktober 2012: de Jan Ligthartschool in
Tilburg opent als eerste school in Nederland
een zonnecentrale – bestaande uit twee
honderd zonnepanelen – die nagenoeg de
hele elektriciteitsbehoefte van de school
dekt. De centrale wordt gefinancierd door
ESCO, Energy Service Company (Rooftop
Energy), een bedrijf dat de installatie ook
onderhoudt.
Daardoor hoeft de school niet eerst zelf te
investeren en is dus ook niet afhankelijk van
overheidssubsidies. Met andere woorden:
de school betaalt alleen voor de geprodu-
ceerde energie. Ook pakweg dertig andere
Tilburgse scholen zijn geïnteresseerd in het
initiatief en staan op het punt om hierover
een green deal te sluiten met de gemeente.
(Een green deal is een samenwerkings
verband om belemmeringen rond verduur
zamingsprojecten uit de weg te nemen. Red.)
April 2013: de Energie Coöperatie Uden-
hout, gemeente Tilburg, organiseert een
informatieavond voor de dorpsbewoners in
Ontmoetingscentrum ‘t Plein. Binnen een
periode van maximaal twintig jaar wil het
dorp Udenhout geheel zelfstandig in zijn
eigen energie voorzien. Op de agenda van
de coöperatie staan energieproductie en
energiebesparing.
De werkgroepen van de coöperatie zijn
bezig met de gezamenlijke aankoop van
zonnepanelen, met woningisolatie en
voorlichting over energiebesparing. De
Udenhoutse Coöperatie is niet uniek, ook
bewoners van Berkel-Enschot en een groot
aantal Tilburgse wijken bundelen hun
krachten om op energiegebied zelfvoor
zienend te worden.
Vertrouwen in de kracht van de samenleving
Deze twee voorbeelden uit de krant illustre-
ren de werkwijze van D66-wethouder De
Vries van de gemeente Tilburg als het gaat
om burgerinitiatieven. Die werkwijze is als
volgt: organiseer eerst het overheidsloket,
daarna de kennisuitwisseling tussen burgers
onderling en met bedrijven, en blijf daarbij
zelf vooral op de achtergrond. Waarom kiest
De Vries deze aanpak?
De Vries: ‘Ik vertrouw op de kracht van de
samenleving en ben gefascineerd door hoe
De Lichtkogel | 19
22. initiatiefrijk de samenleving is op terreinen
waarop ook de overheid iets wil. Bijvoor-
beeld op het terrein van duurzaamheid.
Daarover heeft de overheid afspraken
gemaakt op Europees niveau. Lokale over-
heden hebben die vertaald naar beleids
doelen voor CO2. Als overheid en burgers
beiden iets willen met duurzaamheid en
beiden belang hebben, ontstaat een
interessant samenspel.’
Spannend is het samenspel zeker, want
overheidsorganisaties zijn van oudsher
ingericht op het schrijven van beleid dat ze
vervolgens zelf gaan uitvoeren. ‘Dat werkt
niet bij burgerinitiatieven,’ meent De Vries.
‘Neem om te beginnen de politiek. De
gemeenteraad is de baas. Die stelt budget-
ten vast, en formuleert daarbij doelen.
Maar als die doelen te gedetailleerd zijn,
timmeren ze de uitvoering dicht.’
‘Dan heb je de ambtenaren. Die doen graag
iets voor de samenleving. Maar ze hebben
de neiging om de eigen professionaliteit en
deskundigheid zo serieus te nemen dat ze
vóór de samenleving gaan denken. Ten
slotte zijn er burgers. Die zien de overheid
in het samenspel vooral als financier van
duurzaamheid en verwachten per definitie
subsidie.’ Voilà, dit is de gemeentelijke
worsteling rond de kracht van de samen
leving in een notendop.
Andere rol van de overheid nodig
De vraag is wat er nodig is om het samen-
spel tussen burgers en de overheid vlot te
laten verlopen. De Vries: ‘Van de overheid
vereist het beleid op hoofdlijnen, in plaats
van denken in termen van oplossingen. En
het vraagt om een specifieke uitvoeringsor-
ganisatie.’ De Vries heeft er daar in Tilburg
twee van opgericht: een uitvoeringsorgani-
satie voor burgers (het Klimaatbureau) en
één voor bedrijven (Midden-Brabantse
Ontwikkelingsmaatschappij voor Energie
en Duurzaamheid, MOED).
‘Het zijn als het ware twee front offices,
maar ze zijn meer dan een loket. De mensen
die er werken zijn namens de overheid
beschikbaar om actief mee te denken met
initiatieven en vragen van burgers. Bijvoor-
beeld vragen over regels op het gebied van
ruimtelijke ordening, over het wegnemen
van belemmeringen, of over de organisatie
van de financiering.’
‘Omdat we op zoek waren naar een dyna-
miek die past bij nieuwe collectieven en
omdat we bureaucratie wilden voorkomen,
zijn het Klimaatbureau en MOED min of
meer twee buitenboordmotoren van de
Tilburgse gemeentelijke overheid. Ze zijn
dus niet ingebed in de staande gemeente-
lijke organisatie. Er is wel onderlinge kruis-
bestuiving. In de praktijk ontstaan er juist
ook kansen op het snijvlak tussen burger
initiatieven en plannen van bedrijven.’
Ruimte claimen voor burgercoöperaties in
green deals
Een voorbeeld. ‘Via MOED zijn we bezig om
met bedrijven samen een aantal windmo-
lens te realiseren. Die komen aan de rand
van de stad, waar vroeger het afval van de
| Rijkswaterstaat20
23. HetNieuweBurgerschap
stad terechtkwam en waar ook de riool
waterzuiveringsinstallatie van het water-
schap staat.’
‘Juist daar gebeuren nu revolutionaire din-
gen. Het waterschap onderzoekt samen met
bedrijven hoe ze van afvalstoffen energie en
grondstoffen kunnen maken. Met andere
woorden: op de plek waar vroeger het vuil
van de stad werd gestort, ontstaan straks
duurzame initiatieven, zoals windmolens en
een biogasinstallatie. Het oude terrein
wordt als het ware een nieuw “duurzaam
energiepark”. Voorafgaand aan de uitvoe-
ring sluiten de betrokken partijen een green
deal af. Dan weet iedereen vooraf waar
“ie aan toe is”.’
‘De gemeente zit vanuit de traditionele
ruimtelijke ordeningsrol in die green deal;
een deel van de beoogde windmolens is
namelijk op gemeentelijk grondgebied
gepland. Maar daarnaast heb ik in die
samenwerking als lokale overheid ook een
eigen positie geclaimd. Niet voor onszelf,
maar om ervoor te zorgen dat ook burger
coöperaties in de toekomst kunnen partici-
peren in het initiatief. Zo kunnen de energie-
coöperaties van wijken of dorpen straks
deelnemen in de windmolens. Daarmee heb
ik dus de verbinding gelegd tussen de
bedrijvenaanpak en de burgeraanpak.’
Waar moet de discussie binnen RWS over gaan?
Dat verbinden van duurzame bedrijfsinitia-
tieven met burgercollectieven klinkt allemaal
wel erg als iets voor de lokale overheid. Hoe
zit de rijksoverheid in deze ontwikkeling?
De Vries: ‘Voordat ik wethouder werd, heb
ik zelf voor het ministerie van Economische
Zaken gewerkt. Daardoor ken ik ook de
wereld van de rijksoverheid. Die zit op veel
meer afstand van de burger. Ik vind het
daardoor lastig om een vergelijking te
maken, behalve als je kijkt naar de manier
waarop het rijk met bedrijven samenwerkt.’
‘In abstracto zie je dan dezelfde houding bij
zowel het rijk als de lokale overheden. De
rijksoverheid daagt de markt uit om met
voorstellen te komen, in plaats van dat ze
zelf gedetailleerde plannen maakt en laat
uitvoeren. Wat RWS doet met wegenbou-
wers en aannemers, doen wij met burgers
en groepen burgers. Met de DBFM-contrac-
ten heeft het rijk een grote omslag
gemaakt.’
‘Verder heb ik eigenlijk niet voldoende zicht
op de werkterreinen van RWS, maar als er
taken zijn op het gebied van klimaatveran-
dering, zijn er zeker ook relaties met het
werk van lokale overheden. De uitdaging
voor RWS zou in dat geval zijn om lokale
overheden te ondersteunen in de worsteling
die de nieuwe manier van omgaan met
bedrijven met zich meebrengt. RWS zou
bijvoorbeeld opgedane kennis beschikbaar
kunnen stellen. Lokale overheden leggen
immers ook infrastructurele werken aan.
Hoe stel je die nieuwe contracten op, waar
loop je tegen aan?’
De Lichtkogel | 21
24. Juli 2013
Henk Aalderink, burgemeester
gemeente Bronckhorst
In Bronckhorst
maken burgers
de dienst uit
De gemeente Bronckhorst legt steeds
meer keuzes en verantwoordelijkheden
bij de inwoners neer, zoals over de
bestemming van lege schoolgebouwen.
Burgemeester Aalderink vertelt wat
vergaande burgerparticipatie betekent,
onder andere voor ambtenaren.
Bronckhorst omvat 30.000 hectaren en telt
37.500 inwoners. Ze leven verspreid over 44
dorpen, kernen en buurtgemeenschappen.
De Gelderse gemeente behoort tot de tien
grootste plattelandsgemeenten van Neder-
land. Demografische ontwikkelingen
– zoals bevolkingskrimp –slaan vooral bij
plattelandsgemeenten hard toe. Macro-
economische cijfers van het CBS voorspellen
dat er in 2020 ruim 15 procent minder men-
sen in Bronckhorst leven, dat er bijna
30 procent minder kinderen zijn, en dat
één op de drie inwoners dan 65-plusser is.
Tel daar de financiële crisis en de bezuini-
gingen op het overheidsapparaat bij op, en
het dilemma voor de gemeente wordt dui-
delijk. Het huidige voorzieningenniveau
(zorg, scholen, sport) komt zwaar onder
druk te staan. In Bronckhorst betekent het
bijvoorbeeld dat twintig van de dertig scho-
len dicht moeten. Wie wil weten wat de
gevolgen van bevolkingskrimp kunnen zijn,
kan leren van Parkstad Limburg en Noord-
oost-Groningen. Dat deed de gemeente
Bronckhorst. Ze ging niet zitten tobben over
welke voorzieningen moesten worden
geschrapt, maar stelde zichzelf de vraag:
hoe kan Bronckhorst in 2020 net zo mooi en leef-
baar blijven als nu? Wat is daarvoor nodig?
Wij weten het niet meer
De gemeente besloot tot een vernieuwende
aanpak. Burgemeester Henk Aalderink licht
toe: ‘Omdat dit een probleem is van alle
inwoners en niet alleen van de gemeente,
hebben we besloten de burgers van meet af
aan bij het dilemma te betrekken en ze meer
keuzes en verantwoordelijkheden te geven.
