SlideShare ist ein Scribd-Unternehmen logo
1 von 25
Complexe commandanten.
Een dubbelportret van Albert Gemmeker en Karl Berg in kamp
Westerbork en kamp Amersfoort, 1942-1945.
Naam: Bram Benthem
Studentnummer: 4146255
Docent: mw. G. von Frijtag Drabbe Künzel
Vak: Slagveld Europa
Datum: donderdag 11 juni 2015
Aantal woorden: 6558
Bijlage: literatuurlijst
Inleiding
‘Op een gegeven moment moesten ze het jasje van Berg repareren en toen kwam een van de
mensen op het idee om de luizen te gaan verzamelen, ze in de voering te stoppen, de hele boel
dicht te naaien en terug te sturen naar Berg…’.1
‘Met dat grijze haar [van Gemmeker], dat zo romantisch afsteekt tegen een nog
betrekkelijk jong gezicht, dwepen vele onnozele bakvissen hier, al durven ze daar niet zo
openlijk voor uit te komen.’2
Het zijn twee opvallende anekdotes over Karl Peter Berg en Albert Konrad Gemmeker.
Beiden dienden als commandant van een concentratiekamp in het bezette Nederland tijdens
de Tweede Wereldoorlog. Berg, die eerder had gewerkt in Kamp Schoorl, was van maart 1943
tot en met april 1945 de leidinggevende van kamp Amersfoort. Zijn collega Gemmeker
voerde van juli 1942 tot en met eveneens april 1945 het bevel over kamp Westerbork.
Dit paper poogt een dubbelportret te schetsen van deze twee mannen in hun functie als
kampcommandant. Aan de hand van primair bronnenmateriaal, gehouden tegen de context
van secundaire literatuur, probeert het inzicht te krijgen in de manier waarop Berg en
Gemmeker hun kampen leidden en de overeenkomsten en verschillen in hun carrière als
kampcommandant voortkomen te duiden. Om te beginnen zal ik over beide commandanten
een biografische introductie aanreiken: wat was hun persoonlijke achtergrond? Welke
opleiding genoten zij? Wat was hun carrière voorafgaand aan hun positie als
kampcommandant? Dit is belangrijke informatie om in het achterhoofd te houden bij de
analyse van de primaire bronnen. In dat eerste hoofdstuk – waar ik de meeste aandacht aan zal
besteden, omdat Berg en Gemmeker zelf centraal zullen staan – zal ik ook hun bestuur in de
kampen bespreken en hoe zij met hun gevangenen om gingen (in hoeverre waren de mannen
bijvoorbeeld antisemitisch?). Het tweede hoofdstuk besteedt aandacht aan de gevangenen en
medewerkers (waarbij interessant genoeg een grijs gebied bestond): wat vonden zij van hun
kampcommandanten? Tot slot bevat het derde hoofdstuk nog kort enkele historiografische
bespiegelingen, waarna de conclusie een resumé aanreikt van de bevindingen en ik concreet
de verschillen tussen Karl Peter Berg en Albert Konrad Gemmeker zal proberen te duiden.
1
Armando, H. Verhagen en M. Keus (ed.), Geschiedenis van een plek. Concentratiekamp Amersfoort
(Amersfoort 2000) 71.
2
Brief van Etty Hillesum, 23 augustus 1943, geciteerd in N. van der Zee, Westerbork: het doorgangskamp en
zijn commandant (Soesterberg 2006) 74.
Over Gemmeker is in de historiografie al menig woord geschreven. Zijn bekendheid
dankt hij mijns inziens aan de complexiteit van zijn persoon. Gemmeker kan beschreven
worden als een ‘mecenas’ van cabaret en muziek, maar in dezelfde adem is te stellen dat hij
zijn mecenas-rol puur uit kille overwegingen speelde, om zijn gevangenen rustig te houden.3
Juist vanwege die complexiteit blijft het interessant om Gemmeker als onderzoeksonderwerp
te nemen; er is niet één simpele duiding van zijn persoon mogelijk, een constatering die wat
mij betreft voor alle mensen opgaat, dus ook voor Berg.4
Deze Berg heeft het in tegenstelling
tot zijn collega in Westerbork met minder academische aandacht moeten doen. Terwijl over
Gemmeker complete boeken zijn verschenen, lijkt voor Berg steeds slechts een plek
weggelegd in de bredere geschiedenis van zijn kamp en de Holocaust in Nederland.5
Vanwege
deze redenen, Gemmekers complexiteit en Bergs relatieve anonimiteit, heb ik gekozen om de
twee samen te onderzoeken en dubbelportret van hen beiden te maken. Door Gemmeker met
Berg te vergelijken, hoop ik nieuwe puzzelstukjes te vinden en te leggen over de
kampcommandant van Westerbork; door Berg met Gemmeker te vergelijken, wil ik een
bijdrage leveren aan de kennis over de kampcommandant van Amersfoort, die mijns inziens
nog zeker uitgebreid dient te worden.
Dit dubbelportret zal primaire bronnen analyseren en pogen te verweven met
secundaire literatuur, om zo ook bestaande interpretaties van Berg en Gemmeker onder de
loep te kunnen nemen. Ik zal dan ook gedurende het portret dergelijke interpretaties (zowel
van historici als ooggetuigen) de revue laten passeren, om dan vervolgens – met behulp van
primaire bronnen dus – mijn eigen licht op de twee commandanten te kunnen laten schijnen.
De primaire bronnen zijn deels al gebruikt in de secundaire literatuur, maar ik zal zelf ook het
overgeleverde materiaal als bron op zich bestuderen. De meeste bronnen heb ik kunnen inzien
in het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD). Bij elk
hoofdstuk zal ik steeds beknopt aanstippen welke bronnen daar voornamelijk een rol zullen
spelen. Deze keuze voor deze soorten bronnen is deels praktisch: deze soorten zijn nu
3
E. de Jonge, 'De zaal zit vol', in: D. Mulder en B. Prinsen (ed.), Lachen in het donker. Amusement in kamp
Westerbork (Hooghalen/Assen 1996) 84-91, 85-6.
4
Dit inzicht ontleen ik aan J. Green, Paper Towns (New York 2008).
5
Zie naast Van der Zee, Westerbork ook: L. Bergen, Albert Konrad Gemmeker: commandant van Westerbork
(Soesterberg 2013). Voor een goede geschiedenis van kamp Amersfoort met aandacht voor de rol van Berg,
zie G. von Frijtag Drabbe Künzel, Kamp Amersfoort (Amsterdam 2003).
eenmaal in groten getale overgeleverd en goed toegankelijk. Ik kan echter met deze
verschillende soorten (brieven, dagboeken, kamporders, rechtsprocessen) bronnen Berg en
Gemmeker op meerdere manieren analyseren. Deze keuze betekent onder andere dat ik niet
het beeld van andere SS'ers of nazi's van deze kampcommandanten van Berg en Gemmeker
zal bespreken. Ook percepties onder het Nederlandse volk en de regering laat ik buiten
beschouwing. Omdat ik beide leiders wil kenschetsen in hun specifieke rol als
kampcommandant, heb ik bewust gekozen voor de mening van die mensen die hen in die
hoedanigheid van dichtbij mee hebben gemaakt.
Hoofdstuk 1: Ambitie, plichtsbesef en de buitenwereld. Het bestuur
van Westerbork en Amersfoort door Gemmeker en Berg
In dit hoofdstuk zal ik een vergelijking tussen Albert Gemmeker en Karl Berg maken waarbij
de twee mannen zelf centraal staan. Daarbij komt als eerste een korte biografie van beiden aan
bod, waarin ik ook beknopt hun carrière voorafgaand aan hun positie als kampcommandant
zal behandelen. Daarna zal ik overgaan op de manier waarop Berg en Gemmeker de scepter
zwaaiden in hun respectievelijke kampen. Hierbij zal ik ook aandacht besteden aan de wijze
waarop Gemmeker en Berg met hun gevangenen omgingen. Dit eerste hoofdstuk zal tot stand
komen middels een verweving van verschillende secundaire literatuur, gecombineerd met een
set primaire bronnen, waaronder kamporders en -reglementen, verzoekschriften en
rechtsverslagen.
Albert Konrad Gemmeker werd geboren op 27 september 1907 in Düsseldorf in een
familie in de lage middenklasse, zonder rijkdom of goede connecties. Op zijn achttiende ging
Gemmeker werken bij een verzekeringsmaatschappij, drie jaar later vertrok hij naar de
gemeentelijke politie. Hij ambieerde echter een politioneel-administratieve loopbaan. Op 1
november 1935 kwam hij in dienst bij de Gestapo, waar hij snel carrière maakte. Zijn werk
was eigenlijk steeds van administratief-bestuurlijke aard. Van der Zee noemt Gemmeker, ook
in zijn latere functie als kampcommandant, ‘organiek administratief’. Vanaf 25 augustus 1940
kwam hij terecht in een ‘geestdodend kantoorbaantje’ in Den Haag. Hij werd daar ‘ontdekt’
door Wilhelm Zöpf, plaatsvervangend hoofd van de Sicherheitspolizei, waar Wilhelm Harster
(eindverantwoordelijke voor het transport van de joden uit Nederland) de baas was.
Gemmeker werkte op Harsters personeelsafdeling. Volgens Van der Zee zag Zöpf Gemmeker
als ‘plichtsgetrouwe, gezagsgetrouwe en correcte administrateur’. Boas sluit zich daarbij aan:
‘he [Gemmeker] was able to please his superiors.’6
Ook zelf stelde hij – bijvoorbeeld tijdens
zijn vervolging na de oorlog – altijd gewerkt te hebben op basis van Befehl ist Befehl; orders
weigerde hij niet.7
6
Van der Zee, Westerbork, 49-50; J. Boas, Boulevard des Misères: The Story of Transit Camp Westerbork
(Hamden 1985) 13-6.
7
Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies Amsterdam (NIOD), archief 250i, 1007,
Proces Verbaal van het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven. Het eerste nummer is steeds dat van het
desbetreffende archief, gevolgd door het inventarisnummer.
Gemmekers ambitie om hoger op te komen, werd verder vervuld toen hij in juni 1942
commandant werd van gijzelaarskamp ‘Beekvliet’ in St. Michielsgestel. Blijkbaar waren zijn
superieuren tevreden over hem, aangezien hij vier maanden later al werd overgeplaatst naar
kamp Westerbork. Ambitie was een belangrijke reden voor Gemmeker om zich, in 1937, aan
te sluiten bij de NSDAP van Adolf Hitler. Het was de Düsseldorfer duidelijk geworden dat
NSDAP-leden snel carrière konden maken. Op eigen initiatief meldde hij zich aan bij de SS,
waar hij in 1940 werd toegelaten. Het was bij Hitlers partij waarGemmeker kennis maakte
met het antisemitisme, dat hij zelf niet principieel koesterde, en overtuigd raakte van het feit
dat de joden schuld droegen voor de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog. Zijn
probleem met de joden was dan ook van militaire en politieke aard, hij koesterde geen diepe
raciale haat. Gemmeker was vooral enthousiast over de successen die Hitler boekte, omdat er
met Hitler aan de macht een uitbreiding van het politiewerk zat aan te komen.8
Karel Peter Berg zag het levenslicht op 18 april 1907 in Honnef.9
Na slechts lager
onderwijs gevolgd hebben en een korte timmermansperiode, stapte hij over naar de politie. Op
eigen verzoek werd hij begin 1938 overgeplaatst naar de recherche. Twee jaar later was Berg
onderdeel van de Einsatzkommandos die Nederland binnenvielen. Dat commando werd
ontbonden en begin september 1940 kwam Berg in hetzelfde gebouw terecht als Gemmeker,
waar Berg op de afdeling politieke recherche werd geplaatst. Nog geen halfjaar later werd hij
plaatsvervangend commandant van kamp Schoorl, waar het contact tussen de Duitse
kampleiding en de gevangenen goed was. De precieze reden voor de aanstelling van Berg
blijft in nevelen gehuld.10
Wel wordt nu al duidelijk dat de carrières van beide mannen sterke
parallellen vertonen: ondanks een gebrek aan scholing wisten zij zich op te werken binnen de
politie en de NSDAP/SS. Daarbij is duidelijk een eigen initiatief, een streven naar hogere
functies zichtbaar. Het is bij Berg, in tegenstelling tot bij Gemmeker, niet duidelijk hoe
eventueel antisemitisme of andere redenen mee hebben gespeeld om zich aan te sluiten bij de
nazi’s.
Gemmeker werd zoals gezegd in oktober 1942 kampcommandant van Polizeiliches
8
Van der Zee, Westerbork, 50-4; Boas, Boulevard des Misères, 15-7.
9
NIOD, 250f, 239, Verdedigingsrede, ‘Lebenslauf’, maart 1946.
10
Von Frijtag, Kamp Amersfoort, 26-9.
Durchgangslager Westerbork. Hij zou uiteindelijk zo’n 80.000 joden doorvoeren naar het
oosten, voornamelijk naar Auschwitz. Ter vergelijking: zijn drie voorgangers deporteerden er
samen ongeveer 23.000. Opvallend genoeg deed dat hij dat ook nog eens ‘noiselessly,
impalpably, as if the air had dissolved them.’11
Hoe is dat te verklaren? Hoe ging Albert
Gemmeker te werk in ‘zijn’Westerbork?
Gemmeker hield van orde en rust en zette zich in om een dergelijke sfeer in zijn kamp
te bewerkstelligen.12
Daartoe gebruikte hij drie belangrijke middelen, waarbij er een duidelijk
centraal stond: het altijd dreigende transport naar het oosten. Dit was dan ook direct een
enorm dreigement, dat Gemmeker liever achter de hand hield dan dat hij persoonlijk in moest
grijpen met een zweep. Voor persoonlijk ingrijpen op zich deinsde hij niet terug, zeker als het
ging om ontvluchting – daar had hij een bloedhekel aan. In een belangrijk Lagerbefehl
(kamporder), nummer 5 van 11 februari 1943, schrijft hij dan ook dat 'wanneer een vlucht
gelukt, worden 10 Lageringezetenen uit dezelfde barak op straftransport gesteld.'13
Dit brengt bij mij het tweede middel dat Gemmeker inschakelde om de orde te
handhaven: de vele Lagerbefehle die hij uitvaardigde. Hoewel het soepel, rustig verlopen van
het transport duidelijk voorop stond tijdens Gemmekers periode in Westerbork, hield hij zich
ook bezig met talloze andere zaken – die bij moesten dragen aan een ordentelijk kamp,
waardoor het transport dus soepel kon geschieden. Naast ontvluchtingen staan in deze
kamporders onder andere bepalingen over wc’s, technisch onderhoud, postontvangst,
registratie in het kampziekenhuis, de groetplicht van mannelijke gevangenen, gevonden
voorwerpen, het bezit van muziekinstrumenten en bezit van geld. In deze Lagerbefehle vallen
twee zaken op. Ten eerste is dat de drang om zoveel mogelijk te registreren, van zoveel
mogelijk gevangenen op zoveel mogelijk terreinen. De tweede conclusie die ik trek is dat
Gemmeker snel kon inspelen op problemen die er in zijn kamp speelden (met zinsneden als
