4. Comparatief
GEBRUIK : zoals het adjectief!
1. Achter het substantief: geen extra –e
b.v. Deze koffie is kouder dan die van jou.
2. Voor het substantief: meestal extra –e
b.v. Betere koffie
Oudere mensen
Het nieuwere huis
3. Voor het substantief: onbepaald het-woord enkelvoud:
geen extra –e
b.v. Warmer water
4. Meer/minder: geen extra –e
b.v. Meer mensen
Minder koffie
5. Vraagjes
Hoe zegt Jennifer dat zij vindt dat ze nu wel wat geluk heeft
verdiend?
Ik heb het verdiend, mag ik wel zeggen.
Hoe zegt Jennifer dat zij het goed vindt Fred en zij uit elkaar
zijn?
Dat is veel gezonder, zou ik denken.
Hoe zegt Jennifer dat zij vindt dat Bert het uitstekend maakt?
Hij maakt het uitstekend, zou ik zeggen.
Wat kun je zeggen tegen iemand die je lang niet hebt gezien?
Dat is lang geleden!
Hoe zegt Marian dat Jennifer en zij minder contact hebben
gehad?
6. Interview met je buur
1. Is het in jouw land kouder of warmer dan in
België?
2. Is de koffie in jouw land sterker of slapper
dan in België?
3. Zijn de porties op restaurant in jouw land
groter of kleiner dan in België?
4. Zijn de dokters in jouw land goedkoper of
duurder dan in België?
5. Ben jij kleiner of groter dan de docent?
6. Ben jij jonger of ouder dan ik?
7. Je eigen woorden corrigeren
Ik wil geen koffie. Of beter, ik wil geen
slappe koffie.
Ik wil niet poetsen. Of liever, ik wil
vandaag niet poetsen.
Dat kan ik niet! Of nee, dat wil ik niet.
8. Iemand beschuldigen
Je hebt gelogen, hè!
Je hebt niet gestudeerd, hè!
Dat is jouw schuld!
Het is jouw schuld als/dat je examen
niet goed is.