Onze boodschap aan de burgers was: denk
met ons mee, want wij weten het niet meer.
Deze kwetsbare opstelling ontlokte natuur-
lijk direct opmerkingen van de oppositie
(‘Dit is het eerste college zonder visie’).
Maar daar moet je tegen kunnen als je wilt
vernieuwen.’
Burgerparticipatie an sich is niet nieuw,
maar bijzonder is dat in Bronckhorst de
ondernemingszin van de burgers tot het
uiterste wordt geprikkeld. Aalderink somt
een paar voorbeelden op. ‘Neem het
| Rijkswaterstaat22
25. HetNieuweBurgerschap
gemeentelijke groenbeheer. Door de krimp
opgave kunnen we als gemeente de parkjes
niet meer onderhouden. We stelden daarom
voor om er gras van te maken. De bewoners
waren het er niet mee eens. Sindsdien
nemen ze twee à drie keer per jaar gezamen-
lijk de schoffel ter hand en drinken daarna
samen een bakje koffie. Daardoor is er nog
maar één coördinator namens de gemeente
nodig. Het voordeel is dat de parkjes echt
van de mensen zelf worden. En gooi daar
dus vooral geen rommel neer, want dan
word je er direct op aangesproken.’
‘Op dezelfde manier hebben we ook alle
buitensportaccommodaties overgedragen
aan verenigingen. Dorpshuizen zijn naar
particuliere initiatiefnemers gegaan, zwem-
baden zijn overgedragen aan stichtingen,
soms aan een bedrijf. We hebben bijvoor-
beeld een grote aardappelfabriek in de
gemeente. Die levert nu vanuit zijn maat-
schappelijke betrokkenheid warmte aan het
zwembad. Dat levert direct een besparing
van driehonderdduizend euro op de energie-
rekening op.’
Nieuwe aanpak nodig
Zulke actieve burgers wil elke gemeente wel,
zou je denken. De vraag is: hoe krijg je
mensen zo ver? Aalderink: ‘We moeten als
gemeente af van het oude denken. De tradi-
tionele aanpak werkt niet meer. Vroeger
kreeg een ambtenaar opdracht om een
notitie te schrijven over een probleem en
wat het betekent voor de toekomst. Normaal
gesproken kijkt het college van B&W vervol-
gens naar de notitie, wijzigt het een en
ander, waarna het stuk verdergaat naar de
raadscommissie, die er lang en breed over
praat. Daarna komt de notitie bij de
gemeenteraad, die het stuk aftikt. Ten slotte
gaat het voorgekookte verhaal naar de bur-
gers met de vraag: wat vinden jullie ervan?’
‘Dit noem ik het traditionele of oude den-
ken. Wij hebben het anders aangepakt. Toen
wij de macro-economische cijfers van het
CBS onder ogen kregen, wilden we die
feiten delen met de bevolking. Noem het
maar gezamenlijke bewustwording. We
presenteerden de getallen dus aan de bur-
gers en het maatschappelijke middenveld,
en stelden daarbij drie vragen: Herkent u
zich in deze getallen? Hebt u oplossingen
voor de problemen? Wat gaat u er zelf aan
doen? Door deze bewustwording ontston-
den nieuwe initiatieven. Mensen herkenden
zich in de cijfers en gingen nadenken over
wat het voor hen zou betekenen.’
Voorzieningen opnieuw verdelen over
andere leefgebieden
‘Toen zagen we dat er energie ging bruisen
in de samenleving. Mensen kwamen met
initiatieven. Daar zijn we op aangehaakt,
want er is meer burgerlijke denkkracht
nodig. Bronckhorst bestaat uit 44 dorpen,
en dat is te veel om straks het voorzienin-
genniveau op peil te houden. In de toe-
komst willen we naar vijf leefgebieden. In
die gebieden moeten we voorzieningen
organiseren: wonen, zorg, voorzieningen
voor kinderen (scholen, opvang), sport
faciliteiten, en een ontmoetingsplaats. Om
daarover ideeën te ontwikkelen, hebben we
De Lichtkogel | 23
26. zestien dorpsbelangenorganisaties uitge-
daagd om met plannen te komen voor de
herinrichting van lege (school)gebouwen.
We zijn bereid om die voor één euro over te
dragen, als er tenminste initiatieven worden
ontwikkeld die bijdragen aan de door ons
genoemde maatschappelijke doelen en die
de leefbaarheid ten goede komen.’
‘Herverdeling van de voorzieningen bete-
kent ook dat er opnieuw moet worden
nagedacht over mobiliteit. Nu rijden er nog
allemaal verschillende busjes, maar we
willen naar een ander vervoersmodel toe.
Bijvoorbeeld door één busje in te zetten dat
ritten combineert: dat ’s ochtends om 7:00
uur de mensen naar de sociale werkvoorzie-
ning brengt, om 8:00 uur de kinderen naar
school brengt, om 10:00 uur de mensen
naar de dagopvang brengt, om 10:30 uur
voor tafeltje-dek-je rijdt en tussendoor nog
wat ritjes naar het gemeentehuis of naar de
apotheek verzorgt. Daar denken burgers en
ondernemers over na.’
Aalderink droomt ondertussen al verder; hij
ziet het helemaal voor zich: burgers die in
de toekomst zelf onderling het gezamen-
lijke budget van een leefgebied verdelen. En
nog een stapje verder: ‘Misschien lukt het
burgers wel om geld te verdienen door
nieuwe kansen te creëren. Misschien gaan
ze bijvoorbeeld zelf plastic inzamelen en
verkopen.’
Politiek versus burger
Ondertussen wordt de gemeenteraad er wel
een beetje zenuwachtig van, want stel dat de
gemeente allerlei verwachtingen wekt die
niet kunnen worden waargemaakt? Wat als
burgers teleurgesteld raken en de hele
burgerparticipatie in elkaar zakt? En last but
nog least: hoe zit het met de programma’s
en plannen van de gemeente zelf? Aalderink
wuift alle ja maars stuk voor stuk weg: ‘Het
gaat in de communicatie om openheid,
maar ook om duidelijkheid: wat kan er wel
en wat kan er niet? Er zijn randvoorwaarden,
die moet je natuurlijk bewaken.’
Een praktisch voorbeeld. ‘We zijn al een
tijdje aan het nadenken over een integraal
kindcentrum, dat kost 3,9 miljoen. Over de
invulling en uitwerking zijn veel verschil-
lende ideeën en er is veel discussie. Daarom
hebben we als gemeente gezegd: we
bemoeien ons er niet meer mee. De
gemeenteraad geeft het geld nu als krediet
aan een stichting, bestaande uit burgers en
ondernemers, en die gaan het plan verder
ontwikkelen. Wij als gemeente geven dus
alleen het geld en de randvoorwaarden
mee.’
‘We kunnen er dan natuurlijk voor kiezen
om een projectleider namens de gemeente
te laten participeren. Of we kunnen aan-
schuiven bij het bestuur van de stichting.
Maar volgens mij gaat het er vooral om dat
we als gemeente durven los te laten. We
staan nog maar aan het begin van wat je als
gemeente kunt doen met de inbreng van
burgers. Daar moeten we al doende achter
komen.’
| Rijkswaterstaat24
27. HetNieuweBurgerschap
Ambtenaren moeten kunnen luisteren
en leren laveren
Hoe dan ook, burgers en ondernemers in
Bronckhorst lijken de smaak te pakken te
hebben en brainstormen er flink op los.
Maar als burgers voortaan de dienst uitma-
ken, wat betekent dat dan voor de ambtena-
ren? Wat is hun toevoegde waarde, en hoe
kunnen ze de burger te vriend houden en
tegelijkertijd de opdracht van de politieke
baas uitvoeren?
Aalderink: ‘De ambtenaar moet vooral goed
kunnen luisteren naar wat initiatiefnemers
willen. Daarbij zijn de hoofdlijnen duide-
lijk, want de politieke opdracht ligt vast in
het raadsprogramma. Omdat er door de
burgerparticipatie zoveel verandert, moet
de ambtenaar wel leren laveren. Dat vraagt
om nieuwe vindingen. En om een denk
omslag.’
‘Tot nu toe kon de ambtenaar bijvoorbeeld
een burgerinitiatief weigeren omdat niet
aan wettelijke regels en voorschriften werd
voldaan. Dat verandert nu. Het gaat steeds
meer om de vraag: hoe ver wijkt het idee af
van de regels en voorschriften, en wat kun-
nen we als gemeente doen om het dichter
op de voorschriften te laten aansluiten
zodat het plan wél kan doorgaan? Feitelijk
moet de ambtenaar weer opnieuw naar
school. Ik ben er overigens van overtuigd
dat het laveren steeds soepeler zal gaan, en
dat ook het raadsprogramma er na 2014 heel
anders uit komt te zien. Meer open en
gericht op burgerinitiatieven.’
Punt van aandacht voor RWS
Tot slot: valt hier een parallel te trekken met
de manier waarop het rijk en RWS omgaan
met burgerparticipatie? Aalderink meent
van wel, en hij baseert zich daarbij op de
gang van zaken rond het programma Ruimte
voor de Rivier. ‘Ruimte voor de Rivier is
volop in uitvoering, maar de maatregelen
lijken toch niet afdoende om klaar te zijn
voor de toekomstige waterafvoer. RWS blijkt
daarom al druk bezig met plannen voor een
vervolg op Ruimte voor de Rivier.’
‘Dat weten we toevallig, omdat onze wet-
houder via een watersportclub een folder in
handen kreeg met daarin schetsen van een
toekomstige nieuwe geul langs de IJssel, ter
hoogte van onze gemeente Bronckhorst. De
vraag bij ons in de gemeenteraad was: waar-
om wisten we dat niet? We zijn namelijk zelf
ook bezig met de plannen van boeren in het
desbetreffende buitengebied. De wethouder
wist niet zeker of de informatie al openbaar
was, maar wilde tegelijkertijd geen belang-
rijke informatie achterhouden. Daarom is
de raad toch geïnformeerd, waardoor we dit
toekomstbeeld in ons achterhoofd kunnen
houden en wat extra slagen om de arm
nemen bij eventuele wijzigingen in bestem-
mingsplannen.’
