1. De relevantie van een (klein)
museum voor de samenleving
lezing ter gelegenheid van het tienjarig
bestaan van het Museum voor vlakglas en
emaillekunst in Ravenstein op 14 mei 2015
Toen ik heel jong was, zat ik me in de kerk
vaak een beetje te vervelen. Wat de pastoor
allemaal zei, snapte ik nog niet. Dan keek ik
bijvoorbeeld naar de kaarsen, naar andere
mensen of naar de ruimte achter het altaar
waar prachtige gebrandschilderde ramen
waren geplaatst. Ik wist toen natuurlijk niet dat
dit zo heette, maar ernaar kijken had die
kennis niet nodig.
De enigszins bouwvallige kerk werd gesloopt
om plaats te maken voor een nieuwe,
eigentijdse en kubusvormige kerk. Zorgvuldig
werden daarbij de ramen weggehaald en in
de nieuwe kerk teruggeplaatst. Ze waren
gemaakt door Joep Nicolas en, begreep ik
later pas, van uitzonderlijke kwaliteit,
artisticiteit en esthetiek. Maar wat er nu
precies te zien is in of door die ramen, weet ik
niet meer. Vreemd hoe de herinnering soms
alleen een beleving en geen details bewaart.
D a t h e e f t o v e r i g e n s n i k s m e t d e
zeggingskracht van die ramen te maken, want
van wat de pastoor zei, herinner ik me ook
niets.
Als ik nu de keuze had, zou ik best iets willen
hebben om die details terug te halen of
opnieuw mijn beleving te voeden. Misschien
een boekje of een app, iets wat me meer kan
vertellen over die ramen. OP basis van
beeldherkenning kan er al best veel. En
misschien kunnen er routes gemaakt worden
langs mooie ramen, of binnen in de ruimtes
waar zulke ramen te zien zijn.
Ook zou ik nu eindelijk wel eens willen weten
hoe dat glas-in-lood precies gemaakt wordt,
waar dat maken vandaan komt. Zelf wil ik
misschien ook wel eens zoiets maken. Of ik
daar helemaal voor naar Ravenstein zou
komen? Misschien, als daar verder ook nog
iets te doen en te zien is, als ik er lekker kan
eten en vooral: als ik dat allemaal weet.
De afgelopen jaren ben ik een aantal keren
door Ravenstein gekomen, op weg naar zeer
gezellige verjaardagen iets verderop. Telkens
dacht ik: wat ziet het er hier mooi uit, er is vast
veel erfgoed, het zal er vast gezellig zijn, de
volgende keer nemen we echt de tijd om even
rond te lopen en iets te eten en te drinken. Tot
mijn spijt moet ik bekennen dat ik dat nog
steeds niet gedaan heb.
Niettemin heb ik de dag voordat ik eindelijk
naar Ravenstein kwam een lang document
verstuurd naar mijn scriptiebegeleider, waarin
ook het museum in Ravenstein aan bod komt,
uw tienjarige museum in uw ruim 650 jaar
oude stad. Alsof ik er kind aan huis ben. Of
moet ik stad-je zeggen? Hoeveel mensen
wonen hier? Voor hoeveel mensen is dit
museum van betekenis, omdat het om de
hoek is? Voor hoeveel meer mensen zou dat
het geval kunnen zijn als die wat verder weg
wonen en wat moet het museum daarvoor
doen? Daar wil ik met u over nadenken. Het
zal voor een groot deel een theoretisch
verhaal worden. Theorieën die gebaseerd zijn
op onderzoek. De theorie is misschien wat
veel, maar de uitkomsten, dat verklap ik alvast,
geven wel hoop voor de cultuur, voor de stad,
en zelfs, het is haast niet te geloven, zelfs voor
kleine musea…
Het woord scriptiebegeleider impliceert
overigens dat ik een studie doe. Dat klopt.
Momenteel volg ik een master kunsteducatie
in Tilburg. Aanvankelijk gaf ik daar gastlessen,
totdat ik bedacht dat ik die master zelf wilde
! Theo Meereboer / Stichting E30 2015 1
2. volgen. Dus veranderde ik mijn rol en werd
van een docent een student, een lerende. Dat
part-time studeren bevalt uitstekend maar ik
hoop wel de studie over anderhalve maand
met een diploma te beëindigen.
Uit genoemd document, mijn 'meesterproef',
zal ik straks putten, wanneer ik bijvoorbeeld
ga vertellen over de waarde van musea voor
het vestigingsklimaat en lokale economie,
waar onderzoek naar is gedaan. Een ander
onderzoek gaat over de rol van kleine musea.
En ik wil u ook nog meenemen in de
beweging van makers en makereducatie. Als
we daar tijd en aandacht genoeg voor
hebben.
Dat betekent dat ik, zoals u al merkt, veel zal
voorlezen. Dat is niet mijn gewoonte. Meestel
vertel ik voor de vuist weg en laat ik op de
achtergrond inspirerende beelden zien. Maar
met onderzoek en theorie wordt het wat lastig
om het uit de losse pols te doen. Wel wil ik
straks graag uw mening weten over een paar
zaken en zal daar na het voorlezen ook om
vragen.
Het allermooiste zou zijn als we vanmiddag,
en laten we het maar plompverloren zeggen,
met z'n allen kunnen bedenken hoe we het
museum in Ravenstein kunnen laten
voortbestaan.
Is dat voortbestaan per se nodig? Mogen
musea niet ook gewoon verdwijnen als hun
tijd om is? Winkels en fabrieken sluiten soms
ook hun deuren, toch, zelfs gemeentehuizen
ontkomen hier niet aan? Land wordt soms zee
en zee soms polder en polder soms een
buitenwijk, of een bos. Moeten we
vasthouden aan wat er is? Of meebewegen op
de opportuniteit? Is er een tussenweg, of is er
iets heel anders? Ik denk van wel en daar wil ik
straks argumenten voor geven. Aan u om dan
te beslissen en er al dan niet een bijdrage aan
te leveren of anderen over te halen dat te
doen. Want wat je ook kunt zeggen over een
museum, vrijblijvend is het niet. Degenen die
dat het beste weten, zijn trouwens vrijwilligers.