‘daar het steeds meer voorkomt’). Zo meldt hij, ‘met betrekking tot de in de laatste tijd
herhaaldelijk voorgekomen vluchtgevallen’, in kamporder 9 (18 februari 1943), dat de
avondklok vervroegd wordt van 22.00 naar 19.00.14
Los van het feit of zijn maatregelen
11
Boas, Boulevard des Misères, 19.
12
D. Mulder, ‘Een schouwburg achter prikkeldraad’, in: D. Mulder en B. Prinsen (ed.), Lachen in het donker.
Amusement in kamp Westerbork (Hooghalen/Assen 1996) 41-52, 44-5.
13
Van der Zee, Westerbork, 57. NIOD, 250i, 105-119, Lagerbefehle No. 5, 11 februari 1943.
14
terecht of ‘fair’ zijn, lijken zijn beslissingen lang niet altijd arbitrair geweest te zijn.
Gemmeker probeerde echter ook via persoonlijkere wegen de gevangenen rustig te
houden. Zo schrijft Boas dat Gemmeker relatief toegeeflijk was voor verzoeken van zijn
gevangenen, al verwachtte hij dan wel ‘grateful compliance’ als het moment van deportatie
was aangebroken (was dat niet het geval, dan kon Gemmeker uit zijn rol van rustige
commandant vallen en in woede uitbarsten).15
Dit strookt met de documenten die men kan
vinden in het NIOD. Er is een groot aantal verzoekschriften overgeleverd, bijvoorbeeld
brieven, voorzien van doktersverklaringen, waarin gevangenen vragen om een bezoek aan
zieke familieleden te mogen brengen. Ook werd regelmatig gevraagd om verlichting of
vrijstelling van arbeid, op grond van het feit dat 'er in Mischehe lebt mit einer arischen Frau',
hetgeen aangevuld kon worden met 'es hat nicht der juedischen Religionsgemeinschaft
angehoert'.16
Er werd dus een beroep gedaan op het nationaalsocialistische gedachtegoed, het
joods-zijn moest naar de achtergrond verdreven worden. Gemmeker, die zoals gezegd geen
principiële antisemiet was, was vaak bereid om verzoeken zoals hierboven genoemd toe te
staan.17
Bijzonder was Gemmekers verleende vrijstelling van transport aan twee protestants
gedoopte joden, 'auf Grund der Vereinbarungen des Hernn Reichskommissars [Arthur Seyss-
Inquart] mit den Vertretern der evangelischen Kirche'.18
Gemmeker doet hier dus simpelweg
wat hem van hogerhand opgelegd wordt. Daarbij denk ik dat niet de nationaalsocialistische
argumenten in de verzoekschriften Gemmeker tot instemming brachten, maar zijn wens voor
orde in het kamp en zijn ontzag voor hogere autoriteiten.
In de inleiding en hiervoor stipte ik al het bezit van muziekinstrumenten aan. Dat
brengt mij Gemmekers derde ordemiddel: amusement, zoals muziekoptredens en cabaret,
NIOD, 250i, 105-119, o.a. Lagerbefehle No. 9, 18 februari 1943 en Lagerbefehle No 10, 25 februari 1943. In
totaal vaardige hij Gemmeker 89 Lagerbefehle uit in de periode tussen 1 februari 1943 en 30 maart 1945:
gemiddeld eentje elke negen dagen.
15
Boas, Boulevard des Misères, 28.
16
NIOD, 250i, 37-46, verzoekschriften aan Lagerkommandant A.K. Gemmeker.
17
NIOD, 250i, 866-867, reacties van A.K. Gemmeker op verzoekschriften; NIOD, 250i, 868, verklaringen van
Lagerkommandant A.K. Gemmeker voor toestemming aan kampingezetenen zich buiten het kamp te
begeven, 18 december 1942 – 21 april 1943.
18
NIOD, 250i, 948, verklaringen van Lagerkommandant A.K. Gemmeker over het vrijstellen voor transport
van protestants gedoopte joden, 4 oktober 1943 en 13 juni 1944.
voor de gevangenen. Gemmeker was een liefhebber van lichte kunstvormen als schlager en
komedie. Hij en zijn medewerkers waren niet de enige die de verschillende optredens op
dinsdagavond bijwoonden: de zalen waren tot aan de nok toe gevuld met gevangenen.
Gemmekers keuze voor de dinsdagavond was een strategische. Immers, de transporten
vertrokken meestal op dinsdagmorgen. De optredens waren dus, volgens De Jonge, vooral
bedoeld om de mensen enige afleiding te bieden en, volgens Boas, om de orde te bewaken.
Dat was dan wel een orde die stand kon houden dankzij een enorme angst.19
Dit alles diende
een hoger doel (het transport naar het oosten) en dat poogde Gemmeker weer te
bewerkstelligen omdat hem dat van bovenaf was opgelegd. Zijn plichtsbesef, en zeker niet
zijn antisemitisme, was zijn belangrijkste motivatie.
Berg was vanaf maart 1942 al aanwezig in kamp Amersfoort, om daar plaatsvervangend
commandant en oud-collega uit Schoorl Johann Friedrich Stöver bij te staan tijdens de ziekte
van de kampcommandant Walter Heinrich. Zowel Stöver als Berg had zich ‘keurig’ gedragen
in Schoorl, waar zij goede contacten onderhielden met de gevangenen, maar ze zouden in
Amersfoort bijzonder wreed tekeer gaan.20
Op 8 maart 1943 werd Berg officieel de nieuwe
Lagerführer, met Joseph Kotälla als tweede man. Het is dus vanaf deze datum dat de analyse
verder gaat. Over Kotälla en Berg als duo in het hoofdstuk 2 meer, hier gaat om de wijze
waarop Berg de scepter zwaaide in Amersfoort. Hoe ging het er onder hem aan toe in
Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort? Hoe verhoudt zich dat tot Gemmekers beleid in
Westerbork?
Onder Berg was het kamp een stuk opener en minder gewelddadig dan onder Heinrich,
maar nog altijd was er sprake van honger(oedeem), ziekte en mishandelingen. Het waren
vooral Bergs lager geplaatsen die zich met die mishandelingen bezig hielden. De
kampcommandant besteedde zijn tijd vooral aan de selectie van gevangenen voor de
arbeidsinzet. Dat was immers de taak van Kamp Amersfoort. De meeste gevangenen, zo’n
twintigduizend, werden naar Duitsland doorgevoerd om daar arbeid te verrichten voor de
Duitsers. Het was ook daarom dat Berg de onder Heinrich vaak gebruikte straf van
voedselonthouding voor alle gevangenen niet meer kon gebruiken. Immers, de kampleiding
19
De Jonge, ‘De zaal zit vol’, 84-5; Boas, Boulevard des Misères, 21, 29.
20
J. Huurdeman, Bij de beuk linksaf. Een jongen van zeven haalt samen met zijn vader schillen op in Kamp
Amersfoort. Niemand weet wat zij nog meer doen… (Leusden 2014) 27; Von Frijtag, Kamp Amersfoort, 28-9.
had commentaar gekregen op de fysieke gesteldheid van de gevangenen na een visitatie uit
Duitsland. Uit dat land kwam het bericht dat men geen interesse meer had in de gevangenen
uit het ‘hongerkamp’.21
Dat bevel van hogerhand moet ook hebben meegespeeld in de uiteindelijke
toestemming van Berg aan Loes van Overeem van het Nederlandse Rode Kruis om het kamp
te betreden. De ‘witte engel’ of ‘Amersfoorts “Florence Nightingale”’, die in juli 1943 voor
het eerst echt van zich liet horen, werd eerst flink tegengewerkt door Berg, die stelde dat het
zijn gevangenen aan niets ontbrak.22
Van Overeem en haar man, een arts, konden naar binnen
komen door de kwestie aanhangig te maken bij Harster, inderdaad degene onder wie Berg in
Den Haag bij de Sicherheitspolizei gewerkt had. Voor zijn druk zwichtte Berg dus blijkbaar
wel. Zo werd het voor Van Overeem mogelijk om bijvoorbeeld, naast voedselpakketten van
haar eigen Rode Kruis, schenkingen van Shell het kamp binnen te krijgen.23
Vanaf eind
september 1944 woonde ze vast in kamp Amersfoort. Opvallend genoeg eindigt Berg zijn
verdedigingsrede tijdens zijn proces in maart 1946 met een stukje over mevrouw Van
Overeem, met wie hij blijkbaar een dusdanige band had opgebouwd dat zij ‘weiss wie ich
innerlich über alles dachte’.24
Ook al klopt dat, en waren de twee niet grote tegenstanders, dan
sluit dit nog wel aan bij de notie dat er sprake was van externe invloed in Amersfoort en op
Berg zelf.
Toch was dit niet de enige invloed van buitenaf op het Amersfoortse kamp, al zal Berg
daar niet altijd weet van hebben gehad. Huurdemans boek gaat grotendeels over vader Evert
en zoon Jan Reemst, ‘illegale postbodes’ die officieel alleen maar kwamen om schillen en
andere etensresten op te halen, ten behoeve van Reemsts boerderij. Zij wisten niet alleen
illegale brieven het kamp in en uit te smokkelen; Reemst senior voerde zelfs enkele
21
Huurdeman, Bij de beuk linksaf, 34-40; Von Frijtag, Kamp Amersfoort, 113-4, 186. Huurdeman spreekt naast
de twintigduizend tewerkgestelden over tienduizend gevangenen die uiteindelijk zijn vrijgelaten, honderden
sterfgevallen in Amersfoort zelf en 4500 die doorgevoerd zijn naar andere kampen. Dat komt redelijk
overeen met Bergs eigen getal van in totaal 40.000 gevangenen, NIOD, 250f, 239, Verdedigingsrede, maart
1946.
22
NIOD, 250f, 208, Stukken over de hulpverlening door mevrouw L.H.M.A. van Overeem-Ziegenhardt, mei
1945 - november 1947, ‘Amersfoorts “Florence Nightingale”’, Je Maintiendrai, 9 juni 1945.
23
Von Frijtag, Kamp Amersfoort, 144-6.
24
NIOD, 250f, 239, Verdedigingsrede, maart 1946.
succesvolle onderhandelingen met Berg. Zo spraken ze over de vrijlating van mannen die bij
razzia’s waren opgemaakt en mannen die de Arbeitseinsatz hadden ontlopen. Meerdere keren
was Reemst succesvol. Toen Oberle, een bewaker van Amersfoort, bij controle van de mannen
die vanuit het kamp op Reemsts boerderij werkten, een joodse gevangene gewelddadig aan
pakte omdat die niet hard genoeg aan het werk zou zijn, eiste Reems dat de commandant een
einde zou maken aan alle mishandelingen op zijn boerderij. En zowaar: de gevangenen
werden vanaf dat moment met rust gelaten. ‘Met Berg was het mogelijk een band op te
bouwen, zodat het één en ander “geregeld” kon worden, uiteraard in het voordeel van de
gevangenen’, aldus Huurdeman.25
Deze externen (Van Overeem/Rode Kruis, Shell, Reemst) konden dan enige invloed
uitoefenen op het kamp, voor de internen waren de regels een stuk strenger. Een goed
voorbeeld, zeker om te contrasteren met Gemmeker, waren de regelingen omtrent brieven,
pakketten en verzoekschriften. Op de joodse (onduidelijk blijft of Bergs aanpak van de joden
gemotiveerd werd door een diep antisemitisme) en Russische gevangenen na, mochten de
gevangenen eens per maand een brief sturen en ontvangen; pakketten ontvangen zat er
helemaal niet in. De brieven waren onderhevig aan zware censuur. Verzoeken aan de
kampcommandant, van bijvoorbeeld de familie, over wat dan ook, leken niets uit te halen.26
Het staat zelfs letterlijk op een verzoek tot het schrijven en ontvangen van een brief:
‘Anfragen an die Kommandantur des Lagers sind zwecklos und werden nicht beantwortet.’27
Het zegt voorts ook veel dat een groep gevangenen op 11 maart 1945 een vervalst
‘Marschbefehl’ nodig achtte om een gevangene het kamp uit te krijgen.28
Dat is een belangrijk
verschil met Gemmeker: hij was veel meer geneigd om praktijken als tijdelijke verlating van
het kamp toe te laten dan zijn Amersfoortse collega.
Het is al opvallend dat Von Frijtag het in haar boek over het ‘tijdperk Kotälla’ en niet
over het tijdperk van Berg heeft. Berg liet, in elk geval aangaande de mishandelingen, Kotälla
25
Huurdeman, Bij de beuk linksaf, 87-91.
26
Ibidem, 57.
27
NIOD, 250f, 80, Formulier met voorschriften over de correspondentie met gevangenen ten name van F.W.
Driessen, 22 maart 1942. Berg was toen weliswaar nog niet officieel kampcommandant, maar was samen met
Stöver – bij ziekte van de jure commandant Heinrich – de feitelijke bestuurder van het kamp; NIOD, 250f,
209, Formulier met aanwijzingen over pakketzendingen.
28
NIOD, 250f, 97, Formulier ‘Marschbefehl’ ten name van G. v.d. Zwart, 11 maart 1945.
zijn gang gaan. Later kwam ook de dagelijkse leiding steeds in meer handen van Bergs
tweede man. Dat vormt een duidelijk verschil met Gemmeker, zoals gezien bij de besproken
Lagerbefehle. Verder liet Berg interne aangelegenheden zoals de ordehandhaving steeds meer
aan gevangenen over, ‘een grotere mate van zelfbestuur’, aldus Von Frijtag. Gemmeker liet
inderdaad ook veel verantwoordelijkheid aan een gevangene, de Duitse jood Kurt
Schlesinger.29
Maar juist de ordehandhaving was Gemmekers kroonjuweel, die zou hij nooit
uit handen hebben gegeven.
Berg was vatbaar voor invloeden van buitenaf, niet per se alleen door druk van
hogerhand (Van Overeem en Harster), want ook zonder invloed (Reemst) liet hij
buitenstaanders toe. Bij Gemmeker was Westerbork als geheel echt wel afgesloten van de
wereld, er was geen communicatie tussen kamp en samenleving, maar (familieleden van)
gevangenen konden wel verzoeken indienen om het kamp tijdelijk te verlaten en die werden
regelmatig gehonoreerd. Dat was dan bij Berg weer niet het geval. Mijns inziens ligt dat aan
het feit dat Gemmeker bijna maniakaal orde nastreefde; hij sloot het kamp als geheel af van
de buitenwereld om die orde te behouden, maar kwam tegelijkertijd individuele gevangenen
regelmatig tegemoet om individuele orde – en daarmee hopelijk algehele – te bewerkstelligen.
Berg verzette zich weliswaar tegen pogingen van buitenaf om zijn gevangenen te helpen,
maar slaagde veel minder in die opzet dan Gemmeker. Dat lijkt interessant – bijna paradoxaal
– genoeg het gevolg te zijn van Gemmekers beslissing om juist individuele gevangenen meer
contact met de buitenwereld te laten hebben met de buitenwereld en Bergs verzet daar tegen.
Bovendien verschilden Gemmeker en Berg in hun gedrag, tot slot, doordat hun kampen een
ander doel dienden. Gemmeker moest zoveel mogelijk mensen richting de
vernietigingskampen deporteren, Berg moest zijn gevangenen doorvoeren om in Duitsland te
laten werken. Gemmekers focus op orde en Bergs latere focus op gezondheid van zijn
gevangenen zijn vanuit die verschillende doelen te verklaren.
29
Van der Zee, Westerbork, 56.
Hoofdstuk 2: Angst, waardering en samenwerking. Gevangenen en
medewerkers van de kampen over hun commandanten
Het tweede hoofdstuk komt te spreken over de gevangenen en medewerkers in de beide