‘Inmiddels heeft RWS ons zelf ook geïnfor-
meerd. Recent is een informatief boottochtje
georganiseerd voor de raadsleden. Maar het
gaat er natuurlijk om hoe je over dit soort
plannen naar buiten toe communiceert. De
werkwijze van RWS valt in dit geval voor mij
nog in de categorie het oude denken. Eerst
De Lichtkogel | 25
28. zelf plannen maken, dan een ideeënboekje
uitbrengen en dat ten slotte toetsen. Dat is
wat anders dan het probleem delen en ons
uitnodigen om mee te denken. Daar zit de
crux. Het is een misverstand om te denken
dat RWS een probleem heeft. Nee, we heb-
ben als samenleving een probleem met de
waterafvoer. Dat moeten we dus ook samen
oplossen. Als je tenminste wilt dat burgers
zich betrokken voelen en hun denkkracht
inzetten voor de leefomgeving.’
| Rijkswaterstaat26
29. HetNieuweBurgerschap
September 2013
Paul Frissen, hoogleraar bestuurskunde
Universiteit Tilburg en politiek filosoof
Meer ruimte voor
de burger
‘Bestuurlijke decentralisatie biedt kansen
om de kracht van de samenleving optimaal
te benutten. Dat heeft echter wel conse
quenties voor de inrichting van Nederland’,
zegt hoogleraar bestuurskunde en
politiek filosoof Paul Frissen.
In zijn werken, zoals De Fatale Staat en
De Staat van Verschil, werpt Paul Frissen een
helder licht op het ego van de overheid, en
daarmee op de besturing van Nederland.
Kort samengevat zegt hij dat als de overheid
het credo ‘participatiesamenleving’ echt
serieus meent, dat automatisch betekent
dat de overheid zelf aan macht en invloed
moet inboeten, en dat maatschappelijke
organisaties – vanuit al hun kleurenpracht
en diversiteit – voortaan de dienst gaan
uitmaken (Staat van Verschil). En ja, dat zal
ook wel eens mis gaan. De wereld wordt nu
eenmaal gekenmerkt door risico’s, pech en
onvolkomenheid. Ook dat zal de overheid
dan voor lief moeten nemen, want ‘er zijn
grenzen aan de regel- en controledruk’
(Fatale Staat).
Frissen: ‘Niet gelijkheid, maar verschil en
ongelijkheid zijn dominante maatschappe-
lijke patronen. Ongelijke gevallen vragen
om ongelijke behandeling, domweg omdat
er niet zoveel gelijke gevallen bestaan. In de
samenleving bruist het nu van de initiatie-
ven. Mensen willen graag dat er recht wordt
gedaan aan hun verschillen. In Groningen
mag het best anders zijn dan in Maastricht.’
Terugtreden is vooruitzien
Deze filosofie schemert ook door in het
advies Terugtreden is vooruitzien, opgesteld
vanuit zijn werk voor de Raad voor Maat-
schappelijke Ontwikkeling. Dat advies is
bedoeld voor de regering om ontwikkelin-
gen in de samenleving scherper te kunnen
zien. Frissen: ‘Laten we eerlijk zijn: politieke
verhalen over een terugtredende overheid,
meer maatschappelijke verantwoordelijk-
heid en meer zelfredzaamheid, komen in de
eerste plaats voort uit de noodzaak om te
bezuinigen. De Verzorgingsstaat is domweg
financieel niet meer op te brengen.’
‘Maar de kracht van de samenleving is meer
dan alleen een bezuinigingsoperatie. Geor-
ganiseerde groepen burgers willen zelf meer
invloed, zodat ze zich beter kunnen herken-
nen in hun leefomgeving en zich meer
lotsverbonden kunnen voelen bij wat er in
de samenleving gebeurt. Met andere woor-
den: er is een roep om terug te gaan naar de
oorspronkelijke basis van onze maatschap-
pij – van voor de Verzorgingsstaat –, waarin
De Lichtkogel | 27
30. veel taken en voorzieningen werden geregeld
door particuliere initiatieven (zoals de kerk
en vakbonden), maar dan in een nieuwe bij
deze tijd passende vorm. De overheid lijkt
die beweging ook te willen, maar voor het
zover is moet er nog wel wat gebeuren.’
Zoals wat? Het antwoord blijkt de kern van
dat RMO-advies te zijn. Frissen: ‘Als de over-
heid écht wil terugtreden en meer aan
de samenleving wil overlaten, zal ze zich
gewoon minder moeten bemoeien met wat
er gebeurt. Dat klinkt gemakkelijk, maar is
in de praktijk erg lastig. Want het “niet
bemoeien” heeft consequenties, en die zul
je als overheid moeten aanvaarden. Afstand
nemen en loslaten is zo ongeveer het moei-
lijkste dat er is voor de overheid.’
Waarom? ‘Als je taken overdraagt aan de
samenleving betekent het bijvoorbeeld dat
een aantal bestaande voorzieningen niet
meer wordt getroffen. Daarnaast zullen
bestaande voorzieningen op een andere
manier in stand worden gehouden. Ten
slotte zullen er nieuwe maatschappelijke
initiatieven ontstaan, die de politiek eigen-
lijk helemaal niet wil. Kortom: het wordt
allemaal anders dan je als overheid vooraf
had gedacht. En er ontstaat onvermijdelijk
meer verschil en ongelijkheid, en dat is juist
het tegenovergestelde van wat we met de
Verzorgingsstaat wilden bereiken.’
Decentralisatie en lotsverbondenheid
Toch is het beeld van één uniforme Verzor-
gingsstaat (waarbij de verdeling van voor
zieningen overal en voor iedereen gelijk is)
echt op zijn retour. Nu de regeldruk van de
overheid de pan uit rijst en tegelijkertijd
de geldkraan wordt dichtgedraaid, stellen
maatschappelijke organisaties zichzelf
namelijk ook al de vraag: hoe herwinnen
wij onze oorspronkelijke maatschappelijke
verankering en legitimiteit, zodat we onze
voorzieningen ook los van de overheid in
stand kunnen houden? Met andere woor-
den: maatschappelijke organisaties willen
taken van de overheid overnemen, als ze
daar de ruimte voor krijgen.
Dit is in een notendop het dilemma achter
de transitie naar een krachtige, participa-
tieve samenleving. Dilemma, want hoe doe
je dat dan, dat loslaten van een besturings-
systeem dat in de loop der tijd zo succesvol
en comfortabel is geworden? Frissen zoekt
het antwoord in de bestuurlijke decentrali-
satie van de overheid: ’Decentralisatie biedt
kansen voor hernieuwde kracht en vitaliteit
van de samenleving, tenminste als de over-
heid die decentralisatie uitvoert zoals die
bedoeld is: namelijk minder taken voor de
centrale overheid, meer ruimte voor initia-
tieven in de regio. Dat wil niet zeggen dat de
taken die overgaan van rijk naar regio dan
per se door lokale en regionale overheden
moeten worden uitgevoerd, waarbij in het
ergste geval de rijksoverheid ook nog eens
toezicht blijft houden op die overheden.
Dan schiet je je doel voorbij.’
Ervaringen met decentralisaties tot nu toe
hebben Frissen tamelijk sceptisch gemaakt.
‘De ervaring leert dat de rijksoverheid de
lokale en regionale overheden gewoon
| Rijkswaterstaat28
31. HetNieuweBurgerschap
stevig blijft controleren met allerlei bench-
marks en best practices. En deze overheden
doen er zelf vaak ook nog een schepje
bovenop door zich extra te laten gelden in
de samenleving – vaak tot achter de voor-
deur van de burger aan toe. Hoezo, terug-
trekkende overheid?’
Volgens hem horen bij de politieke verhalen
over een terugtrekkende overheid dus ook
andere bestuurlijke arrangementen met
meer ruimte voor maatschappelijke organi-
saties en burgerinitiatieven. Daarnaast pleit
hij voor andere vormen van financiering.
‘Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de over-
heid zegt zich terug te trekken en het aan de
samenleving over te laten, maar dan nog
wel net zoveel belasting heft. Minder over-
heid betekent dus ook minder belasting.’
Waterschap als inspiratiebron
Maar hoe zit het dan met de belangrijkste
taak van de overheid, het beschermen van
de zwakkeren in de samenleving? Frissen:
’In het RMO-advies pleiten wij voor een
meer rechtstatelijke interpretatie van over-
heidssturing. Dat betekent dat de politiek
abstracter moet, en dat de overheid zich
minder inhoudelijk met oplossingen moet
bemoeien. In plaats daarvan zorgt de over-
heid voor randvoorwaardelijke waarborgen,
dat wil zeggen dat er een vorm van gover-
nance wordt geregeld, waarbij de burger
zeggenschap en rechtszekerheid heeft. Voor
ambtenaren betekent het niet meer zorgen
voor, maar zorgen dat er initiatieven worden
uitgevoerd. Zulke ambtenaren zijn echte
toppers: ze weten inhoudelijk van de hoed
en de rand, maar ze kunnen wel afstand
bewaren en de uitvoering loslaten.’
Een voorbeeld van een bestuursvorm die
volgens Frissen naadloos aansluit bij de
kracht van de samenleving is die van het
waterschap. ’Historisch gezien is het water-
schap een van de oudste bestuursvormen
die we in Nederland hebben. Het was altijd
een rechtstreeks bestuur van burgers, een
soort lekenbestuur met een gezamenlijk
belang, namelijk het zorgen voor droge
voeten. Dat lijkt me ook in deze tijd – waar-
in we het hebben over de kracht van de
samenleving – een geweldige inspiratie-
bron. In de praktijk zie ik echter een tegen-
overgestelde beweging, namelijk dat dit
type waterschapsbestuur van burgers juist
onder het normale provinciale bestuur
wordt gebracht. Lijkt me vanuit de optiek
van de participatieve samenleving geen
goed idee.’
Wat zijn de gevolgen voor Rijkswaterstaat?
Frissen denkt vooruit: ‘Als de trend van de
kracht van de samenleving echt doorzet, en
de invloed van maatschappelijke organisa-
ties groter wordt in bijvoorbeeld het sociale
domein, zal dat ook doorwerken naar de
inrichting van de fysieke ruimte, de leef
omgeving. Vanuit het domein van de sociale
voorzieningen kunnen er bijvoorbeeld meer
claims komen met betrekking tot de infra-
structuur. En als burgercoöperaties met
duurzame energie aan de gang gaan, zullen
er ook bepaalde wensen ontstaan over de
inrichting van een gebied.’
De Lichtkogel | 29
32. ‘Kortom: maatschappelijke organisaties
zullen meer willen meepraten over de
inrichting van gebieden en meer hun stem-
pel willen drukken op hoe de ruimte er
fysiek uit zal komen te zien. Als de maat-
schappelijke krachten meer vrij spel krijgen,
betekent dat dus dat RWS minder streng zal
moeten worden over hoe een gebied er uit
mag zien. Immers: meer mensen, meer
meningen, meer diversiteit.’
Ten slotte nog een laatste vraag: waarover
moet de discussie binnen RWS gaan?
