7. bezettingsgraadmetingen fysieke registratie 2 - telefonisch overleg op werkplek - beeldschermwerk - al dan niet formeel overleg - bureauwerk zonder pc of telefoon - wel in gebruik, niet aanwezig - niet in gebruik
8. bezettingsgraadmetingen analyse gegevens meetrondes - piek- en dalbezetting * vb 60% piek >> 40% leegstand - inzicht in gebruik huisvesting * traditioneel : acceptatie leegstand * flexibel : 40% minder werkplekken * taakgericht : projectruimten concentratiewerkplekken vergaderzalen grand café
13. Kwalitatieve analyse van activiteiten per werkpleksoort Item Aantal plekken A B C D E F overleg (> 15) 4 75,9% 0,9% 19,4% 2,2% 0,9% 0,6% overleg (5 - 15) 26 72,9% 1,3% 23,0% 0,7% 0,9% 1,1% overleg (< 5) 27 83,1% 2,7% 10,0% 0,6% 1,9% 1,8% Flexplek 135 52,7% 16,9% 3,1% 2,0% 21,3% 4,0% Vaste werkplek 172 45,8% 15,7% 5,5% 2,3% 25,6% 5,2%
14. Activiteiten, verdeeld over directies Item Aantal plekken A B C D E F ALG 20 61,6% 9,4% 5,3% 0,3% 18,1% 5,3% IC 4 29,7% 15,6% 6,3% 0,0% 28,1% 20,3% BEDR 99 27,3% 27,0% 8,0% 3,5% 27,2% 6,9% I&K 23 37,8% 19,0% 7,9% 4,1% 24,5% 6,8% B&S 14 27,7% 21,0% 6,3% 6,7% 32,6% 5,8% SPEC 5 35,0% 31,3% 3,8% 3,8% 23,8% 2,5% PROJ 4 42,2% 25,0% 3,1% 0,0% 26,6% 3,1% MNGT 3 37,5% 25,0% 4,2% 6,3% 12,5% 1 4,6%
Hinweis der Redaktion
Uit de grafiek blijkt dat de bezettingsgraad door de tijd heen per week verloopt volgens een duidelijke “zaagtand”. Begin van de week ligt de bezettingsgraad tegen de 60% aan en vervolgens loopt de bezettingsgraad af. Goed is te zien dat op 14 oktober de landelijke OV-staking plaatsvond.
Uit de grafiek is af te lezen dat ALG en INR een significant lagere bezettingsgraad kennen dan de andere dienstonderdelen. Samen vertegenwoordigen deze afdelingen 20% van het totaal aan werkplekken. Mogelijk dat binnen deze afdelingen veel deeltijdmedewerkers werkzaam zijn en elke medewerker een eigen werkplek is toegekend. Ook de gemiddelde bezettingsgraad van de andere onderdelen is zodanig dat een logische conclusie zou kunnen zijn om te onderzoeken of en hoe een optimalisatie van de verhouding medewerkers en werkplekken mogelijk is met het oog op een besparing op huisvestinggelden.
Uit de gegevens blijkt dat de bezettingsgraad van de vaste eigen werkplekken drie dagen per week onder de 75% ligt. Ook blijkt dat de aanwezigheid op de eigen vaste werkplek aan de randen van de werkdag (08.30h en 16.30h) op alle dagen onder de 60% ligt.
De gegevens tonen dat de piekbelasting van de wisselwerkplekken op de dag lager is dan die van de vaste werkplekken en niet boven de 60% uitkomt. Een voorzichtige conclusie kan zijn dat de juiste keus is gemaakt bij de toewijzing van de werkplekken op basis van de activiteiten van de medewerkers. Een andere conclusie zou kunnen zijn dat de huidige flexfactor van 30% (135 werkplekken voor 184 medewerkers verhoogd kan worden zonder dat er problemen in de bezetting ontstaan. Er kan op de hoeveelheid werkplekken en bijbehorende kantoorruimte bezuinigd worden. Ook bij de wisselwerkplekken zijn de lagere bezettingsgraden aan de randen van de werkdag te vinden.
Opvallend is de lage bezetting van de vergaderruimten en dan nog specifiek de overlegruimten voor minder dan 5 personen. Deze bezetting gekoppeld aan de bezetting van de werkplekken rechtvaardigt de conclusie dat het werkproces in de onderzochte werkomgeving veelvuldig buiten het gebouw plaatsvindt. In een dergelijke situatie zou het te overwegen zijn om de investerings- en beheerskosten van de huisvesting te analyseren en af te wegen tegen de beoogde voordelen van het gekozen huisvestingsconcept. Een andere conclusie is dat een medewerker, als hij dan aan zijn bureau zit, voor een kwart van de tijd op zijn computer aan het werk is. Er vinden relatief weinig zogenaamde bureauwerkzaamheden plaats
De grafiek toont dat bij ALG meer dan tweemaal zoveel werkplekken onbezet blijven als bij IC, BEDR en B&S. Reden kan zijn dat het werk bij ALG veel minder kantoorgebonden is dan bij de andere onderdelen, wat bevestigd lijkt te worden doordat bij ALG juist weer minder computerwerkzaamheden plaatsvinden. Overigens zijn de cijfers beter bruikbaar wanneer ze gebaseerd zijn op een grote populatie. Wanneer bij MNGT een plek onbezet is, resulteert dat in 33% leegstand terwijl dat bij BEDR slechts 1% zou zijn.