kampen. Wat was hun mening over de commandanten? Hoe beoordeelden zij het contact met
Gemmeker en Berg? De analyse zal ik grotendeels maken aan de hand van twee
constateringen. De eerste is dat er sprake was van diversiteit onder de gevangenen en dat de
lijn tussen gevangene en medewerker minder duidelijk was dan deze op het eerste gezicht
wellicht zou lijken. Dit is ook de reden waarom ik gekozen heb om beide groepen
tegelijkertijd te behandelen. De tweede is dat zowel Gemmeker als Berg een persoon, een
medewerker van het kamp, naast zich had die wellicht meer gevreesd werd door de bewoners
van het kamp dan de commandant zelf: Frau Hassel bij Gemmeker en Joseph Kotälla bij
Berg. De inzichten die ik poog te verwerven, baseren zich voornamelijk op primaire bronnen
als ooggetuigenverslagen na de oorlog, getuigenissen in rechtsprocessen en egodocumenten.
In Geschiedenis van een plek is een groot aantal gesprekken met oud-bewoners (onder
wie gevangenen, medewerkers en personen zoals mevrouw Van Overeem) getranscribeerd.
Deze bieden waardevolle informatie over de perceptie van Berg bij de kampbewoners. Een
belangrijke eerste opmerking die op basis van deze bronnen te maken is, is dat Berg duidelijk
verschillende soorten gevangenen anders behandelde. Zo stelt de heer Zoetmulder dat hij en
andere civiel-geïnterneerden nooit last hebben gehad ‘van die kerels’, zoals Berg en Kotälla.30
Ook een groep Amerikanen (eveneens civiele gevangenen), zo beschreef Amerikaans
staatsburger R.A. Buitink, werd anders behandeld. Hoewel zij bijvoorbeeld dezelfde
dagelijkse voedselvoorziening ontvingen als de andere gevangenen, hoefden zij niet werken,
dankzij de gemaakte afspraken op de Conferentie van Genève, die de Amersfoortse
kampleiding blijkbaar handhaafde. Toch had ook Buitink het gevoel dat ‘you never knew if
you would live to see the next day’.31
30
Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 101-2.
31
NIOD, 250f, 297, Buitink R.A., over zijn gevangenschap als Amerikaans staatsburger, 2001.
Het lijkt er echter wel degelijk op dat de Amerikaanse gevangenen er minder slecht
van afkwamen dan andere groepen gevangenen. A.A. Andreoli, die samen met zo’n 200
andere Amerikaanse burgers in september 1942 geïnterneerd is geweest, schrijft in een reactie
op het strafproces van Berg, dat hij het zijn plicht acht ‘onder Uw aandacht te brengen, dat ik,
(…) wat betreft de van de zijde van genoemde beklaagde [Berg] ondervonden behandeling,
gedurende deze interneringsperiode, geen reden tot klagen heb gehad.’32
De datering die
Andreoli noemt, is opvallend. Zoals in hoofdstuk 1 beschreven, zou de periode onder Berg
(vanaf maart 1943) enigszins minder zwaar geweest zijn dan toen Heinrich nog de nominale
commandant was.33
Andreoli had juist in de periode waarin het voor de meeste gevangenen
erger was ‘geen reden tot klagen’. Ook hij dankte dat waarschijnlijk aan de akkoorden van
Genève.
Andere gevangenen bevestigen juist het heersende beeld over Berg: ‘hij ontzag zich
niet om met zijn bespijkerde laarzen op de lichamen van de gevangenen te trappen’ (D.A.
Zijlstra) en ‘was een bruut die gevangenen schopte en sloeg’ (J.J. Hesseling). Hesseling meldt
voorts dat de algemene mishandelingen in kamp Amersfoort allemaal ‘onder toezicht en met
medeweten van Berg’ geschiedden. Een andere, onbekende getuige meldt in het verlengde
hiervan dat – hoewel hij Berg zelf nooit heeft zien slaan – Berg inderdaad dergelijke
praktijken van zijn ondergeschikten tolereerde, zoals Kotälla.34
Berg nam dus actief deel aan
fysiek geweld. Over Gemmeker ontbreken zulke verklaringen, simpelweg omdat hij zelf nooit
op die manier ingreep.35
Om de complexe perceptie van Berg alleen nog maar complexer te maken, werp ik nu
een blik op het grijze gebied tussen gevangene en medewerker. Zo was gevangene Schols
eerst blokoudste en later Lagerälteste. Hij moest af en toe Berg helpen bij de transporten.
Schols vertelt over de keer dat zo’n transport ‘finaal in de gort’ lag. Berg wilde daarom het
hele kamp straffen door geen Rode Kruis-pakketten uit te delen. Schols (‘die [pakketjes] kun
32
NIOD, 250f, 245, Brieven met reacties van oud-gevangenen op het proces, november-december 1948.
33
Dit wordt ook bevestigd door bijvoorbeeld gevangene en kok Van den Berg: Armando e.a., Geschiedenis
van een plek, 96-7.
34
NIOD, 250f, 60, Stukken over bewakers die mishandelingen hebben gepleegd, 12 april 1946 – 25 mei 1948.
35
Van der Zee, Westerbork, 57.
je morgen weggooien’) liet dat niet op zich zitten en wist Berg voor rede vatbaar te maken.36
Evert Reemst had als buitenstaander vergelijkbare ervaringen met Berg gehad. Schols geeft
toe dat je een beetje moest slijmen bij Berg. Hoewel het Nieuw Israëlitisch Weekblad meldde
dat mensen als Schols dat alleen maar deden om hun eigen hachje te redden, stelt Schols dat
hij ‘zoete broodjes’ bakte bij Berg om zo ook iets voor de gevangenen te kunnen doen.37
Schols, die door Berg toch enkele zaken werd toevertrouwd, biedt tot slot een verklaring
waarom de Russische gevangenen het zo moesten ontgelden (bijvoorbeeld te zien in het
verbod op correspondentie): Berg ‘was er vast van overtuigd dat zo gauw als de Duitsers weg
waren dat het communisme het zaakje zou overnemen.’38
Ook Gemmeker schakelde gevangenen in om hem te helpen bij het besturen van zijn
kamp. De meest prominente gevangen medewerker was wellicht Kurt Schlesinger, die net als
bijvoorbeeld dokter Fritz Spanier in nauw contact stond met Gemmeker. Hij was een soort
verbindingsman tussen commandant en gevangenen. Gemmeker en Schlesinger koesterden
wederzijdse sympathie en laatstgenoemde verklaarde in het strafproces dan ook dat zijn baas
een goede commandant was geweest, ‘die hechtte aan orde, rust en menselijkheid’. Overigens
waren de meeste gevangenen dat volgens Schlesinger zelf met hem eens.39
Boas bevestigt dat,
maar verklaart dat deze ‘strange infatuation’ alleen maar begrepen kan worden vanuit de enige
realiteit die er was: angst. Ook Van der Zee maakt consequent het voorbehoud dat die angst
een grote vertekening opleverde in het beeld dat de gevangenen van hun commandant hadden,
dat daardoor overwegend positief lijkt. Van der Zee gebruikt daarom liever contemporaine
verslagen, zoals de brieven van Etty Hillesum. Zij kon bijvoorbeeld maar niet begrijpen dat
vele meisjes en vrouwen in het kamp zo verblind waren door Gemmekers ‘grijze haar, dat zo
romantisch afsteekt tegen een nog betrekkelijk jong gezicht’.40
36
Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 118.
37
NIOD, 250f, 43, Krantenknipsel over geprivilegieerde gevangenen, Nieuw Israëlitisch Weekblad, 25
augustus 1945. Nota bene: Schols wordt in dit weekblad niet expliciet genoemd; Armando e.a., Geschiedenis
van een Plek, 120.
38
Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 152.
39
Van der Zee, Westerbork, 61-3. Over andere bevoorrechte joden, zie 55-6.
40
Boas, Boulevard des Misères, 19-21; Van der Zee, Westerbork, 67-8. Over Hillesum, zie Van der Zee,
Westerbork, 71-5. Over de bijzondere aantrekkingskracht van Gemmeker, zie ook Boas, Boulevard des
Misères, 23.
Naast de gevangenen die bij Berg en Gemmeker ‘in dienst’ traden, waren er ook die
zorgden voor entertainment in de kampen. De bereidheid van beide groepen daartoe is te
verklaren vanuit dezelfde overweging: het ontkomen of uitstellen van transport, het ontkomen
aan dan wel verlichten van hun dramatische lotsbestemming. Vooral Westerbork onder
Gemmeker stond erom bekend veel aandacht te besteden aan ontspanning zoals cabaret en
muziek. Dat diende weliswaar vooral het doel om de gevangenen rustig te houden, om
afleiding te bieden. Gemmeker zag in zijn gevangenen echter ook een bron voor eigen
vermaak. Met musici en bijvoorbeeld ook met bokswedstrijden probeerde hij indruk te maken
als er hoge SS’ers op bezoek kwamen.41
Berg gebruikte hen vooral ook voor zijn eigen voordeel en plezier. Daarin is zeker een
parallel met Gemmeker te ontdekken, met de kanttekening dat Berg ze overwegend voor
eigen plezier inzette, terwijl Gemmekers veel sterker beoogde met de entertainers in
Westerbork de orde te bewaken. Berg bijvoorbeeld liet kok en bijna-naamgenoot Van den
Berg ‘culinaire kunsten’ voor hem bereiden, die prefereerde hij boven het eten van de koks in
de SS-kantine. Van den Berg merkt op dat zijn talent hem een uitzonderingspositie opleverde.
Hij werd niet mishandeld, maar was zich er terdege van bewust dat dat alleen maar was
‘omdat die moffen mij nodig hadden voor hun eten.’42
Ook in Westerbork bestond het besef
bij de gevangenen dat door het inschakelen van iemands talenten voor de commandant, diens
verblijf enigszins verlicht kon worden. Zo wist Löwenhardt dat zijn tekentalent hem de status
van gesperrt (voorlopige vrijstelling van transport) had opgeleverd en ook Van Weren, lid van
het kamporkest, begreep dat ‘hoe beter het orkest en cabaret waren, des te meer kans zou er
zijn op uitstel van deportatie’.43
Tot slot behandel ik het beeld van beide kampcommandanten nog aan de hand van het
beeld dat er bestond over twee consorten van Berg en Gemmeker: respectievelijk Joseph
Kotälla en Frau Hassel. Engbrocks, een Auschlandsdeutsche in kamp Amersfoort, koppelt de
opkomst van Berg aan die van Kotälla, ‘een weke jongen, die zich door Berg liet leiden. (…)
41
NIOD, 250i, 105-119, Lagerbefehle no. 86 (augustus 1944); Van der Zee, Westerbork, 63-4; Boas,
Boulevard des Misères, 27.
42
Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 152-3.
43
A. Bitterberg en B. Prinsen, ‘Humor und melodie’, in: D. Mulder en B. Prinsen (ed.), Lachen in het donker.
Amusement in kamp Westerbork (Hooghalen/Assen 1996) 16-27, 16; D. Mulder, ‘Een schouwburg achter
prikkeldraad’, 46.
Kotälla was de hamer van Berg’.44
Kotälla had inderdaad geen stabiele mentale toestand
gehad, zo had hij in het voorjaar van 1943 kamp Amersfoort moeten vertalen vanwege zijn
zeer kritieke toestand. Enkele maanden later kon hij toch terugkeren en werd hij de tweede
man, achter Berg.45
In die hoedanigheid werd Kotälla volgens gevangene Slots ‘het prototype
van een kampbewaarder’, iemand die zonder een oorlogssituatie nooit belangrijk zou zijn
geweest. Medebewoner Van Dam meldt, over een simpel verzoek om zich te laten scheren,
dat Kotälla hem dat met verbaal geweld verbood, maar dat Berg, eenmaal kennis genomen
van de situatie, dit Van Dam alsnog toestond.46
Waar Kotälla ‘de hamer van Berg’ genoemd kon worden, zagen de gevangenen in
Westerbork Frau Hassel als ‘de kwade geest van Gemmeker’. Elisabeth Helena Mullender-
Hassel was Gemmekers secretaresse en minnares. Hassel, die bij afwezigheid van Gemmker
de bevoegdheid droeg over bijvoorbeeld het transport, werd gevreesd in het kamp. Vooral de
meer aantrekkelijke vrouwen uit het door Hassel gehate cabaret moesten het vaak ontgelden.47
Kenmerkend voor het verschil in perceptie van de gevangenen tussen Gemmeker en Hassel
was dat men bijvoorbeeld het strenger toepassen van de voorschriften vaak toeschreef aan de
slechte invloed die Hassel op Gemmeker zou hebben. Hassel werd door ‘Dienstleiter’
Ottenstein gezien als een ‘felle nazi’, die minder doelmatig te werk ging dan Gemmeker. De
gevangenen wilden het liefst van beide af, maar Gemmeker zou dan nog ‘met een fluwelen
koord’ worden opgehangen; voor Hassel had men nog ergere dingen in petto.48
Als mogelijke
verklaring komt Eva Moraal met de interessante bijdrage dat vrouwen in dergelijke posities
nog sneller als verachtelijk worden beschouwd; Hassels ‘vrouw-zijn’ werd Gemmeker meer
aangerekend dan zijn ‘man-zijn’.49
44
Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 96. Auschlandsdeutsche waren al in Nederland wonende Duitsers
voor het begin van de oorlog, die bijvoorbeeld in Amersfoort werden ingedeeld in de bewakingseenheid van
het kamp.
45
Von Frijtag, Kamp Amersfoort, 53, 186.
46
Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 76 (Slots), 116 (Van Dam).
47
Boas, Boulevard des Misères, 25-6.
48
Van der Zee, Westerbork, 59-60; NIOD, 250i, 510, Ottenstein, H.O. (Dienstleiter zur besonderen
Verwendung).
49
E. M. Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga, ga ik ‘s avonds naar de revue’: kamp Westerbork in
Met deze vergelijking heb ik willen aantonen dat het beeld van een ander prominent
persoon in het kamp het beeld van Berg dan wel Gemmeker kon beïnvloeden. Bij Berg zorgde
Kotälla’s gedrag op z’n best voor een iets minder negatief beeld van Berg onder de
gevangenen, terwijl zich over Gemmeker dankzij de hekel die de gevangenen aan Hassel
hadden zich juist een positievere perceptie vormde. Ook al was de waardering voor
Gemmeker irreëel en ingegeven door angst, het moge duidelijk zijn dat de bewoners van
Westerbork Gemmeker meer mochten dan de bewoners van Amersfoort Berg. Dat is vooral
het gevolg van de manier waarop de commandanten te werk gingen: Gemmeker beheerst en
van een afstand (met ‘de trein’ altijd achter de hand), Berg hardhandig en gewelddadig (hij
deed wel degelijk zelf aan mishandelingen mee). Ook de gevangenen die ingeschakeld
werden in het kampbestuur of andere klusjes moesten opknappen (Schlesinger en Spanier bij
Gemmeker, Schols en Van den Berg bij Berg), waren meer te spreken over Gemmeker dan
over Berg. Die algemene positievere (of minder negatieve) waardering werd deels ook
bepaald door de invloed die twee medewerkers van beide commandanten hadden. Toch wil ik