Landelijk gezien zijn er een paar duizend
vrijwilligers die samen heel veel musea en
andere culturele instellingen overeind houden,
vorm en inhoud geven. Het is een complete
bedrijfstak. Toch valt er winst te behalen. Er is
immers geen vrijwilliger die niets te leren
heeft, er is geen vrijwilliger die zich niet verder
kan of wil bekwamen. Het zijn net
professionals…
Ik durf te beweren dat steeds professionelere
vrijwilligers, die blijven leren en zich weten aan
te passen aan veranderende tijden, eisen en
mogelijkheden, meer plezier uit hun
bezigheden halen en bovendien ook meer
jonge mensen zullen weten te inspireren. Maar
er is vrijwel geen jongere die je kunt overhalen
bij een erfgoedinstelling te werken waar het
elan uit verdwenen is, waar alles gericht is op
behoud en niet op de toekomst.
Erfgoed gaat over het nu en over de
toekomst, met het verleden als middel, niet
als doel. Erfgoed als geheel is een middel om
het samen over de samenleving te hebben;
wat we maken, wat we meemaken, hoe we
onze samenleving vorm, inhoud, betekenis en
richting willen geven. Vorm, inhoud, betekenis
en richting. Dat zijn nogal zwaarwichtige
zaken. Vandaar dat je daar gedreven en
getrainde vrijwilligers bij nodig hebt. En
vakkrachten, die theoretische scholing en
vakkennis binnenbrengen, maar dat komt later
ter sprake.
Er zijn weinig jongeren die niet willen
bijdragen aan het vormgeven, inhouden
betekenis en richting aan de samenleving.
Hoe dat werkt? Ik geef een voorbeeld van het
literaire museum in Rusland. Door niet slechts
schrijvers en jaartallen en feiten te vertellen,
maar in de thematiek van de schrijvers te
duiken en daarin de parels omhoog te halen
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 2
3. die een connectie kunnen maken met de
(be)leefwereld van jongeren, met de
thematiek die hen bezighoudt, richt het
museum niet de boodschap op die jongeren,
maar weet het die jongeren naar zich toe te
trekken, door het samen over een
gemeenschappelijke thematiek te hebben.
Luister naar de zaken die van belang zijn bij de
mensen voor wie je wilt bestaan, als museum.
Wat dat betreft zijn musea net mensen.
Voor het evenwicht maken we nu ook een
uitstapje naar de Verenigde Staten. Duizenden
museummensen uit de VS kwamen daar eind
april van dit jaar bijeen in Atlanta voor de
jaarlijkse bijeenkomst en museumexpo van de
American Alliance of Museums (AAM), een
heel grote museum-organisatie. Het thema
was dit jaar: "de sociale waarde van musea:
inspirerende verandering". We bevinden ons,
zei men daar, op een keerpunt in de
t e c h n o l o g i s c h e , s o c i a l e e n r a c i a l e
geschiedenis. Tijdens de bijeenkomst is de
notie van musea als 'change agents'
gekatapulteerd naar de voorhoede van het
culturele bewustzijn. Met andere woorden:
musea kunnen dienen als katalysator bij het
vooruitstrevend denken over de samenleving,
bij ethische kwesties, bij een samenleving die
zich van zichzelf en van eigen gedragingen
bewust is. Dan hebben we het over een
transitie.
In Nederland is Jan Rotmans een voorvechter
van zulk transitiedenken. Dat is hij overigens al
bijna 15 jaar. Dus met de vaart van die
transitie valt het nog mee. Toch ervaren we
dat vaak heel anders.
Met elke verandering komen er ook trends.
Als we over die voorhoede nadenken, wat zijn
dan de trends waar we mee te maken krijgen?
In het 'Trendswatch rapport 2015' van het
'Center for the Future of Museums', onderdeel
van de AAM, staan trends genoemd. Drie van
deze trends pik ik er uit. Het is maar helemaal
de vraag of uw museum daarop kan inspelen
en in welke mate. Maar een denkpoging kan
zeker geen kwaad.
“Museums need to think about what future
they are preserving for, and what effect
museums will have on the world,” werd tijdens
de bijeenkomst opgemerkt.
1. Mensen willen informatie, en ze willen het
nu, zij het op hun telefoons, om hun pols
of via hun bril.
2. Millennials, de generatie die nu van de
middelbare scholen of al van de
universiteiten afkomt en kinderen gaan
krijgen of hun eerste huis kopen, zijn
buitengewoon bezorgd over de sociale
gevolgen van hun aankopen en de
ethische normen van de bedrijven die de
producten die ze consumeren te maken.
3. Zo haastig als de technologie ons dwingt
om te versnellen, zo krachtig is er een
tegenbeweging van mensen die
knettergek worden van de snelheid van
het leven en anderen aansporen om te
vertragen, meer betekenisvolle ervaringen
te zoeken, verder te kijken dan alleen de
volgende minuut en rekening te houden
met de implicaties van hun acties
decennia (zo niet eeuwen) in de toekomst.
Ik geef een eerste, korte reactie op die trends
en hoe het museum daarop kan inspelen:
1. Er is veel informatie en die is ook bijna
overal beschikbaar. Het museum voor
Vlakglas en emaillekunst heeft een
website. Misschien kan die wat geschikter
worden gemaakt voor smartphones.
Misschien kan het museum een app
maken over vlakglas zodat iedereen
overal naar believen informatie kan
vinden over het daar aanwezige glas. Best
mogelijk, maar ik denk dat het museum
eerder een gids kan zijn in de
hoeveelheid informatie die er is, daaruit
de belangwekkende zaken opdiepen en
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 3
4. die informatie valideren, samen met alle
partners.
Of biedt het museum juist een plek waar
een informatie-luwte te vinden is? In ieder
geval is het slim om daar als museum over
na te denken; liefst samen met alle
stakeholders.
2. de maatschappelijke impact van
aankopen, en dus van productie, daar zit
wel iets in, als het museum zich
bijvoorbeeld nog iets meer op nijverheid,
ambacht en (lokaal) produceren zou
richten. Wat betekenen de producten die
in de loop der eeuwen gemaakt zijn, hoe
is de samenleving in die tijd veranderd?
Welke rol hebben de actuele kunst en de
emailles op die samenleving? Welke
'producten' zijn dit? Wat is hun status?
3. de vertraging en betekenisvolle
ervaringen bieden, ook daar geeft het
museum een toevoeging op wat er is. Een
betekenisvolle ervaring is steevast
gekoppeld aan wat de bezoeker zelf
meebrengt aan context, (levens)ervaring,
kennis, verwachtingen. Door samen met
bezoekers te reflecteren, of dat nu in een
workshop of tijdens een lezing of debat is,
kan zo'n zinvolle vertraging tot stand
gebracht worden.
Misschien zijn er andere trends die
belangrijker zijn? Is er een andere transitie in
de samenleving waarop het museum kan
inspelen?