Frissen: ‘Het kan niet anders dan dat dit type
maatschappelijke ontwikkeling consequen-
ties zal hebben voor het specifieke domein
waar RWS verantwoordelijk voor is. Als
maatschappelijke organisaties c.q. groepen
burgers meer verantwoordelijkheid krijgen
en meer activiteiten gaan ontwikkelen, is
het voor RWS dus de vraag: wat betekent dat
voor ons, kunnen we bestuurlijke arrange-
menten ontwikkelen om daar slim mee te
gaan? Kunnen we als RWS beter aansluiten
bij maatschappelijke initiatieven? Daar
liggen dus strategische opgaven voor RWS.
Kortom: hoe zorgt RWS voor meer Ruimte
voor de Burger?’
| Rijkswaterstaat30
33. HetNieuweBurgerschap
November 2013
José Andringa, adviseur Agentschap NL
Tien kansen voor de
energieke ambtenaar
De andere manier van overheidssturing
vraagt om een nieuw soort ambtenaar.
José Andringa, adviseur bij Agentschap
NL, schreef samen met drie collega’s een
boekje met tien gouden tips. Wat beteke
nen die voor Rijkswaterstaat?
‘Als we doorgaan met wat we altijd al deden, krijgen
we ook wat we altijd al kregen. Als we het anders
willen, moeten we het anders gaan doen’ (uit
‘Tien kansen voor de energieke ambtenaar’).
Iedereen kent zo langzamerhand wel het
transitieverhaal: de overheid krimpt, steeds
meer taken worden teruggelegd bij de
samenleving. Resterende maatschappelijke
vraagstukken – zoals duurzaamheid, energie,
milieu, Europa – zijn complex. Ze kunnen
alleen worden opgelost door alle maatschap-
pelijke kennis en expertise te benutten.
De oude, hiërarchische manier van over-
heidssturing werkt daarbij niet meer
helemaal. Die is grotendeels gebaseerd op
juridische en financiële instrumenten.
Volgens kenners is netwerksturing de aan-
vullende weg. Het idee daarbij is dat de
rollen van ambtenaren, professionals en
burgers veranderen. Wat betekent dat voor
de ambtenaar die zijn werk ook in deze
nieuwe context goed wil doen?
Volgens José Andringa hebben energieke
ambtenaren de toekomst in handen.
Andringa is zelf ambtenaar bij Agentschap
NL. Daar werkt ze als adviseur duurzame
ontwikkeling, tussen beleidmakers en doel-
groepen in. Ze werkt onder andere aan het
programma Duurzaam Door, dat erop is
gericht om de transitie naar de groene
economie c.q. duurzame ontwikkeling te
versnellen. Aan De Lichtkogel vertelt ze
over het boekje ‘Tien kansen voor de
energieke ambtenaar’, dat ze samen met
Liane Lankreijer, Caroline van Leenders en
Lidwien Reyn schreef.
Netwerksturing vraagt andere competenties
Waaromvraagtdemaatschappelijketransitievolgens
uomeenanderesturingsrolvandeoverheid?
‘De trend die ik zie is dat we in Nederland
steeds hoger zijn opgeleid. Het gevolg is dat
er een heleboel kennis aanwezig is in onze
samenleving. Parallel daaraan zie je dat op
het gebied van milieu en duurzaamheid de
gemakkelijk oplosbare problemen inmid-
dels zijn aangepakt. Nu blijven de meer
complexe problemen over.’
‘Die twee parallelle ontwikkelingen – het
hoge opleidingsniveau en de resterende
complexe problemen – moeten nu bij
De Lichtkogel | 31
34. elkaar komen. Gelukkig zien we dat er ook
veel maatschappelijke initiatieven zijn.
Burgers willen actief en betrokken zijn. De
ambtenaar wordt partner in dit soort initia-
tieven. De enige sturingsmogelijkheid is
dan netwerksturing. Bijvoorbeeld door te
zorgen voor verbindingen tussen verschil-
lende partijen die elkaar zelf niet direct
weten te vinden. Dat is ook de werkwijze in
het programma Duurzaam Door, dat is
gericht op het versnellen van de overgang
naar een duurzame samenleving met een
groene economie. Agentschap.NL faciliteert
die transitie door onderwijsinstellingen,
bedrijven, kennisinstituten, overheden
en anderen in de samenleving bij elkaar
te brengen.’
‘Maar dat verbinden van partijen kan alleen
succesvol verlopen als de samenwerking
gebaseerd is op gelijkwaardigheid. Dat is
echt nieuw! Tot nu toe stond de overheid
immers boven alle partijen. En ook nu nog
kun je in recente handreikingen voor amb-
tenaren lezen: realiseer je dat je als overheid een
dominante partij bent in het maatschappelijke veld.
Met andere woorden: veel mensen hebben
nog steeds het idee dat de overheid de cen-
trale actor is, die alle kennis in huis heeft,
alles weet en alles aanstuurt. Dat is natuur-
lijk niet meer zo.’
‘Die veronderstelde dominante rol is geba-
seerd op een misverstand, namelijk dat de
overheid voldoende budget heeft om zelf-
standig projecten te kunnen realiseren, en
dat complexe problemen met wetten en
regels zijn op te lossen. Maar dat kan lang
niet altijd. Inmiddels is een nieuwe aanpak
ontstaan, waarbij ambtenaren ook sociale
instrumenten, zoals facilitering van social
media, moeten kunnen hanteren. Dat
algemene besef, dat de overheid de grote
problemen alleen kan aanpakken vanuit
gelijkwaardigheid en door samenwerking,
proberen we in ons boekje te vertalen naar
hoe dat dan is voor een specifieke ambtenaar.’
Signalement van de nieuwe medewerker
Er blijken al ambtenaren rond te lopen die
met één been in de praktijk staan en met
het andere been in het kantoor. Zij kennen
het klappen van de zweep, en weten wat er
nodig is om op straat te kunnen werken en
tegelijkertijd de opdracht van de baas te
kunnen uitvoeren. Andringa en haar col-
lega’s hebben juist die ervaringen en wijs-
heid gebundeld in het boekje ‘Tien tips voor
de energieke ambtenaar’.
Het signalement van zo’n energieke ambte-
naar in een notendop: de medewerker is
(1.) nieuwsgierig, werkt met een (2.) systeembril
op, (3.) op meerdere niveaus, en maakt daar-
bij gebruik van (4.) trends om netwerken te
(5.) verbinden. De energieke ambtenaar is
iemand die met (6.) vertrouwen co-creëert, en
leert in (7.) allianties, daarbij (8.) ruimte maakt,
een (9.) vinger aan de pols houdt en zo nodig
de (10.) spelregels aanpast.
Kunt u een voorbeeld geven waaruit duidelijk wordt
hoe een energieke ambtenaar te werk gaat?
‘Het begint met het nemen van tijd voor
reflectie, ook al staat er tijdsdruk op het
project. Wat speelt er precies, wie heb ik
| Rijkswaterstaat32
35. HetNieuweBurgerschap
voor me, wat is mijn rol en wat is de rol van
de ander? Tweede punt is het maken van
een systeemanalyse, zowel rationeel als met
gevoel. Hoe zit het systeem concreet in
elkaar, wat gaat er fout in het huidige
systeem, en wat zijn aanknopingspunten
voor een oplossing? Denk aan het energie-
probleem van de kassen in het Westland.
Daar worden enorme hoeveelheden bloe-
men en groente geteeld, onder andere voor
de export. De kassen zijn grootgebruikers
van aardgas. Omdat ze zo belangrijk zijn
voor de economie en ongelofelijk veel gas
verbruiken, krijgen ze dat gas heel goed-
koop. Dat is een systeemfout.’
‘Een paar energieke ambtenaren uit het
innovatienetwerk bedachten daarom dat
het anders zou moeten kunnen. Wat zou er
gebeuren als de kassen juist energie zouden
leveren in plaats van gebruiken? Het uit-
gangspunt werd toen de kas als energie-
bron. De oppervlakte van de kas benutten
voor het opvangen van zonne-energie. Met
andere woorden: die ambtenaren hebben
de relatie kas-energie omgedraaid.’
‘Dat idee ontstond bij wijze van spreken op
de achterkant van een bierviltje. Daarna
volgde een grote zoektocht naar mensen
die wilden meewerken aan deze systeem
verandering. En ja, in het begin werden de
ambtenaren straal uitgelachen. Maar na
verloop van tijd is het toch gelukt.Naast
een grote dosis nieuwsgierigheid en een
systeemgerichte blik kenmerken energieke
ambtenaren zich doordat ze partijen goed
weten te verbinden. Het werk komt er
bijvoorbeeld op neer dat ze een community of
practice faciliteren, zoals mijn collega Caro-
line van Leenders deed voor een zestiental
bedrijven dat het onderwerp biodiversiteit
wilde opnemen in hun core business.’
‘Een ander voorbeeld waarin je de nieuwe
werkwijze van netwerksturing terugziet, zijn
de green deals die de overheid tegenwoordig
sluit met bedrijven en kennisinstellingen
om duurzame innovatie te bevorderen. Zelf
ben ik zijdelings betrokken bij het Samen-
werkingsverband Duurzaam GWW (Grond-,
Weg- en Waterbouw), waarbij ook het spoor
hoort. Verschillende markt- en overheids-
partijen hebben op 10 juni 2013 een green
deal afgesloten, met doelen als meer duur-
zame innovatie, meer energiebesparing en
meer doen met minder budget.’
Betekenis voor RWS
Wat betekent dit voor Rijkswaterstaat?
‘Ook RWS doet mee, naast de Unie van
Waterschappen, ProRail en de Dienst Vast-
goed van Defensie. Het interessante is dat
opdrachtgevers én marktpartijen samen
werken in de Aanpak Duurzaam GWW.
Het betekent steeds vroeger samenwerken
in concrete projecten, met zoveel mogelijk
duurzame innovatie als resultaat. Dat vraagt
om durf van de ambtenaren die daaraan
meewerken, ook die van Rijkswaterstaat.
Het is een kwestie van uitproberen. Spin off:
het werk wordt er alleen maar leuker door.
Die ervaringen zien we ook terug in de
LinkedIn-groep Energieke Ambtenaar,
waarvoor geïnteresseerde RWS’ers zich
vanzelfsprekend kunnen aanmelden.’
De Lichtkogel | 33
36. Juli 2013
Paul Dekker, onderzoeker Sociaal
Cultureel Planbureau
Participatie
samenleving
onvoldoende om
machteloosheid
burgers te bestrijden
Veel burgers willen het liefst dat de
gemeente alle buurtvoorzieningen regelt.
Ze hoeven niet zo nodig méér zelf te
doen, ook al staat daar wat tegenover.
‘Enig realisme over de kracht van de
samenleving is gepast’, zegt Paul Dekker
van het SCP dan ook.
Politicoloog Paul Dekker, verbonden aan
het Sociaal en Cultureel Planbureau, publi-
ceert vier keer per jaar de resultaten van het
trendonderzoek naar burgerperspectieven.