ervoor waken om deze conclusie singulier te maken: in de inleiding wees ik er al op er in de
kampen veel verschillende soorten gevangenen waren. Zij, en de verschillende werknemers,
hadden allemaal, zowel in Westerbork van Gemmeker als in Amersfoort van Berg, een eigen
beeld van hun commandant.
brieven, dagboeken en memoires (1942-2010) (Amsterdam 2013, proefschrift Universiteit van Amsterdam)
292.
Hoofdstuk 3: ‘Imagining’, hofmeiers en treinen. Berg en Gemmeker in
de historiografie
In de voorgaande twee hoofdstukken heb ik aan de hand van eigen verslagen en kamporders
van Berg en Gemmeker en verklaringen van gevangenen en medewerkers een beeld gepoogd
te schetsen van Berg en Gemmeker. Hier wil ik kort ingaan op de implicaties en relevantie die
het door mij geschetste beeld heeft voor de bredere historiografie over concentratiekampen en
daders in de Holocaust.
Ten eerste wil ik benadrukken dat ik mij niet voornamelijk gericht heb op de rol van
Gemmeker en Berg als daders in de Holocaust, maar eerder op hun rol als bestuurder van een
concentratiekamp, als een soort burgemeesters. Het is mijns inziens te beperkt om alleen maar
te kijken naar de geschiedenis van de kampen en beide mannen daarin te zien als dader. Ik
vind het belangrijk om de complexiteit van zowel Gemmeker als Berg goed in het oog te
houden. Zeker het heersende beeld over Berg (niet per se zijn persoon, als wel zijn gedrag) is
wat mij betreft te eenzijdig. Zijn behandeling van de Amerikanen verschilde significant van
die van de Russen of joden. Het zou voor de aandacht daarvoor niet uit moeten maken wat
Bergs achterliggende reden is geweest. Als Berg verschillende groepen gevangenen anders
behandeld heeft, dan moet voor elk van die groepen aandacht zijn en voor alle behandelingen
naar een verklaring worden gezocht, hetgeen nu niet gebeurt. Het streven moet zijn om een zo
compleet, waarheidsgetrouw mogelijk beeld te schetsen, van welk persoon dan ook.
Historiografisch gezien past de perceptie van Berg echter nog altijd beter in het
doorsneebeeld van de geweldadige en gemene kamp-SS’er. Gemmeker, hoe vertekend de
percepties van de bewoners van Westerbork ook mogen zijn, komt er met karakteristeringen
als beheerste gentleman veel beter van af. Mark Roseman – denkend aan Daniel Goldhagens
‘shocking’ claims – vraagt zich af waarom het zo lang duurde, ‘for perpetrators to be taken
seriously as active, conscious participants, embracing their cause.’, in casu het
nationaalsocialistische gedachtegoed.50
Niet ontkennend dat Berg en Gemmeker ook daders
50
M. Roseman, ‘Beyond Conviction? Perpetrators, Ideas, and Action in the Holocaust in Historiographical
Perspective’, in: F. Biess, M. Roseman en Hanna Schissler (ed.), Conflict, Catastrophe and Continuity:
Essays on Modern German History (New York 2007) 83-103, 83; Het bedoelde werk is Daniel Goldhagen,
Hitler’s Willing Executioners: Ordinary Germans and the Holocaust (New York, 1996).
waren, wil ik bij dezen beide deelnemers, en zeker bij Gemmeker, op basis van het hiervoor
verrichte onderzoek, stellen dat zij vooral loyaliteit of plichtsbesef en ambitie als drijfveer
hadden en niet ideologisch gemotiveerd waren. Bij Berg blijft onduidelijk in hoeverre hij
antisemitische denkbeelden had en in welke mate die meegespeeld hebben in zijn gedrag en
besluiten als kampcommandant. Eerder en duidelijker was zijn radicale afkeer van het
communisme van invloed (namelijk op zijn behandeling van de Russische gevangenen in
Amersfoort), in plaats van onbetwist nationaalsocialistische ideeën.
Het beeld van Berg behoeft mij betreft niet alleen meer onderzoek (bijvoorbeeld naar
eventueel antisemitisch gedachtegoed), maar sowieso een verbreding en verdieping. Ook Berg
kon bijvoorbeeld bang zijn voor zijn superieuren, of beïnvloed worden door buitenstaanders.
Ook die zaken kunnen helpen bij het verklaren van bepaalde beslissingen of gedragen, maar
dat wordt maar mondjesmaat gedaan. ‘Imagining without listening’, zou auteur John Green
het noemen, luisteren naar de meervouden waaruit elk persoon bestaat.51
Luisteren is precies
wat historici moeten doen: naar de bronnen. Dat heeft niets te maken met het nuanceren of
zelfs bagatelliseren van wat er gebeurd is in de kampen, het heeft te maken met het verkrijgen
van een beter, dieper inzicht in die gebeurtenissen.
Tot slot wil ik nog twee inhoudelijke opmerkingen maken, allebei aangaande het boek
van der Zee, Westerbork: het doorganskamp en zijn commandant. Om te beginnen komt zij
met de fraaie analogie dat Gemmeker als Merovingische koning het regeren overgelaten zou
hebben aan zijn hofmeier Schlesinger.52
Inderdaad was Gemmeker geneigd
verantwoordelijkheden over te laten aan Schlesinger, maar gezien zijn vele kamporders en
vele gebieden waaraan hij in die orders aandacht besteedde, lijkt een volledige karakterisering
als Merovingische koning mij overdreven. De ordehandhaving zou Gemmeker, zoals ik eerder
betoogde, nooit volledig uit handen geven. Wellicht is de vergelijking meer op haar plaats als
de Merovingische koningen van voor hofmeiers als Pepijn de Korte worden gebruikt; ook
toen waren er al hofmeiers, maar niet zo machtig dat ze de facto koning waren.53
Eventueel
past de vergelijking misschien ook bij Berg, die veel uit handen gaf aan zijn ‘hofmeiers’ Schol
51
Green, Paper Towns, 241.
52
Van der Zee, Westerbork, 56.
53
Voor een adequate bespreking van de Merovingen, zie C. Wickham, The Inheritannce of Rome. A History of
Europe from 400 to 1000 (Londen 2009) 111-129.
en Kotälla.
Minder ben ik het eens met Van der Zees opmerking ‘de trein was het enige wat hem
[Gemmeker] aan zijn gevangenen bond.’54
Dit is mij veel te eenzijdig en krachtig gesteld.
Hoewel Gemmeker duidelijk de treintransporten zo soepel mogelijk wilde laten verlopen en
dat op vele manieren (een toegeeflijke houding ten opzichte van verzoekschriften, het
uitgeven van vele kamporders, van entertainment), was hij toch ook oprecht geïnteresseerd in
wat zijn gevangenen konden: muziek maken, sporten, fotograferen. Daarbij probeerde hij met
de gevangenen die dergelijke talenten hadden, zijn status te verhogen bij visiterende SS’ers.
De gevangenen op transport reden bij Gemmeker inderdaad voorop, maar aan die trein zaten
nog meerdere wagons.
54
Van der Zee, Westerbork, 57.
Conclusie
In dit paper heb ik middels een analyse van hun rol als bestuurder en de reputatie die zij
hadden bij hun gevangenen en medewerkers een dubbelportret geschetst van
kampcommandanten Karl Peter Berg en Albert Konrad Gemmeker. Daarin kwam, ten eerste,
naar voren dat beide mannen voorafgaand aan hun carrière als kampcommandant een
vergelijkbare levensloop vertoonden (weinig of geen opleiding, veel ambitie, tonen van eigen
initiatief). In het bestuur van hun kamp bleken Gemmeker en Berg meer te verschillen. Waar
Gemmeker koste wat kost de rust in zijn kamp wilde bewaren, gaf Berg zijn goedkeuring aan
mishandelingen van de gevangenen, waaraan hij zelf ook meedeed. Gemmeker stelde in feite
alles in dienst van het bereiken van de door hem zo gewenste orde, om de transporten zo
soepel mogelijk te laten verlopen. Zo vaardigde hij vele kamporders uit, was hij vrij
toegeeflijk in verzoekschriften (zeker in vergelijking met Berg) en bood hij zijn gevangenen
muziek en cabaret. Berg, wiens gevangen in de eerste plaats voor arbeid en niet voor moord
geïnterneerd waren, hechtte daar minder waarde aan, maar was op zijn beurt weer vatbaarder
voor invloed van buitenaf, van personen als Evert Reemst of Loes van Overeem, die merkten
dat met Berg best wat te regelen viel. Dat verschil in bestemming van de kampgevangen is
een belangrijk gegeven; waar Gemmeker dus vooral de orde probeerde te bewaren, probeerde
Berg (althans, zo stelde hij zelf) zijn gevangenen gezond te houden voor hun toekomstige
arbeid in Duitsland. Toen bleek dat de gevangenen zeer verzwakt waren, ging Berg, gebukt
onder druk van zijn meerderen, overstag en liet hij de benoemde externe invloed (nog meer)
toe. Daarmee is nog een belangrijke overeenkomst genoemd: zowel Berg als Gemmeker had
een groot plichtsbesef. Daarbij moet aangetekend worden dat Berg op zijn vingers getikt
moest worden om orders op te volgen, terwijl Gemmeker dat vooral uit zichzelf deed. Dat
verschil lijkt me vooral gelegen in de persoon van beide commandanten, Gemmeker was nu
eenmaal erg gezagsgetrouw. Gemmeker was, tot slot, niet gemotiveerd door een sterk
antisemitisme, bij Berg stond dat minder buiten kijf.
Bij analyse van de perceptie van de gevangenen en medewerkers kwam naar allereerst
naar voren dat, zeker bij Berg, het belangrijk is om aandacht te hebben voor verschillende
soorten gevangenen, aangezien verschil in gevangene meestal een verschil in behandeling
door Berg met zich meebracht, en daardoor ook in perceptie van die gevangene. Waar
Amerikaanse gevangenen duidelijk het minst negatief waren, kregen Russen (Berg was een
felle anticommunist) het zwaarder te verduren. Een opvallend verschil bij Berg en Gemmeker
was dat bij eerstgenoemde de gevreesde Joseph Kotälla zijn reputatie zeker niet beter maakte,
daar algemeen bekend was dat Berg diens gewelddadige praktijken tolereerde, terwijl
Gemmeker juist tegenover de gehate Frau Hassel nog meer gewaardeerd werd. Een negatief
gewaardeerde medewerker van beide commandanten werkte dus voor hun perceptie twee
verschillende kanten op. Beide commandanten schakelden gevangenen in voor hun bestuur en
eigen gewin. Echter, waar bij Bergs helpers vooral het negatieve gevoel heerste dat hij ze
inderdaad alleen maar minder slecht behandelde omdat hij ze nodig had, waren Gemmekers
onderdanen overwegend positiever. Muzikanten in Westerbork wisten ook wel dat Gemmeker
hielpen bij het behalen van een doel (orde in het kamp), maar dachten tegelijkertijd vooral aan
zichzelf en het uitstellen van hun transport.
Dit alles in overweging nemend kom ik tot de conclusie dat Gemmeker zijn kamp
beter in de hand had dan Berg, wat niet alleen blijkt uit het feit dat Berg berispingen kreeg uit
Duitsland, maar ook dat de Westerborkers meer op hadden met Gemmeker dan de gevangenen
in Amersfoort met Berg. Daarbij wil ik nog melden dat het heersende beeld van Berg in de
historiografie (en daarbuiten) mijns inziens te eenzijdig is. Hij behandelde verschillende
gevangenen op verschillende manieren en bleek voor externen en medewerkers geen
onmogelijke onderhandelingspartner. Over Albert Konrad Gemmeker constateerde ik al dat
zijn persoon complex was; hetzelfde geldt voor Karl Peter Berg.
Literatuur
Primair bronmateriaal:
Armando, H. Verhagen en M. Keus (ed.), Geschiedenis van een plek. Concentratiekamp
Amersfoort (Amersfoort 2000).
Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies, Amsterdam
Archief 250i Westerbork, Judendurchgangslager:
37-46, verzoekschriften aan Lagerkommandant A.K. Gemmeker;
105-119, Lagerbefehle van Albert Konrad Gemmeker;
510, Ottenstein, H.O. (Dienstleiter zur besonderen Verwendung);
948, verklaringen van Lagerkommandant A.K. Gemmeker over het vrijstellen voor transport
van protestants gedoopte joden, 4 oktober 1943 en 13 juni 1944;
1007, Proces Verbaal van het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven.
Archief 250f Amersfoort, Polizeiliches Durchgangslager:
43, Krantenknipsel over geprivilegieerde gevangenen, Nieuw Israëlitisch Weekblad, 25
augustus 1945;
80, Formulier met voorschriften over de correspondentie met gevangenen ten name van F.W.
Driessen, 22 maart 1942;
60, Stukken over bewakers die mishandelingen hebben gepleegd, 12 april 1946 – 25 mei
1948;
97, Formulier ‘Marschbefehl’ ten name van G. v.d. Zwart, 11 maart 1945;
208, Stukken over de hulpverlening door mevrouw L.H.M.A. van Overeem-Ziegenhardt, mei
1945 - november 1947, ‘Amersfoorts “Florence Nightingale”’, Je Maintiendrai, 9 juni 1945;
209, Formulier met aanwijzingen over pakketzendingen;
239, Verdedigingsrede, maart 1946;
245, Brieven met reacties van oud-gevangenen op het proces, november-december 1948;
297, Buitink R.A., over zijn gevangenschap als Amerikaans staatsburger, 2001.
Secundaire literatuur:
Bitterberg, A. en B. Prinsen, ‘Humor und melodie’, in: D. Mulder en B. Prinsen (ed.), Lachen
in het donker. Amusement in kamp Westerbork (Hooghalen/Assen 1996) 16-27.
Boas, J., Boulevard des Misères: The Story of Transit Camp Westerbork (Hamden 1985).
Frijtag Drabbe Künzel, G. von, Kamp Amersfoort (Amsterdam 2003).
Green, J., Paper Towns (New York 2008).
Huurdeman, J., Bij de beuk linksaf. Een jongen van zeven haalt samen met zijn vader schillen
op in Kamp Amersfoort. Niemand weet wat zij nog meer doen… (Leusden 2014).
Jonge, E. de, 'De zaal zit vol', in: D. Mulder en B. Prinsen (ed.), Lachen in het donker.
Amusement in kamp Westerbork (Hooghalen/Assen 1996) 84-91.
Moraal, E.M., ‘Als ik morgen niet op transport ga, ga ik ‘s avonds naar de revue’: kamp
Westerbork in brieven, dagboeken en memoires (1942-2010) (Amsterdam 2013,
proefschrift Universiteit van Amsterdam).
Mulder, D., ‘Een schouwburg achter prikkeldraad’, in: D. Mulder en B. Prinsen (ed.), Lachen
in het donker. Amusement in kamp Westerbork (Hooghalen/Assen 1996) 41-52.
Zee, N. van der, Westerbork: het doorgangskamp en zijn commandant (Soesterberg 2006).
Complexe commandanten. Een dubbelportret van Albert Gemmeker en Karl Berg in kamp Westerbork en kamp Amersfoort, 1942-1945.