U zou kunnen denken: "dat soort trends en
dat soort denken komt uit de Verenigde
Staten, daar gebeuren dat soort dingen, op
een heel andere schaal dan hier. Hier is dat
allemaal veel simpeler. We hebben een
overschot aan cultuur en we hebben eerder
teveel dan te weinig musea, bewaren we
eerder teveel kunst en erfgoed dan te
weinig." Zeer waarschijnlijk denkt u dat echter
helemaal niet.
In ieder geval ga ik u niet vragen of u vindt dat
we meer of minder musea moeten hebben.
Dan zou ik u namelijk met een kluitje het riet
in sturen. En dat gebeurt tegenwoordig veel
te vaak. Een argument ter vergelijking: heeft u
voldoende herinneringen, genoeg familie en
vrienden?
Aantallen geven niet de doorslag, ook
bezoekersaantallen niet. Moeten we het dan
misschien over opbrengst hebben, hoe
rendabel het museum en het erfgoed is?
Wedervraag: zijn uw familie en vrienden
rendabel genoeg? Dit is geen heilzame weg
als het aan mij ligt. We hebben het tenslotte
niet over wasknijpers of lichtopbrengst van
lantaarnpalen die met LED lampen zijn
uitgerust. We hebben het over cultuur, onze
cultuur, onze oriëntatie op de wereld en
onszelf, over wie we zijn en wat we maken,
wat we meemaken.
Ik ben geen rekenwonder, maar weet wel dat
als een museum gemiddeld 5 euro vraagt voor
de toegang en er komen per jaar 2000
betalende bezoekers, dan is dat geen vetpot.
Als er 10.000 komen, dat is al heel wat voor
een klein museum, is het nog steeds geen
vetpot. Want al die bezoekers moeten
ontvangen worden in een goed geoutilleerd
gebouw, met fraaie tentoonstellingen, die
goed gedocumenteerd en van informatie
voorzien zijn. Ook als iedereen alles vrijwillig
en voor niets doet en beschikbaar stelt, houdt
het museum niet veel over om te investeren.
Maar moeten we het nu over het rendement
van het museum hebben?
Nee.
En ja, als we rendement mogen vertalen in de
vaak gebruikte term 'toegevoegde waarde'.
Toegevoegde waarde is leuk. Dat betekent
dat u en ik nadenken over wat van waarde is,
voor wie we bezig zijn, wat die ander in te
brengen heeft, etc. Een heel sociaal proces
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 4
5. zodoende. Dat is waar erfgoed over gaat, dat
is waar uw museum over gaat. En alle erfgoed,
alle musea zijn middelen om het over de
maatschappij te hebben, over ons leven,
streven, sneven.
Zo, nu heb ik hopelijk wat gedachten bij u in
de week gelegd. Intussen ga ik door met het
onderzoek waarover ik het had.
"Gemeenten en provincies worden
uitgenodigd programma’s op te stellen die op
lokaal niveau scholen en instellingen
ondersteunen bij de versterking van de
kwaliteit van cultuureducatie, bijvoorbeeld het
werken met doorlopende leerlijnen. […] De
landelijke ondersteuningsstructuur voor
cultuureducatie zal kleiner en efficiënter
worden georganiseerd en beter worden
a a n g e s l o t e n o p d e l o k a l e
ondersteuningsstructuur."
In Cultuur in Beeld, een uitgave van het
ministerie van OCW dat een overzicht biedt
van cijfers en belangrijke ontwikkelingen, is te
lezen dat gemeenten en provincies zelf
programma's moeten opstellen die scholen en
instellingen op lokaal niveau ondersteunen.
Dat houdt in dat de landelijke overheid zich
verder terugtrekt op dit vlak en het aan de
lokale overheden overlaat, echter zonder
bijbehorend budget. Dan moeten gemeenten
opeens over doorlopende leerlijnen, cultuur
met kwaliteit, connected learning, brede
school, projectonderwijs, 21st century skills,
enzovoorts nadenken? Ik licht er een paar toe.
Bij connected learning zijn participatie en
sociale innovatie van belang. Door een hoge
mate van connectiviteit ontstaan, naast de
gebruikelijke relaties (leerkracht-leerling),
additionele onderlinge verbanden en
verbintenissen, zoals tussen wetenschappers
en geïnteresseerden, tussen leerlingen en
inspirerende (externe) docenten, mentoren en
(hun) collega's. Connectiviteit, sociale
netwerken, dwarsverbanden en combinaties
van leervormen, leeromgevingen en
didactieken zijn termen die hierbij passen.
Een soort netwerk-gebaseerd leren, dat
gedreven is (door eigen motivatie), peer-
ondersteund, gericht op samenwerking en
vooral ook productie-gericht: leren door te
doen en te maken, creëren, experimenteren
en ontwerpen, zoals in makerspaces. Dit
bevordert vaardigheden en uitgangspunten
voor levenslang leren en voor het leveren van
zinvolle bijdragen aan de huidige, snel
v e r a n d e r e n d e w e r k - e n s o c i a l e
omstandigheden.
Kijken naar de eigen behoeften en sterktes is
op zich verstandig en lukraak kopiëren van wat
andere steden doen zal niet werken omdat
elke setting en situatie om maatwerk vraagt.
Maar leren van succesformules van andere
gemeenten zou in ieder geval de aanwezige
musea kunnen helpen en voorkomen dat zij
ieder voor zich het wiel opnieuw dienen uit te
vinden en intussen in de verdrukking komen
door de politieke wens van een gemeente om
zich (met het museum) te profileren. Welke
voorbeelden zijn interessant? Ik denk
bijvoorbeeld aan Leerdam met het Nationaal
Glasmuseum, aan Schoonhoven met het
Zilvermuseum, het Zeeuws Museum in
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 5
6. Middelburg en aan Enkhuizen met het
Zuiderzeemuseum.
Durf te investeren in cultuur!
Niet de samenleving, niet de cultuur, maar het
beleid daarvoor is maakbaar. De afgelopen
jaren is echter te fors gesneden in budgetten
voor cultuur.
"Cultuur speelt een prominente rol in de
concurrentiepositie van een stad. Steden met
een groot en gevarieerd aanbod aan cultuur
zijn over het algemeen ook de populaire
woonsteden. Deze steden hebben de grootste
aantrekkingskracht op hoogopgeleide,
creatieve mensen. En aantrekkelijke
woonsteden doen het over het algemeen ook
economisch beter."