Daarbij gaat het niet alleen om kale cijfers
uit enquêtes, maar ook om de achterlig-
gende motieven die mensen in focusgroepen
ventileren. Daardoor heeft Dekker goed
zicht op zaken als burgerlijke tevredenheid,
vertrouwen, maatschappelijke zorgen en
politieke prioriteiten van de bevolking.
Over de zogenaamde toenemende kracht van
de samenleving blijkt hij tamelijk sceptisch.
‘Volgens mij is het een vertekend beeld dat je
snel kunt krijgen als je alleen met initiatief-
rijke koplopers praat, of met modieuze
politici. Laten we niet te gauw denken dat het
een massabeweging wordt. Kijk ook eens
naar de doorsnee burger, de grote massa.’
Burgers somber over samenleving
Dat laatste doet Dekker dus regelmatig. Hij
komt daarbij tot de volgende observaties.
‘Een opvallende constante bevinding is dat
mensen doorgaans heel tevreden zijn over
hun eigen leefsituatie (gezondheid, geluk,
veiligheid), maar dat ze negatiever worden
naarmate de situatie politieker wordt en
verder van ze af komt te staan. Mensen zijn
bijvoorbeeld meer tevreden over hun eigen
gemeente dan over Den Haag, maar Den
Haag scoort weer beter dan Europa. Dat was
al zo in 2008, voordat de crisis begon.’
‘Mensen zijn structureel somber over de
ontwikkeling van de samenleving. Ze maken
zich vooral grote zorgen over hoe we met
elkaar omgaan. Dat geldt niet alleen voor de
onderlinge interactie tussen mensen, waar
agressie, egoïsme en onverschilligheid de
boventoon schijnen te voeren, maar ook
voor toenemende verschillen tussen groe-
pen in de samenleving. Ook de economie
c.q. de werkeloosheid scoort hoog op de
zorgenlijst. Als een nieuw kabinet aan-
treedt, wordt de maatschappelijke stem-
ming tijdelijk optimistischer – “misschien
gaat het nu wel gebeuren” – maar daarna is
het al snel weer tobben geblazen.’
| Rijkswaterstaat34
37. HetNieuweBurgerschap
In de focusgroepen, waar burgers hun
standpunten kunnen toelichten en met
elkaar in gesprek gaan, is de stemming vaak
ronduit pessimistisch. ‘We maken vaak een
rondje in de groep waarin we vragen wat
mensen in de praktijk voor elkaar doen,
gewoon uit sociaal oogpunt. Dan blijkt dat
ze stuk voor stuk toch wat te melden heb-
ben. De een doet wat voor de kerk, de ander
voor de sportclub of de buurvrouw in de
straat. Een enkeling doet niets, vaak jonge
mensen die druk zijn met hun werk en
vrienden en die nauwelijks of geen contac-
ten hebben met buren die eventueel hulp-
behoevend zijn.’
‘Maar al met al doet bijna iedereen dus wel
wat. Dat gesignaleerd hebbende, wordt de
stemming in de groep heel even beter. Maar
vrijwel onmiddellijk daarna hoor je: ja, maar
dat geldt alleen in dit groepje, niet voor de rest van
Nederland. Waar die negatieve houding mee
te maken heeft? Ik weet het niet, misschien
dat de media daar een rol in spelen. Die
vergroten schokkende en ongewenste
gebeurtenissen toch behoorlijk uit. Dat
beeld blijft dan hangen bij de mensen.’
Eigen verantwoordelijkheid
De vraag is wat dat sombere beeld betekent
voor het gevoel van eigen verantwoordelijk
van burgers. Gaan ze zelf dan maar hun
eigen zaken regelen? Of nog een stap ver-
der: is die somberheid juist een voedings
bodem voor de kracht van de samenleving,
en gaan mensen met buurtcollectieven en
coöperaties de depressie te lijf?
Die gedachte blijkt te kort door de bocht.
‘We vragen mensen regelmatig of ze vinden
dat burgers meer eigen verantwoordelijk-
heid moeten nemen. Als je het in het alge-
meen vraagt, vindt een meerderheid van
wel. Zodra de vraag concreter wordt, gaan
mensen zich meer zorgen maken. Denk aan
buurtvoorzieningen. We legden vorig jaar in
een representatieve steekproef Nederlan-
ders de keuze tussen drie manieren van
beslissen over buurtvoorzieningen voor:
a) de gemeente bepaalt welke voorzienin-
gen waar moeten zijn, b) burgers regelen
onderling hoe het buurtbudget over voor-
zieningen wordt verdeeld, c) burgers beta-
len minder belasting, maar regelen alle
voorzieningen zelf.’
‘Veel mensen hadden geen voorkeur; een
even groot deel koos voor het buurtbudget
(elk 31 procent). Slechts 4 procent koos voor
geheel eigen verantwoordelijkheid. De
meeste mensen (33 procent) wilden dat de
gemeente zou beslissen. En daar hebben ze
goed argumenten voor.’
‘Dat was best een verrassing. Ik dacht: men-
sen vinden het vast positief om samen te
mogen beslissen over een buurtbudget, dat
schept toch een band. En dat geluid hoor je
ook wel, maar veel harder nog klinken
bezwaren als: dat gaat alleen maar ruzie
opleveren; de buurman met de grote mond
zal het allemaal wel weer gaan bepalen; moet
ik daar ook nog over beslissen, ik heb het al
zo druk; en waarom stem ik dan voor de
gemeenteraad en betaal ik zoveel belasting?’
De Lichtkogel | 35
38. ‘Politici en ambtenaren doen die geluiden
vaak af als consumentisme of passiviteit.
Ik vind dat ze dan te gemakkelijk doen over
mensen die niet enthousiast zijn om maat-
schappelijke taken op te pakken. Burgers
vragen de overheid niet voor niets om voor
het algemeen belang op te komen, de zwak-
ken te beschermen, ruzies te voorkomen en
risico’s te beperken. Ze staan dus lang niet
allemaal te trappelen om zelf aan de slag te
gaan in de buurt.’
‘Opvallend was dat de hogeropgeleiden het
meest voor beslissingen door de gemeente
waren, terwijl zij toch het meest competent
mogen worden geacht om zelf mee te
beslissen. Misschien zijn zij het meest
beducht voor de tijdsinvestering en geruzie
in de buurt, maar ongetwijfeld zal ook een
rol spelen dat hogeropgeleiden meer
vertrouwen hebben in de overheid.’
Wereldje wordt steeds kleiner
Lang niet iedereen heeft dus tijd en zin om
maatschappelijke initiatieven op te pakken.
Maar ook voor de groep burgers die dat wél
doet, signaleert Dekker een riskante trend:
die van schaalverkleining en verkokering.
‘Tot voor kort bestond er nog zoiets als
interactieve beleidsvorming. Daarbij kon-
den burgers meedenken met beleidsmakers
over de inrichting van een gebied, of over
hoe de toekomst er wat hen betreft uit zou
zien. Dat zorgde voor maatschappelijke
betrokkenheid. Maar vaak leverde dat ook
frustraties op bij zowel de beleidsmakers als
de betrokken burgers. Nu lijkt het oude
ideaal van meebeslissen vervangen door de
“doe-democratie”. Om concrete activiteiten
mogelijk te maken en aan te sluiten bij de
belevingswereld van burgers wordt hun
actieradius echter sterk beperkt: de buurt,
de straat, het pleintje. Daar maak ik me wel
zorgen over.’
‘Uit ons onderzoek blijkt namelijk ook
steeds weer dat mensen het idee hebben dat
belangrijke zaken elders voor hen worden
beslist, ver weg. Er gaan miljarden euro’s
naar Zuid-Europa, en hier worden voorzie-
ningen geschrapt. Daardoor hebben burgers
het gevoel gekregen dat ze zijn overgeleverd
aan allerlei hogere onbegrijpelijke krachten
die voor hen beslissen. Ze hebben het
gevoel dat ze steeds minder invloed hebben,
machteloos zijn. Het kan aantrekkelijk zijn
om je dan maar te richten op de eigen wijk,
waar je wél invloed kunt hebben. Het lijkt
me belangrijk dat burgers betrokken blijven
bij de wereld buiten hun wijk, en vooral dat
ze het gevoel hebben dat ze wel degelijk in
staat zijn om over belangrijke zaken mee te
beslissen. Hetzij via de reguliere politiek,
hetzij door zelf actief mee te denken in
beleidsvorming.’
Waar de discussie binnen RWS over moet gaan
‘Ik sta wat ver van Rijkswaterstaat af, maar
het lijkt me juist bij uitstek een organisatie
die het niet hoeft te hebben van meer eigen
initiatieven van burgers. Het is een organi-
satie met collectieve landelijke taken die
iedereen belangrijk vindt. Sterker nog:
volgens mij moet RWS de maatschappelijke
tekortkomingen aan eigen kracht toch juist
| Rijkswaterstaat36
39. HetNieuweBurgerschap
compenseren? Ik denk dat er weinig mensen
zijn die zeggen: laat burgers zelf maar een
weg aanleggen of een stukje dijk beheren.’
‘De zorg voor die netwerken valt buiten
de spontane kracht van de samenleving.
Typisch werk voor deskundigen. Dat blijkt
ook wel in de praktijk. Vrienden van mij
wonen in de uiterwaarden en hun huis
grenst aan de buitendijk. Daar staat een
bord met de verordening dat er zelfs geen
tulpenbolletjes in de tuin mogen. Op dat
niveau laat RWS mensen dus heel duidelijk
weten wat de grenzen zijn aan eigen initia-
tief. En dat lijkt me ook verstandig.’
‘Daarnaast kan RWS burgers wel betrekken
bij de projecten die ze doen, of ten minste
uitleggen waarom de projecten moeten
worden uitgevoerd. Daarmee helpt RWS om
de maatschappelijke betrokkenheid van
burgers te vergroten. Dat komt de kracht
van de samenleving weer ten goede.’
De Lichtkogel | 37
40. Oktober 2013
Lidewijde Ongering, directeur-generaal
Bereikbaarheid, ministerie van IenM
Beter bereikbaar
door de kracht van
de samenleving
Om de bereikbaarheid van Nederland te
verbeteren, moeten we beter gebruik
maken van slimme ideeën uit de samen
leving. Regionale diensten van RWS zijn
daarbij de ogen en oren van IenM,
volgens Lidewijde Ongering.
Een korte terugblik. In 2012 verscheen de
StructuurvisieInfrastructuurenRuimte(SVIR), die
de ambities en de plannen van de regering
voor ruimte en mobiliteit tot 2040 beschrijft.
Provincies en gemeentes krijgen meer
bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke
ordening. De rijksoverheid richt zich op
nationale belangen. De focus ligt daarbij op
het vergroten van de concurrentiekracht,
het verbeteren van de bereikbaarheid en het
zorgen voor een leefbare en veilige omgeving.