Weitere ähnliche Inhalte

Empfohlen

AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfmarketingartwork
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024Neil Kimberley
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)contently
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024Albert Qian
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsKurio // The Social Media Age(ncy)
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Search Engine Journal
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summarySpeakerHub
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Tessa Mero
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentLily Ray
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best PracticesVit Horky
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementMindGenius
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...RachelPearson36
 
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...Applitools
 
12 Ways to Increase Your Influence at Work
12 Ways to Increase Your Influence at Work12 Ways to Increase Your Influence at Work
12 Ways to Increase Your Influence at WorkGetSmarter
 

Empfohlen (20)

AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
 
Skeleton Culture Code
Skeleton Culture CodeSkeleton Culture Code
Skeleton Culture Code
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
 
How to have difficult conversations
How to have difficult conversations How to have difficult conversations
How to have difficult conversations
 
Introduction to Data Science
Introduction to Data ScienceIntroduction to Data Science
Introduction to Data Science
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best Practices
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project management
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
 
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
 
12 Ways to Increase Your Influence at Work
12 Ways to Increase Your Influence at Work12 Ways to Increase Your Influence at Work
12 Ways to Increase Your Influence at Work
 
ChatGPT webinar slides
ChatGPT webinar slidesChatGPT webinar slides
ChatGPT webinar slides
 
More than Just Lines on a Map: Best Practices for U.S Bike Routes
More than Just Lines on a Map: Best Practices for U.S Bike RoutesMore than Just Lines on a Map: Best Practices for U.S Bike Routes
More than Just Lines on a Map: Best Practices for U.S Bike Routes
 

Complexe commandanten. Een dubbelportret van Albert Gemmeker en Karl Berg in kamp Westerbork en kamp Amersfoort, 1942-1945.