Op het bezuinigingsbeleid van gemeenten en
dan in het bijzonder op de bezuinigingen op
cultuur, heeft wetenschapper Gerard Marlet
forse kritiek. In 2009 publiceerde hij zijn
proefschrift ‘De aantrekkelijke stad’, waarin hij
betoogt:
"Cultuur is geen luxe en geen hobby van de
linkse elite. Ik heb aangetoond dat steden met
een goed cultureel aanbod hoogopgeleide
mensen aantrekken. Dat is goed voor de
lokale economie. Het biedt ook kansen voor
de lagere inkomensgroepen, want culturele
voorzieningen trekken dienstverlening aan,
zoals horeca, en dat bevordert de
werkgelegenheid."
Niet voor niets is in Ravenstein het museum
opgericht waar we het nu over hebben. Maar
dat was toen. We willen nu weten: heeft het
gewerkt of denken we er inmiddels heel
anders over?
Oss is dichtbij, toch? Wat heeft Ravenstein dat
Oss niet heeft? Wat kan Ravenstein voor de
omringende regio betekenen? Wat kan het
museum voor de scholen in de omgeving
betekenen? En wat kan de regio en haar
inwoners voor het museum betekenen?
Marlet, Ponds en van Woerkens schreven in
2012, we zijn dan dus 3 jaar verder ten
opzichte van het eerdere onderzoek van
Marlet: "Waar hoogopgeleide, creatieve
mensen wonen, neemt de werkgelegenheid
namelijk meer toe (werken volgt wonen).
"Werken volgt wonen. En wonen, volgt dat
dan cultuur?
Cultuur in Beeld 2014 schetst een aantal
maatschappelijke trends en ontwikkelingen en
beschrijft hoe burgers, culturele instellingen
en overheden zich daarin bewegen. In de
conclusie wordt o.a. het aangegeven dat de
gemeentelijke uitgaven aan cultuur tussen
2010 en 2014 met zes procent zijn
afgenomen, terwijl er in de beleidsambities
van Rijk en gemeenten juist veel aandacht
uitgaat naar de maatschappelijke waarde van
cultuur. Een aantal grote gemeenten voert de
voorgenomen bezuinigingen daarom niet
door of investeert extra middelen.
Toekomstplannen van het Rijk en de
gemeenten laten zien dat de verbinding
tussen cultuur en andere sectoren sterker
wordt. Verder willen zowel Rijk als gemeenten
de administratieve lasten terugdringen en
meer ruimte bieden aan culturele instellingen.
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 6
7. De Rijksoverheid wil zodoende voor de nabije
toekomst inzetten op ruimte om te innoveren,
nieuwe samenwerkingsverbanden aan te gaan
en te werken aan een eigen profiel.
Dat is het speelveld waarbinnen ook musea
een vooraanstaande rol kunnen innemen. Het
is een aardige gedachte, hoewel enigszins
kort door de bocht, dat ook een klein museum
als dat van Ravenstein een bijdrage kunnen
leveren aan een gunstig vestigingsklimaat en
werkgelegenheid, niet alleen aan de top, maar
ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Indien het museum erin slaagt een
substantiële bijdrage te leveren aan het
cultuurbeleid van de gemeente en er tevens
invulling aan kan geven door enerzijds de
maatschappelijke reflectie te bieden en
anderzijds techniek, ambacht/nijverheid, kunst
en de educatie op genoemde gebieden, in
samenwerking met scholen en bibliotheken (al
dan niet mobiel), ontstaat een samenhangend
netwerk, waarin cultuur en werkgelegenheid
e l k a a r a n d e r m a a l b e ï n v l o e d e n e n
begunstigen.
Steden, die nu worden geconfronteerd met
krappere budgetten, kiezen er vaak voor fors
het mes te zetten in culturele voorzieningen.
D i t n o e m t M a r l e t k o r t z i c h t i g
kortetermijndenken. Veel dingen liggen voor
de lange termijn vast en dan is het makkelijk
om cultuur te pakken.”
Voor hervormingen is in zijn ogen een bredere
visie nodig bij lokale bestuurders. “Deze tijden
vragen inventiviteit en creativiteit van
bestuurders." Uit de opbrengsten van
o n r o e r e n d e z a a k b e l a s t i n g k u n n e n
voorzieningen worden gefinancierd. "Daar zijn
veel internationale voorbeelden van, zoals
steden die hun lokale belastingen gebruiken
voor investeringen in de infrastructuur,"
betoogde Marlet, in 2009.
Om de aantrekkelijkheid van steden te meten,
ontwikkelde Marlet een index. Daarin zijn
factoren opgenomen zoals cultuur,
bereikbaarheid, veiligheid, kwaliteit
woonvoorraad en horeca. Met behulp van die
index kunnen beleidsmakers zodoende
berekenen wat hun stad aan (toekomstige)
inwoners te bieden heeft en waar zij in zouden
moeten investeren.
D e m e e s t e g e m e e n t e s z u l l e n d e
werkgelegenheid en het vestigingsklimaat
willen bevorderen. Alle gemeentes moeten
zelf een cultuurnota opstellen. Deze twee
kunnen elkaar gunstig beïnvloeden, zoals we
eerder bemerkten. Hierin zijn participatie,
inclusie, educatie en innovatie belangrijke
ingrediënten. Door bezuinigingen bij
gemeenten en provincies blijft echter de deur
van lokale, gesubsidieerde voorzieningen voor
hen gesloten, schrijft de Raad voor Cultuur in
het advies 'Meedoen is de kunst'.
Toch zijn er kansen voor verbeteringen.
"Cultuurparticipatie leert ons belangrijke
vaardigheden voor de 21e eeuw en versterkt
het creatieve hart van ons land."
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 7
8. Welke zijn die 21e eeuwse vaardigheden, de
21st Century Skills? Bedoelt wordt die
vaardigheden die we nodig hebben en
moeten bijbrengen zodat we met z'n allen
mee kunnen doen en vorm, inhoud, betekenis
en richting kunnen geven aan de uitdagingen
van de 21e eeuw. Denk aan geletterdheid in
brede zin, waaronder ook media en ict
geletterdheid, wetenschapswijsheid, maar ook
aan competenties samenwerken, creativiteit,
communiceren, probl eemoplossend
vermogen, kritisch denken en sociale en
culturele vaardigheden. Steeds meer scholen
zoeken naar manieren om dat in het onderwijs
in te bedden. Kan een museum er ook iets
mee, kan het museum daarvoor een plek
bieden? Me dunkt.