De gebruiker staat centraal
Voor wat betreft het punt bereikbaarheid
stelt het rijk vervolgens – in diezelfde SVIR–
dat de gebruiker, dat wil zeggen de reiziger
en de vervoerder c.q. de verlader, centraal
staat. In de uitvoering van het beleid moet
daarom rekening worden gehouden met
een paar belangrijke trends die de mobiliteit
van de gebruiker beïnvloeden. Denk aan
duurzaamheid, verstedelijking, verande-
rende mobiliteitsbehoefte en ontwikkelin-
gen in de informatietechnologie.
De vraag is alleen hoe? Hoe kan het ministe-
rie van IenM de bereikbaarheid in onze
complexe, veranderende samenleving facili-
teren, met als uitgangspunt de reiziger en
vervoerder c.q. verlader? Moeten we mis-
schien denken aan een nieuwe Rijksagenda
Bereikbaarheid met daarin handelings
perspectieven voor de overheid? Nee. Vol-
gens Lidewijde Ongering, directeur-generaal
Bereikbaarheid van het ministerie van IenM,
moeten we de antwoorden niet langer
alleen in Den Haag zoeken, maar midden
in de samenleving.
Effectieve voorbeelden
Wat betekent het thema de kracht van de samen
leving voor DG Bereikbaarheid?
Ongering: ‘Veel. Ons departement moet
beter gebruikmaken van de wijsheid die er
in de samenleving is. Dat betekent dat we
meer met een open vizier en een luisterend
oor het gesprek moeten aangaan met regio-
nale en lokale overheden, maar vooral ook
met het bedrijfsleven, met instellingen en
maatschappelijke organisaties. Alleen
samen kunnen we de complexe bereikbaar-
heidsproblemen oplossen.’
| Rijkswaterstaat38
41. HetNieuweBurgerschap
Ongering noemt een voorbeeld van maat-
schappelijke innovatie, afkomstig van het
academisch ziekenhuis in Rotterdam. Daar
speelde de kwestie bereikbare zorg versus
zorgelijke bereikbaarheid. Met andere
woorden: hoe zorgen we ervoor dat het
ziekenhuis altijd goed bereikbaar is? Daarop
is een antwoord gevonden. Medewerkers
die niet met de auto naar het werk komen,
krijgen een beloning. Fietsen, lopen, reizen
met het OV: het levert allemaal geld op.
Pak je toch de auto, dan gaat het budget
omlaag. Dit bonus-malussysteem blijkt
uiterst effectief. De parkeerdruk rond het
ziekenhuis is aanzienlijk minder, en dat
komt de bereikbaarheid ten goede.
Een ander voorbeeld komt uit Twente. Ook
daar staken bedrijven en kennisinstellingen
de koppen bij elkaar om de bereikbaarheid in
de regio te verbeteren. Ze sloten een conve-
nant, Samen Slim Werken. Op basis daarvan
paste de universiteit bijvoorbeeld lestijden
aan, zodat docenten en studenten voortaan
buiten de spits kunnen reizen. Dat scheelt.
Van dit soort ideeën moeten we het in de
toekomst gaan hebben, volgens Ongering.
De oplossingen moeten uit de regio komen
Hoe komt de kracht van de samenleving tot uitdruk-
king in de uitvoering van het mobiliteitsbeleid?
Ongering: ‘De tijd dat ons ministerie met
een geldbuidel kon zwaaien om verkeers-
problemen op te lossen, is voorbij. We gaan
minder traditioneel investeren. De komen-
de tien jaar zullen er nog enkele aanleg
projecten worden uitgevoerd, maar daarna
houdt het echt op. Voor grootschalige inves-
teringen is geen geld meer. En de vraag is
ook of grootschalige investeringen de com-
plexe problemen in het stedelijk gebied wel
kunnen oplossen. Daarom werken we sinds
twee jaar samen met regionale overheden
en bedrijven aan het programma Beter
Benutten. RWS heeft hier ook een belang-
rijke rol in. Daarbij zoeken we de oplossin-
gen voor bereikbaarheidsproblemen niet
meer primair in nieuwe investeringen.’
De vijf i’s
Waar moeten we dan wel aan denken? Kort
gezegd komt het erop neer dat de drie i’s uit
de SVIR – innoveren, in stand houden,
investeren – zijn uitgebreid met twee extra
i’s: die van informeren en inrichten. Maar
dat is nog steeds beleidstaal. Ongering
vertaalt het als volgt naar de praktijk:
‘We willen maximaal gebruikmaken van
de ideeënrijkheid van de organisaties en
instanties in de regio. Het kan dus gaan om
heel andere soorten oplossingen dan het
aanleggen van nieuwe stroken asfalt. Daar-
om moeten we denken aan andersoortige
afspraken tussen het ministerie en bedrijven
en instellingen. Dat kan bijvoorbeeld gaan
over andere werktijden of openingstijden.
Of over andere afwegingen die een rol
spelen bij keuzes in het woon-werkverkeer,
zoals beloningssystemen. En ook om andere
keuze in de ruimtelijke ordening: waar
komen de extra woningen die in stedelijke
gebieden nog nodig zijn? Dat is bepalend
voor de mobiliteitsstromen.’
‘Daarvoor is nodig dat we met de partners in
de regio in gesprek gaan, en dat we dat
De Lichtkogel | 39
42. gesprek dus goed weten te organiseren. Dat
is de nieuwe uitdaging, ook voor RWS.’
Ogen en oren van het ministerie
Wat betekent dit voor RWS?
‘Behalve door te werken aan infrastructuur
kunnen we de bereikbaarheid proberen te
verbeteren met innovatie of door middel
van vraagbeïnvloeding en dus beïnvloeding
van het reizigersgedrag. Dat vraagt om een
andere manier van denken. De traditionele
denkwijze ging uit van de aanbodkant: er is
een knelpunt, want we hebben te weinig
asfalt. Dat ligt nu anders. De vraagkant – het
probleem – staat centraal: waar en wanneer
precies is de vraag om mobiliteit te grootst?’
‘RWS speelt een cruciale rol in het verzame-
len van dat type informatie. Dat bleek wel
tijdens een bezoek aan de verkeerscentrale
in Rhoon. Er is direct contact nodig met de
gebruiker, om het woon-werkverkeer echt
beter in de vingers te krijgen. Dat begrijpen
ook de collega’s van RWS, die de mobiliteits-
vraag daar op wijkniveau in kaart brengen.
RWS’ers zijn dus als het ware de ogen en
oren van het ministerie.’
Hoe merken we dat de samenleving een rol speelt in
het verbeteren van de bereikbaarheid?
Ongering: ‘De overheid stelt nieuwe priori-
teiten en laat meer los. Daardoor ontstaat
ruimte voor initiatieven in de samenleving.
Om de concurrentiekracht van Nederland
te vergroten, zet het rijk vooral in op de
bereikbaarheid van de belangrijkste econo-
mische regio’s. Dat betekent dat we investe-
ren in hoogwaardige internationale
verbindingen, en in een goede bereikbaar-
heid van onze belangrijkste economische
regio’s: de Noord- en Zuidvleugel van de
Randstad, met onder andere de mainports
Rotterdam en Schiphol, en de Brainport.’
‘Door op nationaal niveau te prioriteren,
ontstaat meer ruimte voor andere initiatie-
ven. Die diversiteit biedt bij uitstek kansen
voor andere partijen, zoals bedrijven en
semipublieke instellingen, om meer te
participeren in mobiliteitsvraagstukken.
En dat willen we als overheid ook graag.’
Heeft de beoogde andere rolverdeling tussen rijk
en regio ook consequenties voor bijvoorbeeld
de verdeling van de verantwoordelijkheden rond
bereikbaarheid?
Ongering: ‘Behalve financiële – we hebben
domweg minder geld om te investeren –
heeft deze nieuwe aanpak geen juridische of
andere consequenties voor de verdeling van
verantwoordelijkheden tussen rijk en regio.
We vullen onze rijksrol gewoon op een
andere manier in. Kort door de bocht: we
willen niet meer de partij zijn waaraan
alleen maar wordt gevraagd om investerin-
gen te doen. We willen samen met anderen
naar oplossingen zoeken. En daarbij niet
weglopen voor onze verantwoordelijkheid,
maar tegelijkertijd ook anderen op hun
verantwoordelijkheid aanspreken.’
Samenvattend: uit het verhaal van Lidewijde
Ongering blijkt dat de oude gang van zaken
– beleid wordt in Den Haag gemaakt en in
de regio uitgevoerd – op z’n retour is. In
plaats van te investeren in grootschalige
| Rijkswaterstaat40
43. HetNieuweBurgerschap
infrastructuurprojecten organiseert de
rijksoverheid tegenwoordig steeds meer een
goed gesprek met regionale overheden en
maatschappelijke organisaties op locatie.
Het gezamenlijke probleem staat daarbij
centraal, en de oplossingen mogen regio-
nale overheden, bedrijven, instellingen en
maatschappelijke organisaties gezamenlijk
bedenken. Zij kennen de situatie immers
het beste. Het rijk faciliteert het proces,
brengt partijen bij elkaar, en zorgt voor
kruisbestuiving met innovatieve kennis
van elders.
Nieuwe taak voor RWS: vervoersmodaliteiten
verbinden
Wat gaat er daardoor concreet veranderen in
het werk van RWS?
‘Omdat de weg overbelast is, proberen we
nadrukkelijk ook gebruik te maken van
andere vervoersmodaliteiten, zoals vervoer
over het spoor of over het water. Het gaat
om het verbinden van verschillende ver-
voersmodaliteiten, zodat die elkaar optimaal
kunnen versterken. Die vraag – het beter
laten aansluiten van vervoersvormen –
is nieuw voor RWS.’
‘Dit heeft bijvoorbeeld ook invloed op de
informatievoorziening door RWS. Het zor-
gen voor real time reisinformatie is nu al
een belangrijke trend. Dat gaat nu nog om
informatie over de weg, bijvoorbeeld over
files, maar straks ook over aansluiting op
het OV of over de verbinding tussen de
rijksweg en de binnenstad. Denk bijvoor-
beeld aan de beschikbaarheid van parkeer-
plaatsen. Die multidisciplinaire kijk op
bereikbaarheid is echt een nieuwe tak van
sport voor RWS.’
Waarover moet de discussie binnen RWS gaan?
‘Hoe kunnen we bereikbaarheid in een
ander en breder perspectief gaan bezien?
Hoe organiseren we het gesprek met de
nieuwe mobiliteitspartners in de regio?
Met andere woorden: wat kunnen we anders
doen in ons regionale netwerk, zodat we het
SVIR optimaal helpen te implementeren?’
De Lichtkogel | 41
44. April 2013
LEF-sessie: Hans Boutellier,
directeur Verwey-Jonker Instituut
Het Nieuwe
Burgerschap: welke
paradigmashift is bij
de overheid nodig?