  • 1. Complexe commandanten. Een dubbelportret van Albert Gemmeker en Karl Berg in kamp Westerbork en kamp Amersfoort, 1942-1945. Naam: Bram Benthem Studentnummer: 4146255 Docent: mw. G. von Frijtag Drabbe Künzel Vak: Slagveld Europa Datum: donderdag 11 juni 2015 Aantal woorden: 6558 Bijlage: literatuurlijst
  • 2. Inleiding ‘Op een gegeven moment moesten ze het jasje van Berg repareren en toen kwam een van de mensen op het idee om de luizen te gaan verzamelen, ze in de voering te stoppen, de hele boel dicht te naaien en terug te sturen naar Berg…’.1 ‘Met dat grijze haar [van Gemmeker], dat zo romantisch afsteekt tegen een nog betrekkelijk jong gezicht, dwepen vele onnozele bakvissen hier, al durven ze daar niet zo openlijk voor uit te komen.’2 Het zijn twee opvallende anekdotes over Karl Peter Berg en Albert Konrad Gemmeker. Beiden dienden als commandant van een concentratiekamp in het bezette Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Berg, die eerder had gewerkt in Kamp Schoorl, was van maart 1943 tot en met april 1945 de leidinggevende van kamp Amersfoort. Zijn collega Gemmeker voerde van juli 1942 tot en met eveneens april 1945 het bevel over kamp Westerbork. Dit paper poogt een dubbelportret te schetsen van deze twee mannen in hun functie als kampcommandant. Aan de hand van primair bronnenmateriaal, gehouden tegen de context van secundaire literatuur, probeert het inzicht te krijgen in de manier waarop Berg en Gemmeker hun kampen leidden en de overeenkomsten en verschillen in hun carrière als kampcommandant voortkomen te duiden. Om te beginnen zal ik over beide commandanten een biografische introductie aanreiken: wat was hun persoonlijke achtergrond? Welke opleiding genoten zij? Wat was hun carrière voorafgaand aan hun positie als kampcommandant? Dit is belangrijke informatie om in het achterhoofd te houden bij de analyse van de primaire bronnen. In dat eerste hoofdstuk – waar ik de meeste aandacht aan zal besteden, omdat Berg en Gemmeker zelf centraal zullen staan – zal ik ook hun bestuur in de kampen bespreken en hoe zij met hun gevangenen om gingen (in hoeverre waren de mannen bijvoorbeeld antisemitisch?). Het tweede hoofdstuk besteedt aandacht aan de gevangenen en medewerkers (waarbij interessant genoeg een grijs gebied bestond): wat vonden zij van hun kampcommandanten? Tot slot bevat het derde hoofdstuk nog kort enkele historiografische bespiegelingen, waarna de conclusie een resumé aanreikt van de bevindingen en ik concreet de verschillen tussen Karl Peter Berg en Albert Konrad Gemmeker zal proberen te duiden. 1 Armando, H. Verhagen en M. Keus (ed.), Geschiedenis van een plek. Concentratiekamp Amersfoort (Amersfoort 2000) 71. 2 Brief van Etty Hillesum, 23 augustus 1943, geciteerd in N. van der Zee, Westerbork: het doorgangskamp en zijn commandant (Soesterberg 2006) 74.
  • 3. Over Gemmeker is in de historiografie al menig woord geschreven. Zijn bekendheid dankt hij mijns inziens aan de complexiteit van zijn persoon. Gemmeker kan beschreven worden als een ‘mecenas’ van cabaret en muziek, maar in dezelfde adem is te stellen dat hij zijn mecenas-rol puur uit kille overwegingen speelde, om zijn gevangenen rustig te houden.3 Juist vanwege die complexiteit blijft het interessant om Gemmeker als onderzoeksonderwerp te nemen; er is niet één simpele duiding van zijn persoon mogelijk, een constatering die wat mij betreft voor alle mensen opgaat, dus ook voor Berg.4 Deze Berg heeft het in tegenstelling tot zijn collega in Westerbork met minder academische aandacht moeten doen. Terwijl over Gemmeker complete boeken zijn verschenen, lijkt voor Berg steeds slechts een plek weggelegd in de bredere geschiedenis van zijn kamp en de Holocaust in Nederland.5 Vanwege deze redenen, Gemmekers complexiteit en Bergs relatieve anonimiteit, heb ik gekozen om de twee samen te onderzoeken en dubbelportret van hen beiden te maken. Door Gemmeker met Berg te vergelijken, hoop ik nieuwe puzzelstukjes te vinden en te leggen over de kampcommandant van Westerbork; door Berg met Gemmeker te vergelijken, wil ik een bijdrage leveren aan de kennis over de kampcommandant van Amersfoort, die mijns inziens nog zeker uitgebreid dient te worden. Dit dubbelportret zal primaire bronnen analyseren en pogen te verweven met secundaire literatuur, om zo ook bestaande interpretaties van Berg en Gemmeker onder de loep te kunnen nemen. Ik zal dan ook gedurende het portret dergelijke interpretaties (zowel van historici als ooggetuigen) de revue laten passeren, om dan vervolgens – met behulp van primaire bronnen dus – mijn eigen licht op de twee commandanten te kunnen laten schijnen. De primaire bronnen zijn deels al gebruikt in de secundaire literatuur, maar ik zal zelf ook het overgeleverde materiaal als bron op zich bestuderen. De meeste bronnen heb ik kunnen inzien in het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD). Bij elk hoofdstuk zal ik steeds beknopt aanstippen welke bronnen daar voornamelijk een rol zullen spelen. Deze keuze voor deze soorten bronnen is deels praktisch: deze soorten zijn nu 3 E. de Jonge, 'De zaal zit vol', in: D. Mulder en B. Prinsen (ed.), Lachen in het donker. Amusement in kamp Westerbork (Hooghalen/Assen 1996) 84-91, 85-6. 4 Dit inzicht ontleen ik aan J. Green, Paper Towns (New York 2008). 5 Zie naast Van der Zee, Westerbork ook: L. Bergen, Albert Konrad Gemmeker: commandant van Westerbork (Soesterberg 2013). Voor een goede geschiedenis van kamp Amersfoort met aandacht voor de rol van Berg, zie G. von Frijtag Drabbe Künzel, Kamp Amersfoort (Amsterdam 2003).
  • 4. eenmaal in groten getale overgeleverd en goed toegankelijk. Ik kan echter met deze verschillende soorten (brieven, dagboeken, kamporders, rechtsprocessen) bronnen Berg en Gemmeker op meerdere manieren analyseren. Deze keuze betekent onder andere dat ik niet het beeld van andere SS'ers of nazi's van deze kampcommandanten van Berg en Gemmeker zal bespreken. Ook percepties onder het Nederlandse volk en de regering laat ik buiten beschouwing. Omdat ik beide leiders wil kenschetsen in hun specifieke rol als kampcommandant, heb ik bewust gekozen voor de mening van die mensen die hen in die hoedanigheid van dichtbij mee hebben gemaakt.
  • 5. Hoofdstuk 1: Ambitie, plichtsbesef en de buitenwereld. Het bestuur van Westerbork en Amersfoort door Gemmeker en Berg In dit hoofdstuk zal ik een vergelijking tussen Albert Gemmeker en Karl Berg maken waarbij de twee mannen zelf centraal staan. Daarbij komt als eerste een korte biografie van beiden aan bod, waarin ik ook beknopt hun carrière voorafgaand aan hun positie als kampcommandant zal behandelen. Daarna zal ik overgaan op de manier waarop Berg en Gemmeker de scepter zwaaiden in hun respectievelijke kampen. Hierbij zal ik ook aandacht besteden aan de wijze waarop Gemmeker en Berg met hun gevangenen omgingen. Dit eerste hoofdstuk zal tot stand komen middels een verweving van verschillende secundaire literatuur, gecombineerd met een set primaire bronnen, waaronder kamporders en -reglementen, verzoekschriften en rechtsverslagen. Albert Konrad Gemmeker werd geboren op 27 september 1907 in Düsseldorf in een familie in de lage middenklasse, zonder rijkdom of goede connecties. Op zijn achttiende ging Gemmeker werken bij een verzekeringsmaatschappij, drie jaar later vertrok hij naar de gemeentelijke politie. Hij ambieerde echter een politioneel-administratieve loopbaan. Op 1 november 1935 kwam hij in dienst bij de Gestapo, waar hij snel carrière maakte. Zijn werk was eigenlijk steeds van administratief-bestuurlijke aard. Van der Zee noemt Gemmeker, ook in zijn latere functie als kampcommandant, ‘organiek administratief’. Vanaf 25 augustus 1940 kwam hij terecht in een ‘geestdodend kantoorbaantje’ in Den Haag. Hij werd daar ‘ontdekt’ door Wilhelm Zöpf, plaatsvervangend hoofd van de Sicherheitspolizei, waar Wilhelm Harster (eindverantwoordelijke voor het transport van de joden uit Nederland) de baas was. Gemmeker werkte op Harsters personeelsafdeling. Volgens Van der Zee zag Zöpf Gemmeker als ‘plichtsgetrouwe, gezagsgetrouwe en correcte administrateur’. Boas sluit zich daarbij aan: ‘he [Gemmeker] was able to please his superiors.’6 Ook zelf stelde hij – bijvoorbeeld tijdens zijn vervolging na de oorlog – altijd gewerkt te hebben op basis van Befehl ist Befehl; orders weigerde hij niet.7 6 Van der Zee, Westerbork, 49-50; J. Boas, Boulevard des Misères: The Story of Transit Camp Westerbork (Hamden 1985) 13-6. 7 Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies Amsterdam (NIOD), archief 250i, 1007, Proces Verbaal van het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven. Het eerste nummer is steeds dat van het desbetreffende archief, gevolgd door het inventarisnummer.
  • 6. Gemmekers ambitie om hoger op te komen, werd verder vervuld toen hij in juni 1942 commandant werd van gijzelaarskamp ‘Beekvliet’ in St. Michielsgestel. Blijkbaar waren zijn superieuren tevreden over hem, aangezien hij vier maanden later al werd overgeplaatst naar kamp Westerbork. Ambitie was een belangrijke reden voor Gemmeker om zich, in 1937, aan te sluiten bij de NSDAP van Adolf Hitler. Het was de Düsseldorfer duidelijk geworden dat NSDAP-leden snel carrière konden maken. Op eigen initiatief meldde hij zich aan bij de SS, waar hij in 1940 werd toegelaten. Het was bij Hitlers partij waarGemmeker kennis maakte met het antisemitisme, dat hij zelf niet principieel koesterde, en overtuigd raakte van het feit dat de joden schuld droegen voor de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog. Zijn probleem met de joden was dan ook van militaire en politieke aard, hij koesterde geen diepe raciale haat. Gemmeker was vooral enthousiast over de successen die Hitler boekte, omdat er met Hitler aan de macht een uitbreiding van het politiewerk zat aan te komen.8 Karel Peter Berg zag het levenslicht op 18 april 1907 in Honnef.9 Na slechts lager onderwijs gevolgd hebben en een korte timmermansperiode, stapte hij over naar de politie. Op eigen verzoek werd hij begin 1938 overgeplaatst naar de recherche. Twee jaar later was Berg onderdeel van de Einsatzkommandos die Nederland binnenvielen. Dat commando werd ontbonden en begin september 1940 kwam Berg in hetzelfde gebouw terecht als Gemmeker, waar Berg op de afdeling politieke recherche werd geplaatst. Nog geen halfjaar later werd hij plaatsvervangend commandant van kamp Schoorl, waar het contact tussen de Duitse kampleiding en de gevangenen goed was. De precieze reden voor de aanstelling van Berg blijft in nevelen gehuld.10 Wel wordt nu al duidelijk dat de carrières van beide mannen sterke parallellen vertonen: ondanks een gebrek aan scholing wisten zij zich op te werken binnen de politie en de NSDAP/SS. Daarbij is duidelijk een eigen initiatief, een streven naar hogere functies zichtbaar. Het is bij Berg, in tegenstelling tot bij Gemmeker, niet duidelijk hoe eventueel antisemitisme of andere redenen mee hebben gespeeld om zich aan te sluiten bij de nazi’s. Gemmeker werd zoals gezegd in oktober 1942 kampcommandant van Polizeiliches 8 Van der Zee, Westerbork, 50-4; Boas, Boulevard des Misères, 15-7. 9 NIOD, 250f, 239, Verdedigingsrede, ‘Lebenslauf’, maart 1946. 10 Von Frijtag, Kamp Amersfoort, 26-9.
  • 7. Durchgangslager Westerbork. Hij zou uiteindelijk zo’n 80.000 joden doorvoeren naar het oosten, voornamelijk naar Auschwitz. Ter vergelijking: zijn drie voorgangers deporteerden er samen ongeveer 23.000. Opvallend genoeg deed dat hij dat ook nog eens ‘noiselessly, impalpably, as if the air had dissolved them.’11 Hoe is dat te verklaren? Hoe ging Albert Gemmeker te werk in ‘zijn’Westerbork? Gemmeker hield van orde en rust en zette zich in om een dergelijke sfeer in zijn kamp te bewerkstelligen.12 Daartoe gebruikte hij drie belangrijke middelen, waarbij er een duidelijk centraal stond: het altijd dreigende transport naar het oosten. Dit was dan ook direct een enorm dreigement, dat Gemmeker liever achter de hand hield dan dat hij persoonlijk in moest grijpen met een zweep. Voor persoonlijk ingrijpen op zich deinsde hij niet terug, zeker als het ging om ontvluchting – daar had hij een bloedhekel aan. In een belangrijk Lagerbefehl (kamporder), nummer 5 van 11 februari 1943, schrijft hij dan ook dat 'wanneer een vlucht gelukt, worden 10 Lageringezetenen uit dezelfde barak op straftransport gesteld.'13 Dit brengt bij mij het tweede middel dat Gemmeker inschakelde om de orde te handhaven: de vele Lagerbefehle die hij uitvaardigde. Hoewel het soepel, rustig verlopen van het transport duidelijk voorop stond tijdens Gemmekers periode in Westerbork, hield hij zich ook bezig met talloze andere zaken – die bij moesten dragen aan een ordentelijk kamp, waardoor het transport dus soepel kon geschieden. Naast ontvluchtingen staan in deze kamporders onder andere bepalingen over wc’s, technisch onderhoud, postontvangst, registratie in het kampziekenhuis, de groetplicht van mannelijke gevangenen, gevonden voorwerpen, het bezit van muziekinstrumenten en bezit van geld. In deze Lagerbefehle vallen twee zaken op. Ten eerste is dat de drang om zoveel mogelijk te registreren, van zoveel mogelijk gevangenen op zoveel mogelijk terreinen. De tweede conclusie die ik trek is dat Gemmeker snel kon inspelen op problemen die er in zijn kamp speelden (met zinsneden als ‘daar het steeds meer voorkomt’). Zo meldt hij, ‘met betrekking tot de in de laatste tijd herhaaldelijk voorgekomen vluchtgevallen’, in kamporder 9 (18 februari 1943), dat de avondklok vervroegd wordt van 22.00 naar 19.00.14 Los van het feit of zijn maatregelen 11 Boas, Boulevard des Misères, 19. 12 D. Mulder, ‘Een schouwburg achter prikkeldraad’, in: D. Mulder en B. Prinsen (ed.), Lachen in het donker. Amusement in kamp Westerbork (Hooghalen/Assen 1996) 41-52, 44-5. 13 Van der Zee, Westerbork, 57. NIOD, 250i, 105-119, Lagerbefehle No. 5, 11 februari 1943. 14
  • 8. terecht of ‘fair’ zijn, lijken zijn beslissingen lang niet altijd arbitrair geweest te zijn. Gemmeker probeerde echter ook via persoonlijkere wegen de gevangenen rustig te houden. Zo schrijft Boas dat Gemmeker relatief toegeeflijk was voor verzoeken van zijn gevangenen, al verwachtte hij dan wel ‘grateful compliance’ als het moment van deportatie was aangebroken (was dat niet het geval, dan kon Gemmeker uit zijn rol van rustige commandant vallen en in woede uitbarsten).15 Dit strookt met de documenten die men kan vinden in het NIOD. Er is een groot aantal verzoekschriften overgeleverd, bijvoorbeeld brieven, voorzien van doktersverklaringen, waarin gevangenen vragen om een bezoek aan zieke familieleden te mogen brengen. Ook werd regelmatig gevraagd om verlichting of vrijstelling van arbeid, op grond van het feit dat 'er in Mischehe lebt mit einer arischen Frau', hetgeen aangevuld kon worden met 'es hat nicht der juedischen Religionsgemeinschaft angehoert'.16 Er werd dus een beroep gedaan op het nationaalsocialistische gedachtegoed, het joods-zijn moest naar de achtergrond verdreven worden. Gemmeker, die zoals gezegd geen principiële antisemiet was, was vaak bereid om verzoeken zoals hierboven genoemd toe te staan.17 Bijzonder was Gemmekers verleende vrijstelling van transport aan twee protestants gedoopte joden, 'auf Grund der Vereinbarungen des Hernn Reichskommissars [Arthur Seyss- Inquart] mit den Vertretern der evangelischen Kirche'.18 Gemmeker doet hier dus simpelweg wat hem van hogerhand opgelegd wordt. Daarbij denk ik dat niet de nationaalsocialistische argumenten in de verzoekschriften Gemmeker tot instemming brachten, maar zijn wens voor orde in het kamp en zijn ontzag voor hogere autoriteiten. In de inleiding en hiervoor stipte ik al het bezit van muziekinstrumenten aan. Dat brengt mij Gemmekers derde ordemiddel: amusement, zoals muziekoptredens en cabaret, NIOD, 250i, 105-119, o.a. Lagerbefehle No. 9, 18 februari 1943 en Lagerbefehle No 10, 25 februari 1943. In totaal vaardige hij Gemmeker 89 Lagerbefehle uit in de periode tussen 1 februari 1943 en 30 maart 1945: gemiddeld eentje elke negen dagen. 15 Boas, Boulevard des Misères, 28. 16 NIOD, 250i, 37-46, verzoekschriften aan Lagerkommandant A.K. Gemmeker. 17 NIOD, 250i, 866-867, reacties van A.K. Gemmeker op verzoekschriften; NIOD, 250i, 868, verklaringen van Lagerkommandant A.K. Gemmeker voor toestemming aan kampingezetenen zich buiten het kamp te begeven, 18 december 1942 – 21 april 1943. 18 NIOD, 250i, 948, verklaringen van Lagerkommandant A.K. Gemmeker over het vrijstellen voor transport van protestants gedoopte joden, 4 oktober 1943 en 13 juni 1944.