Ik ga even door over Cultuur in Beeld. De
uitgave van 2014 onderstreept het belang
voor gemeenten om zich met een eigen
identiteit te profileren, waarbij wordt
aangeraden niet de succesformule van een
andere stad te kopiëren maar te letten op de
behoeften van de eigen stad. "Het hebben
van een eigen profiel heeft voordelen,
bijvoorbeeld voor de herkenbaarheid als
toeristische trekpleister. Toch maken weinig
steden expliciet waaruit deze identiteit exact
bestaat of welke investeringen zij doen om de
identiteit zichtbaar te maken. Veel steden
investeren in vergelijkbare zaken, zoals
broedplaatsen." (min OCW, 2014)
Er zijn nog weinig steden die daarbij het
‘eigen’ museum als broedplaats voor de
toekomst (van de stad) zien en daarmee voluit
durven experimenteren om zo tot meer
eigenheid en groter relevantie te komen,
zowel op sociaal als cultureel als economisch
vlak. We hoeven niet alleen naar grote steden
te kijken. Zoals we kunnen zien bij
Schoonhoven, Leerdam en Enkhuizen heeft
dat wel zin.
Overigens is de term 'broedplaats voor de
toekomst' ontleend aan een tekst die ik
plaatste op Erfgoed 2.0, een platform voor
k e n n i s e n o n t w i k k e l i n g b i n n e n d e
erfgoedsector, voor erfgoedprofessionals en -
vrijwilligers. Sterker nog, de term wordt sinds
2013 als pay-off bij het logo gebruikt. Zo zie1
je maar dat ideeën mobiel zijn.
Dat is het speelveld waarbinnen kleinere,
gemeentelijke of private musea zoals deze in
Ravenstein een vooraanstaande rol kunnen
innemen. Intussen vindt een verschuiving
plaats in de manier waarop we onze
samenleving organiseren. Van hiërarchisch
naar gelijkvloers en van van oude dominante
waarden als economische dynamiek en sociale
rechtvaardigheid, waarin bijvoorbeeld
productie, efficiency en rendement voorop
staan, helt het perspectief over naar nieuwe
dominante waarden als culturele diversiteit en
ecologische duurzaamheid (Jan Brouwer,
2014). Een derde verandering vindt plaats op
gebied van duurzaamheid en omgeving,
waarbij zowel technologie, organisatie, als
bewustwording van gedrag en onze
wederzijdse afhankelijkheden van belang zijn
http://erfgoed20.nl/manifest-voor-de-komende-week-1m-2u-3d-4r-5w/1
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 8
9. (Herman Wijffels, 2011). Kunnen en willen wij
daar vrijwillig in meegaan, mee veranderen?
Een klein, historisch georiënteerd museum,
vaak een gemeentemuseum, streekmuseum of
in ieder geval sterk afhankelijk van subsidie
van lokale/regionale overheden, is niet langer
slechts de etalage van de geschiedenis, waar
de inwoners van de gemeente gewoon iets
voor over moeten hebben. Zo'n museum kijkt
vanuit de actualiteit naar de geschiedenis,
vanuit het verleden naar de toekomst en biedt
reflectie op en duiding aan het heden. Dit
museum neemt initiatief, spoort aan, speelt
een verbindende rol, draagt bij aan
waardecreatie in de samenleving en maakt
zich daar sterk voor. Niet alleen op het gebied
van (deelname aan) cultuur, maar ook aan
educatie en participatie in het algemeen; een
wenselijke rol voor een museum. Idealiter
draagt zo'n museum bij aan een goed
vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven,
zoals Marlet betoogt. Het voegt waarde toe
op gebied van citymarketing, bedrijvigheid en
gezondheid. Zo'n museum stelt zich als een
maatschappelijk verantwoorde onderneming
op.
Dat ook een klein museum een betekenisvol
verschil kan maken in de gemeenschap komt
naar voren in het hoofdstuk 6 van de Small
Museums Toolkit Volume 4: New Roles For
Small Museums, geschreven door Candace
Tangorra Matelic (2011). Matelic beschrijft drie
paradigma verschuivingen. Kleine musea
zouden een prestatie verplichting moeten
h e b b e n t e n a a n z i e n v a n o p e n b a re
dienstverlening, betrokkenheid van de
gemeenschap, participatie en interpretatie van
erfgoed. Dit is ieders zaak. Tot slot is het van
belang dat een museum een lerende
organisatie wordt. Ik zei daar al iets over t.a.v.
vrijwilligers en het betrekken van jongeren.
Betrekken vraagt om aantrekkelijkheid.
Vervolgens geeft Matelic negen stappen die
kunnen helpen om dit verschil te maken als
klein museum.
Dit springt eruit:
"[…] de uitdaging voor musea blijft het
oppakken van wat de samenleving echt
belangrijk vindt, waar de samenleving om
geeft. [...] Dit zal alleen gebeuren als het
leiderschap in zo'n klein museum bereid is de
old-school museum modellen in te ruilen,
eerlijk weet te luisteren naar de ideeën binnen
de gemeenschap (en regio) en durft
ontdekken en uitspreken wat echt belangrijk is
voor mensen, en mede op basis daarvan hun
programma's en diensten opnieuw opzetten,
in reactie op die samenleving. De meest
ondernemende kleine musea, historische
bezienswaardigheden en culturele organisaties
zullen de identiteit van hun organisatie,
prioriteiten, en rollen binnen de gemeenschap
t r a n s f o r m e r e n n a a r s o c i a a l
ondernemerschap." (Matelic, 2011).
geeft aan dat kleine musea veranderingen in
de organisatie en transities moeten omarmen.
Kortom, het museum in Ravenstein heeft veel
te doen en veel te presteren. We vragen
overheden en bedrijven en scholen om met
musea mee te denken en ze te steunen, maar
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 9
10. het museum moet zelf ook heel hard aan de
slag. Samen optrekken, samen richting kiezen,
betekenis bespreken, inhoud bediscussiëren
en er een vorm aan geven. Die vorm mag best
veranderlijk zijn, de koers mag best gebruik
maken van getij en wind
De Gemeentelijke Erfgoedagenda 'Goud in
handen' van Kunsten92 (2013) toont aan de
hand van 4 voorbeelden aan hoe erfgoed als
aanjager kan functioneren.
"Veel Nederlanders voelen zich thuis in een
mooie historische omgeving en zijn
geïnteresseerd in (lokale) geschiedenis.
Erfgoed kan eveneens een belangrijke
aanjager zijn voor de lokale economie; recente
r a p p o r t e n t o n e n o n d e r a n d e re d e
economische waarde van erfgoed en het nut
van het investeren in erfgoed aan. Een goed
functionerend gemeentelijk erfgoedbeleid is
daarom een belangrijke voorwaarde en
stimulans voor een aantrekkelijk woon- en
werkklimaat."