Burgers proberen meer grip te krijgen op
problemen in de samenleving en op hun
eigen leefsituatie. Ze vormen netwerken
en ontplooien initiatieven, waarbij ze
soms de overheid vragen mee te doen.
Welke paradigmashift bij de overheid
is nodig?
Om hierop een antwoord te vinden, organi-
seerde het programma Strategische Verken-
ningen van Rijkswaterstaat samen met de
gemeente Den Haag een discussiemiddag.
Plaats: LEF Future Center in Utrecht, dag:
26 april 2013. Deelnemers van verschillende
overheden bogen zich samen over dit vraag-
stuk. Drie cases boden inspiratie voor de
discussie: A Living Wall, Gemeente Schoon
en de Overdiepse Polder.
Case A Living Wall
Bewoners van de Utrechtse wijk Lunetten
hoorden eind 2008 dat de snelweg langs
hun wijk, de A12/A27, zou worden verbreed.
Dat was voor hen aanleiding om in bewe-
ging te komen en een positieve bijdrage te
leveren aan hun leefomgeving. Zo ontstond
het concept van A Living Wall.Het is een
combinatie van ideeën, waaronder een
2 kilometer lange multifunctionele geluids-
muur, die duurzaam bijdraagt aan schonere
lucht en minder geluidsoverlast, maar ook
aan het energieneutraal maken van de wijk.
Doordat het gebouw bovendien plaats heeft
voor bijvoorbeeld een afvalscheidingsstation,
een school, stadslandbouw, een energiecen-
trale, sportclubs en opslag, kan het zelf geld
genereren. De bewoners werken aan econo-
misch haalbare plannen, zodat ook de
gemeente Utrecht zal willen aanhaken.
Case Gemeente Schoon
Een inwoonster van de gemeente Teylingen
vroeg in 2010 steun van de gemeente bij
haar acties om de woonomgeving vrij te
houden van zwerfvuil. Zij wilde hier graag
meer mensen bij betrekken. De gemeente
gaf met hulp van het programma Gemeente
Schoon het initiatief bekendheid en stelde
samen met de initiatiefneemster een plan
op. Daarop meldden zich meerdere inwo-
ners die wel wijkambassadeur wilden wor-
den. De aanpak met vaste contactpersonen
in de wijk die hun medeburgers aanspreken
op het zwerfvuil, heeft veel succes. De
gemeente overlegt nu met de wijkambassa-
deurs over nieuwe activiteiten voor een
schone leefomgeving.
| Rijkswaterstaat42
45. HetNieuweBurgerschap
Case Overdiepse Polder
Toen de bewoners van de Overdiepse Polder,
langs de Bergsche Maas, hoorden dat hun
polder één van de beoogde overloopgebie-
den was in het kader van Ruimte voor de
Rivier, kozen ze ervoor om vanaf het begin
mee te denken en hun stempel te drukken
op de plannen. Negen van de zeventien
veehouders lieten zich uitkopen, de andere
acht wilden blijven, mits zij op terpen langs
de nieuw te bouwen dijk zouden kunnen
wonen. Toen in 2006 de PKB Ruimte voor
de Rivier werd vastgesteld, lag er voor de
Overdiepse Polder een plan dat door alle
bewoners werd gedragen.
Wat opvalt – en dat is misschien wel de
belangrijkste succesfactor bij dit soort
initiatieven – is dat zowel de burgers als de
ambtenaren kunnen worden gekarakteriseerd
als zogenaamde best persons. Dat zijn infor-
mele leiders die durf hebben, ondernemend
zijn en eigenzinnig omgaan met regels.
De improvisatiemaatschappij
Volgens Hans Boutellier, gastspreker op de
LEF-sessie, is het Nieuwe Burgerschap ken-
merkend voor deze tijd. Boutellier is direc-
teur van het Verwey-Jonker Instituut voor
onderzoek naar maatschappelijke vraag-
stukken en bijzonder hoogleraar Veiligheid
en Burgerschap aan de VU. Hij schreef het
boek De improvisatiemaatschappij.
Boutellier: ‘In de periode van de verzuiling
waren er nog collectieve identiteiten. Het
ging niet om het individu. In de jaren
zestig en zeventig zijn die collectieve iden-
titeiten verdwenen, en ik betreur dat niet.
Nu is het omgekeerd: je hebt meerdere
identiteiten. Het gevolg is dat vooral jon-
geren zich afvragen wie ze eigenlijk zijn. In
de improvisatiemaatschappij rommelen
we maar wat aan, maar anderzijds: geslaag-
de improvisatie is de hoogste vorm van
menselijke organisatie. Daarin ligt nu
precies de nieuwe opgave.’
Hoe is die transformatie naar de improvisatie
maatschappij ontstaan?
Boutellier: ‘Drie tendensen zijn hierin
belangrijk: internationalisering, individua-
lisering en informatisering (de drie ‘i’s).
Denk bij internationalisering aan migratie,
economische globalisering, toerisme, en
de EU. Wat betreft individualisering: in
de westerse landen is het individu voorop
komen staan (‘eigen emotie eerst’), pas dan
komt de vraag hoe ik mij verhoud tot mijn
omgeving. En ten slotte informatisering: op
www is alles te vinden, permanent beschik-
baar en permanent te delen. Deze drie
verschijnselen bij elkaar opgeteld leiden tot
de grote transformatie naar complexiteit
zonder richting. Veel mensen (ook bestuur-
ders en zelfs de rechterlijke macht) ervaren
chaos, of onbehagen en onvrede (popu-
lisme). Als reactie daarop willen we regelen,
ordenen, standaardiseren en stellen we
protocollen op.’
‘Maar laten we reëel zijn, van echte grote
chaos is geen sprake. Vanuit complexiteit
kun je toch ordenen. Daarvoor gebruik ik de
metafoor van improvisatiemuziek, waar de
musici op elkaar reageren op basis van een
De Lichtkogel | 43
46. beperkt aantal afspraken. De leider geeft
alleen lichtjes de richting aan.’
Welke aanbevelingen kunnen we hieruit halen voor
de overheid?
Boutellier noemt er drie:
• Stuur het proces niet door te regisseren,
maar door de dynamiek die al gaande is te
kanaliseren en wees daarbij helder over
de uitgangspunten. In sommige domeinen
moet de overheid het initiatief nemen.
Maar we hebben geen behoefte aan een
overheid die zegt: zo doen we het. Wél
aan een overheid die zegt: gegeven deze
dynamiek proberen we zoveel mogelijk
deze weg te bewandelen.
• Faciliteer wat goed is en begrens wat je
(vanuit het algemeen belang) niet goed
vindt.
• Denk in termen van thema’s en principes
in plaats van in kaders.
‘De verticale functie van de overheid is nog
wel nodig, naast de horizontale. Zelf spreek
ik liever over de driedimensionale functie.
Maar het proces dat gaande is van de terug-
trekkende overheid zet zich absoluut door.’
Hoe lang de transformatie duurt, weet
Boutellier niet. ‘Organisatie en ordening
komen ook van onderop – zelforganisatie
bestaat, dat is wel een geruststelling.’
Een grote categorie burgers is zelfredzaam en mon-
dig genoeg om zich in een netwerk/improvisatie-
maatschappij te redden. Maar sommige groepen zijn
daartoe niet in staat. Hoe voorkom je tweedeling in
de samenleving?
Dat is een politieke opgave, vindt Boutellier.
‘De openheid en gedeeldheid van het proces
is een publiek belang. De inclusieve samen-
leving is een politiek programma. Houd iets
van een sociale structuur vast en laat dit
daar bovenop komen.’
Relatie leggen
Boutellier vat het antwoord op de vraag naar
de benodigde paradigmashift ten slotte als
volgt samen: ‘De grote opgave voor
overheidsorganisaties is om een relatie te
leggen met de mensen waar het om gaat.’
Hij wijst daarbij op het belang van een
andere mentaliteit. Vanuit overheidsorgani-
saties is een houding nodig van ‘aandacht’,
‘luisteren’, ‘kansen zien’ en de ‘dialoog
aangaan’.
| Rijkswaterstaat44
49. Het dak van het Groothandelsgebouw in Rotterdam is
bedekt met sedum, een soort vetplant. De gemeente
stimuleert het aanleggen van groene daken. Hiertegenover
ligt het nieuwe Centraal Station. Voor de spooroverkapping
is glas gebruikt dat zowel lichtdoorlatend als zonwerend is.
De overkapping is bovendien voorzien van zonnecellen.
thema
Verschuivende
klimaatzones
50. Samenvatting thema
Kan RWS de verschuivende klimaatzones bijhouden?
Dat het klimaat aan het veranderen is, daaraan twijfelt (vrijwel) niemand
meer. Zeespiegelstijging, grotere rivierafvoeren, meer droogteperiodes:
het zijn bekende begrippen. Over het aspect ‘verschuiven van klimaat
zones’ hoor je veel minder. Modellen voorspellen een verschuiving in
noordelijke richting met enkele honderden kilometers in deze eeuw.
Dat roept veel vragen op. Wat betekenen deze verschuivende klimaat
zones voor onze leefomgeving en onze infrastructuur?
De Lichtkogel verkent dit onderwerp in een reeks artikelen, op zoek naar
nieuwe inzichten en het belang daarvan voor het werk van Rijkswaterstaat.
Aan het woord komen: Wilco Hazeleger, klimaatwetenschapper bij het
KNMI, Claire Vos, natuurdeskundige bij Alterra, Ana Maria de Roda Husman,
microbioloog bij het RIVM, Nanneke van der Heijden, cursusleider bij open
source ‘Universiteit Amersfoort’, Paula Verhoeven, directeur Duurzaam van
gemeente Rotterdam, en Paul Fortuin, klimaatwetenschapper en adviseur
bij Rijkswaterstaat.
Verder kijken dan alleen naar waterveiligheid
Smeltend asfalt, zompige dijken en stinkend water… Wat betekent de ver-
schuiving van klimaatzones voor de inrichting van Nederland, en wat staat
Rijkswaterstaat dus te doen? Volgens Wilco Hazeleger moeten de toekomst-
scenario’s van RWS verder gaan dan waterveiligheid alleen. ‘RWS moet op
zoek naar nieuwe kwetsbaarheden (leefbaarheid, gezondheid, verkeer,
mobiliteit) om daarop een visie te ontwikkelen. Het gaat immers om de
vraag hoe we Nederland prettig leefbaar en gezond kunnen houden. Veel
aspecten hangen onderling samen, en kunnen het beste in hun complexi-
teit worden bezien. Klimaatverandering geldt daarbij als randvoorwaarde.’
(Zie artikel Welkom in subtropisch Nederland).