  • 9. voor de gevangenen. Gemmeker was een liefhebber van lichte kunstvormen als schlager en komedie. Hij en zijn medewerkers waren niet de enige die de verschillende optredens op dinsdagavond bijwoonden: de zalen waren tot aan de nok toe gevuld met gevangenen. Gemmekers keuze voor de dinsdagavond was een strategische. Immers, de transporten vertrokken meestal op dinsdagmorgen. De optredens waren dus, volgens De Jonge, vooral bedoeld om de mensen enige afleiding te bieden en, volgens Boas, om de orde te bewaken. Dat was dan wel een orde die stand kon houden dankzij een enorme angst.19 Dit alles diende een hoger doel (het transport naar het oosten) en dat poogde Gemmeker weer te bewerkstelligen omdat hem dat van bovenaf was opgelegd. Zijn plichtsbesef, en zeker niet zijn antisemitisme, was zijn belangrijkste motivatie. Berg was vanaf maart 1942 al aanwezig in kamp Amersfoort, om daar plaatsvervangend commandant en oud-collega uit Schoorl Johann Friedrich Stöver bij te staan tijdens de ziekte van de kampcommandant Walter Heinrich. Zowel Stöver als Berg had zich ‘keurig’ gedragen in Schoorl, waar zij goede contacten onderhielden met de gevangenen, maar ze zouden in Amersfoort bijzonder wreed tekeer gaan.20 Op 8 maart 1943 werd Berg officieel de nieuwe Lagerführer, met Joseph Kotälla als tweede man. Het is dus vanaf deze datum dat de analyse verder gaat. Over Kotälla en Berg als duo in het hoofdstuk 2 meer, hier gaat om de wijze waarop Berg de scepter zwaaide in Amersfoort. Hoe ging het er onder hem aan toe in Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort? Hoe verhoudt zich dat tot Gemmekers beleid in Westerbork? Onder Berg was het kamp een stuk opener en minder gewelddadig dan onder Heinrich, maar nog altijd was er sprake van honger(oedeem), ziekte en mishandelingen. Het waren vooral Bergs lager geplaatsen die zich met die mishandelingen bezig hielden. De kampcommandant besteedde zijn tijd vooral aan de selectie van gevangenen voor de arbeidsinzet. Dat was immers de taak van Kamp Amersfoort. De meeste gevangenen, zo’n twintigduizend, werden naar Duitsland doorgevoerd om daar arbeid te verrichten voor de Duitsers. Het was ook daarom dat Berg de onder Heinrich vaak gebruikte straf van voedselonthouding voor alle gevangenen niet meer kon gebruiken. Immers, de kampleiding 19 De Jonge, ‘De zaal zit vol’, 84-5; Boas, Boulevard des Misères, 21, 29. 20 J. Huurdeman, Bij de beuk linksaf. Een jongen van zeven haalt samen met zijn vader schillen op in Kamp Amersfoort. Niemand weet wat zij nog meer doen… (Leusden 2014) 27; Von Frijtag, Kamp Amersfoort, 28-9.
  • 10. had commentaar gekregen op de fysieke gesteldheid van de gevangenen na een visitatie uit Duitsland. Uit dat land kwam het bericht dat men geen interesse meer had in de gevangenen uit het ‘hongerkamp’.21 Dat bevel van hogerhand moet ook hebben meegespeeld in de uiteindelijke toestemming van Berg aan Loes van Overeem van het Nederlandse Rode Kruis om het kamp te betreden. De ‘witte engel’ of ‘Amersfoorts “Florence Nightingale”’, die in juli 1943 voor het eerst echt van zich liet horen, werd eerst flink tegengewerkt door Berg, die stelde dat het zijn gevangenen aan niets ontbrak.22 Van Overeem en haar man, een arts, konden naar binnen komen door de kwestie aanhangig te maken bij Harster, inderdaad degene onder wie Berg in Den Haag bij de Sicherheitspolizei gewerkt had. Voor zijn druk zwichtte Berg dus blijkbaar wel. Zo werd het voor Van Overeem mogelijk om bijvoorbeeld, naast voedselpakketten van haar eigen Rode Kruis, schenkingen van Shell het kamp binnen te krijgen.23 Vanaf eind september 1944 woonde ze vast in kamp Amersfoort. Opvallend genoeg eindigt Berg zijn verdedigingsrede tijdens zijn proces in maart 1946 met een stukje over mevrouw Van Overeem, met wie hij blijkbaar een dusdanige band had opgebouwd dat zij ‘weiss wie ich innerlich über alles dachte’.24 Ook al klopt dat, en waren de twee niet grote tegenstanders, dan sluit dit nog wel aan bij de notie dat er sprake was van externe invloed in Amersfoort en op Berg zelf. Toch was dit niet de enige invloed van buitenaf op het Amersfoortse kamp, al zal Berg daar niet altijd weet van hebben gehad. Huurdemans boek gaat grotendeels over vader Evert en zoon Jan Reemst, ‘illegale postbodes’ die officieel alleen maar kwamen om schillen en andere etensresten op te halen, ten behoeve van Reemsts boerderij. Zij wisten niet alleen illegale brieven het kamp in en uit te smokkelen; Reemst senior voerde zelfs enkele 21 Huurdeman, Bij de beuk linksaf, 34-40; Von Frijtag, Kamp Amersfoort, 113-4, 186. Huurdeman spreekt naast de twintigduizend tewerkgestelden over tienduizend gevangenen die uiteindelijk zijn vrijgelaten, honderden sterfgevallen in Amersfoort zelf en 4500 die doorgevoerd zijn naar andere kampen. Dat komt redelijk overeen met Bergs eigen getal van in totaal 40.000 gevangenen, NIOD, 250f, 239, Verdedigingsrede, maart 1946. 22 NIOD, 250f, 208, Stukken over de hulpverlening door mevrouw L.H.M.A. van Overeem-Ziegenhardt, mei 1945 - november 1947, ‘Amersfoorts “Florence Nightingale”’, Je Maintiendrai, 9 juni 1945. 23 Von Frijtag, Kamp Amersfoort, 144-6. 24 NIOD, 250f, 239, Verdedigingsrede, maart 1946.
  • 11. succesvolle onderhandelingen met Berg. Zo spraken ze over de vrijlating van mannen die bij razzia’s waren opgemaakt en mannen die de Arbeitseinsatz hadden ontlopen. Meerdere keren was Reemst succesvol. Toen Oberle, een bewaker van Amersfoort, bij controle van de mannen die vanuit het kamp op Reemsts boerderij werkten, een joodse gevangene gewelddadig aan pakte omdat die niet hard genoeg aan het werk zou zijn, eiste Reems dat de commandant een einde zou maken aan alle mishandelingen op zijn boerderij. En zowaar: de gevangenen werden vanaf dat moment met rust gelaten. ‘Met Berg was het mogelijk een band op te bouwen, zodat het één en ander “geregeld” kon worden, uiteraard in het voordeel van de gevangenen’, aldus Huurdeman.25 Deze externen (Van Overeem/Rode Kruis, Shell, Reemst) konden dan enige invloed uitoefenen op het kamp, voor de internen waren de regels een stuk strenger. Een goed voorbeeld, zeker om te contrasteren met Gemmeker, waren de regelingen omtrent brieven, pakketten en verzoekschriften. Op de joodse (onduidelijk blijft of Bergs aanpak van de joden gemotiveerd werd door een diep antisemitisme) en Russische gevangenen na, mochten de gevangenen eens per maand een brief sturen en ontvangen; pakketten ontvangen zat er helemaal niet in. De brieven waren onderhevig aan zware censuur. Verzoeken aan de kampcommandant, van bijvoorbeeld de familie, over wat dan ook, leken niets uit te halen.26 Het staat zelfs letterlijk op een verzoek tot het schrijven en ontvangen van een brief: ‘Anfragen an die Kommandantur des Lagers sind zwecklos und werden nicht beantwortet.’27 Het zegt voorts ook veel dat een groep gevangenen op 11 maart 1945 een vervalst ‘Marschbefehl’ nodig achtte om een gevangene het kamp uit te krijgen.28 Dat is een belangrijk verschil met Gemmeker: hij was veel meer geneigd om praktijken als tijdelijke verlating van het kamp toe te laten dan zijn Amersfoortse collega. Het is al opvallend dat Von Frijtag het in haar boek over het ‘tijdperk Kotälla’ en niet over het tijdperk van Berg heeft. Berg liet, in elk geval aangaande de mishandelingen, Kotälla 25 Huurdeman, Bij de beuk linksaf, 87-91. 26 Ibidem, 57. 27 NIOD, 250f, 80, Formulier met voorschriften over de correspondentie met gevangenen ten name van F.W. Driessen, 22 maart 1942. Berg was toen weliswaar nog niet officieel kampcommandant, maar was samen met Stöver – bij ziekte van de jure commandant Heinrich – de feitelijke bestuurder van het kamp; NIOD, 250f, 209, Formulier met aanwijzingen over pakketzendingen. 28 NIOD, 250f, 97, Formulier ‘Marschbefehl’ ten name van G. v.d. Zwart, 11 maart 1945.
  • 12. zijn gang gaan. Later kwam ook de dagelijkse leiding steeds in meer handen van Bergs tweede man. Dat vormt een duidelijk verschil met Gemmeker, zoals gezien bij de besproken Lagerbefehle. Verder liet Berg interne aangelegenheden zoals de ordehandhaving steeds meer aan gevangenen over, ‘een grotere mate van zelfbestuur’, aldus Von Frijtag. Gemmeker liet inderdaad ook veel verantwoordelijkheid aan een gevangene, de Duitse jood Kurt Schlesinger.29 Maar juist de ordehandhaving was Gemmekers kroonjuweel, die zou hij nooit uit handen hebben gegeven. Berg was vatbaar voor invloeden van buitenaf, niet per se alleen door druk van hogerhand (Van Overeem en Harster), want ook zonder invloed (Reemst) liet hij buitenstaanders toe. Bij Gemmeker was Westerbork als geheel echt wel afgesloten van de wereld, er was geen communicatie tussen kamp en samenleving, maar (familieleden van) gevangenen konden wel verzoeken indienen om het kamp tijdelijk te verlaten en die werden regelmatig gehonoreerd. Dat was dan bij Berg weer niet het geval. Mijns inziens ligt dat aan het feit dat Gemmeker bijna maniakaal orde nastreefde; hij sloot het kamp als geheel af van de buitenwereld om die orde te behouden, maar kwam tegelijkertijd individuele gevangenen regelmatig tegemoet om individuele orde – en daarmee hopelijk algehele – te bewerkstelligen. Berg verzette zich weliswaar tegen pogingen van buitenaf om zijn gevangenen te helpen, maar slaagde veel minder in die opzet dan Gemmeker. Dat lijkt interessant – bijna paradoxaal – genoeg het gevolg te zijn van Gemmekers beslissing om juist individuele gevangenen meer contact met de buitenwereld te laten hebben met de buitenwereld en Bergs verzet daar tegen. Bovendien verschilden Gemmeker en Berg in hun gedrag, tot slot, doordat hun kampen een ander doel dienden. Gemmeker moest zoveel mogelijk mensen richting de vernietigingskampen deporteren, Berg moest zijn gevangenen doorvoeren om in Duitsland te laten werken. Gemmekers focus op orde en Bergs latere focus op gezondheid van zijn gevangenen zijn vanuit die verschillende doelen te verklaren. 29 Van der Zee, Westerbork, 56.
  • 13. Hoofdstuk 2: Angst, waardering en samenwerking. Gevangenen en medewerkers van de kampen over hun commandanten Het tweede hoofdstuk komt te spreken over de gevangenen en medewerkers in de beide kampen. Wat was hun mening over de commandanten? Hoe beoordeelden zij het contact met Gemmeker en Berg? De analyse zal ik grotendeels maken aan de hand van twee constateringen. De eerste is dat er sprake was van diversiteit onder de gevangenen en dat de lijn tussen gevangene en medewerker minder duidelijk was dan deze op het eerste gezicht wellicht zou lijken. Dit is ook de reden waarom ik gekozen heb om beide groepen tegelijkertijd te behandelen. De tweede is dat zowel Gemmeker als Berg een persoon, een medewerker van het kamp, naast zich had die wellicht meer gevreesd werd door de bewoners van het kamp dan de commandant zelf: Frau Hassel bij Gemmeker en Joseph Kotälla bij Berg. De inzichten die ik poog te verwerven, baseren zich voornamelijk op primaire bronnen als ooggetuigenverslagen na de oorlog, getuigenissen in rechtsprocessen en egodocumenten. In Geschiedenis van een plek is een groot aantal gesprekken met oud-bewoners (onder wie gevangenen, medewerkers en personen zoals mevrouw Van Overeem) getranscribeerd. Deze bieden waardevolle informatie over de perceptie van Berg bij de kampbewoners. Een belangrijke eerste opmerking die op basis van deze bronnen te maken is, is dat Berg duidelijk verschillende soorten gevangenen anders behandelde. Zo stelt de heer Zoetmulder dat hij en andere civiel-geïnterneerden nooit last hebben gehad ‘van die kerels’, zoals Berg en Kotälla.30 Ook een groep Amerikanen (eveneens civiele gevangenen), zo beschreef Amerikaans staatsburger R.A. Buitink, werd anders behandeld. Hoewel zij bijvoorbeeld dezelfde dagelijkse voedselvoorziening ontvingen als de andere gevangenen, hoefden zij niet werken, dankzij de gemaakte afspraken op de Conferentie van Genève, die de Amersfoortse kampleiding blijkbaar handhaafde. Toch had ook Buitink het gevoel dat ‘you never knew if you would live to see the next day’.31 30 Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 101-2. 31 NIOD, 250f, 297, Buitink R.A., over zijn gevangenschap als Amerikaans staatsburger, 2001.
  • 14. Het lijkt er echter wel degelijk op dat de Amerikaanse gevangenen er minder slecht van afkwamen dan andere groepen gevangenen. A.A. Andreoli, die samen met zo’n 200 andere Amerikaanse burgers in september 1942 geïnterneerd is geweest, schrijft in een reactie op het strafproces van Berg, dat hij het zijn plicht acht ‘onder Uw aandacht te brengen, dat ik, (…) wat betreft de van de zijde van genoemde beklaagde [Berg] ondervonden behandeling, gedurende deze interneringsperiode, geen reden tot klagen heb gehad.’32 De datering die Andreoli noemt, is opvallend. Zoals in hoofdstuk 1 beschreven, zou de periode onder Berg (vanaf maart 1943) enigszins minder zwaar geweest zijn dan toen Heinrich nog de nominale commandant was.33 Andreoli had juist in de periode waarin het voor de meeste gevangenen erger was ‘geen reden tot klagen’. Ook hij dankte dat waarschijnlijk aan de akkoorden van Genève. Andere gevangenen bevestigen juist het heersende beeld over Berg: ‘hij ontzag zich niet om met zijn bespijkerde laarzen op de lichamen van de gevangenen te trappen’ (D.A. Zijlstra) en ‘was een bruut die gevangenen schopte en sloeg’ (J.J. Hesseling). Hesseling meldt voorts dat de algemene mishandelingen in kamp Amersfoort allemaal ‘onder toezicht en met medeweten van Berg’ geschiedden. Een andere, onbekende getuige meldt in het verlengde hiervan dat – hoewel hij Berg zelf nooit heeft zien slaan – Berg inderdaad dergelijke praktijken van zijn ondergeschikten tolereerde, zoals Kotälla.34 Berg nam dus actief deel aan fysiek geweld. Over Gemmeker ontbreken zulke verklaringen, simpelweg omdat hij zelf nooit op die manier ingreep.35 Om de complexe perceptie van Berg alleen nog maar complexer te maken, werp ik nu een blik op het grijze gebied tussen gevangene en medewerker. Zo was gevangene Schols eerst blokoudste en later Lagerälteste. Hij moest af en toe Berg helpen bij de transporten. Schols vertelt over de keer dat zo’n transport ‘finaal in de gort’ lag. Berg wilde daarom het hele kamp straffen door geen Rode Kruis-pakketten uit te delen. Schols (‘die [pakketjes] kun 32 NIOD, 250f, 245, Brieven met reacties van oud-gevangenen op het proces, november-december 1948. 33 Dit wordt ook bevestigd door bijvoorbeeld gevangene en kok Van den Berg: Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 96-7. 34 NIOD, 250f, 60, Stukken over bewakers die mishandelingen hebben gepleegd, 12 april 1946 – 25 mei 1948. 35 Van der Zee, Westerbork, 57.
  • 15. je morgen weggooien’) liet dat niet op zich zitten en wist Berg voor rede vatbaar te maken.36 Evert Reemst had als buitenstaander vergelijkbare ervaringen met Berg gehad. Schols geeft toe dat je een beetje moest slijmen bij Berg. Hoewel het Nieuw Israëlitisch Weekblad meldde dat mensen als Schols dat alleen maar deden om hun eigen hachje te redden, stelt Schols dat hij ‘zoete broodjes’ bakte bij Berg om zo ook iets voor de gevangenen te kunnen doen.37 Schols, die door Berg toch enkele zaken werd toevertrouwd, biedt tot slot een verklaring waarom de Russische gevangenen het zo moesten ontgelden (bijvoorbeeld te zien in het verbod op correspondentie): Berg ‘was er vast van overtuigd dat zo gauw als de Duitsers weg waren dat het communisme het zaakje zou overnemen.’38 Ook Gemmeker schakelde gevangenen in om hem te helpen bij het besturen van zijn kamp. De meest prominente gevangen medewerker was wellicht Kurt Schlesinger, die net als bijvoorbeeld dokter Fritz Spanier in nauw contact stond met Gemmeker. Hij was een soort verbindingsman tussen commandant en gevangenen. Gemmeker en Schlesinger koesterden wederzijdse sympathie en laatstgenoemde verklaarde in het strafproces dan ook dat zijn baas een goede commandant was geweest, ‘die hechtte aan orde, rust en menselijkheid’. Overigens waren de meeste gevangenen dat volgens Schlesinger zelf met hem eens.39 Boas bevestigt dat, maar verklaart dat deze ‘strange infatuation’ alleen maar begrepen kan worden vanuit de enige realiteit die er was: angst. Ook Van der Zee maakt consequent het voorbehoud dat die angst een grote vertekening opleverde in het beeld dat de gevangenen van hun commandant hadden, dat daardoor overwegend positief lijkt. Van der Zee gebruikt daarom liever contemporaine verslagen, zoals de brieven van Etty Hillesum. Zij kon bijvoorbeeld maar niet begrijpen dat vele meisjes en vrouwen in het kamp zo verblind waren door Gemmekers ‘grijze haar, dat zo romantisch afsteekt tegen een nog betrekkelijk jong gezicht’.40 36 Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 118. 37 NIOD, 250f, 43, Krantenknipsel over geprivilegieerde gevangenen, Nieuw Israëlitisch Weekblad, 25 augustus 1945. Nota bene: Schols wordt in dit weekblad niet expliciet genoemd; Armando e.a., Geschiedenis van een Plek, 120. 38 Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 152. 39 Van der Zee, Westerbork, 61-3. Over andere bevoorrechte joden, zie 55-6. 40 Boas, Boulevard des Misères, 19-21; Van der Zee, Westerbork, 67-8. Over Hillesum, zie Van der Zee, Westerbork, 71-5. Over de bijzondere aantrekkingskracht van Gemmeker, zie ook Boas, Boulevard des Misères, 23.
  • 16. Naast de gevangenen die bij Berg en Gemmeker ‘in dienst’ traden, waren er ook die zorgden voor entertainment in de kampen. De bereidheid van beide groepen daartoe is te verklaren vanuit dezelfde overweging: het ontkomen of uitstellen van transport, het ontkomen aan dan wel verlichten van hun dramatische lotsbestemming. Vooral Westerbork onder Gemmeker stond erom bekend veel aandacht te besteden aan ontspanning zoals cabaret en muziek. Dat diende weliswaar vooral het doel om de gevangenen rustig te houden, om afleiding te bieden. Gemmeker zag in zijn gevangenen echter ook een bron voor eigen vermaak. Met musici en bijvoorbeeld ook met bokswedstrijden probeerde hij indruk te maken als er hoge SS’ers op bezoek kwamen.41 Berg gebruikte hen vooral ook voor zijn eigen voordeel en plezier. Daarin is zeker een parallel met Gemmeker te ontdekken, met de kanttekening dat Berg ze overwegend voor eigen plezier inzette, terwijl Gemmekers veel sterker beoogde met de entertainers in Westerbork de orde te bewaken. Berg bijvoorbeeld liet kok en bijna-naamgenoot Van den Berg ‘culinaire kunsten’ voor hem bereiden, die prefereerde hij boven het eten van de koks in de SS-kantine. Van den Berg merkt op dat zijn talent hem een uitzonderingspositie opleverde. Hij werd niet mishandeld, maar was zich er terdege van bewust dat dat alleen maar was ‘omdat die moffen mij nodig hadden voor hun eten.’42 Ook in Westerbork bestond het besef bij de gevangenen dat door het inschakelen van iemands talenten voor de commandant, diens verblijf enigszins verlicht kon worden. Zo wist Löwenhardt dat zijn tekentalent hem de status van gesperrt (voorlopige vrijstelling van transport) had opgeleverd en ook Van Weren, lid van het kamporkest, begreep dat ‘hoe beter het orkest en cabaret waren, des te meer kans zou er zijn op uitstel van deportatie’.43 Tot slot behandel ik het beeld van beide kampcommandanten nog aan de hand van het beeld dat er bestond over twee consorten van Berg en Gemmeker: respectievelijk Joseph Kotälla en Frau Hassel. Engbrocks, een Auschlandsdeutsche in kamp Amersfoort, koppelt de opkomst van Berg aan die van Kotälla, ‘een weke jongen, die zich door Berg liet leiden. (…) 41 NIOD, 250i, 105-119, Lagerbefehle no. 86 (augustus 1944); Van der Zee, Westerbork, 63-4; Boas, Boulevard des Misères, 27. 42 Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 152-3. 43 A. Bitterberg en B. Prinsen, ‘Humor und melodie’, in: D. Mulder en B. Prinsen (ed.), Lachen in het donker. Amusement in kamp Westerbork (Hooghalen/Assen 1996) 16-27, 16; D. Mulder, ‘Een schouwburg achter prikkeldraad’, 46.