Volgens de Atlas voor Gemeenten 2011
(wederom Marlet, 2011) is museumbezoek,
anders dan bezoek aan podia, voor de meeste
mensen een uitje, een dagtrip. De meeste
mensen houden daarom bij hun woonplaats
keuze wel rekening met de nabijheid van
podia, maar minder met de aanwezigheid van
musea. Musea hebben veel minder een lokale
functie en zijn meer gericht op bezoekers van
buiten de stad en de regio. Toch wonen veel
mensen graag bij een museum in een buurt.
Er is een significante samenhang tussen de
nabijheid van musea, met name die voor
beeldende kunst, en de grond- en
woningprijzen. "Cultuureducatie heeft een
positief effect op de onderwijsprestaties,
arbeidsparticipatie, gezondheid, veiligheid en
leefbaarheid" (Marlet, 2011).
Ik zou nu een huis kopen in Ravenstein, als ik
de middelen vrij had, en dan helpen het
museum (en andere culturele voorzieningen)
om vitaal en verrassend te zijn. Dan stijgt
uiteindelijk de waarde van mijn huis, draag ik
zinvol en waardevol bij en heb ik uiteindelijk
goed geïnvesteerd. Niet alleen mijn geld maar
ook mijn tijd, kennis en aandacht.
Ik zeg dit natuurlijk als denkrichting.
Daarin zou je een pleidooi kunnen zien voor
musea om samen met bibliotheken en scholen
in te zetten op (extra) bevordering van
g e l e t t e rd h e i d , s a m e n w e r k i n g ( o o k
netwerkvorming) en creativiteit. Wanneer
meerdere partijen, horeca, MKB, culturele
instellingen in een publiek-private
samenwerking aan de slag gaan om zo'n
stadje of gemeente te promoten zal dit een
positief effect hebben op de economie, het
vestigingsklimaat, de cultuur en de
werkgelegenheid. Dan hebben we het wel
over een museum dat zich niet als passieve
bewaarplaats, maar als ondernemende
broedplaats opstelt en helpt om diensten,
producten en know-how, reflectie en divers
cultureel aanbod te ontwikkelen.
Een museum van de geringe omvang als hier
in Ravenstein kan niettemin bestaansrecht
hebben vanwege het specifieke onderwerp
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 10
11. dat het exploreert en behoedt voor
vergetelheid, maar is vooralsnog te klein om
de stap te kunnen zetten naar een
volwaardige museumpraktijk. Daarmee bedoel
ik ruime openingstijden, professionele
communicatie en collectiemanagement,
promotie en gedifferentieerde educatieve
programma's. Nu worden vooral workshops
e m a i l l e r e n e n g l a s - i n - l o o d m a k e n
aangeboden. Dat klopt?
Het museum krijgt het VO of ROC nog niet
binnen, wat wel een wens is, maar is nog niet
gelukt. Contact leggen met deze scholen valt
niet altijd mee en vraag ook om een intensief
traject. Hoe kunnen we het museum daarbij
helpen? Wat zou het vmbo/mbo interesseren
voor het museum?
Een eigen en permanente maker space in het
museum overstijgt misschien de capaciteit en
ambitie van het museum. Samenwerken met
andere musea zou dan een optie zijn. Maar er
zijn al workshops en het maken zit zo
ongeveer in het DNA. Dat is een goede basis
voor meer.
Daarbij overweegt het museum een
vereniging voor vlakglas op te richten en
glasgilde voor de makers van glas-in-lood. Dat
past goed in wat Richard Sennett betoogt in
zijn boek 'De Ambachtsman, de mens als
maker'.
Zo kan ook zo'n klein museum een
waardevolle bijdrage leveren aan het
plaatselijke culturele leven, aan de educatie
binnen en buiten scholen, aan citymarketing
en potentieel ook bijdragen aan lokale
bedrijvigheid.
In de Nederlandse geschiedenis neemt de
maakindustrie een belangrijke plaats in. We
kunnen hier van een doorgaande lijn spreken.
Nog steeds, of opnieuw, is de maakindustrie
in Nederland belangrijk. Geschiedenis en
erfgoed vormen hierbij een verbinding, die
extra betekenis en waarde toevoegt en een
impuls kan geven aan innovatie binnen de
maakindustrie.
Mensen en techniek
Elrie Bakker-Derks, voorzitter van het Centrum
voor Ambachtseconomie (CvAE) meldt dat er
e e n t e k o r t d r e i g t a a n e r v a r e n
ambachtsmensen Volgens het CvAE heeft dit
grote gevolgen voor de samenleving en voor
andere economische sectoren (CvAE, 2015)."
Uit de ABF Research cijfers blijkt dat door
groei en uitstroom tot 2025 485.000
vakmensen nodig zijn om het werk gedaan te
krijgen" (de Kort en van Hulle, 2015). Volgens
het Centrum voor Ambachtseconomie moet
het onderwijsstelsel daartoe vernieuwd
worden. Daarbij denken ze onder meer aan
e e n g e b o u w l o z e s c h o o l , w a a r i n
vakbekwaamheid op een praktijkgerichte
manier kan worden overgedragen en
combinaties van leren en werken bij een
leermeester en digitaal onderwijs.
Het Museum in Ravenstein heeft in principe
alle ingrediënten in huis om deze verbinding
te maken. Dat past in een nieuwe manier van
denken over een museum. Niet als
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 11
12. bewaarplaats, maar als broedplaats voor de
toekomst; juist omdat het erfgoed hiervoor
een fundament en vertrekpunt vormt. Ook die
manier van denken is in Ravenstein al
aanwezig.
Is geld dan het enige struikelblok?
Wie heeft er geld? Hoeveel geld is nodig?
Wat gaan we daarmee doen? Dat is de 'durf
te vragen' methodiek.2
Creatief vakmanschap gaat een grotere rol
spelen in de economie van de toekomst,
omdat het tegemoet komt aan een
toenemende vraag naar kwaliteit, creativiteit
en authenticiteit. Dit is de eerste van een
aantal conclusies en bevindingen uit het
onderzoek 'Creatief Vakmanschap, Wat
kunnen wij leren van de Japanners, Chinezen,
Indiërs, Italianen, Duitsers en Engelsen?' door
Arjo Klamer (2012) voor de Stichting
Economie en Cultuur. Daarentegen wordt de
ontwikkeling van creatief vakmanschap in
Nederland belemmerd door een gebrek aan
(hulp) middelen en infrastructuur.
B i j w a a r d e r i n g v a n d e c r e a t i e v e
ambachtscultuur hoort ook een ontwikkelde
s m a a k e n d e b e r e i d h e i d v o o r
kwaliteitsproducten te betalen.