Wie verantwoordelijk is voor de natuur – ook Rijkswaterstaat als beheerder
van grote Natura 2000-gebieden – vraagt zich af hoe we die op tijd klimaat-
bestendig kunnen maken. Het is belangrijk voor planten en dieren dat zij de
voor hen geschikte klimaatzone kunnen blijven volgen. Dat vraagt om grote
heterogene gebieden met geleidelijke overgangen en onderlinge verbindin-
| Rijkswaterstaat48
51. gen. Volgens Claire Vos moet RWS daarom méér het achterland betrekken
bij Deltaprojecten, zodat verbindingen met natuur achter de dijk ontstaan.
‘Het Deltaprogramma en Ruimte voor de Rivier bieden volop kansen om de
natuur klimaatbestendig te maken. En door het praktische rivierbeheer af te
stemmen met de Belgen en de Duitsers kunnen de rivieren een internatio-
nale moerascorridor vormen, waarlangs soorten met het klimaat mee kun-
nen migreren.’ (Zie artikel Natuur moet kunnen meebewegen met klimaatzones).
De factor mens
Het veranderende klimaat brengt onbekende risico’s met zich mee voor
onze volksgezondheid. Hoe zullen infectieziekten straks veranderen, en
hoe moeten we ons daarop voorbereiden? Ana Maria de Roda Husman zegt
dat het onderwerp volksgezondheid in de onderzoeksprogramma’s voor
klimaat nog onderbelicht is. ‘Het zou goed zijn om het onderwerp volks
gezondheid mee te nemen in alle projecten die te maken hebben met de
leefomgeving. Nu worden die plannen voorbereid door teams met daarin
ingenieurs, hydrologen, geologen en beleidsmedewerkers. Waarom niet
ook microbiologen aan tafel vragen? Anders neem je maatregelen op basis
van onvolledige informatie, namelijk zonder de gezondheidsrisico’s erbij te
betrekken.’ (Zie artikel Effect ander klimaat op gezondheid lokaal bepaald).
Het milde gematigde klimaat heeft ons tot een ijverig en productief volkje
gemaakt. Maar ons gedrag kan zo maar veranderen als het klimaat veran-
dert, stelt Nanneke van der Heijden. ‘Als het klimaat verandert, ga je andere
dingen doen. Het klimaat heeft invloed op hoe je woont, werkt, eet, reist.
Kortom: klimaat is bepalend voor onze leefstijl. Interessant is natuurlijk de
vraag welke keuzes mensen maken als het weer verandert. Het uitgangspunt
dat mensen voorspelbare rationele keuzes maken, is achterhaald. Daarom
zie ik voor RWS wel parallellen tussen mobiliteitsvraagstukken en vraag-
stukken rond gedrag en klimaat. Waarom niet opnieuw de gebruikers erbij
betrekken en hen bevragen over hun mogelijke gedrag als het klimaat ver-
andert?’ (Zie artikel Homo Economicus in zwaar weer).
Adaptatiestrategieën
Klimaatverandering? Niet wachten, niet kletsen, maar doen. Paula Verhoeven
vertelt over de nieuwe gemeentelijke adaptatiestrategie van Rotterdam en
wat die kan betekenen voor Rijkswaterstaat. ‘RWS heeft belangrijke taken
als het gaat om het borgen van (water)veiligheid en het zorgen voor de
De Lichtkogel | 49
Verschuivendeklimaatzones
52. bereikbaarheid van Rotterdam. We hebben onze adaptatiestrategie en
aanpak met RWS gedeeld en gevraagd of onze denkwijze zou kunnen passen
in de strategie en de doelen van RWS. Dat uitwisselen zouden we veel meer
en intensiever moeten doen. We moeten elkaars doelen en opdrachten
snappen, zodat we de raakvlakken beter kunnen opsporen en verzilveren.’
(Zie artikel Rotterdamse adaptatiestrategie ook goed voor RWS).
Om te voorkomen dat hevige regenbuien het verkeer in de toekomst steeds
vaker lamleggen, werkt Rijkswaterstaat gestaag aan het klimaatbestendig
maken van het hoofdwegennet. Daarover vertelt Paul Fortuin. De hamvraag:
is de droge infrastructuur klaar voor de komende klimaatveranderingen?
‘Laten we zeggen dat we werkenderwijs steeds beter gesteld staan om de
adaptatiemaatregelen te adresseren. De kosten om onze infrastructuur
klimaatbestendig te maken zijn peanuts vergeleken met de schade die we
kunnen oplopen als we geen voorzorgsmaatregelen nemen. Daardoor is
het haalbaar om van het worst case scenario uit te gaan. De ontwerpnormen
voor droge infrastructuur kunnen we daarmee 30 procent strenger c.q.
veiliger maken dan nu het geval is.’ (Zie artikel ‘Op naar minder Blue Spots op
het hoofdwegennet’).
| Rijkswaterstaat50
53. September 2013
Wilco Hazeleger, klimaatwetenschapper
KNMI
Welkom in
subtropisch
Nederland
Smeltend asfalt, zompige dijken en stin
kend water? Wat betekent de verschuiving
van klimaatzones voor de inrichting van
Nederland, en wat staat Rijkswaterstaat
dus te doen? Aan het woord is Wilco
Hazeleger, klimaatwetenschapper bij
het KNMI.
Hazeleger: ‘Over pakweg dertig jaar meten
we in Nederland Zuid-Europese temperatu-
ren, maar door de westenwind van zee zal
het in Utrecht toch anders aanvoelen dan
nu in Lyon.’ Kijk, daar kunnen we ons iets
bij voorstellen. En dat is nodig, tenminste
als we ons alvast willen buigen over de
betekenis van het komende subtropische
klimaat voor onze veiligheid, leefomgeving
en gezondheid. Naast aanlokkelijke beelden
– wuivende palmen, fonkelende fonteinen
in de stad – zullen er immers ook nieuwe
risico’s ontstaan.
Wordt straks de hittestress, door hoge tem-
peraturen en luchtvochtigheid in de stad,
niet te veel voor ouderen? Zorgen blauwal-
gen voor meer gezondheidsrisico’s? En wat
gaat het subtropische klimaat betekenen
voor het verkeer: krijgen we naast meer
hoosbuien ook bijvoorbeeld meer mist? Dat
soort kwesties vraagt om een andere kijk op
de klimaatwetenschap. Tot nu toe vertalen
klimaatdeskundigen data afkomstig van
weerstations, satellietobservaties en com-
putersimulaties naar situaties over honderd
jaar, en daarbij houden ze noodgedwongen
een flinke slag om de arm. Uitspraken van
deze meteorologen zijn daardoor doorgaans
tamelijk abstract en niet direct toepasbaar
in andere vakgebieden.
Toch willen beleidsmakers graag meer duide-
lijkheid: wat staat ons concreet te doen, hoe
bereiden we Nederland voor op de klimaat-
verandering? Met andere woorden: het gat
tussen klimaatvoorspellingen voor de lange
termijn en de betekenis ervan voor concrete
situaties over dertig jaar, moet kleiner
worden. Het KNMI levert daarbij de laatste
stand van zaken vanuit de wetenschap.
Stand van de klimaatwetenschap
Wat weten we anno 2013 eigenlijk over de klimaat-
verandering?
Hazeleger: ‘De temperatuur op aarde neemt
toe, vooral door menselijke activiteiten. Dat
weten we omdat we de natuurlijke oorzaken
van klimaatverandering: chaos en grilligheid,
de invloed van de oceaan, verandering in
zonneactiviteit en van vulkanen, kunnen
wegfilteren uit de grafieken. Daardoor
De Lichtkogel | 51
Verschuivendeklimaatzones
54. blijven de effecten van menselijk handelen
over: emissies van broeikasgassen en uit-
gangsstoffen voor fijnstof, en het verande-
rende landgebruik c.q. de ontbossing. De
temperatuurtoename blijkt daarbij voor
meer dan de helft afkomstig van menselijk
handelen.’
Hij legt uit wat dit gaat betekenen: ‘Een
verandering in broeikasgassen in de atmos-
feer, zoals waterdamp, kooldioxide,
methaan, lachgas en ozon, heeft effect op
de stralingsbalans: het verschil tussen
instraling van de zon en de uitstraling van-
uit de atmosfeer. Zonder broeikasgassen
zou het 33 graden kouder zijn. Door de
toename van broeikasgassen is de mondiaal
gemiddelde temperatuur de afgelopen eeuw
0,8 graden gestegen, en in Nederland stijgt
de temperatuur nog iets sneller, namelijk
1,5 graad. Dat komt enerzijds door onze
noordelijke ligging op het land en door
Arctische versterking (het verdwijnen van
zee-ijs), maar mogelijk ook doordat de lucht
iets schoner is geworden en er minder
fijnstof is. Fijnstof zorgt voor filtering van
de zon en heeft een verkoelend effect.’
‘Voor Nederland betekent dit concreet dat in
2050 de koudste winterdag 1 tot 2,9 graden
warmer wordt, en dat tijdens de warmste
zomerdag de temperatuur met 1 tot 3,8
graden stijgt. Verder volgen er in 2050 lange
periodes van neerslag in de winter, met 4 tot
12 procent toename van de neerslagsom
over tien dagen. In de zomer worden de
buien extremer, 5 tot 27 procent toename
van de neerslagsom over één dag. Er zijn
geen aanwijzingen voor veranderingen in
windextremen. De zeespiegel stijgt 15 tot
35 centimeter.’
Maar Hazeleger voegt daar meteen een
nuchtere observatie aan toe: ‘Zonder het te
weten, hebben we ons al aangepast aan de
grilligheid van het klimaat. In vijftig jaar tijd
is het aan de Nederlandse kust 30 procent
natter geworden, en we hebben het niet
eens gemerkt! In de afgelopen eeuw is de
zeespiegel 20 centimeter gestegen, en we
weten er blijkbaar mee te leven. Dat bete-
kent dus dat we ons goed kunnen aanpas-
sen. Maar let wel, in de volgende eeuw gaan
de veranderingen twee tot vier keer sneller
dan tot nu toe. En zelfs als de mensheid er
in slaagt om de CO2-uitstoot te verminderen,
blijft de opwarming nog jaren doorgaan.
Daarmee wordt duidelijk dat er wel iets
moet gebeuren.’
Vertaling naar inrichtingsvraagstukken
Tot zo ver de wetenschap. Als we willen
weten wat het veranderende klimaat bete-
kent voor de inrichting van Nederland, lijkt
er nog wel een vertaalslag nodig. Funda-
mentele kennis over klimaatverandering
vertalen naar praktische weerberichten over
dertig jaar. De toegepaste wetenschap vraagt
er om, want Nederland moet opnieuw
worden ingericht. Maar kan het ook?
Hazeleger: ‘Dat is nu juist de uitdaging.
Klimaatveranderingen an sich is al een
complex vraagstuk, en daarbij komt dat de
impact ervan ook nog eens samenhangt met
allerlei socio-economische en demografi-
sche ontwikkelingen. Nederland is divers. In
| Rijkswaterstaat52