  • 17. Kotälla was de hamer van Berg’.44 Kotälla had inderdaad geen stabiele mentale toestand gehad, zo had hij in het voorjaar van 1943 kamp Amersfoort moeten vertalen vanwege zijn zeer kritieke toestand. Enkele maanden later kon hij toch terugkeren en werd hij de tweede man, achter Berg.45 In die hoedanigheid werd Kotälla volgens gevangene Slots ‘het prototype van een kampbewaarder’, iemand die zonder een oorlogssituatie nooit belangrijk zou zijn geweest. Medebewoner Van Dam meldt, over een simpel verzoek om zich te laten scheren, dat Kotälla hem dat met verbaal geweld verbood, maar dat Berg, eenmaal kennis genomen van de situatie, dit Van Dam alsnog toestond.46 Waar Kotälla ‘de hamer van Berg’ genoemd kon worden, zagen de gevangenen in Westerbork Frau Hassel als ‘de kwade geest van Gemmeker’. Elisabeth Helena Mullender- Hassel was Gemmekers secretaresse en minnares. Hassel, die bij afwezigheid van Gemmker de bevoegdheid droeg over bijvoorbeeld het transport, werd gevreesd in het kamp. Vooral de meer aantrekkelijke vrouwen uit het door Hassel gehate cabaret moesten het vaak ontgelden.47 Kenmerkend voor het verschil in perceptie van de gevangenen tussen Gemmeker en Hassel was dat men bijvoorbeeld het strenger toepassen van de voorschriften vaak toeschreef aan de slechte invloed die Hassel op Gemmeker zou hebben. Hassel werd door ‘Dienstleiter’ Ottenstein gezien als een ‘felle nazi’, die minder doelmatig te werk ging dan Gemmeker. De gevangenen wilden het liefst van beide af, maar Gemmeker zou dan nog ‘met een fluwelen koord’ worden opgehangen; voor Hassel had men nog ergere dingen in petto.48 Als mogelijke verklaring komt Eva Moraal met de interessante bijdrage dat vrouwen in dergelijke posities nog sneller als verachtelijk worden beschouwd; Hassels ‘vrouw-zijn’ werd Gemmeker meer aangerekend dan zijn ‘man-zijn’.49 44 Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 96. Auschlandsdeutsche waren al in Nederland wonende Duitsers voor het begin van de oorlog, die bijvoorbeeld in Amersfoort werden ingedeeld in de bewakingseenheid van het kamp. 45 Von Frijtag, Kamp Amersfoort, 53, 186. 46 Armando e.a., Geschiedenis van een plek, 76 (Slots), 116 (Van Dam). 47 Boas, Boulevard des Misères, 25-6. 48 Van der Zee, Westerbork, 59-60; NIOD, 250i, 510, Ottenstein, H.O. (Dienstleiter zur besonderen Verwendung). 49 E. M. Moraal, ‘Als ik morgen niet op transport ga, ga ik ‘s avonds naar de revue’: kamp Westerbork in
  • 18. Met deze vergelijking heb ik willen aantonen dat het beeld van een ander prominent persoon in het kamp het beeld van Berg dan wel Gemmeker kon beïnvloeden. Bij Berg zorgde Kotälla’s gedrag op z’n best voor een iets minder negatief beeld van Berg onder de gevangenen, terwijl zich over Gemmeker dankzij de hekel die de gevangenen aan Hassel hadden zich juist een positievere perceptie vormde. Ook al was de waardering voor Gemmeker irreëel en ingegeven door angst, het moge duidelijk zijn dat de bewoners van Westerbork Gemmeker meer mochten dan de bewoners van Amersfoort Berg. Dat is vooral het gevolg van de manier waarop de commandanten te werk gingen: Gemmeker beheerst en van een afstand (met ‘de trein’ altijd achter de hand), Berg hardhandig en gewelddadig (hij deed wel degelijk zelf aan mishandelingen mee). Ook de gevangenen die ingeschakeld werden in het kampbestuur of andere klusjes moesten opknappen (Schlesinger en Spanier bij Gemmeker, Schols en Van den Berg bij Berg), waren meer te spreken over Gemmeker dan over Berg. Die algemene positievere (of minder negatieve) waardering werd deels ook bepaald door de invloed die twee medewerkers van beide commandanten hadden. Toch wil ik ervoor waken om deze conclusie singulier te maken: in de inleiding wees ik er al op er in de kampen veel verschillende soorten gevangenen waren. Zij, en de verschillende werknemers, hadden allemaal, zowel in Westerbork van Gemmeker als in Amersfoort van Berg, een eigen beeld van hun commandant. brieven, dagboeken en memoires (1942-2010) (Amsterdam 2013, proefschrift Universiteit van Amsterdam) 292.
  • 19. Hoofdstuk 3: ‘Imagining’, hofmeiers en treinen. Berg en Gemmeker in de historiografie In de voorgaande twee hoofdstukken heb ik aan de hand van eigen verslagen en kamporders van Berg en Gemmeker en verklaringen van gevangenen en medewerkers een beeld gepoogd te schetsen van Berg en Gemmeker. Hier wil ik kort ingaan op de implicaties en relevantie die het door mij geschetste beeld heeft voor de bredere historiografie over concentratiekampen en daders in de Holocaust. Ten eerste wil ik benadrukken dat ik mij niet voornamelijk gericht heb op de rol van Gemmeker en Berg als daders in de Holocaust, maar eerder op hun rol als bestuurder van een concentratiekamp, als een soort burgemeesters. Het is mijns inziens te beperkt om alleen maar te kijken naar de geschiedenis van de kampen en beide mannen daarin te zien als dader. Ik vind het belangrijk om de complexiteit van zowel Gemmeker als Berg goed in het oog te houden. Zeker het heersende beeld over Berg (niet per se zijn persoon, als wel zijn gedrag) is wat mij betreft te eenzijdig. Zijn behandeling van de Amerikanen verschilde significant van die van de Russen of joden. Het zou voor de aandacht daarvoor niet uit moeten maken wat Bergs achterliggende reden is geweest. Als Berg verschillende groepen gevangenen anders behandeld heeft, dan moet voor elk van die groepen aandacht zijn en voor alle behandelingen naar een verklaring worden gezocht, hetgeen nu niet gebeurt. Het streven moet zijn om een zo compleet, waarheidsgetrouw mogelijk beeld te schetsen, van welk persoon dan ook. Historiografisch gezien past de perceptie van Berg echter nog altijd beter in het doorsneebeeld van de geweldadige en gemene kamp-SS’er. Gemmeker, hoe vertekend de percepties van de bewoners van Westerbork ook mogen zijn, komt er met karakteristeringen als beheerste gentleman veel beter van af. Mark Roseman – denkend aan Daniel Goldhagens ‘shocking’ claims – vraagt zich af waarom het zo lang duurde, ‘for perpetrators to be taken seriously as active, conscious participants, embracing their cause.’, in casu het nationaalsocialistische gedachtegoed.50 Niet ontkennend dat Berg en Gemmeker ook daders 50 M. Roseman, ‘Beyond Conviction? Perpetrators, Ideas, and Action in the Holocaust in Historiographical Perspective’, in: F. Biess, M. Roseman en Hanna Schissler (ed.), Conflict, Catastrophe and Continuity: Essays on Modern German History (New York 2007) 83-103, 83; Het bedoelde werk is Daniel Goldhagen, Hitler’s Willing Executioners: Ordinary Germans and the Holocaust (New York, 1996).
  • 20. waren, wil ik bij dezen beide deelnemers, en zeker bij Gemmeker, op basis van het hiervoor verrichte onderzoek, stellen dat zij vooral loyaliteit of plichtsbesef en ambitie als drijfveer hadden en niet ideologisch gemotiveerd waren. Bij Berg blijft onduidelijk in hoeverre hij antisemitische denkbeelden had en in welke mate die meegespeeld hebben in zijn gedrag en besluiten als kampcommandant. Eerder en duidelijker was zijn radicale afkeer van het communisme van invloed (namelijk op zijn behandeling van de Russische gevangenen in Amersfoort), in plaats van onbetwist nationaalsocialistische ideeën. Het beeld van Berg behoeft mij betreft niet alleen meer onderzoek (bijvoorbeeld naar eventueel antisemitisch gedachtegoed), maar sowieso een verbreding en verdieping. Ook Berg kon bijvoorbeeld bang zijn voor zijn superieuren, of beïnvloed worden door buitenstaanders. Ook die zaken kunnen helpen bij het verklaren van bepaalde beslissingen of gedragen, maar dat wordt maar mondjesmaat gedaan. ‘Imagining without listening’, zou auteur John Green het noemen, luisteren naar de meervouden waaruit elk persoon bestaat.51 Luisteren is precies wat historici moeten doen: naar de bronnen. Dat heeft niets te maken met het nuanceren of zelfs bagatelliseren van wat er gebeurd is in de kampen, het heeft te maken met het verkrijgen van een beter, dieper inzicht in die gebeurtenissen. Tot slot wil ik nog twee inhoudelijke opmerkingen maken, allebei aangaande het boek van der Zee, Westerbork: het doorganskamp en zijn commandant. Om te beginnen komt zij met de fraaie analogie dat Gemmeker als Merovingische koning het regeren overgelaten zou hebben aan zijn hofmeier Schlesinger.52 Inderdaad was Gemmeker geneigd verantwoordelijkheden over te laten aan Schlesinger, maar gezien zijn vele kamporders en vele gebieden waaraan hij in die orders aandacht besteedde, lijkt een volledige karakterisering als Merovingische koning mij overdreven. De ordehandhaving zou Gemmeker, zoals ik eerder betoogde, nooit volledig uit handen geven. Wellicht is de vergelijking meer op haar plaats als de Merovingische koningen van voor hofmeiers als Pepijn de Korte worden gebruikt; ook toen waren er al hofmeiers, maar niet zo machtig dat ze de facto koning waren.53 Eventueel past de vergelijking misschien ook bij Berg, die veel uit handen gaf aan zijn ‘hofmeiers’ Schol 51 Green, Paper Towns, 241. 52 Van der Zee, Westerbork, 56. 53 Voor een adequate bespreking van de Merovingen, zie C. Wickham, The Inheritannce of Rome. A History of Europe from 400 to 1000 (Londen 2009) 111-129.
  • 21. en Kotälla. Minder ben ik het eens met Van der Zees opmerking ‘de trein was het enige wat hem [Gemmeker] aan zijn gevangenen bond.’54 Dit is mij veel te eenzijdig en krachtig gesteld. Hoewel Gemmeker duidelijk de treintransporten zo soepel mogelijk wilde laten verlopen en dat op vele manieren (een toegeeflijke houding ten opzichte van verzoekschriften, het uitgeven van vele kamporders, van entertainment), was hij toch ook oprecht geïnteresseerd in wat zijn gevangenen konden: muziek maken, sporten, fotograferen. Daarbij probeerde hij met de gevangenen die dergelijke talenten hadden, zijn status te verhogen bij visiterende SS’ers. De gevangenen op transport reden bij Gemmeker inderdaad voorop, maar aan die trein zaten nog meerdere wagons. 54 Van der Zee, Westerbork, 57.
  • 22. Conclusie In dit paper heb ik middels een analyse van hun rol als bestuurder en de reputatie die zij hadden bij hun gevangenen en medewerkers een dubbelportret geschetst van kampcommandanten Karl Peter Berg en Albert Konrad Gemmeker. Daarin kwam, ten eerste, naar voren dat beide mannen voorafgaand aan hun carrière als kampcommandant een vergelijkbare levensloop vertoonden (weinig of geen opleiding, veel ambitie, tonen van eigen initiatief). In het bestuur van hun kamp bleken Gemmeker en Berg meer te verschillen. Waar Gemmeker koste wat kost de rust in zijn kamp wilde bewaren, gaf Berg zijn goedkeuring aan mishandelingen van de gevangenen, waaraan hij zelf ook meedeed. Gemmeker stelde in feite alles in dienst van het bereiken van de door hem zo gewenste orde, om de transporten zo soepel mogelijk te laten verlopen. Zo vaardigde hij vele kamporders uit, was hij vrij toegeeflijk in verzoekschriften (zeker in vergelijking met Berg) en bood hij zijn gevangenen muziek en cabaret. Berg, wiens gevangen in de eerste plaats voor arbeid en niet voor moord geïnterneerd waren, hechtte daar minder waarde aan, maar was op zijn beurt weer vatbaarder voor invloed van buitenaf, van personen als Evert Reemst of Loes van Overeem, die merkten dat met Berg best wat te regelen viel. Dat verschil in bestemming van de kampgevangen is een belangrijk gegeven; waar Gemmeker dus vooral de orde probeerde te bewaren, probeerde Berg (althans, zo stelde hij zelf) zijn gevangenen gezond te houden voor hun toekomstige arbeid in Duitsland. Toen bleek dat de gevangenen zeer verzwakt waren, ging Berg, gebukt onder druk van zijn meerderen, overstag en liet hij de benoemde externe invloed (nog meer) toe. Daarmee is nog een belangrijke overeenkomst genoemd: zowel Berg als Gemmeker had een groot plichtsbesef. Daarbij moet aangetekend worden dat Berg op zijn vingers getikt moest worden om orders op te volgen, terwijl Gemmeker dat vooral uit zichzelf deed. Dat verschil lijkt me vooral gelegen in de persoon van beide commandanten, Gemmeker was nu eenmaal erg gezagsgetrouw. Gemmeker was, tot slot, niet gemotiveerd door een sterk antisemitisme, bij Berg stond dat minder buiten kijf. Bij analyse van de perceptie van de gevangenen en medewerkers kwam naar allereerst naar voren dat, zeker bij Berg, het belangrijk is om aandacht te hebben voor verschillende soorten gevangenen, aangezien verschil in gevangene meestal een verschil in behandeling door Berg met zich meebracht, en daardoor ook in perceptie van die gevangene. Waar Amerikaanse gevangenen duidelijk het minst negatief waren, kregen Russen (Berg was een felle anticommunist) het zwaarder te verduren. Een opvallend verschil bij Berg en Gemmeker was dat bij eerstgenoemde de gevreesde Joseph Kotälla zijn reputatie zeker niet beter maakte,
  • 23. daar algemeen bekend was dat Berg diens gewelddadige praktijken tolereerde, terwijl Gemmeker juist tegenover de gehate Frau Hassel nog meer gewaardeerd werd. Een negatief gewaardeerde medewerker van beide commandanten werkte dus voor hun perceptie twee verschillende kanten op. Beide commandanten schakelden gevangenen in voor hun bestuur en eigen gewin. Echter, waar bij Bergs helpers vooral het negatieve gevoel heerste dat hij ze inderdaad alleen maar minder slecht behandelde omdat hij ze nodig had, waren Gemmekers onderdanen overwegend positiever. Muzikanten in Westerbork wisten ook wel dat Gemmeker hielpen bij het behalen van een doel (orde in het kamp), maar dachten tegelijkertijd vooral aan zichzelf en het uitstellen van hun transport. Dit alles in overweging nemend kom ik tot de conclusie dat Gemmeker zijn kamp beter in de hand had dan Berg, wat niet alleen blijkt uit het feit dat Berg berispingen kreeg uit Duitsland, maar ook dat de Westerborkers meer op hadden met Gemmeker dan de gevangenen in Amersfoort met Berg. Daarbij wil ik nog melden dat het heersende beeld van Berg in de historiografie (en daarbuiten) mijns inziens te eenzijdig is. Hij behandelde verschillende gevangenen op verschillende manieren en bleek voor externen en medewerkers geen onmogelijke onderhandelingspartner. Over Albert Konrad Gemmeker constateerde ik al dat zijn persoon complex was; hetzelfde geldt voor Karl Peter Berg. Literatuur Primair bronmateriaal: Armando, H. Verhagen en M. Keus (ed.), Geschiedenis van een plek. Concentratiekamp Amersfoort (Amersfoort 2000). Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies, Amsterdam
  • 24. Archief 250i Westerbork, Judendurchgangslager: 37-46, verzoekschriften aan Lagerkommandant A.K. Gemmeker; 105-119, Lagerbefehle van Albert Konrad Gemmeker; 510, Ottenstein, H.O. (Dienstleiter zur besonderen Verwendung); 948, verklaringen van Lagerkommandant A.K. Gemmeker over het vrijstellen voor transport van protestants gedoopte joden, 4 oktober 1943 en 13 juni 1944; 1007, Proces Verbaal van het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven. Archief 250f Amersfoort, Polizeiliches Durchgangslager: 43, Krantenknipsel over geprivilegieerde gevangenen, Nieuw Israëlitisch Weekblad, 25 augustus 1945; 80, Formulier met voorschriften over de correspondentie met gevangenen ten name van F.W. Driessen, 22 maart 1942; 60, Stukken over bewakers die mishandelingen hebben gepleegd, 12 april 1946 – 25 mei 1948; 97, Formulier ‘Marschbefehl’ ten name van G. v.d. Zwart, 11 maart 1945; 208, Stukken over de hulpverlening door mevrouw L.H.M.A. van Overeem-Ziegenhardt, mei 1945 - november 1947, ‘Amersfoorts “Florence Nightingale”’, Je Maintiendrai, 9 juni 1945; 209, Formulier met aanwijzingen over pakketzendingen; 239, Verdedigingsrede, maart 1946; 245, Brieven met reacties van oud-gevangenen op het proces, november-december 1948; 297, Buitink R.A., over zijn gevangenschap als Amerikaans staatsburger, 2001. Secundaire literatuur: Bitterberg, A. en B. Prinsen, ‘Humor und melodie’, in: D. Mulder en B. Prinsen (ed.), Lachen in het donker. Amusement in kamp Westerbork (Hooghalen/Assen 1996) 16-27. Boas, J., Boulevard des Misères: The Story of Transit Camp Westerbork (Hamden 1985). Frijtag Drabbe Künzel, G. von, Kamp Amersfoort (Amsterdam 2003). Green, J., Paper Towns (New York 2008). Huurdeman, J., Bij de beuk linksaf. Een jongen van zeven haalt samen met zijn vader schillen op in Kamp Amersfoort. Niemand weet wat zij nog meer doen… (Leusden 2014). Jonge, E. de, 'De zaal zit vol', in: D. Mulder en B. Prinsen (ed.), Lachen in het donker. Amusement in kamp Westerbork (Hooghalen/Assen 1996) 84-91. Moraal, E.M., ‘Als ik morgen niet op transport ga, ga ik ‘s avonds naar de revue’: kamp Westerbork in brieven, dagboeken en memoires (1942-2010) (Amsterdam 2013, proefschrift Universiteit van Amsterdam). Mulder, D., ‘Een schouwburg achter prikkeldraad’, in: D. Mulder en B. Prinsen (ed.), Lachen in het donker. Amusement in kamp Westerbork (Hooghalen/Assen 1996) 41-52. Zee, N. van der, Westerbork: het doorgangskamp en zijn commandant (Soesterberg 2006).