Dit kan onder meer bereikt worden door
daarop toegespitste educatie, door
bevorderen van een ondernemersgeest en
verbetering in de organisatie van creatieve
vaklieden. De ontwikkeling van een creatieve
ambachtscultuur zal ook de kwaliteit van het
leven en de samenleving versterken.
Tien aanbevelingen
Als succesfactoren of aanbevelingen voor
erfgoededucatie binnen een middelgrootte
gemeente kunnen we dan een aantal zaken
aanwijzen:
1. Zorg dat het museum zich actief opstelt en
w e r k m a a k t v a n e d u c a t i e .
Werkgelegenheid, vestigingsklimaat en
een goede cultuurnota beïnvloeden elkaar.
Een goed functionerend gemeentelijk
erfgoedbeleid is daarbij voorwaarde en
stimulans, samen met o.a. cultuur,
bereikbaarheid, veiligheid, kwaliteit
woonvoorraad en horeca.
2. Schenk aandacht aan inhoudelijke
samenhang binnen cultuureducatie en
onderwijs en voorkom dat er slechts
incidentele kennismakingsbezoeken
gepland worden. Dit vraagt om
samenwerking tussen scholen en musea.
3. Richt erfgoededucatie in deze musea ook
op techniek en maatschappelijke impact
van het maken en wetenschapswijsheid;
niet slechts op geschiedenis of kunst. Met
het leren door te doen raken de lerenden
meer en fysieker betrokken bij zowel hun
eigen leerproces als bij het gemaakte
erfgoed in hun omgeving.
4. Geef een stimulans aan de lokale
kleinschalige maakindustrie en de
maatschappelijke component daarvan,
verbindt het museum verleden en heden
en neemt het een positie in in de huidige
http://durftevragen.com/2
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 12
13. samenleving; wat de relevantie van zowel
het museum als het erfgoed verhoogt.
5. Omarm veranderingen in de organisatie
en transities in de samenleving. Zowel bij
(sommige) scholen als bij (veel) kleinere
musea is een omslag in het denken en
doen noodzakelijk. Hiervoor zijn diverse
bijeenkomsten, seminars, expertmeetings,
'train de trainer' programma's en dergelijk
n o o d z a k e l i j k . M u s e a e n a n d e re
erfgoedinstellingen moeten de bereidheid
tonen ingrijpend te veranderen.
6. Zorg voor een onderbouwde vorm waarin
een leergemeenschap in een beproefde
leeromgeving kan ontstaan. Zoals een
Community of Practice, waar Connected
Learning ruimte biedt voor zowel
ondernemendheid als 'trage creativiteit'.
Dat betekent temporiseren van het
leerproces, waarbij 'stamelen', aftasten en
' t i n k e r e n ' e e r d e r n o r m d a n d e
uitzondering zijn. Dit biedt mogelijkheden
voor de samenwerking tussen scholen,
bibliotheken en erfoedinstellingen, maar
ook voor intergenerationeel leren en
participatie van diverse groepen /
partners.
7. Blijf in beweging. Leer door te doen en
maak dit lichamelijk. 'Waarnemen,
verbeelden, conceptualiseren en
analyseren' en een (cultureel) besef van
wat gemaakt is, zoals Barend van Heusden
in Cultuur in de Spiegel voorstelt, komen
tot hun recht bij de makereducatie (zie
verderop). De notie van een 'erfgoed-
transfer' en het toe eigenen kunnen beide
versterkt worden embodied cognition,
belichaamd weten, wat vervolgens
versterkt wordt door het leren door te
doen. Op deze wijze kan de combinatie
van erfgoed(educatie) en makeronderwijs
een waardevolle leerervaring bieden en
zowel het erfgoed als de techniek
relevanter en gewilder maken.
8. Zorg voor allianties met diverse partners.
Veel kleinere musea kunnen dit niet op
eigen houtje bij gebrek aan middelen en
mankracht. Ook veel scholen kampen met
dit probleem. Door te opereren in een
netwerk - waarbinnen bijvoorbeeld een
expertisecentrum het initiatief neemt en
aangesloten partijen gezamenlijk educatie
laat vormgeven, middelen en kennis laat
delen - maken alle betrokkenen kans van
slagen.
9. G e b r u i k w e r k v o r m e n , e d u c a t i e ,
didactische middelen en leeromgevingen
zoals die in makerspaces aangeboden
worden en vul ze aan met eigen inhoud en
artefacten. Makerspaces helpen om de
instelling-overstijgende beweging op gang
te brengen en het sociale engagement van
erfgoedinstellingen te bevorderen.
10. Zoek in het DNA van de gemeente en het
museum naar een match (gebruik daarbij
o.a. de S.I.M.), luister naar de lokale
g e m e e n s c h a p e n s p e e l i n o p
maatschappelijke trends en bewegingen.
Lever een bijdrage aan het tot stand
brengen van relaties en overbruggen van
afstand. Relevantie zorgt daarmee voor
duurzaam draagvlak.
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 13
14. In alle publicaties over dit onderwerp valt te
lezen dat de HELE organisatie in deze
ontwikkelingsslag moet meegaan en de
veranderingen dient te omarmen. Dat
betekent bij het museum in Ravenstein
bijvoorbeeld dat de vrijwilligers zichzelf verder
professionaliseren, eventueel in de leer gaan
bij beroeps-deskundigen, dat ze aan intervisie
en peer education doen. Leer van elkaar, leer
van experts, leer van je bezoekers. Deze
lerende houding zal overslaan naar de
bezoekers, naar scholen, partners.
Maak het mee
De maker movement, of maker beweging, die
ik eerder al een paar keer noemde, hoe
moeten we die zien?
De Maker Movement is een uitdijend netwerk
van mensen die wereldwijd bezig zijn met
bedenken, ontwerpen en maken van spullen,
die vaak een oplossing bieden voor
alledaagse en onalledaagse problemen.
Hoewel het bij de Maker Beweging a priori
gaat over maken met de handen, gaat het niet
alleen over ambacht of handvaardigheid.
Vooral ook over de mensen erachter zijn
belangrijk: de Makers en de attitude van het
(willen) maken. Een Maker is zodoende
iemand die aan het uitvinden slaat, of lekker
knutselt, iemand die 'tinkert', die met hout- of
metaalbewerking, glas, steen, emaille, textiel
(bijv. weven of vilten), maar ook met robotica,
arduino's en 3D-printers dingen maakt.
'Maken' omvat naast het handwerk en
o n t w e r p e n , o o k r e f l e c t e r e n e n
maatschappelijk engagement. De Maker
Beweging zoekt ook naar de connectie tussen
alle Makers die iets doen en verbindt
vaardigheden, expertise, gereedschappen,
(ontwerp)technieken, werkplaatsen en makers
met elkaar.
Ook hacken is onderdeel van deze cultuur, wat
zich vertaalt in o.a. Hackatons, hacker spaces
en platforms waar zogenaamde Lifehacks
gedeeld worden. Hacken en maken zouden
daarmee een ideologie delen die een sterke
maatschappelijke betrokkenheid koppelt aan
eigengemaakte alternatieven, wat we in de
Maker Movement ook volop tegenkomen.
Bij deze Maker Beweging, hoort een andere
kijk op educatie, waarin cultuur, kunst en
techniek vervlochten raken. Leren door te
doen en uitvinden om te leren (Invent to learn)
is kort samengevat waar het om draait.
Rendement
Tot slot een prachtig pleidooi voor humaan
denken van Ramsey Nasr. De schrijver Ramsey
Nasr zegt op de website van De Nieuwe
Universiteit: "Rendementsdenken heeft onze
geest in luttele jaren verziekt. Ik heb niks
tegen geld, ik ben geen hippie, maar wie
zichzelf laat verblinden door de flikkering van
rendement, zal de anderen in het gunstigste
geval als concurrenten beschouwen, in het
onpersoonlijke geval als cijfers, en in het
slechtste geval als parasieten".
Het gaat niet zozeer om rendement, maar om
prestatie, waarbij zowel inzet als betekenis en
impact van belang zijn. Ook dat kun je
rendement noemen, maar dan geen
economisch, maar cultureel rendement.
Cultuur is er dan, omdat wij dat wensen en
willen en een plek geven, omdat we het met
z'n allen relevant vinden.
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 14
15. Snelle Inventarisatie Methodiek - S.I.M.
stap onderwerp toelichting - + ++
1. Museum /
erfgoed-
instelling
identiteit het museum heeft een duidelijke en onderscheidende identiteit
het museum heeft een duidelijke visie en missie
het museum heeft duidelijk bepaald welke relaties worden
aangegaan met welke partners, stakeholders en bezoekers
partners /
samenwerking
het museum werkt veel samen met andere culturele instellingen
het museum werkt veel samen met scholen
het museum werkt veel samen met bedrijven
het museum werkt veel samen met andere partners
(deel) thematiek het museum wordt behalve door kunst of historie ook door
andere thematiek gekenmerkt
collectie in de collectie bevinden zich (veel) voorwerpen als
gildepenningen, gereedschappen, machines of producten die te
maken hebben met nijverheid, ambachten, industrie, handel en/
of design (zie verder bij 'collectie')
locatie het museum bevindt zich op een kenmerkende locatie, die geen
monumentaal pand is
het museum is goed bereikbaar per openbaar vervoer en voor
auto's is voldoende parkeergelegenheid
organisatie het museum geheel of gedeeltelijk verzelfstandigd
de organisatievorm is bepalend (+) of beperkend (-) voor het
museum
ruimte er is ruimte in het museum beschikbaar / in te richten voor
workshops
er is extern ruimte beschikbaar / in te richten
demografie in de gemeente waar het museum gevestigd is, wonen binnen
een straal van 5 km rond het museum > 15.000 mensen
in de nabije omgeving (straal 25 km) woont een veelvoud (min.
10 x) van het aantal inwoners van de gemeente
in de gemeente of nabijheid bevinden zich PO en VO scholen
in de gemeente of nabijheid (<20 km) bevindt zich een MBO
opleiding (met een technisch profiel)
in de gemeente is sprake van maakindustrie en/of technische
bedrijven
bezoekers het museum trekt op jaarbasis > 2.000 bezoekers
het percentage bezoekers < 18 jaar is minstens 10%
het museum ontvangt jaarlijks > 2 schoolklassen en zou er nog
meer kunnen ontvangen
het museum is ingesteld op bezoek van gezinnen (families)
begroting de jaarlijkse begroting van het museum is > € 75.000
de inkomsten bestaan voor > 20% uit eigen inkomsten (= niet
gemeentelijke subsidie)
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 15
16. ! - http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/4.0
meer weten: Volg erfgoed20.nl, collectiewijzer.nl en commidea.nl
stap onderwerp toelichting - + ++
2. Educatie huidige aanpak naast leskisten en lesbrieven worden ook workshops en andere
educatieve doe-activiteiten aangeboden
het museum ontwikkelt het (bestaande) educatieve aanbod in
samenwerking met scholen
het museum heeft gespecialiseerde medewerkers (in dienst) ten
behoeve van de educatie en publieksbegeleiding
het museum biedt een informele leeromgeving die past in een
brede school aanpak
3. Collectie: formele kenmerken (object uit) de collectie is uniek te noemen en in hoge mate
representatief voor een bepaalde periode, plaats, stijl, stroming,
gebruik, thema, gemeenschap.
de herkomst van objecten in de collectie is bekend,
gedocumenteerd en betrouwbaar. De staat is goed en het is
geschikt voor gebruik.
cultuurhistorisch (object uit) de collectie is historisch (sociaal-historisch,
natuurhistorisch, techniekhistorisch, wetenschapshistorisch) en
bevat associaties met ontwikkelingen, tijdsbeelden of
levensstijlen die te maken hebben met ambachten,
vakmanschap, makelij, decoratie, nijverheid, bedrijven, handel
en/of industrie.
collectie wordt bewaard vanwege de informatie die het bevat en
die kan worden bestudeerd. Denk ook aan referentie /
getuigenis.
sociaal
maatschappelijk
(object uit) de collectie heeft een functie/ maatschappelijke
betekenis in het hier en nu.
gebruik er is sprake van economisch (bedrijfskapitaal, financieel, pr, spin-
off, toeristisch, reputatie) in het huidige gebruik van (het object
uit) de collectie. Het is bepalend voor de bekendheid en
reputatie van de organisatie
aanvullend er is een potentieel in het depot, bij bedrijven (bedrijfscollecties)
in de gemeente of bij particulieren (bruiklenen)
subtotaal tel het aantal plussen en minnen. Trek van de plussen de minnen
af.
haalbaarheid geef een indicatie van de haalbaarheid / motivatie bij het
museum om met maker- en techniekeducatie aan de slag te
gaan (- is delen door 2, + is vermenigvuldigen met 1, ++ is
vermenigvuldigen met 2)
totaal
Theo Meereboer / Stichting E30 2015 16